direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Rucphen 2020, Landgoed Jachthuis Schijf
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01

Toelichting

behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2020, Landgoed Jachthuis Schijf

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten zuiden van de Rucphense bossen is het landgoed Jachthuis Schijf gelegen, met een oppervlakte van 325 hectare. Hoewel het landgoed een rijke geschiedenis kent, is het landgoed tussen 1960 en 2010 door de voormalige eigenaar vrijwel niet actief beheerd. Door het achterstallige onderhoud was er een sterke afbreuk van de biodiversiteit en historie zichtbaar. Voornamelijk het jachthuis was sterk vervallen door lekkages en overgroeiend groen. Sinds 2011 heeft het landgoed een nieuwe eigenaar. De nieuwe eigenaar heeft het landgoed inmiddels grotendeels in ere hersteld en daarbij meerdere investeringen gedaan die bijdragen aan de duurzame instandhouding van het landgoed voor de komende generaties. Hiervoor is een landgoedvisie en beheerplan opgesteld in 2011 om een begin te maken met het landgoed te revitaliseren tot volwaardig landgoed. Het doel is om binnen 10 jaar te komen tot een inrichting die het landgoed duurzaam in stand kan houden. Een van de huidige economische dragers van het landgoed is bos- en landbouw, maar er is ook geïnvesteerd in groene verdienmodellen, waaronder van het houden van vee op de natuurgronden. Met deze inkomstenbronnen blijft er echter een structureel tekort bestaan in de exploitatie van het landgoed. Er is derhalve gezocht naar nieuwe economische dragers om het landgoed duurzaam in stand te kunnen houden. In de huidige situatie worden de werkzaamheden uitgevoerd door lokale aannemers en loonwerkers. Door het uitvoeren van deze werkzaamheden in eigen beheer kunnen veel kosten bespaard worden. Het voornemen is dan ook om een werklocatie op De Sneider toe te voegen voor de activiteiten van het natuur- en bosbeheer. De wens is om hier een bedrijfsgebouw en bedrijfswoning te realiseren. Verder is het voornemen om naast de bedrijfswoning nog drie reguliere woningen te realiseren als economische dragers. Tot slot is het voornemen om een deel van de gronden van het landgoed te herbestemmen als agrarische gronden. De gronden worden momenteel al gebruikt voor de landbouw, maar hebben de bestemming Bos. Om te zorgen dat de gewenste situatie binnen het landgoed passend bestemd wordt, is een nieuw bestemmingsplan nodig. Derhalve is onderhavig plan opgesteld.

1.2 Ligging en begrenzing

Het landgoed is gelegen nabij het dorp Schijf in het buitengebied van de gemeente Rucphen. Op circa 4 kilometer ten noordoosten van het landgoed is de kern van Rucphen gelegen. Direct ten noorden van het landgoed zijn de Rucphense Bossen gelegen. Aan de zuidkant wordt het landgoed begrensd door de grens met België. Het plangebied van onderhavig plan wordt gevormd door het hele landgoed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0001.jpg"

Ligging in de omgeving

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020', vastgesteld door de gemeenteraad op 16 december 2020.

Voor het grootste deel van het plangebied geldt de bestemming 'Bos'. Hiermee zijn deze gronden in hoofdzaak bestemd voor onder andere bosgebied en het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden. Verder heeft een deel van de gronden binnen het plangebied de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur. Hiermee zijn deze gronden in hoofdzaak bestemd voor agrarisch grondgebruik. De gronden aan de zuidoostzijde binnen het plangebied hebben de bestemming 'Natuur', waarmee deze gronden in hoofdzaak bestemd zijn voor onder andere het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden en van de ecologische verbindingszones. Verder is er nog een woonbestemming aanwezig in het midden van het landgoed, met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - expositieruimte'. Binnen deze bestemming is het jachthuis gevestigd. Aan de zuidoostzijde binnen het plangebied geldt de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening', waarmee op deze grond nutsvoorzieningen toegestaan zijn. Verder rust op het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', met de nadere aanduidingen 'overige zone - waarde archeologie 2' en 'overige zone - waarde archeologie 3'. Hiermee zijn deze gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding, bescherming en het behoud van archeologische waarden of verwachtingswaarden. Verder geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant', waarmee deze gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor het behoud, beheer, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden (Natuur Netwerk Brabant). Ook geldt nog voor een deel de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', waarmee deze gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd zijn voor een ondergrondse gastransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' en het beheer en onderhoud van de leiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0002.jpg"

Uitsnede plankaart met het plangebied in rood omkaderd

Het geldende bestemmingsplan maakt het initiatief niet mogelijk. De beoogde nieuwe woningen en de nieuwe werklocatie zijn geprojecteerd binnen de bestemming 'Bos'. Hier zijn slechts gebouwen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'. Die aanduiding is binnen de locaties van de geprojecteerde woningen en de werklocatie niet aanwezig is. Ook worden de nieuwe gebouwen niet opgericht ten dienste van de bestemming Bos. Het geldende bestemmingsplan voorziet dan ook niet in de voorgenomen nieuwbouw.

De beoogde functiewijziging van de gronden binnen de bestemming 'Bos' naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' is eveneens niet mogelijk. Er is binnen het bestemmingsplan namelijk geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen om te voorzien in de beoogde functiewijziging. Om het voornemen van het landgoed te realiseren is een nieuw bestemmingsplan nodig voor het plangebied, waarmee de beoogde werkomgeving een geschikte locatie krijgt, de nieuwe woningen een woonbestemming en de reeds in gebruik zijnde landbouwgronden een agrarische bestemming.

Aangezien het plangebied grotendeels gerangschikt is binnen het Natuur Netwerk Brabant (NNB), is bij afname van het NNB compensatie verplicht. Met onderhavig plan vindt een afname plaatsvindt van het NNB door nieuwe bedrijfslocatie en de woningen. Daarom wordt elders binnen het landgoed compensatie voor het NNB gerealiseerd.

1.4 Leeswijzer

Dit plan vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het relevante beleidskader. In het daaropvolgende hoofdstuk wordt de bestaande en de nieuwe situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid aangetoond. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische uitvoerbaarheid. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. In totaal zijn er 21 nationale belangen gevormd:

  • 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
  • 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties.
  • 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
  • 6. Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
  • 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit.
  • 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving.
  • 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
  • 10. Beperken van klimaatverandering.
  • 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO2-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur.
  • 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen.
  • 13. Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie.
  • 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
  • 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
  • 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.
  • 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit.
  • 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie.
  • 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
  • 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
  • 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.

Om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan de NOVI, is de Uitvoeringsagenda 2021-2024 opgesteld. Hierin zijn vier prioriteiten benoemd:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De NOVI is een permanent en aanpasbaar proces. Er wordt uitgegaan van een terugkerende cyclus van vier jaar. Jaarlijks, in het voorjaar, is er een nationale NOVI-conferentie over de voortgang van de uitvoering, nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Ook wordt een tweejaarlijkse monitor uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving. Elke vier jaar vindt een uitgebreide beleidsevaluatie plaats, evenals een onderzoek naar de mening van burgers en wordt de NOVI zo nodig aangepast.

Toetsing

Uit de NOVI volgen geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden voor de herontwikkeling van het plangebied. Met onderhavige ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Met de geconsolideerde versie van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (1 december 2020), ook wel Barro genoemd, geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen en wordt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen uit de voormalige Nota Ruimte gewaarborgd. Doel van dit besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken, dan wel te beschermen. In het Barro zijn de volgende 14 nationale belangen opgenomen:

  • Rijksvaarwegen;
  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • Elektriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Natuurnetwerk Nederland;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

Toetsing

Het plangebied is gelegen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Met onderhavig plan vindt in principe een afname plaats van het NNN. Echter, er vindt ook compensatie plaats, waarmee het NNN beschermd blijft. Tevens wordt met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' de bescherming van dit natuurgebied gewaarborgd.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Brabantse Omgevingsvisie

Provinciale Staten hebben in 2018 de Brabantse Omgevingsvisie vastgesteld. De Brabantse Omgevingsvisie is een samenhangende visie op de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Dat gaat om ambities op gebied van de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De Omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan. Die visie is zelfbindend, dat wil zeggen dat een overheidslaag zich aan haar eigen visie moet houden. Een overheid kan de keuzes uit de Omgevingsvisie vastleggen in regels, de Omgevingsverordening. Aan die regels moeten overheden, bedrijven en burgers zich houden.

2.2.2 Interim omgevingsverordening

De provincie heeft als eerste stap richting de Omgevingswet een Interim omgevingsverordening vastgesteld op 25 oktober 2019, waarin de bestaande regels uit de verschillende verordeningen zijn samengevoegd. De Interim omgevingsverordening geldt totdat de Omgevingswet in werking treedt. Gedeputeerde Staten hebben op 23 maart 2021 het ontwerp van de Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. Dit ontwerp heeft vanaf 9 april 2021 tot en met 20 mei 2021 ter inzage gelegen voor het indienen van reacties. De ingekomen reacties worden nu beoordeeld en kunnen leiden tot wijzigingen van het vastgestelde ontwerp. Naar verwachting stellen Provinciale Staten de Omgevingsverordening eind 2021 vast. De omgevingsverordening treedt gelijk met de Omgevingswet op 1 juli 2022 in werking. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen uit de huidige, geldende Interim omgevingsverordening aangehaald en getoetst aan het initiatief.

2.2.2.1 Grondwaterbeschermingsgebied

Het plangebied is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied waarvoor een maximale boordiepte van 80 meter geldt. Artikel 3.11 bepaalt daarover het volgende:

Lid 1. Een bestemmingsplan van toepassing op Grondwaterbeschermingsgebied strekt mede tot bescherming van de kwaliteit van het grondwater en de bodem.

Lid 2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid stelt regels die:

  • a. functies en activiteiten beperken die risico’s geven voor de kwaliteit van het grondwater, zoals stedelijke ontwikkeling, het houden van evenementen en milieubelastende activiteiten die (potentieel) schadelijke stoffen gebruiken;
  • b. het risico op schade aan de bodem en het zich daarin bevindende grondwater voorkomen;
  • c. het gebruik van schadelijk uitloogbaar bouwmateriaal verbieden.

