direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Rucphen 2020, Heistraat 18 te Zegge
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.9000BW051-DEF1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020, Heistraat 18 te Zegge' met identificatienummer NL.IMRO.0840.9000BW051-DEF1 van de gemeente Rucphen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.6 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bed and breakfast

een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf (maximumverblijfsduur zes aaneengesloten nachten) met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Hieronder wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Aanverwante voorzieningen, zoals speeltuintjes, stallingen, detailhandel, horeca en dergelijke zijn niet toegestaan;

1.9 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis daaronder niet begrepen;

1.10 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.11 beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van bedrijvigheid waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door de bewoner van de woning als ondergeschikte activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk bij de woning wordt uitgeoefend;

1.12 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, mits dat bouwwerk legaal tot stand is gekomen, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, mits dat gebruik legaal tot stand is gekomen, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 cultuurhistorische waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder tevens internetbedrijven worden verstaan waarbij producten ter plaatse bezichtigd, geretourneerd en/of afgehaald kunnen worden;

1.24 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.25 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.28 hobbymatig houden van paarden

het niet bedrijfsmatig houden van paarden, zodat er geen sprake is van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, en niet is gericht op het generen van winst;

1.29 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.30 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.31 kernrandzone

overgangsgebied, gelegen langs het bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand tot elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie;

1.32 kunstwerken

bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.33 landschapselementen

ecologische, cultuurhistorische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha;

1.34 landschappelijke inpassing

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden, om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing en/of gebruik die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap;

1.35 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, natuurwaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.36 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.37 nevenactiviteit

een ondergeschikte activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kan worden uitgeoefend;

1.38 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten in lijn met de bestemming dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehandhaafd;

1.39 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.40 overkapping

een bouwwerk voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;

1.41 paardenbak

een niet overdekt en al dan niet omsloten terrein, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, voor het africhten, trainen en berijden van paarden en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.42 pantry

kleine keuken voorzien van onder andere warm en koud water, de mogelijkheid tot zetten koffie/thee, aanwezigheid van een koelkast, koffieautomaat etcetera; een pantry is niet bedoeld om maaltijden te bereiden middels fornuizen of kookplaten;

1.43 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.44 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.45 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.46 ruimtelijke kwaliteitsverbetering

een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving;

1.47 seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.48 slopen

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.49 statische opslag

opslag van goederen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel en mag niet plaatsvinden voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

1.50 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.51 theeschenkerij

kleinschalige dagrecreatieve horecavoorziening (inclusief terras) die uitsluitend tot hoofddoel heeft het tegen betaling verstrekken van niet-alcoholische dranken en kleine gerechten; het gebruik van ruimten voor feesten en partijen vallen hier niet onder;

1.52 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.53 voorgevel

de gevel van een gebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.54 waterberging

gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;

1.55 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.56 weg

als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.57 werk

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.58 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen
2.1.1 afstanden

van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw;

2.1.2 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein

door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;

2.1.3 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en de zijgevel van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen, zoals goten van dakkapellen, niet meegerekend;

2.1.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.9 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

2.1.10 de verticale diepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals funderingen, rioleringen, kabels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bouwdelen als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen of in de regels bepaalde afstands- en hoogtematen maximaal 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Landschapselement

