direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Rucphen 2020, Landgoed Jachthuis Schijf
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020, Landgoed Jachthuis Schijf' van de gemeente Rucphen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 abiotische waarden

het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);

1.5 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.6 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bed and breakfast

een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf (maximumverblijfsduur zes aaneengesloten nachten) met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Hieronder wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Aanverwante voorzieningen, zoals speeltuintjes, stallingen, detailhandel, horeca en dergelijke zijn niet toegestaan;

1.9 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, een agrarisch bedrijf, een kantoor, een detailhandelsvoorziening, een horecavoorziening, een maatschappelijke voorziening, een voorziening voor cultuur en ontspanning, een maatschappelijke voorziening, een dag- of verblijfsrecreatieve voorziening of een sportvoorziening;

1.10 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.11 beperkingen veehouderij

gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt;

1.12 beperkt kwetsbaar object

onder een beperkt kwetsbaar object worden verstaan:

  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per ha, en;
  • b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • c. kantoorgebouwen;
  • d. hotels en restaurants;
  • e. winkels;
  • f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;
  • h. bedrijfsgebouwen;
  • i. objecten die met de onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en;
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.13 beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van bedrijvigheid waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door de bewoner van de woning als ondergeschikte activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk bij de woning wordt uitgeoefend;

1.14 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.18 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.19 boringvrije zone

gebied rondom een waterwingebied waar zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken een aaneengesloten slecht doorlaatbare kleilaag bevindt;

1.20 bos

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding), landschap en extensieve recreatie;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 cultuurhistorische waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.29 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

een cultuurhistorisch waardevol pand, object of andere vorm van bebouwing met architectuurhistorische waarde, cultuurhistorische waarde, ruimtelijke samenhang, landschappelijke waarde en/of gaafheid;

1.30 dagrecreatie

recreatieve activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, die plaats vinden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder tevens internetbedrijven worden verstaan waarbij producten ter plaatse bezichtigd, geretourneerd en/of afgehaald kunnen worden;

1.32 dierenobservatiepost

een gedeeltelijk ingegraven of volledig boven de grond opgericht bouwwerk bestemd voor de wetenschappelijke, educatieve en/of recreatieve observatie van dieren;

1.33 ecologische verbindingszone

een langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd (al dan niet aaneengesloten);

1.34 ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde of oorspronkelijke natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van de bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

1.35 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.36 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.37 extensieve (dag)recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en paardrijden;

1.38 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.41 groenblauwe mantel

gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water;

1.42 hobbymatig houden van paarden

het niet bedrijfsmatig houden van paarden, zodat er geen sprake is van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer en niet is gericht op het generen van winst;

1.43 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.44 horecabedrijf

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.45 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.46 kunstwerken

bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.47 kwetsbaar object

onder een kwetsbaar object worden verstaan:

  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  • b. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    • 4. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
      • kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1.500 m2;
      • complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlakte meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlakte van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
      • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.48 landgoed

ruimtelijk-functionele eenheid bestaande uit bos of overige natuur, al dan niet in combinatie met agrarische gronden, met daarin een geconcentreerde vorm van karakteristieke (woon)bebouwing;

1.49 landgoedbedrijf

een bedrijf dat voorziet in het onderhoud en beheer van een landgoed door bosbouw, natuurontwikkeling en natuur- en landschapsbeheer;

1.50 landschapselementen

ecologische, cultuurhistorische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha;

1.51 landschappelijke inpassing

het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de structuur van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;

1.52 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, natuurwaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.53 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.54 Natuur Netwerk Brabant

samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

1.55 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende, gewenste of oorspronkelijke waarden in verband met biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;

1.56 nevenactiviteit

een activiteit die als ondergeschikte functie bij het agrarisch bedrijf kan worden uitgevoerd om daarmee inkomsten voor het bedrijf kan genereren;

1.57 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten in lijn met de bestemming dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehandhaafd;

1.58 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.59 overkapping

een bouwwerk voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;

1.60 paardenbak

een niet overdekt en al dan niet omsloten terrein, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, voor het africhten, trainen en berijden van paarden en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.61 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.62 permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf dan wel vaste woon- of verblijfplaats;