Lid 3. Als schadelijk uitloogbaar bouwmateriaal wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. zink, lood, koper;
  • b. gewolmaniseerd hout;
  • c. teerbitumen.

Toetsing

Met onderhavig plan worden nieuwe woningen en een bedrijfslocatie voor een landgoedbedrijf opgericht. Bij de realisatie hiervan wordt geen gebruik gemaakt worden van uitloogbaar bouwmateriaal. Ook bij het gebruik van de nieuwe functies vinden geen bodemverontreinigende activiteiten plaats en zijn voor realisatie van de nieuwe functies geen boringen nodig om meer dan 80 meter diepte. Verder zijn in dit bestemmingsplan, conform het geldende bestemmingsplan, de betreffende gronden mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

2.2.2.2 Boringsvrije zone

Het plangebied is gelegen in een boringsvrije zone. Artikel 3.12 bepaalt daarover het volgende:

Lid 1. Een bestemmingsplan van toepassing op Boringsvrije Zone strekt mede tot het behoud van de weerstandbiedende bodemlagen.

Lid 2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid stelt regels die het risico op schade aan de bodem en het zich daarin bevindende grondwater voorkomen.

Toetsing

Onderhavig plan maakt geen activiteit mogelijk waarbij boringswerkzaamheden plaatsvinden. Verder is in dit bestemmingsplan, conform het geldende bestemmingsplan, een boringsvrije zone bestemd. Die gebiedsaanduiding bepaalt dat de verticale diepte van bouwwerken niet groter mag zijn dan 10 meter.

2.2.2.3 Stiltegebied

Het plangebied is deels gelegen in een stiltegebied. Artikel 3.13 bepaalt hierover het volgende:

Lid 1. Een bestemmingsplan van toepassing op Stiltegebied strekt mede tot behoud van stilte en rust in het gebied en houdt daarmee rekening bij de toedeling van functies en activiteiten.

Lid 2. Het eerste lid is niet van toepassing op activiteiten die behoren tot het normale gebruik, beheer en onderhoud van binnen het gebied aanwezige functies en gronden.

Toetsing

Onderhavig plan maakt geen activiteiten mogelijk waarbij hoge geluidbelastingen vrijkomen. Het betreft enkel drie nieuwe woningen en een werklocatie voor het landgoedbedrijf. In de huidige situatie worden de werkzaamheden uitgevoerd door aannemers en loonwerkers, maar in de nieuwe situatie vindt dat plaats in eigen beheer. Praktisch verandert er dus niets aan de geluidbelasting door de werkzaamheden met onderhavig plan. Deze werkzaamheden zijn ook gebiedsgebonden en nodig voor het beheer van het landgoed. Bovendien zijn de akoestische gevolgen van het landgoedbedrijf op het stiltegebied onderzocht door De Roever Omgevingsadvies in het onderzoek dat opgenomen is als Bijlage 6 bij deze toelichting. Hieruit blijkt dat het bedrijf inpasbaar is in het stiltegebied. De geluidsbelasting op 50 meter afstand van de inrichting voldoet aan de richtwaarde voor het stiltegebied.

2.2.2.4 Natuur Netwerk Brabant

Het plangebied is grotendeels gelegen in het Natuur Netwerk Brabant. De volgende relevante artikelen bepalen het volgende:

Artikel 3.15 Bescherming Natuur Netwerk Brabant

Lid 1. Een bestemmingsplan van toepassing op Natuur Netwerk Brabant:

  • a. strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;
  • b. bevat regels gericht op de bescherming van de ecologische waarden en kenmerken en houdt daarbij ook rekening met andere aanwezige waarden en kenmerken, zoals rust, stilte, cultuurhistorische waarden en kenmerken;
  • c. staat, zolang het Natuur Netwerk Brabant niet is gerealiseerd, bestaande bebouwing en bestaande planologische gebruiksactiviteiten toe.

Lid 2. Als ecologische waarden en kenmerken gelden de natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan.

Lid 3. Als de inrichting en beheer van het Natuur Netwerk Brabant binnen een gebied is verzekerd, stelt de gemeente binnen negen maanden een bestemmingsplan vast overeenkomstig het eerste lid.

Artikel 3.16 Externe werking Natuur Netwerk Brabant

Lid 1. In aanvulling op de Wet natuurbescherming bepaalt een bestemmingsplan dat een ontwikkeling toelaat in Stedelijk Gebied of in Landelijk Gebied, die een aantasting geeft van de ecologische waarden en kenmerken in het Natuur Netwerk Brabant, dat de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende, negatieve effecten worden gecompenseerd, overeenkomstig artikel 3.22 Compensatie.

Artikel 3.22 Toepassing van de saldobenadering

Lid 1. Bij de saldobenadering is er sprake van een combinatie van onderling samenhangende plannen, projecten of handelingen waarvan één of enkele afzonderlijk een negatief effect hebben op het Natuur Netwerk Brabant, maar waarvan de gecombineerde uitvoering leidt tot een verbetering van de kwaliteit of kwantiteit van het Natuur Netwerk Brabant als geheel.

Lid 2. Een bestemmingsplan dat toepassing geeft aan de saldo-benadering, bevat een visie die de ontwikkelingen binnen het betrokken gebied in samenhang beziet en die tot doel heeft een grotere kwaliteitswinst voor meerdere functies, waaronder de natuur, te bereiken.

Lid 3. De visie beschrijft in ieder geval:

  • a. de omvang van het gebied;
  • b. de doelen voor de verbetering van de kwaliteit en kwantiteit van het Natuur Netwerk Brabant waardoor een beter functioneren van het Natuur Netwerk Brabant ontstaat;
  • c. er bij verlies van ecologische waarden en kenmerken wordt voldaan aan artikel 3.22 Compensatie;
  • d. op welke wijze de uitvoering en monitoring zijn verzekerd.

Lid 4. Voor een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid doen burgemeester en wethouders een verzoek als bedoeld in artikel 6.2 Procedure grenswijziging werkingsgebied op verzoek.

Artikel 3.22 Compensatie

Lid 1. De verplichte compensatie vindt, naar keuze, plaats door:

  • 1. fysieke compensatie, overeenkomstig artikel 3.23;
  • 2. financiële compensatie, overeenkomstig artikel 3.24.

Lid 2. De omvang van de compensatie wordt bepaald door de omvang van het vernietigde of verstoorde areaal en de ontwikkeltijd van de aangetaste natuur, conform de volgende indeling:

  • a. natuur met een ontwikkeltijd van 5 jaar of minder: geen toeslag;
  • b. tussen 5 en 25 jaar te ontwikkelen natuur: toeslag van 1/3 in oppervlak;
  • c. tussen 25 en 100 jaar te ontwikkelen natuur: toeslag van 2/3 in oppervlak;
  • d. bij een ontwikkelingsduur van meer dan 100 jaar: de toeslag in oppervlak en de gekapitaliseerde kosten van het ontwikkelingsbeheer is maatwerk;
  • e. bij verstoring van natuur: maatwerk.

Artikel 3.23 Fysieke compensatie

Lid 1. De fysieke compensatie vindt plaats in:

  • a. de niet gerealiseerde delen van het Natuur Netwerk Brabant;
  • b. de niet gerealiseerde ecologische verbindingszones.

Lid 2. Fysieke compensatie kan ook plaatsvinden in, aansluitend op of nabij het aangetaste gebied als dit deel uitmaakt van de saldobenadering bedoeld in artikel 3.20 Toepassing van de saldobenadering.

Lid 3. Een bestemmingsplan waarvoor een compensatieplicht geldt, borgt de uitvoering van de compensatie.

Lid 4. De toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het derde lid bevat een verantwoording over:

  • a. de omvang van het netto verlies aan ecologische waarden en kenmerken en op welke locatie dat optreedt;
  • b. de locatie waar en de wijze waarop het netto verlies, genoemd onder a, wordt gecompenseerd;
  • c. de kwaliteit en kwantiteit van de compensatie;
  • d. de termijn van uitvoering;
  • e. de inhoud en realisatie van de voorgenomen mitigerende en compenserende maatregelen;
  • f. het reguliere- en ontwikkelingsbeheer.

Lid 5. De uitvoering van de fysieke compensatie wordt binnen drie jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, bedoeld in het derde lid afgerond.

Lid 6. In aanvulling op het vijfde lid, wordt bij een aantasting van bedreigde soorten of hun leefgebied, de uitvoering van de compensatie in ieder geval afgerond op het moment dat de aantasting daadwerkelijk start.

Lid 7. In afwijking van het vijfde lid kan bij een omvangrijke en zware compensatieverplichting, de uitvoering van de compensatie een termijn van maximaal tien jaar bedragen, gerekend vanaf het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

Toetsing

Voor onderhavig plan wordt gebruik gemaakt van de saldobenadering. In totaal wordt er, door de nieuwe woningen en de locatie voor het landgoedbedrijf een inbreuk gedaan op het NNB van 8330 m2. Deze natuur heeft een ontwikkeltijd van circa 60-80 jaar. Hierdoor is fysieke compensatie nodig met een toeslag van 2/3 van het oppervlak. In totaal betekent dit een compensatie van 13.884 m2. Met dit bestemmingsplan vindt een herbestemming plaats van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant'. Deze herbestemming heeft een omvang van circa 28.000 m2. De betreffende gronden krijgen (ook) de bestemming Bos. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de benodigde compensatie. in het bestemmingsplan is voorwaardelijk bepaalt dat de compensatie gerealiseerd moet zijn voordat de nieuwe gebouwen in gebruik worden genomen. Voor een uitgebreide beschrijving van de toepassing van de saldobenadering en compensatie wordt verwezen naar Bijlage 1.

2.2.2.5 Aardkundige-, cultuurhistorische- en landschappelijke waarden

Het plangebied is gelegen in een complex van cultuurhistorisch belang. Artikel 3.31 bepaalt hierover het volgende:

Lid 1. Een bestemmingsplan van toepassing op Complex van cultuurhistorisch belang:

  • 1. strekt tot bescherming van de cultuurhistorische waarden van het complex zoals beschreven in de Cultuurhistorische Waardenkaart;
  • 2. bepaalt dat alleen de bestaande bebouwing en de bestaande planologische gebruiksactiviteit zijn toegelaten.