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurlijke en/of cultuurhistorisch en/of landschappelijk waardevolle landschapselementen;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van zandwegen en andere on- of halfverharde wegen;
  • e. ondergeschikte bijbehorende wegen, paden en verhardingen;
  • f. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Het is verboden om op deze gronden te bouwen.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  • b. het gebruik van gronden voor het grazen van dieren zodanig dat het landschapselement wordt aangetast;
3.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
3.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas, tenzij het beplanting betreft die wordt aangebracht ter uitvoering van het in artikel 8.2 genoemd landschappelijk inpassingsplan;
  • b. het vellen van houtgewas wat niet overeenkomt met de duurzame ontwikkeling of instandhouding van de bij de bestemming behorende landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
  • e. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • f. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • g. het aanbrengen van voorzieningen van geringe omvang ten behoeve van extensieve recreatie;
  • h. het aanbrengen van (half)verhardingen.
3.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming, als afzetten, knotten, dunnen, waarbij de in lid 3.1.1 onder a genoemde waarden duurzaam worden veiliggesteld;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
3.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.1.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  • b. een deskundigenrapport is overgelegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning, waarbij per bouwvlak één woning is toegestaan;
  • b. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand tussen gebouwen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m;
4.2.2 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 5,5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' maximaal de aangegeven goot- en bouwhoogte zijn toegestaan.
  • c. de breedte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 20 m, of maximaal de bestaande breedte indien het hoofdgebouw op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan breder is dan 20 m;
  • d. de afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot de as van de openbare weg bedraagt minimaal 15 m;
  • e. de inhoud bedraagt maximaal 750 m3;
  • f. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • g. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte bijbehorende bouwwerken (m)' de goothoogte maximaal de aangegeven goothoogte bedraagt;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte bijbehorende bouwwerken (m)' de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven bouwhoogte bedraagt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt maximaal 396 m2, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel maximaal 40% bedraagt;
  • e. In afwijking van het bepaalde onder d gelden de volgende regels:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal de aangegeven oppervlakte;
  • f. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan;
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij een woning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot de woning maximaal 20 m bedraagt;
    • 5. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 4.2.3;
  • b. de bouwhoogte van pergola's en tuinmeubilair bedraagt maximaal 2,5 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Paardenbak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het oprichten van een paardenbak voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. per woning binnen het bouwvlak maximaal 1 paardenbak is toegestaan;
  • b. de paardenbak wordt opgericht achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak maximaal 1200 m2 bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
  • e. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst;
  • f. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 25 m bedraagt.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden binnen deze bestemming voor andere vormen van wonen dan de huisvesting van één afzonderlijk huishouden per woning, zoals bedrijfsmatige kamerverhuur of de huisvesting van (groepen) personen die geen huishouden vormen;
  • b. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van opstallen voor statische opslag;
  • d. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • f. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast of een theeschenkerij;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1 juncto lid 4.4.1 onder f voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in het hoofdgebouw en/of in bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m2 bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving, met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor theeschenkerijen;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • g. de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties;
  • h. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • k. de uitoefening van seksinrichtingen niet is toegestaan;
  • l. de uitoefening van horeca-activiteiten niet is toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een theeschenkerij;
    • 2. een bed and breakfast, met dien verstande dat:
      • het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
      • de vloeroppervlakte van de bed and breakfast maximaal 40% van het totale woonoppervlak bedraagt;
      • er maximaal 4 bed and breakfast kamers mogen worden gerealiseerd; hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk worden gerealiseerd voor in totaal maximaal 4 personen;
      • de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
      • in een voormalige mantelzorgwoning een bed and breakfast mag worden gerealiseerd wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening is verwijderd, waarbij een pantry wel is toegestaan;
      • de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding, bescherming en het behoud van archeologische waarden of verwachtingswaarden.
5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 4 en 3) mogen op of in deze gronden geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, waarbij de verstoorde oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en/of gebruik wordt gemaakt van de diepte van de bestaande fundering zonder daarbij de bestaande fundering dieper uit te graven;
  • b. gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet leiden tot een verstoring dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld en:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 2' met een oppervlakte kleiner dan 100 m2;
5.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming gebouwen, dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits de indiener bij de omgevingsvergunning- aanvraag ter beoordeling een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige die hiervoor gecertificeerd is conform de Erfgoedwet, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. indien dit een gravend archeologisch onderzoek betreft, het verplicht is om een Programma van Eisen conform de vigerende KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag, en;
    • 2. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
    • 3. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
    • 4. geen archeologische waarden te verwachten zijn of kunnen worden geschaad.
  • b. In de situatie als bedoeld in lid 5.3 sub a, kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
  • c. Bij de beoordeling van archeologische rapporten, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door het bevoegd gezag van de gemeente Rucphen.
5.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningvereiste
  • a. Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontgronden, ontginnen, vergraven, afgraven, verwijderen van bestaande funderingen, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen van gronden;
    • 2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
    • 3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
    • 5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het vellen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 6. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, tenzij verricht door een ter zake deskundige, namelijk een hiertoe gecertificeerde archeologische instantie conform de Erfgoedwet, die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a geldt niet voor werken en/of werkzaamheden, die:
    • 1. niet leiden tot een verstoring dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld en:
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 2' met een oppervlakte kleiner dan 100 m2;
5.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 5.2 van toepassing is;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd op de plaats van een verwijderde of nog te verwijderen fundering waarbij geen diepere verstoringen worden veroorzaakt;
  • f. worden uitgevoerd in het kader van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen alsmede werken en/of werkzaamheden binnen de bestaande tracés van kabels en leidingen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte.
5.4.3 Rapport