1.63 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.64 recreatie

het ondernemen van activiteiten voor diens plezier;

1.65 recreatieverblijf

een (gedeelte van een) gebouw, onderkomen of voertuig dat is bestemd voor, en naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, zoals een recreatiewoning, een groepsaccommodatie, een boerderijkamer/appartement, een trekkershut, een vakantieappartement, een vakantiebungalow, een glamping accommodatie, een stacaravan en een mobiel kampeermiddel;

1.66 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.67 slopen

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.68 statische opslag

opslag van goederen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

1.69 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
1.70 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.71 verblijfsrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;

1.72 verkoop eigen vervaardigde producten

verkoop van op het agrarisch bedrijf geproduceerde of gefokte producten, zoals een vleesverkoop, kaasmakerij of ijsmakerij;

1.73 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.74 voorgevel

de gevel van een gebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.75 voorgevellijn

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  • a. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • b. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien de afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.
1.76 waterberging

gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;

1.77 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals waterlopen en watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van watergangen en dergelijke;

1.78 waterwinbedrijf

een bedrijf gericht op het winnen van water uit het waterwingebied met bijbehorende voorzieningen zoals een retentievijver, een onthardingsinstallatie en kalk-opslag;

1.79 weg

als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.80 werk

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.81 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen
2.1.1 afstanden

van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw;

2.1.2 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein

door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;

2.1.3 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en de zijgevel van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen, zoals goten van dakkapellen, niet meegerekend;

2.1.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.9 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.

2.1.10 de verticale diepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals funderingen, rioleringen, kabels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bouwdelen als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen of in de regels bepaalde afstands- en hoogtematen maximaal 1 m bedraagt.

2.3 Relatie
  • a. indien twee of meer bestemmingsvlakken en/of bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken en/of bouwvlakken voor de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak en/of één bouwvlak;
  • b. indien op de bestemmingsvlakken of bouwvlakken als bedoeld onder a dezelfde aanduidingen en/of maatvoeringsvlakken met dezelfde maatvoering zijn opgenomen, gelden ook die aanduidingen en/of maatvoeringsvlakken voor de toepassing van deze regels als één aanduiding respectievelijk één maatvoeringsvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de abiotische, landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en natuurlijke waarden en kenmerken, waaronder begrepen zandwegen en andere on- of halfverharde wegen;
  • c. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels

Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen buiten het bouwvlak worden opgericht:

  • a. erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van agrarisch gebruik, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,5 m bedraagt;
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen, producten en mest op onbebouwde gronden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en onder de voorwaarden dat:
    • 1. de hoogte van opslag op onbebouwde gronden maximaal 4 m bedraagt;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag;
  • c. huisvesting van seizoensarbeiders;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van wedstrijden of als sportterrein;
  • g. verhardingen buiten het bouwvlak, met uitzondering van kuilvloerplaten en bijbehorende (erf)verhardingen waarbij geldt dat:
    • 1. op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' geen kuilvoerplaten buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verharden van zandwegen en andere on- of halfverharde wegen.
3.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.4.3 Voorwaarden

De in lid 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' te wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van de realisatie van een waterberging, met dien verstande dat:

  • a. het agrarische gebruik van de gronden dient te zijn beëindigd;
  • b. de ontwikkeling niet leidt tot aantasting van de aanwezige natuurwaarden;
  • c. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 4 Bedrijf - Landgoedbedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming

De voor 'Bedrijf - Landgoedbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een landgoedbedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens wonen in één bedrijfswoning;
  • c. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m.