Lid 2. In afwijking van het eerste lid is nieuwvestiging van functies mogelijk als is onderbouwd dat dit:

  • a. bijdraagt aan het behoud of het herstel van het cultuurhistorisch karakter van het complex;
  • b. past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarin het complex is gelegen.

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart is het landgoed Jachthuis Schijf gelegen als complex van cultuurhistorisch belang.

Toetsing

Op basis van lid 2 is het mogelijk om de beoogde voornemens te realiseren. Om het landgoed duurzaam in stand te kunnen houden, en daarmee de cultuurhistorische waarden daarvan, zijn economische dragers nodig om te kunnen voorzien in de financiële middelen. Middelen die nodig zijn om het landgoed in stand te kunnen houden. De beoogde woningen en het landgoedbedrijf dienen als economische dragers om te voorzien in geldstromen voor het beheer van het landgoed. Hiermee is er noodzaak om gebruik te maken van deze regeling. Met onderhavige ontwikkeling wordt bijgedragen aan de instandhouding van het complex. Het landgoed was voor de vorige eigenaar verwaarloosd. De huidige eigenaar revitaliseert het landgoed tot volwaardig landgoed. Mede door de omvang van het landgoed, moet die revitalisatie en het daarop volgende, reguliere beheer kostenefficiënt gebeuren. Door de vestiging van het landgoedbedrijf kan het onderhoud in eigen beheer worden uitgevoerd, waarmee veel kosten bespaard worden. Daarnaast zorgen de beoogde overige drie regulieren woningen voor de aanvullende benodigde geldstromen. Hoe de ontwikkeling bijdraagt aan het behoud en het herstel van het cultuurhistorische complex wordt verder toegelicht in paragraaf 3.2.2.

2.2.2.6 Groenblauwe mantel

Verder is het plangebied gelegen in de groenblauwe mantel. Artikel 3.32 bepaalt hierover het volgende:

Lid 1. Een bestemmingsplan van toepassing op de Groenblauwe mantel:

  • a. strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • b. stelt regels ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van het gebied;
  • c. borgt dat een ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken.

Lid 2. De toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bevat een beschrijving van de aanwezige ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken.

Toetsing

Met onderhavig plan wordt enkel grond herbestemd binnen de groenblauwe mantel. Het gaat om de gronden die reeds gebruikt worden voor landbouw, maar nog geen agrarische bestemming hebben. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden van het gebied.

2.2.2.7 Conclusie

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Interim omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant.

2.2.3 Ontwerp Omgevingsverordening

De ontwerp Omgevingsverordening Noord-Brabant is op 23 maart 2021 vastgesteld en heeft van 9 april tot en met 20 mei 2021 ter inzage gelegen. De ingekomen reacties worden nu beoordeeld en kunnen leiden tot wijzigingen van het vastgestelde ontwerp. Naar verwachting stellen Provinciale Staten de omgevingsverordening eind 2021 vast. De omgevingsverordening treedt gelijk met de Omgevingswet op 1 juli 2022 in werking. Hierna worden de belangrijkste relevante verschillen beschreven ten opzichte van de Interim omgevingsverordening.

Artikel 4.14 Maatwerk met als doel omgevingskwaliteit

In de nieuwe Omgevingsverordening komt het huidige artikel 3.31 (dat voorziet in de nieuwvestiging van functies op en voor een complex van cultuurhistorisch belang) in gewijzigde vorm terug. De ontwerp-Omgevingsverordening bepaalt in artikel 4.14 dat een omgevingsplan voor een concreet initiatief buiten bestaand ruimtebeslag een bouw- of gebruiksactiviteit mogelijk maken als de activiteit volledig tot doel heeft de omgevingskwaliteit te versterken en voor dat doel de middelen genereert. De bijdrage aan het versterken van omgevingskwaliteit betreft maatwerk, zo stelt lid 2 van het artikel. Een van de aspecten die daarbij betrokken en gebord moeten worden betreft dat ‘ingeval de ontwikkeling plaatsvindt binnen een Cultuurhistorisch waardevol gebied ter behoud van een waardevol cultuurhistorisch complex, zoals beschreven op de Cultuurhistorische Waardenkaart, de invulling past binnen de aldaar benoemde kwalitatieve uitgangspunten’. In wezen is het doel hiermee onveranderd ten opzichte van de Interim Omgevingsverordening. Ontwikkelingen op complexen met grote cultuurhistorische waarden zijn mogelijk als die ontwikkelingen bijdragen aan het behouden en versterken van die waarden.

Artikel 4.46 Groenblauwe waarden

Een omgevingsplan van toepassing op Groenblauwe waarden:

  • a. strekt tot het behoud, het herstel of de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • b. bevat een beschrijving van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van het gebied;
  • c. stelt regels ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van het gebied;
  • d. borgt dat een ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van het gebied.

In de Interim omgevingsverordening wordt gesproken over 'groenblauwe mantel', in het ontwerp over 'groenblauwe waarden'. Inhoudelijk is er niets veranderd aan deze regeling. Verder is er inhoudelijk ook niets veranderd met de regeling voor het Natuur Netwerk Brabant.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Toekomstvisie Puur Rucphen

De toekomstvisie 'Puur Rucphen' is vastgesteld door de gemeenteraad op 23 september 2015. In deze toekomstvisie worden de maatschappelijke opgaven voor de komende jaren beschreven. De gemeente beschrijft dat haar rol als overheid en de invulling van regionale samenwerking radicaal anders wordt: van burgerparticipatie naar overheidsparticipatie en van samenwerking omdat het moet naar samenwerking omdat het loont. De inhoudelijke en bestuurlijke keuzes in de toekomstvisie zijn uitgewerkt in de volgende perspectieven:

  • 1. Aantrekkelijk wonen
  • 2. Vrijetijdseconomie
  • 3. Zorgzame en zelfredzame gemeenschappen
  • 4. Overheidsparticipatie
  • 5. Regionale samenwerking

De eerste drie perspectieven geven aan wat de gemeente wil bereiken. De overige twee gaan over hoe de gemeente gaat organiseren dat de ambities realiteit worden. Het enige relevante perspectief uit de toekomstvisie is aantrekkelijk wonen. De ambitie voor dit perspectief is als volgt:

'In 2030 onderscheiden Rucphen, Schijf, Sprundel, St. Willebrord en Zegge zich regionaal in woonaantrekkelijkheid'

Specifiek over Schijf wordt het gezegd dat Schijf een aantrekkelijke kleine woonkern is, mede door de relatie met het buitengebied. Voor de meeste voorzieningen zijn de inwoners aangewezen op de grotere kernen en buurgemeenten.

Hoewel de toekomstvisie geen specifieke uitspraken doet over het wonen in het buitengebied, draagt onderhavig plan toch bij aan de ambitie. Met dit plan worden namelijk drie reguliere woningen gerealiseerd in het buitengebied en op het landgoed. Hiermee wordt bijgedragen aan aantrekkelijk wonen voor mensen die graag in het buitengebied en/of midden in de natuur willen wonen.

Conclusie

Onderhavig plan is overeen met de toekomstvisie van de gemeente Rucphen.

2.3.2 Structuurvisie Ruphen 2030

De Structuurvisie Rucphen 2030 is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 december 2013. Met deze nieuwe structuurvisie geeft de gemeente richting aan ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente. Deze structuurvisie is een herijking van de structuurvisie uit 2003.

Het ruimtelijk beleid van de gemeente is aangegeven op de visiekaart. Op de visiekaart is het landgoed gelegen binnen de Rucphense bossen en in/nabij de EHS / Groenblauwe mantel. Het beleid hiervoor is als volgt.

Rucphense bossen: versterken natuur en extensieve recreatie (onderdeel EHS)

De Rucphense Bossen hebben een belangrijke recreatieve en natuurfunctie. De nadruk in de visie ligt op het beschermen en versterken van de natuurwaarden en op de infiltratiefunctie. Recreatief medegebruik is een belangrijke nevenfunctie. In beginsel zijn geen rode ontwikkelingen toegestaan, tenzij er sprake is van een economische drager met een aantoonbare meerwaarde voor de cultuurhistorische- en natuurwaarden in het gebied. Nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan behoud van de natuurwaarden en van de infiltratiemogelijkheden. In het noordelijk deel is de meeste ruimte voor recreatieve functies beschikbaar van- wege de nabijheid van de kernen en de recreatieve natuurpoort nabij de Posthoorn. Er worden thema-routes en recreatieve voorzieningen (zoals informatieborden, parkeerplaatsen, picknickplaatsen en banken ed.) uitgewerkt voor extensieve recreatie. Het middengebied onderscheidt zich door de militaire functie, naast de hoofdfunctie natuur en de nevenfunctie extensieve recreatie. In het zuidelijke deel ligt de meeste nadruk op de natuur en is op kleine schaal ook nog extensieve recreatie mogelijk. Dit gebied is voornamelijk privé-eigendom. Zowel aan de westelijke rand van de Rucphense Bossen als de oostelijke bosrand richting Schijfse Vaart is een geleidelijker overgang wenselijk, in de vorm van extra kavelbeplantingen en houtwallen.

EHS / Groenblauwe mantel

De Rucphense bossen, de bossen rond het MOB-complex en enkele verspreide gebieden maken onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur. Het verknopen en versterken van de natuurfunctie en extensieve recreatie is gewenst. De groenblauwe mantel heeft een bufferfunctie rond natuurgebieden en bestaat overwegend uit agrarisch gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur, water en (extensieve) recreatie. In de groenblauwe mantel is het beleid naast behoud van de bestaande functies gericht op behoud én ontwikkeling van natuur en water (-beheer) waarmee wordt bijgedragen aan de bescherming van de waarden in het aangrenzende natuurgebied en er een landschappelijk geleidelijker overgang tussen agrarisch gebied en natuurgebied ontstaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0003.jpg"

Visiekaart met het plangebied globaal in rood omkaderd

Het plangebied ligt in het zuidelijke deel van de Rucphense bossen. Het landgoed is privé-eigendom. Het beleid voor de Rucphense bossen bevat verder geen specifieke uitgangspunten voor het oprichten van een bedrijfslocatie en enkele woningen.