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 kan door het bevoegd gezag slechts worden verleend indien de indiener bij de omgevingsvergunningsaanvraag een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, namelijk een hiertoe gecertificeerde archeologische instantie conform de Erfgoedwet, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. indien dit een gravend archeologisch onderzoek betreft, het verplicht is om een Programma van Eisen conform de vigerende KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag, en;
  • b. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
  • c. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
  • d. geen archeologische waarden te verwachten zijn of kunnen worden geschaad.
5.4.4 Beoordeling rapport

Bij de beoordeling van archeologische rapporten als bedoeld in lid 5.4.3, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door het bevoegd gezag van de gemeente Rucphen.

5.4.5 Voorwaarden

In de situatie als bedoeld in lid 5.4.3 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige, namelijk een hiertoe gecertificeerde archeologische instantie conform de Erfgoedwet, die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Afstand van geluidsgevoelige bebouwing tot de weg
7.1.1 Algemeen

Deze bepaling strekt tot de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met het wegverkeerslawaai van lokale en interlokale wegen.

7.1.2 Bouwregels

Voor de bouw van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen op gronden die zijn gelegen naast wegen dient in ieder geval een afstand van 15 m uit de as van de weg in acht te worden genomen, met dien verstande dat deze afstand niet geldt voor gronden gelegen:

  • a. naast wegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde wegen' en de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - halfverharde wegen';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg', waar een afstand van 25 m uit de as van de weg in acht dient te worden genomen.
7.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, al dan niet in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid 11.3, door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1.2 voor het toestaan van een kortere afstand tot de weg, met dien verstande dat de voldaan moet worden aan de geluidsnormen voor nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen uit de Wet geluidhinder juncto het Besluit geluidhinder.

7.2 Ondergronds bouwen
7.2.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak zijn ondergrondse bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ondergrondse bouwwerken onder de contouren van bedrijfswoningen zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m, met dien verstande dat toegangen tot deze ondergrondse bouwwerken, zoals hellingbanen en trappen, ook buiten de genoemde contouren zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m;
    • 2. hellingbanen en laaddocks, anders dan bij bedrijfswoningen zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m;
    • 3. randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals bergbezinkbassins, bergbezinkleidingen en bergingsbassins, zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m;
    • 4. overige ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 1,5 m;
  • b. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende ondergrondse bouwwerken toegestaan:
    • 1. randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals bergbezinkbassins, bergbezinkleidingen en bergingsbassins, tot een verticale diepte van maximaal 6 m;
  • c. bij de berekening van de inhoud van bedrijfswoningen wordt de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet meegerekend.
7.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil, onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord en nadat schriftelijk advies is verkregen van het waterwinbedrijf.