Daarnaast gelden de in sub a tot en met sub d genoemde specifieke regels.

a. Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf

Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen ten dienste van het bedrijf mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' aangegeven maximum oppervlakte;
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 m;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 9 m;
  • d. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • e. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m.

b. Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 9 m;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;
  • e. de dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • g. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m;
  • h. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  • j. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
  • k. de afstand van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.

c. Nutsvoorzieningen

Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een nutsvoorziening bedraagt maximaal 15 m2;
  • b. de bouwhoogte van een nutsvoorziening bedraagt maximaal 2,5 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij de bedrijfswoning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde hiervan;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot de bedrijfswoning maximaal 20 m bedraagt;
    • 5. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 4.2.1 sub b;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
4.2.3 Specifieke bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in lid 4.2.1 en 4.2.2, moet voldaan worden aan het bepaalde in Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Vergroting oppervlakte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor het overschrijden van de maximaal toegelaten oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' met maximaal 15% mag worden overschreden;
  • b. op basis van een bedrijfsplan is aangetoond dat de omvang van het bestemmingsvlak en de verruimde bouwmogelijkheden ook op langere termijn volstaan voor de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;
  • c. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • e. bedrijven die zijn ontstaan op een vrijkomende agrarische bedrijfslocatie niet meer mogen worden vergroot;
  • f. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan;
  • g. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten op onbebouwde gronden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en onder de voorwaarden dat:
    • 1. opslag op onbebouwde gronden uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en op een afstand van minimaal 3 m van de bouwgrens; en
    • 2. de hoogte van opslag op onbebouwde gronden maximaal 4 m bedraagt;
  • c. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht;
  • d. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • e. opslag van vuurwerk;
  • f. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage;
  • g. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • h. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast.
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Bedrijf - voorwaardelijke verplichting' is slechts toegestaan indien en zolang de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – NNB’ binnen een jaar na inwerkingtreding van onderhavig plan zijn ingericht en worden gebruikt conform het bepaalde in 6.1.1 en 11.1.1 en zoals aangegeven in Bijlage 1 Saldobenadering Natuur Netwerk Brabant en Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1 juncto lid 4.4.1 onder h voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in de bedrijfswoning en/of in bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving, met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor theeschenkerijen;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • g. de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties;
  • h. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • k. de uitoefening van seksinrichtingen niet is toegestaan;
  • l. de uitoefening van horeca-activiteiten niet is toegestaan.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bedrijfswoning' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Groen - Landschapselement' en/of andere bestemmingen die aansluiten op de aangrenzende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aantal bedrijfswoningen dat op grond van de bestemmingsomschrijving en/of de bouwregels ter plaatse is toegestaan;
  • b. de inhoud van de woning:
    • 1. maximaal 750 m³ bedraagt; of
    • 2. indien de inhoud van een op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³, maximaal de inhoud van de aanwezige woning bedraagt.
  • c. overtollige bebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt, met dien verstande dat:
    • 1. in totaal de volgende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken behouden mag blijven, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie':
      • indien in de bestaande situatie minder dan 200 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 250 m2;
      • indien in de bestaande situatie minder dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': deze oppervlakte vermeerderd met 20%, tot een maximum van 400 m2;
      • indien in de bestaande situatie meer dan 400 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de bestaande situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie': 400 m2;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in lid 4.6.1 onder d, onder 1 gemotiveerd kan worden afgeweken voor maatwerk indien de bebouwde situatie hiertoe aanleiding geeft en in het kader van de ruimtelijke uitstraling niet in redelijkheid kan worden verwacht dat een bestaand bijbehorend bouwwerk gedeeltelijk wordt gesloopt, met dien verstande dat in dat geval het totaal aan bijbehorende bouwwerken maximaal 500 m² mag bedragen, inclusief bijbehorende bouwwerken die in de huidige situatie behoren bij de bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken die tevens zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie';
    • 3. bijbehorende bouwwerken zoveel mogelijk geconcentreerd op het bouwvlak dienen te staan, waarbij de huidige bedrijfswoning bepalend is voor de concentratie van de bouwwerken. Hierbij mag de minimale afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de woning 10 m bedragen ter bevordering van een goede ruimtelijke uitstraling en doelmatig gebruik van de bestemming 'Wonen';
  • d. het bouwvlak dient te worden verkleind in overeenstemming met de na de sloop resterende bebouwing en verhardingen;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan. De landschappelijke inpassing dient in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de bestemming 'Groen - Landschapselement' in combinatie met een voorwaardelijke verplichting die aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing borgt;
  • f. indien de omvang van het bestemmingsvlak 'Wonen' na wijziging meer bedraagt dan 5.000 m2 en/of de toegelaten oppervlakte aan bebouwing na wijziging meer bedraagt dan 500 m2, er sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; indien gekozen wordt voor aanvullende landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd overeenkomstig het bepaalde onder e;
  • g. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  • h. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemming

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen en overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen en overkappingen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de afstand tussen gebouwen en overkappingen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m;
  • d. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten op onbebouwde gronden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en onder de voorwaarden dat:
  • 1. opslag op onbebouwde gronden uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en op een afstand van minimaal 3 m van de bouwgrens; en
  • 2. de hoogte van opslag op onbebouwde gronden maximaal 4 m bedraagt;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor statische opslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de bouwwerken.

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemming

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosgebied;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel': tevens een kapel;
  • e. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel';
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder trim- en speeltoestellen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Het is verboden om op deze gronden te bouwen met uitzondering van de in lid 6.2.2 genoemde gebouwen en bijbehorende bouwwerken en de in lid 6.2.3 genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2.2 Kapel

Een kapel mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel' worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend één gebouw per aanduidingsvlak is toegestaan;
  • b. de goothoogte van een kapel bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte van een kapel bedraagt maximaal 6 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m;
  • b. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 m2;
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 en toestaan dat gebouwen worden gebouwd ten dienste van de in lid 6.1.1 genoemde bestemmingen, dat torens voor de brandwacht worden gebouwd of dat (deels ondergrondse) dierenobservatieposten worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 10 m²;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m, met uitzondering van uitzichttorens voor de brandwacht waarvan de bouwhoogte maximaal 20 m bedraagt;
  • c. dierenobservatieposten mogen gedeeltelijk ondergronds worden gebouwd, tot een verticale diepte van maximaal 2 m;
  • d. het bouwwerk dient inpasbaar te zijn in relatie tot de aspecten water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid;
  • e. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. vooraf dient advies te worden ingewonnen wordt bij het waterwinbedrijf.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het beoefenen van hondensport en het trainen van honden;
  • c. het gebruik van een kapel ten behoeve van permanente bewoning.
6.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
6.5.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas, welke niet overeenkomstig is met bosbouwkundige doeleinden;
  • b. het vellen van houtgewas, welke niet overeenkomstig is met bosbouwkundige doeleinden;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen vanaf 0,5 m;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • i. het aanbrengen van kleine voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie;
  • j. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • k. het aanbrengen van halfverhardingen.
6.5.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 6.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal bosonderhoud en bosbeheer ten dienste van de bestemming en/of passen in een normale exploitatie van het bosgebied welke is geregistreerd bij het Bosschap. Onder normale exploitatie wordt in ieder geval verstaan onderhoud, beheer en exploitatie, voor zover voortvloeiende uit verplichtingen op grond van de Boswet of omschreven in aanwezig beheerplan;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.5.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 6.5.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  • b. een schriftelijk deskundigenrapport is overgelegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Bestemming

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische verbindingszones;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • d. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
7.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Het is verboden om op deze gronden te bouwen met uitzondering van de in lid 7.2.2 genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend ten behoeve van het bijdragen aan natuurbehoud ter plaatse worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m;
  • b. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 m2;
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 en toestaan dat gebouwen worden gebouwd ten dienste van de in lid 7.1.1 genoemde bestemmingen, dat torens voor de brandwacht worden gebouwd of dat (deels ondergrondse) dierenobservatieposten worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 10 m²;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m, met uitzondering van uitzichttorens voor de brandwacht waarvan de bouwhoogte maximaal 20 m bedraagt;
  • c. dierenobservatieposten mogen gedeeltelijk ondergronds worden gebouwd, tot een verticale diepte van maximaal 2 m;
  • d. het bouwwerk dient inpasbaar te zijn in relatie tot de aspecten water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid;
  • e. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. vooraf dient advies te worden ingewonnen wordt bij het waterwinbedrijf.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  • b. het beoefenen van hondensport en het trainen van honden.
7.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
7.5.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder houtgewas;
  • b. het vellen van houtgewas;
  • c. het blijvend omzetten van grasland;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • e. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. diepploegen vanaf 0,5 m;
  • g. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van lichtmasten.
7.5.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 7.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
7.5.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 7.5.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  • b. een schriftelijk deskundigenrapport is overgelegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Bestemming