Het beleid voor de groenblauwe mantel is het behouden van de bestaande functies en het behoud en de ontwikkeling van natuur en water. Met onderhavig plan wordt een deel van de gronden, welke reeds in gebruik zijn als landbouwgronden, herbestemd. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan de bestaande functies en de natuur. Verder wordt er een groot deel van de nieuwe ontwikkelingen gecompenseerd voor het Natuur Netwerk Brabant, waarmee de ontwikkeling van de natuur gewaarborgd wordt.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming met de structuurvisie.

2.3.3 Visie Duurzaamheid 2019-2030

De gemeente Rucphen heeft de Visie Duurzaamheid 2019-2030 'Samen werken aan een toekomstbestendig Rucphen' vastgesteld. Deze visie biedt het kader voor het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Rucphen. In de Visie Duurzaamheid richt de gemeente zich op de volgende zes thema's:

  • Klimaat, Energie en Wonen;
  • Groen en Water;
  • Afval en Grondstoffen;
  • Mobiliteit;
  • Landbouw;
  • Gemeente.

Voor onderhavig plan is voornamelijk het eerste thema relevant: Klimaat, Energie en Wonen. Onderhavig bestemmingsplan voorziet namelijk in de vestiging van totaal vier woningen en een bedrijfslocatie. Het doel van dit thema is om in 2050 energieneutraal te zijn, wat tevens aansluit op het hoofddoel van de Klimaatwet. Hierna worden de relevante opgaven voor dit thema besproken.

2.3.3.1 Klimaat

Er is steeds vaker sprake van hevige regenval, hoge temperaturen en zware stormen. Op klimaatverandering kan de gemeente weinig invloed uitoefenen. Wel is het mogelijk om de leefbaarheid in de bebouwde omgeving te beïnvloeden. Onder andere door het verminderen van het verhard oppervlak kunnen de nadelige gevolgen van hevige regenval worden tegengegaan. De ambitie voor klimaat is als volgt: 'Streven naar het verminderen van het verhard oppervlak in particuliere tuinen met 20% in 2030 ten opzichte van 2019.'

2.3.3.2 Isoleren

Isoleren

De twee hoofdtaken voor het energiethema zijn het zoeken naar alternatieve, hernieuwbare vormen van energie en het onderzoeken op welke manieren gebouwen in de toekomst verwarmd kunnen worden. Hoewel de technieken voor nieuwe warmte- en energiebronnen nog vol in ontwikkeling zijn, is de opgave om op korte termijn de energievraag te beperken. Bij nieuwbouw is het streven op korte termijn dat woningen duurzaam gebouwd worden met Energielabel A. De ambitie bij isoleren is als volgt: 'Het streven is bij woningbouw in 2030 een energiebesparing te bereiken van 20% ten opzichte van 2019.'

2.3.3.3 Energietransitie

In 2019 is door de gemeenteraad besloten wat het aanbod aan hernieuwbare energie is. Ook stelt de raad in 2021 het Warmteplan voor de gemeente vast. Hierin staat welke vormen van hernieuwbare energie de gemeente in gaat zetten op het moment dat alle woningen gasloos moeten zijn. Dit moment is bepaald door het Rijk op 2050. Verder worden er jaarlijks prestatieafspraken gemaakt met Thuisvester, waaronder over het verduurzamen van de woningvoorraad. Thuisvester streeft er naar dat haar woningen eind 2021 gemiddeld energielabel B hebben. Daarnaast wordt er, in het kader van de woonvisie, gekeken of de particuliere woningbezitters door stimuleringsregelingen uitgenodigd kunnen worden om hun woningen te verduurzamen. Dit kan bijvoorbeeld door zonnepanelen. De ambitie bij energietransitie is als volgt: 'Het aanbieden van het regionaal bod hernieuwbare energie in 2019 aan de provincie Noord- Brabant waarbij de gemeente Rucphen eveneens zijn verantwoording neemt met betrekking tot de bijdrage van hernieuwbare energie in de gemeente Rucphen. Bij het opstellen van het bod hernieuwbare energie wordt geen enkele energiebron uitgesloten.'

2.3.3.4 Duurzaam bouwen

In 2014 heeft de gemeente het Convenant Duurzaam Bouwen West-Brabant ondertekend. Voor het verduurzamen van nieuwe en bestaande woningen moeten uitvoeringsprogramma's worden opgesteld en mogelijk ook kaders worden vastgesteld om de uitvoering van concrete activiteiten te bevorderen. Deze concrete activiteiten gaan grotendeels over duurzame energieopwekking en isolatie, maar ook het gebruik van duurzame materialen zijn van belang. De ambitie bij duurzaam bouwen is als volgt: 'Bij nieuwbouw is op korte termijn het streven dat nieuwe duurzame woningen worden gebouwd met een Energielabel A. Voor bestaande woningbouw is het behalen van een gemiddeld Energielabel B in 2030 het streven.'

2.3.3.5 Toetsing

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de realisatie van totaal vier nieuwe woningen en een bedrijfslocatie voor een landgoedbedrijf. Ten eerste worden de nieuwe erven voorzien van een halfverharding, waardoor hemelwater makkelijk in de bodem kan infiltreren. Daarnaast krijgen de nieuwe gebouwen energielabel A, onder andere door goede isolatie. Daarnaast wordt gedacht aan het gebruik van een warmtepomp en zonnepanelen. De woningen worden niet aangesloten op aardgas.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming met de Visie Duurzaamheid 2019-2030 van de gemeente Rucphen.

2.4 Landgoederen

De gemeenteraad heeft op 3 januari 2017 de beleidsvisie 'Landgoederen, vandaag en morgen' vastgesteld. Hierin zijn beleidsuitgangspunten voor landgoederen binnen de gemeente Rucphen beschreven. Over landgoed Jachthuis Schijf is het volgende beschreven.

Het landgoed Jachthuis Schijf is het enige historische landgoed binnen de gemeente. Het landgoed was in het verleden groter en is in de loop der jaren door verkoop van delen verkleind. Om de instandhouding van het landgoed duurzaam te borgen, is het toevoegen van nieuwe economische dragers gewenst. Economische dragers die passen bij de historie en het karakter van het gebied. Te denken valt aan landbouw, bosbouw en woonfuncties. Waar mogelijk worden delen van het gebied die vroeger onderdeel uitmaakten van het landgoed, betrokken bij de ontwikkeling.

Verder zijn ook de specifieke, gemeentelijke uitgangspunten voor historische landgoederen beschreven die aanvullend meegenomen worden bij de toetsing van initiatieven in historische landgoederen:

  • De wijze waarop gebieden, die vroeger onderdeel uitmaakten van het landgoed, betrokken worden bij de ontwikkeling;
  • Bestaande vegetatie en te ontwikkelen natuur wordt afgestemd op historische structuren en beplanting. Indien er sprake is van nieuwe natuur waarbij geen historische context bekend is wordt de natuurontwikkeling gebaseerd op het Natuurbeheerplan Brabant aangeduid in een beheertype.

Toetsing

Het landgoed is nog één geheel; er zijn geen gebieden die niet meer deel uitmaken van het landgoed. Daarnaast voorziet onderhavig plan niet in de ontwikkeling van nieuwe natuur. Dit bestemmingsplan geeft wel uitvoering aan de gewenste instandhouding van het landgoed Jachthuis Schijf door het toevoegen van nieuwe economische dragers.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de landgoederenregeling van de gemeente Rucphen.

2.5 Landschapsontwikkelingsplan

In maart 2009 heeft de gemeenteraad het Landschapsontwikkelingsplan Rucphen vastgesteld. Dit plan is opgesteld om sturing te kunnen geven aan komende (voorzienbare) ontwikkelingen in het buitengebied. Tegelijkertijd geeft het een handvat om de wenselijkheid van onvoorzienbare ontwikkelingen te kunnen beoordelen. Het landschapsontwikkelingsplan is hiermee een ontwikkelingsgerichte beleidsvisie. In het plan is gewerkt met deelgebieden. Voor onderhavig plan is het deelgebied 'Rucphense Bossen' relevant. De opgaven voor dit landschap zijn als volgt beschreven:
De Rucphense Bossen zijn aangewezen als infiltratiegebied en grondwaterbeschermingsgebied, vanwege hun functie als voedingsgebied voor diep en ondiep grondwater. Verder maken ze samen met de natte natuurgebieden bij Zundert (zoals De Moeren) deel uit van een zogenoemde Regionale Natuur- en Landschappelijke Eenheid (RNLE). Delen van het bos zijn aangeduid als natte natuurparel. De randen van de bossen en de ingesloten kavels zijn in de reconstructie aangeduid als extensiveringgebied natuur.

Toetsing

Het Landschapsontwikkelingsplan bevat geen relevante uitgangspunten voor onderhavig plan. Onderhavig plan betreft praktisch alleen de realisatie van drie reguliere woningen en een landgoedbedrijf met bedrijfswoning. Dit heeft geen invloed op het functioneren van het grondwaterbeschermingsgebied in de Rucphense Bossen.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met het Landschapsontwikkelingplan van de gemeente Rucphen.

2.6 Visie (Vrijetijds) Economie gemeeente Rucphen 2020-2025

Op 5 februari 2020 heeft de gemeenteraad de Visie (Vrijetijds) Economie gemeeente Rucphen 2020-2025 vastgesteld.

