direct naar inhoud van Artikel 4 Maatschappelijk
Plan: Ollandseweg 119
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0846.BP2012BUI02OLLA119-oh01

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke activiteiten;
  • b. woonzorggebouwen met (zorg)woningen;
  • c. één bedrijfswoning;
  • d. een bebouwingsconcentratie ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie 2';
  • e. cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied';
  • f. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen.

met bij sub a, b en c behorende:

  • i. ondergeschikte recreatieve voorzieningen;
  • j. een ondersteunende horeca voorziening tot een maximum van 100 m2;
  • k. gezamenlijke ontmoetingsruimtes;
  • l. één zorgboerderij;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. een dierenverblijf.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één maatschappelijk bedrijf toegestaan.
  • b. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan;
  • c. Binnen het gehele bouwvlak mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwde oppervlak maximaal 1.500 m² mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan:
      • 30 meter voor een interlokale weg, de Ollandseweg;
      • 25 meter voor overige verharde en onverharde wegen;
    • 3. de afstand tussen gebouwen niet minder mag bedragen dan 3 meter;
    • 4. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 meter.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tot een maximum van 1.500 m²;
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  • d. Gebouwen dienen te zijn voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 12º en ten hoogste 60º.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. De hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Verkleinen afstand tot as van de weg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand van de as van de weg, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen;
  • d. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

4.4 Toestaan overkappingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder b voor het toestaan van overkappingen buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. De overkapping is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van de maatschappelijke voorziening;
  • b. De overkapping is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar;
  • c. Overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • e. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².

4.5 Uitbreiding oppervlakte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen waarbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van de maatschappelijke voorziening;
  • b. De vergroting dient plaats te vinden binnen het bouwvlak;
  • c. De gezamenlijke oppervlakte mag met maximaal 15% worden uitgebreid;
  • d. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen;
  • e. Ten minste 10% van de bebouwde oppervlakte wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
4.6 Specifieke gebruiksregels
4.6.1 Gebruik van bebouwing

Het gebruik conform het bepaalde in lid 4.1 is uitsluitend toegestaan indien de gronden landschappelijk zijn ingepast, conform hetgeen hierover in de, als bijlage aan de regels toegevoegde, paragraaf landschappelijke inpassing is opgenomen.