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning, waarbij per bouwvlak één woning is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal aangeduide wooneenheden als maximum aantal woningen is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - expositieruimte': tevens een expositieruimte;
  • c. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
8.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand tussen gebouwen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m;
  • b. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
8.2.2 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 5,5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • c. de breedte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 20 m, of maximaal de bestaande breedte indien het hoofdgebouw op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan breder is dan 20 m;
  • d. de afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot de as van de openbare weg bedraagt minimaal 15 m;
  • e. de inhoud bedraagt maximaal 750 m³, met dien verstande dat:
  • f. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  • g. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' de goothoogte ten hoogste de aangegeven goothoogte mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven bouwhoogte mag bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt maximaal 100 m², met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel maximaal 40% bedraagt;
  • e. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij een woning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
  • 1. het zwembad binnen het bouwvlak wordt opgericht;
  • 2. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan;
  • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
  • 4. de afstand tot de woning maximaal 20 m bedraagt;
  • 5. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 5.2.3;
  • b. de bouwhoogte van pergola's en tuinmeubilair bedraagt maximaal 2,5 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
8.2.5 Specifieke bouwregels

Bij het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in lid 8.2.2, 8.2.3 en 8.2.4, moet voldaan worden aan het bepaalde in Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan.

8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden binnen deze bestemming voor andere vormen van wonen dan de huisvesting van één afzonderlijk huishouden per woning, zoals bedrijfsmatige kamerverhuur of de huisvesting van (groepen) personen die geen huishouden vormen;
  • b. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van opstallen voor statische opslag;
  • d. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • f. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
8.3.2 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - voorwaardelijke verplichting' is slechts toegestaan indien en zolang de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – NNB’ binnen een jaar na inwerkingtreding van onderhavig plan zijn ingericht en worden gebruikt conform het bepaalde in 6.1.1 en 11.1.1 en zoals aangegeven in Bijlage 1 Saldobenadering Natuur Netwerk Brabant.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1.1 juncto lid 8.3.1 sub f voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in het hoofdgebouw en/of in bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  • b. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  • d. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving, met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor theeschenkerijen;
  • e. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • g. de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties;
  • h. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  • k. de uitoefening van seksinrichtingen niet is toegestaan;
  • l. de uitoefening van horeca-activiteiten niet is toegestaan.

Artikel 9 Leiding - Gas

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Bestemming

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoofdtransportgasleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met de bij a tot en met c behorende:

  • d. beschermingsgzones aan weerszijden van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  • e. voorzieningen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. (on)bebouwde gronden.
9.1.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

9.1.3 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 8) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 8) zijn op de in lid 9.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

9.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
9.5.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het vellen en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. het permanent opslaan van goederen binnen een zone van 4 respectievelijk 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leidingen (belemmeringenstrook).
9.5.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 9.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
9.5.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 9.5.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de leiding;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', indien de betreffende leiding als zodanig niet meer in gebruik is en/of niet meer in gebruik mag worden genomen.

