direct naar inhoud van Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Plan: Belienberkdijk 27a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02011003-VG01

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van:

  • 1. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat:
    • a. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing aanwezig is;
    • b. de vrijstelling alleen mag worden toegepast indien elders in deze voorschriften geen andere vrijstellingen zijn opgenomen voor afwijking van deze maten;
  • 2. de regels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een functie ten behoeve algemeen nut - zoals ten dienste van verkeer, waterhuishouding, energievoorziening, telecommunicatie, dagrecreatief medegebruik, de wering van milieuhinder en/of gevaar, de bescherming van diersoorten en/of wild en herdenkingsdoeleinden of religieuze doeleinden, met dien verstande dat:
    • a. de bebouwde oppervlakte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 20 m²;
    • b. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3m¹;
    • c. de hoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 4,5m¹;
    • d. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 15m¹;
  • 3. het bepaalde in de regels voor overschrijding van het bouwvlak of bouwgrens met dien verstande dat:
    • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering en/of perceelsinrichting aanwezig is;
    • b. er geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
    • c. de overschrijding niet mag leiden tot een vermindering van de gebruiksmogelijkheden van de gronden voor piekberging en infiltratie;
    • d. de wegbeheerder en het waterschap worden gehoord.
11.2 Afhankelijke woonruimte / mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om toe te staan dat een bijgebouw bij een bedrijfswoning c.q. een deel van een bedrijfsgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte om te voorzien in een tijdelijke behoefte. Hierbij gelden tenminste de volgende randvoorwaarden:

  • 1. Aangetoond wordt dat inwoning in de (bedrijfs)woning ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort en bewoning als afhankelijke woonruimte van een bijgebouw noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Deze laatste eis geldt niet als er sprake is van een eerste lijns familierelatie tussen de bewoners van de woning en die van de afhankelijke woonruimte;
  • 2. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omliggende (agrarische) bedrijven en woningen en rekening wordt gehouden met aanwezige milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, veiligheid);
  • 3. De afhankelijke woonruimte wordt binnen de maatvoeringen voor bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning c.q. bedrijfsgebouwen volgens de geldende bestemming ingepast, met een maximale oppervlakte van 75 m².
  • 4. De afhankelijke woonruimte wordt bij voorkeur gerealiseerd in een bestaand aangebouwd bijgebouw, of als dat niet mogelijk is in een bestaand vrijstaand bijgebouw dat op maximaal 20 m¹ afstand is gelegen van de achtergevel van de (bedrijf)woning; in het geval er sprake is van een daartoe nieuw te bouwen bijgebouw mag de afstand tot de achtergevel van de (bedrijfs)woning niet meer bedragen dan 10 m¹;
  • 5. aan de vergunning wordt de regel verbonden dat binnen twee maanden nadat het gebruik als afhankelijke woonruimte is beëindigd, dit door de hoofdbewoner schriftelijk wordt gemeld bij het bevoegd gezag.