Voor vrijetijdseconomie is in de toekomstvisie aangegeven wat de gemeente wil bereiken. Met deze visie wordt hier verder op voortgebouwd en staan de volgende thema’s centraal: detailhandel en horeca, toerisme, samenwerking economie, arbeidsmarkt, vestiging bedrijven in de kernen, veilig ondernemen en bedrijventerrein Nijverhei. Deze thema’s zijn de bouwstenen voor de gemeente waar het goed ondernemen en recreëren is. De gemeente wil dat het aantrekkelijk blijft om in de gemeente te ondernemen en te werken. In de kernen is detailhandel en horeca aanwezig en er is een bedrijventerrein de Nijverhei. Dit kenmerkt zich door lokaal gebonden bedrijvigheid. De gemeente wil een goed ondernemersklimaat waarvoor zij samen wilt werken met ondernemers. De gemeente heeft een toeristisch aanbod met de Rucphense bossen, fiets- en wandelpaden, religieus erfgoed en voor de avonturiers is er genoeg te beleven in de Binnentuin en bij de recreatieve ondernemers. De gemeente wil dit aanbod in samenwerking met de ondernemers verder uitbreiden en op de kaart zetten. Zodat de bekendheid van gemeente Rucphen groter wordt en we meer bezoekers trekken voor een langer verblijf. Een goed ondernemersklimaat en het aantrekken van recreanten biedt als voordeel dat het draagvlak onder voorzieningen ook voor eigen inwoners wordt versterkt, bijvoorbeeld horeca, zwembad en detailhandel. Zo draagt een sterke vrijetijdseconomie bij aan de leefbaarheid van onze dorpen.

Toetsing

Het landgoed is en wordt niet opengesteld, waardoor de Visie (Vrijetijds) Economie gemeeente Rucphen geen relevante uitgangspunten bevat voor dit bestemmingsplan.

2.7 BOOM Boombeleid gemeente Rucphen

Op 16 juni 2021 heeft de gemeenteraad het BOOM Boomnbeleid gemeente Rucphen vastgesteld. Dit is een beleidsstuk waarin de gemeente haar ambitie voor een groot deeel van de groene leefomgeving heeft vastgelegd.

Waardevolle bomen (en houtopstanden) binnen de gemeente worden sinds 2012 beschermd door de groene kaart (op grond van de APV). Ter voorkoming van subjectiviteit zijn er nieuwe criteria opgesteld die duidelijker, objectiever en beter te handhaven zijn. Daarnaast zijn er minder criteria die daardoor ook beter naar de eigenaren van de bomen te communiceren zijn. Duidelijke beoordelingscriteria zorgen voor een deugdelijke motivatie waarom bomen op de groene kaart geplaatst worden. Dit betreft zowel bomen in het openbaar gebied als op private terreinen. De gemeente wijst een boom aan als waardevol wanneer er, met inachtneming van de genoemde randvoorwaarden, tevens sprake is van tenminste één van de volgende criteria:

  • De boom kent een cultuurhistorische waarde;
  • De boom kent een hoge waarde voor natuur en milieu;
  • De boom heeft een waarde binnen de groenstructuur;
  • De boom staat op particuliere grond en heeft een hoge individuele waarde.

Voor de bomen op deze lijst betekent dit vooral dat ze in basis niet gekapt mogen worden. Een omgevingsvergunning, activiteit kappen, moet worden aangevraagd. Er dient hierbij door de initiatiefnemer een goede motivatie tot kap gegeven te worden. Voor alle bomen (en houtopstanden) die op de groene kaart staan dient (financiële) compensatie plaats te vinden. Voor de bomen die onder de Wet natuurbescherming vallen gelden de daarvoor van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

Op de groene kaart is in het plangebied sprake van particuliere houtopstanden. Het betreft puntvormige, lijnvormige en vlakvormige elementen.

Toetsing

De vlakvormige, lijnvormige en puntvormige elementen op de groene kaart betreffen waardevolle bospercelen en enkele lanen binnen het landgoed en enkele bomen rondom het jachthuis. De waardevolle houtopstanden zullen door onderhavig plan grotendeels niet wijzigen. Enkel op de locatie waar de poortwoningen geprojecteerd zijn zullen bomen gekapt worden. Deze bomen zijn niet beschermd door de APV, maar door de Wet natuurbescherming.

2.8 Nota Parkeernormen Rucphen 2017

De gemeente Rucphen heeft op 31 mei 2017 de Nota Parkeernormen vastgesteld. Hierin is het parkeerbeleid voor de gemeente beschreven. Binnen de gemeente Rucphen staan tal van ruimtelijke ontwikkelingen met name in of in de nabijheid van de bebouwde kommen te gebeuren. Het realiseren van deze extra ruimtelijke ontwikkelingen leidt vaak tot verdichting van de openbare ruimte, extra verkeer op de bestaande wegen en ook extra parkeerdruk. Door het vaststellen van uniforme parkeernormen wordt een duidelijke richting gegeven aan de mate van faciliteren van parkeervoorzieningen.

In paragraaf 3.2.4 is de toetsing aan dit beleid beschreven.

Hoofdstuk 3 Huidige en nieuwe situatie

3.1 Huidige situatie

3.1.1 Omgeving

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Rucphen. De bebouwde kern van Schijf is op circa 1 kilometer ten noordoosten van het landgoed gelegen. Verder bestaat de omgeving voornamelijk uit agrarische gronden. Het landschap in de omgeving is voornamelijk te typeren als een ontginningslandschap. Het landschap heeft een open karakter. De agrarische erven staan hier verspreid in het landschap. Verder bestaat de omgeving direct ten noorden van het plangebied uit bossen: het plangebied sluit aan op de Rucphense bossen.

Kijkend naar de landschappelijke kernkwaliteiten is het landgoed gelegen te midden van de West-Brabantse Venen. Het landgoed wordt gekarakteriseerd door de aaneensluiting van een groot bosareaal waaraan een waardig landgoedkarakter ontleend kan worden, onder andere door de eenheid in bosstructuren, kampontginningen, beleefbare dreven, de heide en bebouwingskarakteristieken.

3.1.1.1 Ruimtelijke structuur

Het landgoed maakt regionaal deel uit van de West-Brabantse venen. De West-Brabantse venen maken deel uit van het zwak golvende dekzandlandschap. Anders dan in Oost-Brabant waren hier geen beeklopen, waardoor de dekzandkommen een slechte ontwatering hadden. Hierdoor ontstond op grote schaal veen. Stormvloeden hebben grote delen van het West-Brabantse veen weggeslagen. Grote delen van de resterende venen zijn door de mens afgegraven en ontgonnen. De natuurlijke basis van dit gebied bestaat daardoor weer uit dekzand.

Kenmerkend voor de West-Brabantse venen is het proces van veenontginning. Initiatiefnemers van de veenontginning waren de abdijen, kloosters en gasthuizen. De turf is ontgonnen vanuit langgerekte veendorpen die de hogere ruggen in het landschap volgen. Hierdoor hebben de dorpen een vrij grillig verloop. De turfvaarten en turfhavens herinneren nog aan de periode van turfwinning. In de kleinste dorpen zijn imposante kerken gebouwd, zoals de basiliek van Oudenbosch, Klein Lourdes in Sint Willebrord en de kerk van Wouw. Ten behoeve van de ontwatering van de zandgronden zijn er verschillende noord- zuid lopende beken en waterlopen gegraven. In de omgeving van Rucphen zijn op grote schaal bossen aangelegd, enerzijds om de dreigende verstuiving van de resterende heidegronden tegen te gaan, anderzijds als leverancier van mijnbouwhout. De oude en jonge zandontginningen zijn sterk verweven en visueel nog goed van elkaar onderscheiden. Kenmerkende landschapselementen zijn: turfvaarten, turfhavens, gegraven beken en waterlopen, houtwallen, landgoederen en (grillig lopende) ontginningslinten. De ontginningen hebben geleid tot een sterk landbouwkundig gebruik met een grote menging van rundvee, akkerbouw, groenteteelt en tuinbouw, lokaal met concentraties van intensieve veehouderij. Vooral groenteteelt en de opkomst van boomteelt zijn bepalend voor het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0004.jpg"

Luchtfoto omgeving met het plangebied in rood omkaderd

3.1.2 Plangebied

Kijkend naar de landschappelijke kernkwaliteiten ligt het landgoed te midden van de West-Brabantse Venen en wordt het landgoed sterk gekarakteriseerd door de aaneensluiting van een groot bosareaal, waarin een waardig landgoedkarakter aan kan worden ontleend. Dit door onder meer de eenheid in bosstructuren, beleefbare dreven, kampontginningen, heide en bebouwingskarakteristieken van het jachthuis, de Jorissenhoeve, café het Jagersrust en de Veldkapel. Dit als een eiland, binnen een agrarisch gebied dat gekarakteriseerd wordt door turfvaarten, bomenrijen en slootpatronen.

Het landgoed is gelegen in het zuidelijke deel van de Rucphense bossen. Totaal heeft het landgoed een oppervlakte van 325 hectare en bestaat grotendeels uit aangelegde naaldbossen uit de vorige eeuw. Sinds 2011 heeft het landgoed een nieuwe eigenaar, die na een periode van minimaal onderhoud, het landgoed grotendeels hersteld heeft. Vanuit de landgoedvisie, die bij de aanvang van de nieuwe beheerperiode is opgesteld, zijn verschillende investeringen gedaan gericht op het verstevigen en opwaarderen van de biodiversiteit op het landgoed. Het landgoed voorziet in een structuurrijk geheel waarin biotopen en verschillende habitats in elkaar overgaan. Voor een duurzame instandhouding is en wordt gewerkt aan het optimaliseren van de huidige economische dragers, waaronder bosbouw en landbouw. Navolgend worden de aspecten van het landgoed beschreven.

3.1.2.1 Bosbouw

De bosbouw voorziet het landgoed van een geldstroom en geeft jaarlijks een klein positief saldo. Naast de oogst wordt er geïnvesteerd in nieuwe aanwas van het bos waarbij gestuurd wordt op inheemse hout- en struiksoorten. De Amerikaanse vogelkers is daarbij een belemmerde factor die door zijn woekering veel kosten veroorzaakt. Naast het verwijderen van vogelkers wordt er geïnvesteerd in nieuw bos. In de afgelopen beheerjaren zijn al ongeveer 20.000 bomen aangeplant en worden er verjongingsvlakken aangelegd waardoor er ruimte is voor spontane bosontwikkeling. De toename van een structuurrijk bos tekent zich af door een toename van het aantal vogelsoorten zoals zwarte specht, havik, raaf en het goudhaantje.