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding, bescherming en het behoud van archeologische waarden of verwachtingswaarden.
10.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 8) mogen op of in deze gronden geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, waarbij de verstoorde oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en/of gebruik wordt gemaakt van de diepte van de bestaande fundering zonder daarbij de bestaande fundering dieper uit te graven;
    • 1. gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet leiden tot een verstoring dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld en:
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 2' met een oppervlakte kleiner dan 100 m2;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 3' met een oppervlakte kleiner dan 500 m2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 4' met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2.
  • c. 10.2 a. en b. zijn niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologisch monument'.
10.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming gebouwen, dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits de indiener bij de omgevingsvergunning- aanvraag ter beoordeling een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige die hiervoor gecertificeerd is conform de Erfgoedwet, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. indien dit een gravend archeologisch onderzoek betreft, het verplicht is om een Programma van Eisen conform de vigerende KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag, en;
    • 2. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
    • 3. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
    • 4. geen archeologische waarden te verwachten zijn of kunnen worden geschaad.
  • b. In de situatie als bedoeld in lid 10.3 sub a, kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid. Deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht.
  • c. Bij de beoordeling van archeologische rapporten, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door het bevoegd gezag van de gemeente Rucphen.
10.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
10.4.1 Omgevingsvergunningvereiste
  • a. Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontgronden, ontginnen, vergraven, afgraven, verwijderen van bestaande funderingen, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen van gronden;
    • 2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
    • 3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
    • 5. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het vellen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 6. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, tenzij verricht door een ter zake deskundige, namelijk een hiertoe gecertificeerde archeologische instantie conform de Erfgoedwet, die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
  • b. Het verbod als bedoeld in sub a geldt niet voor werken en/of werkzaamheden, die:
    • 1. niet leiden tot een verstoring dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld en:
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 2' met een oppervlakte kleiner dan 100 m2;
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 3' met een oppervlakte kleiner dan 500 m2;
      • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – waarde archeologie 4' met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2;
  • c. Het bepaalde in lid 10.4.1 b.1. is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – archeologisch monument'.
10.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 10.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 10.2 van toepassing is;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd op de plaats van een verwijderde of nog te verwijderen fundering waarbij geen diepere verstoringen worden veroorzaakt.
10.4.3 Rapport

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.4.1 mits de indiener bij de omgevingsvergunningsaanvraag een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, namelijk een hiertoe gecertificeerde archeologische instantie conform de Erfgoedwet waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. indien dit een gravend archeologisch onderzoek betreft, het verplicht is om een Programma van Eisen conform de vigerende KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag, en;
  • b. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
  • c. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
  • d. geen archeologische waarden te verwachten zijn of kunnen worden geschaad.
10.4.4 Beoordeling rapport
  • a. Bij de beoordeling van archeologische rapporten als bedoeld in lid 10.4.3, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door het bevoegd gezag van de gemeente Rucphen.
10.4.5 Voorwaarden

In de situatie als bedoeld in lid 10.4.3 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige, namelijk een hiertoe gecertificeerde archeologische instantie conform de Erfgoedwet, die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

Artikel 11 Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud, beheer, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden (Natuur Netwerk Brabant);

alsmede voor:

  • b. behoud, beheer en herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • c. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer.
11.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 8) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2,50 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1.2 voor de bouw van een gebouw ten behoeve van de natuurbestemming, met een oppervlakte van maximaal 20 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 m, met dien verstande dat geen aantoonbare onevenredige aantasting plaatsvindt van het Natuur Netwerk Brabant.

11.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
11.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m²;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het verlagen en/of verhogen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainage of bronbemaling;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het verwijderen van beplanting en/of houtopstand;
  • g. het scheuren van grasland;
  • h. het blijvend omzetten van grasland in bouwland.
11.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 11.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
11.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 11.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de ecologische waarden;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met het Natuur Netwerk Brabant niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Afstand van geluidsgevoelige bebouwing tot de weg
13.1.1 Algemeen

Deze bepaling strekt tot de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met het wegverkeerslawaai van lokale en interlokale wegen.

13.1.2 Bouwregels

Voor de bouw van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen op gronden die zijn gelegen naast wegen dient in ieder geval een afstand van 15 m uit de as van de weg in acht te worden genomen, met dien verstande dat deze afstand niet geldt voor gronden gelegen:

  • a. naast wegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde wegen' en de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - halfverharde wegen';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg', waar een afstand van 25 m uit de as van de weg in acht dient te worden genomen.
13.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1.2 voor het toestaan van een kortere afstand tot de weg, met dien verstande dat de voldaan moet worden aan de geluidsnormen voor nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen uit de Wet geluidhinder juncto het Besluit geluidhinder.

