Bestemmingsplan Buitengebied 2008, Vier Gemalen 3

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie en cultuurhistorie

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart (2005) van de provincie Noord-Brabant weer. Onderhavig plangebied is hierop aangeduid.

uitsnede cultuurhistorische waardenkaart

5.2.1.1 Archeologie

In de Wet op de archeologische monumentenzorg is onder meer opgenomen dat voor bouwwerkzaamheden gelegen binnen een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde én met een oppervlakte van meer dan 100 m² een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.

Analyse
Het plangebied ligt binnen een zone die is aangeduid met lage archeologische verwachtingswaarde. Een archeologisch onderzoek is derhalve niet vereist.

Conclusie
Er zijn geen archeologische waarden van belang. Een nader onderzoek is niet vereist.

5.2.1.2 Cultuurhistorie

Het plangebied ligt binnen het kleinschalige cultuurlandschap De Geelders. Het is een agrarisch landschap met een kleinschalig karakter, bijzonder veel houtsingels en laanbeplanting (hoofdzakelijk populieren). Op de cultuurhistorische waardenkaart is dit gebied aangeduid met een hoge historisch-geografische waarde.

Door de schaalvergroting van de landbouw in de tweede helft van de twintigste eeuw is het kleinschalige karakter van het gebied in de directe omgeving van het plangebied deels verdwenen.
Onderhavig plan betreft een kleinschalige ontwikkeling die geen aantasting vormt voor de nog aanwezige cultuurhistorische waarden noch een belemmering vormt voor een eventueel toekomstig herstel van de historische structuur.

Conclusie
Er worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.

5.2.2 Flora en fauna

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing. De Flora- en faunawet betreft een soortenbescherming. Middels de Natuurbeschermingswet 1998 worden waardevolle gebieden als Vogel- en Habitatrichtlijngebieden beschermd.

Deze paragraaf betreft een quickscan naar de binnen het plangebied aanwezige natuurwaarden en de bescherming van de waarden. Ten aanzien van voorliggend plan moeten de volgende vragen worden beantwoord.

• 1. Zijn er mogelijk beschermde planten of dieren in het plangebied aanwezig, en zo ja, welke?
• 2. Kunnen er verboden handelingen vanwege de Flora- en faunawet optreden ten aanzien van deze soorten ten gevolge van de uitvoering van het plan?
• 3. Is het mogelijk deze verboden handelingen te voorkomen door het treffen van (beschermende) maatregelen?
• 4. Is het noodzakelijk een nader onderzoek uit te voeren en een ontheffing aan te vragen?

ad 1
De eventuele aanwezigheid van beschermde soorten binnen het plangebied is bepaald aan de hand van een literatuuronderzoek, waarbij de volgende bronnen zijn geraadpleegd.

a. Het Natuurloket (www.natuurloket.nl)
Het plangebied ligt binnen één kilometerhok waarvoor gegevens beschikbaar zijn over de hele verspreiding van beschermde soorten. Binnen dit kilometerhok komen de volgende soorten voor:

verspreidingsgegevens soortgroepen

Opgemerkt moet worden dat er geen gegevens bekend zijn over de gehele verspreiding van de beschermde soorten. Veel soorten zijn niet of slecht onderzocht.

b. Provinciale verspreidingsgegevens
(cd “Rekening houden met Habitatrichtlijnsoorten in Noord-Brabant”)

Onderstaande habitatsoorten komen in meer of mindere mate voor in het gebied:

• Groene glazenmaker (mogelijk binnen de wijdere omgeving);
• Heikikker (mogelijk binnen de wijdere omgeving);
• Kamsalamander (mogelijk binnen de wijdere omgeving);
• Poelkikker (mogelijk binnen de wijdere omgeving);
• Rugstreeppad (mogelijk binnen de wijdere omgeving);
• Vleermuis in bos of bomen (mogelijk binnen de wijdere omgeving);
• Drijvende waterweegbree (zeker binnen de wijdere omgeving).

De mogelijk voorkomende soorten zijn regulier in de gehele regio.

ad 2
Het plan omvat het slopen van 376 m² gebouwen, het oprichten van ca 220 m² gebouwen en het aanleggen van ca 200 m² verharding. Daarnaast wordt erfbeplanting verwijderd. Verboden handelingen die zouden kunnen optreden zijn de verstoring van broedende vogels en de verstoring van eventueel aanwezige vleermuizen in de te slopen bebouwing.

ad 3
Er is geen ontheffing mogelijk voor het verstoren van broedplaatsen van vogels. Om te voorkomen dat broedende vogels worden gestoord zal het verwijderen van opgaande beplanting buiten het broedseizoen (dat loopt van half maart tot half juli) worden gestart.
De bestaande bebouwing is van dermate slechte kwaliteit (ramen en deuren ontbreken, gaten in metselwerk) dat verondersteld wordt dat deze niet door vleermuizen gebruikt worden (in verband met tocht).

ad 4
Uit het voorgaande blijkt dat er geen verboden handelingen worden uitgevoerd, mits rekening gehouden wordt met het broedseizoen. Een nader onderzoek alsmede ontheffing van de Flora- en faunawet zijn derhalve niet nodig.

Conclusie
Ontheffing van de Flora- en faunawet is niet nodig.