direct naar inhoud van 5.1 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied 2008, Vier Gemalen 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0844.bp0008viergemalen3-vg01

5.1 Milieu

5.1.1 Bodemkwaliteit

Verhoeven Milieutechniek bv uit Zaltbommel heeft een verkennend bodemonderzoek (NEN5740) uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek (NEN5740) Vier Gemalen (C1468) te Schijndel" (1 maart 2007, nr. B07.3059). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 1. De conclusies van het onderzoeksrapport zijn hieronder weergegeven.

"Voor de onderzoekslocatie werd de hypothese gesteld van een onverdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreiniging. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de gestelde hypothese verworpen, aangezien in de bodem licht tot sterk verhoogde gehalten voor enkele van de geanalyseerde parameters zijn aangetoond.

Het betreffen overschrijdingen van de streef-, tussen- en interventiewaarde(n). Bij overschrijding van de tussen- en interventiewaarden bestaat het vermoeden van een geval van ernstige bodemverontreiniging en dient normaliter nader bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Afhankelijk van de resultaten van dit nader onderzoek wordt het vermoeden van een geval van ernstige bodemverontreiniging bevestigd dan wel verworpen. Aangezien de tussen- en/of interventiewaarde(n) voor koper, chroom en lood in het grondwater worden overschreden, zijn normaliter vervolgstappen noodzakelijk.

De sterk en matig verhoogde gehalten voor metalen in het grondwater kunnen ons inziens worden beschouwd als verhoogde achtergrondgehalten, op basis van de volgende punten:

  • Volgens de historische gegevens van de gemeente en de informatie van de opdrachtgever zijn op de locatie geen bodembedreigende activiteiten aanwezig, die duiden op een koper-, chroom- en/of loodverontreiniging in het grondwater.
  • In de boven- en ondergrond zijn geen verhoogde gehalten voor koper, chroom en lood aangetoond.
  • In de gemeente Schijndel is regelmatig sprake van matig en/of sterk verhoogde achtergrondgehalten voor metalen in het grondwater, waarvoor geen directe antropogene oorzaken aan te wijzen zijn.

Op basis van de bovenstaande punten en in overleg met de gemeente Schijndel d.d. 21 februari 2007 (de heer Vogels) is besloten dat verdergaand onderzoek niet noodzakelijk is.

Met het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek is, ons inziens, de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op een onderzoekslocatie (C1468) gelegen aan de Vier Gemalen te Schijndel in voldoende mate vastgesteld. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt bestaan geen bezwaren tegen de voorgenomen onroerend goed transactie en toekomstige woningbouw op de locatie."

Algemene conclusie

De bodemkundige situatie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie. De Besluiten externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en externe veiligheid buisleidingen (Bevb) moeten individuele en groepen burgers een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Burgers moeten voldoende beschermd zijn tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het basisbeschermingsniveau is een basisnorm dat de kans uitdrukt dat een omwonende overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. Het is uitgedrukt in een getal: het plaatsgebonden risico (PR). Dat is de kans dat een persoon die een jaar lang permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats aanwezig is, als rechtstreeks gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen overlijdt. Het Bevi legt het plaatsgebonden risico (PR) vast. Daarmee kunnen gemeenten en provincies veiligheidsafstanden rond risicobedrijven bepalen.

Daarnaast leggen het Bevi en het Bevb een verantwoordingsplicht op voor het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft de kans aan dat een groep personen door een ongeval bij een risicobedrijf overlijdt. Een gemeente of provincie moet een verantwoording van het groepsrisico afleggen bij veranderingen van het groepsrisico. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen.

Analyse

Ten westen van het plangebied liggen twee gastransportleidingen (Gasunie) met diameters van 36" respectievelijk 42" en werkdruk van 66,2 bar (bron: Risicokaart Nederland). De risicoafstand PR van deze leidingen bedraagt 0 m. De inventarisatieafstanden GR bedragen 430 m respectievelijk 490 m (bron: "Handboek buisleidingen in bestemmingsplannen").
Het plangebied ligt op ca 300 m van de buisleidingen en derhalve buiten de risicoafstand PR en binnen de inventarisatieafstand GR. Een nadere afweging is derhalve noodzakelijk.