13.2 Ondergronds bouwen
13.2.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak zijn ondergrondse bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ondergrondse bouwwerken onder de contouren van woningen, bedrijfswoningen en agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van dierenverblijven zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m, met dien verstande dat toegangen tot deze ondergrondse bouwwerken, zoals hellingbanen en trappen, ook buiten de genoemde contouren zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m;
    • 2. hellingbanen en laaddocks, anders dan bij woningen, bedrijfswoningen en agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van dierenverblijven zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m;
    • 3. randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals bergbezinkbassins, bergbezinkleidingen en bergingsbassins, zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m;
    • 4. voorzieningen ten behoeve van kadaverkoelingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 10 m2 en een verticale diepte van maximaal 1,5 m;
    • 5. overige ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 1,5 m;
  • b. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende ondergrondse bouwwerken toegestaan:
    • 1. voorzieningen ten behoeve van kadaverkoelingen, met een maximum oppervlakte van 10 m2 en een maximale verticale diepte van 1,5 m;
    • 2. randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals bergbezinkbassins, bergbezinkleidingen en bergingsbassins, tot een verticale diepte van maximaal 6 m;
  • c. bij de berekening van de inhoud van woningen en bedrijfswoningen wordt de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet meegerekend.
13.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 onder f voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil, onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord en nadat schriftelijk advies is verkregen van het waterwinbedrijf.

13.3 Bestaande afstanden
13.3.1 Bestaande afstanden
  • a. In die gevallen dat afstanden tot of tussen bestaande gebouwen en bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande afstanden, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In het geval van sloop en vervangende nieuwbouw is het bepaalde onder a van overeenkomstige toepassing, maar uitsluitend indien de vervangende nieuwbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
13.3.2 Bestaande andere maten
  • a. In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande gebouwen en bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In het geval van sloop en vervangende nieuwbouw is het bepaalde onder a van overeenkomstige toepassing, maar uitsluitend indien de vervangende nieuwbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
13.4 Nadere eisen
13.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning, met inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk 2, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.4.2 Voorwaarden

De in lid 13.4.1 bedoelde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan;
  • b. met het oog op de verkeersafwikkeling, de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in verband met calamiteiten.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 8 bedoelde gronden en bouwwerken:

  • a. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving;
  • b. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven voor een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  • c. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven ten behoeve van de productie, opslag, stalling en dumping van:
    • 1. een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
    • 2. grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet.
14.2 Mestbewerking

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan de nieuwvestiging van mestbewerking, de uitbreiding van de bestaande gebruiksoppervlakte van mestbewerking en de toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte voor mestbewerking, uitgezonderd in het geval van mestbewerking van ter plaatse geproduceerde mest bij een veehouderij.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 Milieuzone - boringvrije zone
15.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - boringsvrije zone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

15.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 8) mag de verticale diepte van een bouwwerk niet meer dan 10 m bedragen.

15.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1.2 voor het bouwen van een bouwwerk met een verticale diepte van meer dan 10 m, met dien verstande dat:

  • a. het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
  • b. schriftelijk advies is verkregen van Gedeputeerde Staten waarbij het bevoegd gezag het advies van het Gedeputeerde Staten als afweging meeneemt bij de verlening of weigering van de omgevingsvergunning.
15.1.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn de rechtstreeks werkende regels voor de boringsvrije zone zoals opgenomen in de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant van toepassing.

15.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
15.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

15.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 8) mag de verticale diepte van een bouwwerk niet meer dan 3 m bedragen.

15.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2 voor het bouwen van een bouwwerk met een verticale diepte van meer dan 3 m, met dien verstande dat:

  • a. het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
  • b. schriftelijk advies is verkregen van Gedeputeerde Staten waarbij het bevoegd gezag het advies van het Gedeputeerde Staten als afweging meeneemt bij de verlening of weigering van de omgevingsvergunning.
15.2.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn de rechtstreeks werkende regels voor het grondwaterbeschermingsgebied zoals opgenomen in de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant van toepassing.

15.3 Overige zone - groenblauwe mantel
15.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - groenblauwe mantel' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van het gebied.

15.3.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

a. Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m²;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het verwijderen van beplanting.

b. Uitzonderingsregel

Het in lid 15.3.2 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c. Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 15.3.2 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend dan, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de ecologische, landschappelijke dan wel hydrologische waarden;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de groenblauwe mantel niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
15.4 Overige zone - landbouwenclave
15.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - landbouwenclave' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waardevolle landbouwenclave.