3.1.2.2 Heide

De heide van circa 20 hectare is de afgelopen jaren flink hersteld, onder andere door de inzet van een gescheperde schaapskudde, plaggen, begrazing met runderen en het verwijderen van de vogelkers. Het beheer van de heide is echter een jaarlijks terugkerende en niet kostendekkende activiteit. Om kosten te besparen is gekozen voor de inzet van runderen, die jaarrond de heide en graslanden begrazen. Dit zorgt voor het natuurlijk openhouden van de heide. Daarnaast wordt een deel machinaal geplagd. Naast de bestaande heide is er een nieuwe heide ontwikkeld binnen de bosstructuren. Hierdoor zijn er meer en blijvende open structuren binnen de bossenclaves.

3.1.2.3 Landbouwgronden

De landbouwgronden, die over drie enclaves verspreid liggen over het landgoed, worden deels natuurlijk beheerd. Het gaat hierbij om de enclaves direct in de omgeving van het jachthuis. Deze percelen worden niet meer bemest zodat er een natuurlijke en bloemrijke vegetatie is ontstaan. De percelen worden jaarlijks na 1 augustus gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd. De graslanden zijn na 5 jaar extensief beheer al zeer bloemrijk en stralen een zeer natuurlijk biotoop uit. Het veelvuldig voorkomen van de gele ratelaar duidt op een schrale toestand. De graslanden op de grote enclave 'De Sneider' worden op dit moment nog verpacht aan een regionale melkveehouder. De pachter gebruikt de gronden voor het oogsten van gras voor veevoer. De gronden zijn door de verpachting een economische drager voor het landgoed.

3.1.2.4 Oppervlaktewater

Binnen de Rucphense bossen is oppervlaktewater schaars aanwezig. Aangezien oppervlaktewater belangrijk is voor de biodiversiteit, zijn in de afgelopen jaren twee poelen met oppervlaktewater gerealiseerd nabij het jachthuis. Een andere belangrijke reden voor de aanleg van dit oppervlaktewater is vanuit het oogpunt van brandveiligheid. Hiermee is namelijk voldoende bluswater aanwezig bij eventuele natuurbranden in droge periodes. De bijdrage aan de biodiversiteit heeft geresulteerd in de aanwezigheid van nieuwe vogelsoorten, libellen en amfibieën.

3.1.2.5 Bodemmanagement

Naast het dagelijks beheer heeft het landgoed gezamenlijk met de provincie Noord-Brabant een onderzoek gedaan naar de symbiose tussen schimmels en daaraan verwante paddenstoelen van het bodemleven en de groei van bomen en planten. Hierbij heeft het landgoed samen met de provincie een onderzoeksproject gedaan over een periode van 4 jaar. De resultaten hiervan worden provinciaal gedeeld waarbij het landgoed, maar vooral ook de algemene Brabantse natuur profiteert. Het landgoed heeft bij dit project verschillende landgoederen en natuurorganisaties betrokken.

3.1.2.6 Varkens in het bos

Mede door de aanwezigheid van exoten als de Amerikaanse vogelkers en eik, en daardoor de vorming van een dikke strooisellaag, bevat de bodem weinig tot geen zuurstof. Om het bodemleven te verbeteren is al ingezet op maatregelen als plaggen en beluchten. Dit zijn echter relatief dure maatregelen, waardoor gezocht is naar andere opties. Uit een onderzoek uit 2013 (Laat de varkens los) van de Wageningse Universiteit blijkt dat het houden van verschillende rassen varkens in het bos op een positieve manier bijdraagt aan de natuur. Doordat varkens alleseters zijn en hun voedsel zoeken in de grond, wordt zuurstof in de bodem gebracht en composteert de strooisellaag. Hierdoor ontstaat ruimte voor schimmels en kruiden om te kunnen groeien en bloeien.

Op basis hiervan heeft het landgoed, samen met de stichting Boeren in het Bos, varkens ingezet in de bossen. Enerzijds om de biodiversiteit en het bodemleven te bevorderen. Anderzijds zijn de varkens een verdienmodel door de vleesproductie. De behoefte naar een duurzame herkomst van vlees blijft groeien. De varkens in het bos zijn dan ook het ultieme scharrelvlees. Aangezien het vlees niet het gehele jaar door beschikbaar is, blijft het exclusief en een specialiteit voor restaurants en consumenten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0005.jpg"

Luchtfoto plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0006.jpg"

Schematische weergave huidige situatie met foto's van het landgoed

3.1.3 Cultuurhistorie

In de tweede helft van de 19e eeuw hebben verschillende eigenaren grote stukken heide gekocht van de staat, in de omgeving waar nu het landgoed ligt. Waarschijnlijk waren dit vermogende Belgische particulieren uit de grensstreek. In 1927 worden in opdracht van Hector Carlier de eerste gronden aangekocht. Vervolgens worden meerdere aankopen gedaan in de directe omgeving van de bossen. Op het hoogtepunt omvatte de eigendommen 453 hectare, een boswachtershuis (1912), het jachthuis (1928), veldkapel (1937), Jorissenhoeve (1941), boerderij Hoeksestraat en herberg Jagersrust (aangekocht in 1936-1937).

Hector Carlier was een van de topindustriëlen van België. Carlier kocht niet alleen gronden op de Langendijkse Heide, maar hij kocht in de eerste helft van de 20e eeuw massaal landgoederen in het noorden van Belgiëen in het zuiden van Nederland (tot aan de Biesbosch toe). De familie woonde op kasteel en landgoed Boterbergen (400 hectare), vlakbij de KalmthoutseHeide. Dit kasteel was ontworpen door architect (en zwager) Max Winders.

Hector Carlier geeft opdracht voor een nieuw jachthuis op zijn verworven gronden op de Langendijksche Heide. Hiermee wordt er een nieuwe functie aan de jonge bossen en aan het landgoed toegevoegd: jacht en landbouw. De vergunning voor de bouw van het jachthuis wordt verleend in 1928. In de vergunning van gemeente Rucphen beschreven als ‘Hofstede en Jachtwachters’- woonhuis ter plaatse van “De Schijf”. Architect Max Winders noemt het in zijn begeleidende brief ‘boerderij met stallingen en afhankelijkheden voor jagerssamenkomsten’. Op de bouwtekening met indeling van de kamers is de tweedeling duidelijk te onderscheiden: de ene vleugel is bedoeld als jagerszitplaats met bijbehorende vertrekken, de andere vleugel als boerderij met twee paardenstallen, zes koeienstallen en bijbehorende vertrekken. Op de verdieping zijn de slaapkamers voor de boerenfamilie, de hooizolder, de badkamer en kleedkamers voor de jagers.

Het is waarschijnlijk dat de familie Carlier het jachthuis alleen in de weekenden bezocht en het daarom als ‘buiten’ diende. Een buiten (of weekendverblijf) dat was bedoeld voor de jacht en voor jagerssamenkomsten. De boerderij en de boerenfamilie waren aanwezig voor toezicht en het dagelijks beheer van het landgoed. De kavels direct ten zuiden van het landgoed zijn op de kaarten aangegeven als grasland en akkers. Waarschijnlijk waren dit de huiskavels bij het jachthuis. Na de jaren 60, als de boerenfamilie vertrekt, staat het jachthuis leeg en raakt het landgoed in verval. Bossen breiden zich uit, akkers en weiden groeien dicht en de heide verdwijnt langzaam op het landgoed. Uiteindelijk duurt het tot 2012 voordat een nieuwe eigenaar de restauratie van het jachthuis en het herstel van het landgoed ter hand neemt.

Vanuit de geschiedenis van het landgoed, die hierboven slechts in vogelvlucht is beschreven, herbergt het landgoed diverse, bijzondere cultuurhistorische waarden. De volgende structuren en objecten zijn daarbij van belang:

  • Aan de westzijde binnen het landgoed is De Sneider aanwezig. Dit is een historische landbouwenclave.
  • In het midden van het landgoed is het jachthuis aanwezig. Dit is een rijksmonument en tevens opgenomen als een complex van cultuurhistorisch belang in de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant.
  • Verder is er een drevenstructuur met hoofdlaan aanwezig.
  • Aan de oostzijde is nog een veldkapel aanwezig en een toegangslaan tot het landgoed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0007.png"

Cultuurhistorische waardevolle elementen van het landgoed

3.1.3.1 De Sneider

In de 18e eeuw zijn er nog relicten van vennen of moerassen aanwezig in het laagste deel van het plangebied. Daarbij is De Sneider half in cultuur gebracht. Rond deze tijd was er nog geen directe verbinding met een boerderij. Pas in de 20e eeuw is De Sneider als landbouwgrond gebruikt. Er ontstonden ontwateringssloten en zandpaden die toegang verlenen naar het gebied. In de tweede helft van de 20e eeuw worden ook de gronden ten zuiden van De Sneider gebruikt als landbouwgrond. De meeste heide is dan ook omgezet naar bos of landbouwgrond. De belangrijkste cultuurhistorische kenmerken binnen De Sneider zijn de contouren van het landbouw-/ontginningsgebied, de historische toegangswegen en de ontginningssloot.

3.1.3.2 Jachthuis

Het landgoed kent een historisch landhuis bestaande uit een jachthuis met een oprijlaan en een veldkapel. Het landgoed ligt daarbij omsloten door een groot areaal aan ontginingsbossen. Het landgoed wordt aan de buitengrenzen omzoomd door openbare wegen en wordt aan de zuidzijde doorsneden door de Achtmaalsebaan. Vanaf de openbare wegen is het landgoed niet direct zichtbaar en daardoor niet beleefbaar. Historisch gezien kennen veel landgoederen een hoofdelijke entree die is voorzien van een toegangspoort. Deze toegangen kunnen daarbij bestaan uit een losse poort met hekwerken of uitgebreid met een poortwoning of een poortgebouw.

