Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 sub b van deze regels voor een daarbij te bepalen periode en toestaan dat een niet voor bewoning bestemd gebouw tijdelijk wordt gebruikt voor woondoeleinden, indien:
- het gebruik van het gebouw voor woondoeleinden noodzakelijk is vanuit het oogpunt van een aantoonbare noodzaak tot mantelzorg van de bewoner. Deze noodzaak dient aangetoond te worden door een door het bevoegd gezag aangewezen onafhankelijk deskundige;
- onverminderd wordt voldaan aan de regels van de toepasselijke bestemming;
- onverminderd het bepaald in sub 2, het gebouw een oppervlakte heeft van maximaal 80 m²;
- het gebruik van het gebouw voor woondoeleinden niet leidt tot onevenredige aantasting van belangen van omwonenden, waaronder begrepen (agrarische) bedrijven;
- het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, bedoeld in sub 1 tot en met 4, indien de noodzaak tot mantelzorg niet meer aanwezig is.