15.4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden

a. Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas, welke niet overeenkomstig is met landbouwkundige doeleinden;
  • b. het vellen van houtgewas, welke niet overeenkomstig is met landbouwkundige doeleinden.

b. Uitzonderingsregel

Het in lid 15.4.2 sub a vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
    • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

c. Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 15.4.2 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend dan nadat is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de cultuurhistorische waarden.

15.5 Overige zone - landgoed
15.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - landgoed' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van:

  • a. de cultuurhistorische waarden;
  • b. de landschappelijke waarden en structuren van het landgoed, waaronder in ieder geval begrepen de drevenstructuren.
15.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 8) mogen kunstwerken met een maximale hoogte van 4 m worden opgericht.

15.5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden

a. Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verleggen en/of verharden van wegen en paden die tot de drevenstructuur behoren.

b. Uitzonderingsregel

Het in lid 15.5.3 sub a vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
    • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

c. Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 15.5.3 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend dan nadat is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

15.6 Overige zone - openheid
15.6.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - openheid' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud van de openheid in het landschap.

15.6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 8) mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht op gronden gelegen buiten het bouwvlak.

15.6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.6.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:

  • a. de bebouwing redelijkerwijs niet binnen het bouwvlak kan worden gerealiseerd;
  • b. de aantasting van de openheid in het landschap zoveel mogelijk wordt beperkt, bijvoorbeeld door clustering van bebouwing rond het bouwvlak.
15.6.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

a. Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van opgaand houtgewas;

b. Uitzonderingsregel

Het in lid 15.6.4 sub a vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
    • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • b. het aanbrengen van opgaande houtopstanden ten behoeve van landschappelijke inpassing van nieuwe bouwwerken, waarvoor een landschappelijke inpassing wordt vereist en beplantingen naast openbare wegen welke geen strijdigheid opleveren met de bestemming.

c. Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 15.6.4 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend dan nadat is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de landschappelijke waarden.

15.7 Overige zone - toegangslaan met veldkapel
15.7.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - toegangslaan met veldkapel' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van de toegangslaan met veldkapel.

15.7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden

a. Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van laanbeplanting;

b. Uitzonderingsregel

Het in lid 15.7.2 sub a vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
    • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

c. Voorwaarden
Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 15.7.2 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend dan nadat is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, wat in ieder geval inhoudt dat de laanbeplanting als geheel niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, dan wel aangetoond wordt dat na afloop van de werkzaamheden bomen opnieuw worden aangeplant, zodanig dat het karakter van de laan als geheel hersteld wordt.

15.8 Veiligheidszone - leiding
15.8.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - leiding' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de nabijheid van een leiding.

15.8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 8) mogen geen gebouwen ten behoeve van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht.

15.8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.8.2 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nieuwe kwetsbare objecten voor zover in overstemming met de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
15.9 Vrijwaringszone - obstakelbeheerzone
15.9.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - obstakelbeheerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de radarverstoringsgebieden van Vliegbasis Woensdrecht en radarstation Herwijnen, teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen en bescherming van de obstakelbeheerzones van Vliegbasis Woensdrecht.

15.9.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 8):

  • a. mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een hoogte van meer dan 88 meter;
  • b. geldt voor windturbines, in aanvulling op het bepaalde onder a en naast de bouwregels zoals opgenomen in de artikelen 3 tot en met 25, dat geen windturbines mogen worden opgericht met een tiphoogte hoger dan 90 m + NAP.
15.9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.9.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. de Minister van Defensie ingestemd heeft met de ontwikkeling.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%, met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan voor de inhoud van burgerwoningen binnen de bestemming 'Wonen';
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, met dien verstande dat de overschrijding maximaal 2,5 m bedraagt en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt verhoogd tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;

met dien verstande dat:

  • 1. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:

  • a. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 18 Algemene procedureregels

18.1 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 19 Overige regels

19.1 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in artikel 14 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

19.2 Parkeerregeling
  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017 ' d.d. 31 mei 2017;
  • b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a indien wordt voorzien in parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld onder a;
  • c. indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017' als bedoeld onder a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging.
  • d. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020, Landgoed Jachthuis Schijf'.