3.1.3.3 Drevenstructuur

Op het landgoed is een drevenstructuur aanwezig. De ruitvorm maakt het een unieke drevenstructuur. De rationale structuur van de bebossing/ bospercelen is kenmerkend voor ontginningsbossen uit begin 20e eeuw. Met name de blokpercelen in het oostelijke deel van het landgoed zijn waardevol en niet gewijzigd sinds 1900. De ruitvormige percelen zijn van later datum. Het is onbekend of de ruitvorm bewust is aangelegd voor de jacht, zoals bijvoorbeeld bij 17e en 18e eeuwse sterrenbossen. Vanaf de vele dreven was het wild gemakkelijk te detecteren. Wellicht dat de ruitvorm hiervan is afgeleid. Een andere reden is een praktische verklaring. De eerste dreven in het westelijk deel zijn parallel aan de Achtmaalse baan gelegd. Om deze te kunnen ontsluiten worden er (ongeveer) haaks hierop nieuwe dreven aangelegd.

3.1.3.4 Veldkapel & toegangslaan

In 1937 is een veldkapel gebouwd op een voormalige schietberg. Rond het veldkapel was dan ook een oefen-schietterrein aanwezig. Het veldkapel is gelegen aan het eind van de historische oprijlaan vanaf de Hoeksestraat.

3.2 Nieuwe situatie

3.2.1 Beoogde ontwikkelingen

Er is reeds een start gemaakt met het revitaliseren van het plangebied tot een volwaardig landgoed, waarbij het doel is om te komen tot een degelijke inrichting waarbij het landgoed duurzaam in stand gehouden kan worden. In 2012 is begonnen met het restaureren van het jachthuis en de directe omgeving. Verder is er begonnen met het herstellen van de historische lanen en dreven, het herstel van de heide en de exploitatie van de bossen. De reeds bestaande economische dragers, waaronder de opbrengsten van houtoogst, het verpachten van de landbouwgronden, het houden van vee en het produceren van eetbare paddenstoelen, zijn in de afgelopen jaren versterkt. Echter, deze economische dragers zijn niet voldoende om het structurele tekort van de beheerskosten van het landgoed weg te werken. Hierom is het landgoed op zoek gegaan naar nieuwe economische dragers.

Het landgoed is aangewezen als een complex van cultuurhistorisch belang. Op basis van artikel 3.31, lid 2, uit de Interim Omgevingsverordening is nieuwvesting van functies op deze gronden mogelijk als het bijdraagt aan het behoud of herstel van het cultuurhistorisch karakter van het complex en als het past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied. Het landgoed wil dan ook gebruik maken van deze regeling om te zorgen voor nieuwe economische dragers, en daarmee bijdragen aan de duurzame instandhouding van het landgoed in de toekomst. Concreet heeft dit geleid tot de volgende voornemens:

  • De realisatie van een woning en een landgoedbedrijf met bedrijfswoning aan de rand van De Sneider voor de activiteiten binnen het natuur- en bosbeheer. Hier komt het landgoedbedrijf met de bedrijfswoning en daarnaast nog een reguliere woning.
  • De realisatie van twee poortwoningen aan de historische oprijlaan aan de Hoeksestraat.
  • Het herbestemmen van landbouwgronden.

Hierna worden de voornemens nader toegelicht.

3.2.1.1 De Sneider

De uitbesteding van de werkzaamheden voor het beheer van het landgoed brengen veel kosten met zich mee. Het voornemen is dan ook om in de nieuwe situatie de werkzaamheden in eigen beheer te kunnen uitvoeren. Hier is een veilige en robuuste werkomgeving nodig voor het landgoedbedrijf.

De kleinschalige natuurinclusieve landbouw reduceert kosten enerzijds, en zorgt voor een verdienmodel anderzijds. Voor het houden van de runderen en varkens is een centrale opslagplaats nodig voor onder andere het voer, maar ook voor de opslag van materieel en machines ten behoeve van het beheer. Verder is het belangrijk dat er een schuur/stal is waar dieren in geval van calamiteit onderdak hebben. Het is echter niet de bedoeling dat de dieren op de centrale werkomgeving permanent gestald worden. De dieren behoeven in principe geen stalling.

Voor een optimale werkomgeving voor de instandhouding van de bos- en natuurterreinen is de wens om een grote en een kleinere schuur te realiseren met aansluitend erf. De grote schuur krijgt een oppervlakte van maximaal 550 m2 en een goot- en nokhoogte van respectievelijk 6 en 12,5 meter. Deze schuur zal dienen voor het materieel voor het beheer van het landgoed. Hierbij moet gedacht worden aan tractoren, karren, bosbouwvoertuigen, maaimachines e.d. De kleine schuur krijgt een oppervlakte van maximaal 125 m2 en een goot- en nokhoogte van respectievelijk 4,5 en 9 meter. Deze schuur zal dienen als kleine werkplaats en voor de opslag van voer en stro. Voor een goede bedrijfsvoering zijn deze oppervlaktes van de beoogde schuren nodig. Het bij calamiteiten en uitzonderlijke gevallen stallen van de dieren behoeft ruimte en daarnaast is voor het onderhoud van het landgoed veel grootschalig materieel nodig. Voor dit materieel is dan ook voldoende ruimte nodig om het in de schuur te kunnen stallen.

Naast de werkomgeving is het belangrijk dat de beheerder van het landgoedbedrijf in de directe omgeving kan wonen. Derhalve is de wens om een bedrijfswoning te realiseren op korte afstand van de beoogde schuren. Daarnaast is het voornemen om naast de bedrijfswoning nog een reguliere woning te realiseren, die moet dienen als extra economische drager. Beide woningen krijgen een inhoud van 750 m3 en een goot- en nokhoogte van respectievelijk 4,5 en 8,5 meter. De woningen worden traditioneel gemetseld en voorzien van een zadelzak. Hiermee passen de woningen goed in de landelijke karakteristiek. Het erf en de toegangsweg zullen bestaan uit halfverharding.

Het landgoedbedrijf en de nieuwe woning zullen minimaal 25 jaar in eigendom blijven van het landgoed. Dit is geborgd met een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de landgoedeigenaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0008.jpg"

Inrichtingstekening nieuwe situatie op De Sneider

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0009.jpg"

Impressie nieuwe situatie op De Sneider

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0010.jpg"

Impressie nieuwe situatie op De Sneider

Voor alle 3D-impressies van de ontwikkeling op De Sneider wordt verwezen naar Bijlage 2.

3.2.1.2 Poortwoningen aan de Hoeksestraat

Naast de beoogde ontwikkeling op De Sneider is het van belang om aanvullende geldstromen te realiseren om te voorzien in voldoende economische dragers voor het beheer en behoud van het landgoed. Daarom is het voornemen om twee poortwoningen te realiseren aan de oostzijde van het landgoed. De woningen zullen gerealiseerd worden aan het begin van de historische oprijlaan aan de Hoeksestraat. Hierdoor zorgen de woningen niet alleen voor de benodigde geldstromen, maar ook versterken de woningen de historische entrée van het landgoed.

Het voornemen is om een twee-onder-een-kapwoning te realiseren. Beide woningen krijgen elk een inhoud van maximaal 750 m3, waarmee de totale inhoud van het pand neerkomt op 1500 m3. Het gebouw krijgt een goot- en nokhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter. Daarnaast komt er een bijgebouw bij de woningen. Dit bijgebouw krijgt een oppervlakte van 100 m2 en een goot- en nokhoogte van respectievelijk 3,5 en 7,5 meter.

Voor de locatie is gekozen om de woningen te positioneren direct aan de toegangslaan naar de veldkapel. De woningen begeleiden de toegang tot het landgoed. Direct achter de woningen komt een poort die de overgang vanaf het openbare gebied naar het landgoed benadrukt. Ook bij deze woningen zal het erf en de toegangsweg bestaan uit halfverharding.

De nieuwe woningen zullen minimaal 25 jaar in eigendom blijven van het landgoed. Dit is geborgd met een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de landgoedeigenaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0011.jpg"

Schets poortwoningen aan het begin van de historische oprijlaan vanaf de Hoeksestraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0012.jpg"

Schets gewenste situatie poortwoningen aan de Hoeksestraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0013.jpg"

Impressie poortwoningen

Voor alle 3D-impressies van de poortwoningen wordt verwezen naar Bijlage 3.

3.2.1.3 Herbestemmen landbouwgronden

De landbouw op het landgoed heeft een actieve rol in het beheer. Voor de beoogde vorm van landbouw is het van belang om gangbare landbouwgronden in gebruik te houden. Voor zowel de korte als lange termijn voorzien de landbouwgronden in voedsel voor de dieren, maar ook biedt het een vermogenswaarde om mogelijk deel te nemen aan de Rijkse en Europese landbouwfaciliteiten, waaronder subsidies, certificeringen en overige regelingen.

Binnen het huidige bestemmingsplan zijn de huidige landbouwgronden voor een deel niet goed bestemd. Een deel van de landbouwgronden aan De Sneider is namelijk bestemd als 'Bos', terwijl deze gronden wel gebruikt worden voor de landbouw. Daarnaast, aan de oostzijde van het landgoed, is een stuk grond aanwezig wat gebruikt wordt als grasland, maar ook de bestemming 'Bos' heeft. Beide gronden worden dus niet gebruikt conform de bosbestemming. Derhalve is het voornemen om deze gronden passend te bestemmen met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0014.jpg"

Her te bestemmen gronden

3.2.1.4 Compensatie Natuur Netwerk Brabant

Het landgoed is grotendeels onderdeel van het Natuur Netwerk Brabant. In de Interim Omgevingsverordening is bepaald dat kleinschalige herbegrenzing mogelijk is wanneer compensatie plaatsvindt. Met onderhavig plan wordt met de werkomgeving op de Sneider en de (poort)woningen inbreuk gedaan op het Natuur Netwerk Brabant.

De inbreuk op het NNB (het verlies aan bosbestemming) betreft een oppervlakte van 8330 m2, waarvan 7130 m2 door de beoogde ontwikkeling op De Sneider en 1200 m2 door de poortwoningen. Het betrof natuur met een ontwikkeltijd van circa 60-80 jaar. Derhalve dient, op basis van artikel 3.21 en 3.22 uit de provinciale Interim omgevingsverordening, een toeslag van 2/3 van het oppervlak (bovenop de inbreuk) ter compensatie plaats te vinden. In totaal moet er 13.884 m2 gecompenseerd worden.