Bij het GR gaat het om het aantal aanwezige personen binnen de inventarisatieafstand. Onderhavig plan omvat de vervangende nieuwbouw van één woning. Het aantal personen dat binnen de inventarisatieafstand aanwezig is blijft gelijk. Het GR neemt derhalve niet toe, waarmee wordt voldaan aan het Bevb.

In de directe omgeving zijn geen andere objecten en/of leidingen aanwezig waarvoor een gevarencontour geldt in het kader van de genoemde besluiten.

Conclusie
Het plan is niet in strijd met het Bevi en het Bevb. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.

5.1.3 Geurhinder veehouderijen

Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij moet worden beoordeeld of de bouw van nieuwe woningen of andere geurgevoelige objecten een belemmering vormt voor omliggende agrarische bedrijven. Tevens moet worden beoordeeld of het leefklimaat in het plangebied voldoende is.

In de directe omgeving van het plangebied ligt alleen de stierenfokkerij op het adres Vier Gemalen 9. Conform het vigerende bestemmingsplan is ter plaatse het vestigen van een intensieve veehouderij toegestaan. De afstand van het bestemmingsvlak van de veehouderij tot onderhavig plangebied bedraagt 83 m.

De nieuwe woning komt op grotere afstand tot de veehouderij te staan, dan de bestaande woning. De geurbelasting op de woning neemt hiermee dus af. Ongeacht de hoogte van de geurbelasting op de woning wordt voldaan aan de Wet geurhinder en veehouderij (zie art 3, derde lid Wgv).

Het plan leidt bovendien tot een (lichte) verbetering van het leefklimaat in de woning.

Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij.

5.1.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteitseisen voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde plannen met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging als gestelde grenswaarden voor PM10 en NO2 niet worden overschreden.

In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” wordt aangegeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwplan op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekenende mate'. De bijlage geeft een harde omschrijving van een aantal gevallen. Zo geldt bij één ontsluitingsweg een aantal van 1500 nieuwe woningen netto (vervanging van bestaande woningen geldt als bijdrageneutraal) of 100.000 m² kantoren.

De Wet bevat geen 'omgekeerde werking'. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet toch worden getoetst of een plan gesitueerd is in een gebied met een te hoge fijnstofconcentratie.

Toetsing

Het plan omvat de vervangende nieuwbouw van één woning. Het plan draagt daarbij niet bij aan de luchtkwaliteit

Het plangebied ligt niet in de nabijheid van autosnelwegen of wegen met een zeer hoge intensiteit. Daarom kan worden aangenomen dat de fijnstofconcentratie van de omgeving voldoende laag is om in een gezond leefklimaat te voorzien.

Conclusie

Het plan voldoet aan de Wet luchtkwaliteitseisen en de luchtkwaliteit van de omgeving is voldoende om in een gezond leefklimaat te voorzien.

5.1.5 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden getoetst of:

  • 1. de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen);
  • 2. bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling c.q. of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt op de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen.

Invloed ontwikkeling op omgeving
Onderhavig plan omvat geen milieubelastende inrichtingen of activiteiten. Het plan is derhalve niet van invloed op omliggende woningen.

Invloed omliggende inrichtingen op voorgestane ontwikkeling
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen milieubelastende inrichtingen die een belemmering zouden kunnen vormen voor onderhavig plan.

Conclusie
Het plan is milieutechnisch gezien passend.

5.1.6 Verkeerslawaai

Het plangebied ligt binnen de onderzoekszones van de Vier Gemalen en de Oetelaarsestraat. Beide zijn erfontsluitingswegen zonder doorgaand karakter in het buitengebied van Schijndel en hebben een lage intensiteit.

De afstand van de bestaande woning tot de as van de Vier Gemalen bedraagt 10 m. De afstand van de nieuwe woning tot de as van deze weg bedraagt 23 m. Er is sprake van een vergroting van de afstand. De geluidssituatie wordt derhalve beter.

De afstand tot de Oetelaarsestraat wordt verkleind tot 75 m. Gezien deze afstand en de lage intensiteit op deze weg kan gesteld worden dat de gevelbelasting op de nieuwe woning voldoende laag is om aan de daaraan gestelde voorwaarden te voldoen.

Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet geluidhinder.