7.3 Bestaande afstanden en andere maten
7.3.1 Bestaande afstanden
  • a. In die gevallen dat afstanden tot of tussen bestaande gebouwen en bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande afstanden, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In het geval van sloop en vervangende nieuwbouw is het bepaalde onder a van overeenkomstige toepassing, maar uitsluitend indien de vervangende nieuwbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
7.3.2 Bestaande andere maten
  • a. In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande gebouwen en bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In het geval van sloop en vervangende nieuwbouw is het bepaalde onder a van overeenkomstige toepassing, maar uitsluitend indien de vervangende nieuwbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
7.4 Nadere eisen
7.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning, met inachtneming van de regels zoals vervat in hoofdstuk 2, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.4.2 Voorwaarden

De in lid 7.4.1 bedoelde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan;
  • b. met het oog op de verkeersafwikkeling, de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in verband met calamiteiten.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 5 bedoelde gronden en bouwwerken:

  • a. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving;
  • b. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven voor een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  • c. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven ten behoeve van de productie, opslag, stalling en dumping van:
    • 1. een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
    • 2. grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet.
8.2 Voorwaardelijke verplichting
8.2.1 Heistraat 18

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting Heistraat 18' geldt de volgende regel:

  • a. de gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Wonen' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing binnen 18 maanden na aanvang van de bewoning is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijke inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Luchtvaartverkeerzone - 3
9.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - 3' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de vliegveiligheid in verband met de ligging binnen de obestakelbeheervlakken vanwege het luchtvaartverkeer.

9.1.2 Bouwregels

Al dan niet in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 en 4) mag de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer bedragen dan 54,14 m boven NAP.

9.2 Overige zone - beslotenheid
9.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - beslotenheid' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud van de beslotenheid in het landschap.

9.2.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. houtgewas te vellen of te kappen.
b Uitzonderingsregel

Het in lid 9.2.2 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. behoren tot de reguliere werkzaamheden ten behoeve van een boomteeltbedrijf;
  • c. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 9.2.2 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend dan nadat is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de landschappelijke waarden.

9.3 Vrijwaringszone - obstakelbeheerzone
9.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - obstakelbeheerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de radarverstoringsgebieden van Vliegbasis Woensdrecht en radarstation Herwijnen, teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen en bescherming van de obstakelbeheerzones van Vliegbasis Woensdrecht.

9.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 en 4):

  • a. mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een hoogte van meer dan 88 meter;
  • b. geldt voor windturbines, in aanvulling op het bepaalde onder a en naast de bouwregels zoals opgenomen in de artikelen 3 tot en met 25, dat geen windturbines mogen worden opgericht met een tiphoogte hoger dan 90 m + NAP.
9.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.3.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. de Minister van Defensie ingestemd heeft met de ontwikkeling.

Artikel 10 Algemene procedureregels

10.1 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten,percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%, met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan voor de vergroting van de inhoud van woningen en bedrijfswoningen en voor de vergroting van de oppervlakte van recreatiewoningen, en enkel in de gevallen waarbij is aangetoond dat afwijking noodzakelijk is:
    • 1. ten gevolge van de technische eisen zoals opgenomen in het Bouwbesluit; of
    • 2. in verband met een woningaanpassing in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning; of
    • 3. ter optimalisering van de bedrijfsvoering;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, met dien verstande dat de overschrijding maximaal 2,5 m bedraagt en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-/ontvangstinstallaties en/of sirenemasten wordt verhoogd tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;

met dien verstande dat:

    • 1. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad.
11.2 Bouwwerken ten behoeve van hobbymatig agrarisch grondgebruik

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen en de bouw van een bouwwerk ten behoeve van hobbymatig agrarisch grondgebruik toestaan, met dien verstande dat:

  • a. medewerking uitsluitend wordt verleend op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - kernrandzone';
  • b. de oppervlakte van een bouwwerk ten hoogste 20 m2 bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van een bouwwerk ten hoogste 4 m bedraagt;
  • d. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • e. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
11.3 Kleinere afstand van bouwwerken tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de minimale afstand van bouwwerken tot de as van de weg zoals voorgeschreven in hoofdstuk 2, met dien verstande dat

  • a. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Algemene procedureregels

12.1 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in artikel 8 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

13.2 Parkeerregeling
  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017 ' d.d. 31 mei 2017;
  • b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a indien wordt voorzien in parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld onder a;
  • c. indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017' als bedoeld onder a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging.
  • d. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregels

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020, Heistraat 18 te Zegge'.