De compensatie vindt plaats aan de zuidoostzijde van de landbouwenclave bij De Sneider, en heeft een oppervlakte van circa 28.000 m2. Deze gronden krijgen met dit bestemmingsplan de bestemming 'Bos' en de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant'. Hiermee wordt het NNB kleinschalig herbegrensd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0015.jpg"

Compensatie Natuur Netwerk Brabant globaal omkaderd in oranje

In de afbeelding hieronder is de schematische weergave van de nieuwe, gewenste situatie te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0016.jpg"

Schematische weergave nieuwe situatie

3.2.2 Cultuurhistorie

Zoals genoemd wordt gebruik gemaakt van artikel 3.31 'Complex van cultuurhistorisch belang' uit de Interim Omgevingsverordening. Op basis van dit artikel worden dan ook de beoogde nieuwe functies, zoals beschreven in paragraaf 3.2.1, toegevoegd. Hierna wordt dieper ingegaan op de vraag hoe de beoogde ontwikkelingen bijdragen aan het behouden en/of versterken van de cultuurhistorische waarden van het landgoed.

3.2.2.1 De Sneider

Uit de historische kaarten is duidelijk dat de landbouwenclave bij De Sneider zeker sinds de 18e eeuw bestaat. Vanuit deze historie worden de contouren van de enclave behouden, hersteld en versterkt. Dit wordt bereikt door de huidige omzoming te behouden en op deze open plekken te accentueren met solitaire bomen en boomrijen. Daarnaast wordt de historische verkaveling behouden door de watergangen weer zichtbaar te maken. De historische toegangswegen naar het gebied vanuit de Achtmaalsebaan worden hersteld. Van de historische zandwegen is er nog maar een zichtbaar. Binnen de contour van de zandwegen wordt de beoogde bebouwing toegevoegd. Binnen de cultuurhistorische context van het landgoed is dit in wezen de enige logische plek voor het gewenste landgoedbedrijf. Het is op een open plek tegen de noordzijde van De Sneider. Hoewel hier, in de geschiedenis van het landgoed, nooit een boerderij of andere functie heeft gestaan, is dit wel de locatie waar functie en plek het beste bij elkaar passen. Dat is dan op een ‘kruising’ van natuurbeheer, bosbouw en agrarisch grondgebruik. Aan de ene kant is er een de oude, agrarische enclave, aan de andere kant zijn er de uitstrekte bossen van de Veluwe. Voordeel van deze locatie is ook dat deze nu reeds goed bereikbaar is voor het materieel van en voor het landgoed. Ook sluit dit aan bij de structuur die bij veel andere landgoederen en natuurgebieden te zien is. Landbouwenclaves zijn vaak ook de huiskavel van een boerderij die op of bij de enclave zelf aanwezig zijn. Vanuit dat principe is voor het landgoedbedrijf en de reguliere woning daarbij het uitgangspunt dat de gebouwen in ruimtelijk optiek één erf vormen. De nieuwe gebouwen worden daartoe gegroepeerd rondom een gemeenschappelijk erf. De beoogde uitwerking daarvoor is hierboven reeds aangegeven. De nieuwe bebouwing zorgt ervoor dat de landbouwfunctie aan de rand van De Sneider versterkt wordt. Door de versterking van de enclave kan een van de oudste stukken van het landgoed duurzaam ontwikkeld worden. Hiermee wordt dan ook aangesloten bij het provinciaal beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0017.jpg"

Historische kaarten De Sneider

3.2.2.2 Jachthuis

Het jachthuis is een Rijksmonument. Onderhavig plan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die een negatieve invloed hebben op de cultuurhistorische waarde van het jachthuis. Het jachthuis zal behouden blijven in de huidige staat.

3.2.2.3 Drevenstructuur

Onderhavig plan voorziet op een indirecte wijze aan het behoud en herstel van de drevenstructuur. De voorgenomen ontwikkelingen zorgen voor nieuwe financiële middelen om het landgoed te kunnen onderhouden. Hierdoor wordt het ook mogelijk om de drevenstructuur te behouden en versterken.

3.2.2.4 Veldkapel & toegangslaan

Om het landgoed zichtbaar te maken vanaf de openbare weg en daarbij het historisch karakter van het landgoed te versterken is gekozen om twee poortwoningen met poort toe te voegen aan het landgoed. De poortwoningen oriënteren zich daarbij aan de toegangslaan naar de veldkapel. De woningen zullen ruimtelijk bijdragen aan het karakter van het landgoed en zijn daarbij onderscheidend aan de lintbebouwing aan de Hoeksestraat vanuit het dorp Schijf. De entree wordt beter herkenbaar gemaakt en versterkt zo de cultuurhistorische waarden van het landgoed. Het ontwerp van de bebouwing heeft daarbij een mate van stoerheid en een directe link met het jachthuis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0018.jpg"

Historische kaart en luchtfoto

3.2.3 Beeldkwaliteit

Voor dit plan is een beeldkwaliteitsplan gemaakt. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen als Bijlage 4 bij deze toelichting. Hierna wordt het beeldkwaliteitsplan kort besproken.

3.2.3.1 Poortwoningen

De poortwoningen markeren de toegang naar het landgoed. Hoewel de beide woningen zelf via een “Brabants achterommetje” voor het dagelijkse gebruik bereikbaar zijn, markeren zij door hun ligging aan de toegangslaan naar de veldkapel van het landgoed.

De poortwoningen oriënteren zich aan de toegangslaan naar de veldkapel. In de terugliggende groene nis vormt zich een monoliet ensemble, afgesloten van de laan en het omringende bos. De woningen zijn gespiegeld ten opzichte van elkaar en vormden daarmee automatisch een symmetrisch streng geheel. De eenheid in kleur van gevels en dak ondersteunen de samenhang van het totaal. Enkele ornamenten in hardsteen geven de woningen de benodigde detaillering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0019.jpg"

Referenties

3.2.3.2 De Sneider

Voor de nieuwe woningen is 800 m3 als inhoud vastgelegd. De toegang tot de gebouwen vindt plaats via de Achtmaalsebaan, via het reeds bestaande pad, startend direct tegenover de monumentale Jorissenhoeve. De locatie van deze toegang is een eerste duidelijke link naar de geschiedenis van het gehele landgoed. Gebruik makend van de gezichtsbepalende kwaliteiten van de Jorissenhoeve kan het nieuwe ensemble als nieuwe stap in de ontwikkeling van het landgoed Schijf gezien worden.

De gedraaide oriëntatie is afgestemd op de oriëntatie van de stal. Zij delen hun richting en conformeren zich hiermee aan de richting van het oude pad vanaf de Jorissenhoeve.

De draaiing maakt het mogelijk dat de woningen beiden een vrij uitzicht richting het zuiden en zuidwesten hebben, zonder dat de ensemblewerking verloren gaat.

Een berging/garage kan in het gebouw geïntegreerd zijn, zodat een helder en eenvoudige volume bereikt wordt. Losse kleine bijgebouwen zouden het beeld teveel fragmenteren in de grote schaal van het landschap van de Sneider.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0020.jpg"

Referenties

3.2.4 Parkeren

In de Nota Parkeernormen Rucphen 2017 zijn de uniforme parkeernormen vastgelegd. Navolgend wordt ingegaan op de parkeerbehoefte voor de beoogde nieuwe woningen.

3.2.4.1 De Sneider

De beoogde woningen aan De Sneider zijn twee vrijstaande woningen in het buitengebied. Hiervoor geldt de parkeernorm van 2,4 per woning, in totaal dus 4,8. Bij de woningen aan De Sneider moet dus voorzien worden in 5 parkeerplaatsen.

Voor het landgoedbedrijf op De Sneider geldt de parkeernorm van 1,05 per 100 m2 bvo. Dit bedrijf komt het meest overeen met 'Bedrijf arbeidsextensief / bezoekersextensief' uit de nota parkeernormen. Het landgoedbedrijf heeft een bvo van circa 675 m2. Hiermee komt de parkeernorm afgerond uit op 7 parkeerplaatsen.

In totaal dient er op De Sneider voorzien te worden in 11 parkeerplaatsen.

3.2.4.2 Poortwoningen aan de Hoeksestraat

De beoogde poortwoningen betreft een twee-onder-een-kapwoning. Hiervoor geldt de parkeernorm van 2,2 per woning, in totaal dus 4,4. Afgerond moet er bij de poortwoningen voorzien worden in 4 parkeerplaatsen.

3.2.4.3 Parkeeraanbod

De ontwikkelingen vinden plaats in het buitengebied. Rondom de woningen en het landgoedbedrijf is ruimschoots voldoende ruimte om te voorzien in het parkeren op eigen terrein. In de nieuwe situatie wordt dan ook voldaan aan de parkeernormen.

Hoofdstuk 4 Milieuhygiënische aspecten

4.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid, erfgoed en ecologie. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

4.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.

Met onderhavig plan wordt in totaal voorzien in vier woningen, enkele bedrijfs- en bijgebouwen en een functiewijziging van onbebouwde gronden. Voor zover bekend is op basis van historische kaarten het grondgebruik op de locaties van de geprojecteerde woningen agrarisch geweest of het betroffen natuurgronden. Er zijn dan ook geen aanwijzingen die ertoe wijzen dat de bodem verontreinigd kan zijn. Er kan gesteld worden dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan. Een bodemonderzoek is niet nodig. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor de nieuwe woningen zal wel een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

4.3 Bedrijven en milieuzoneringen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Met onderhavig plan wordt een milieubelastende en milieugevoelige functies toegevoegd. De milieubelastende functie is het landgoedbedrijf en de milieugevoelige functies zijn de woningen. Derhalve is sprake van zowel inwaartse als uitwaartse zonering.

Het landgoedbedrijf komt het best overeen met 'bosbouwbedrijven' uit de richtafstandenlijst van de VNG. Hiervoor geldt milieucategorie 3.1, met een richtafstand van 50 meter, met geluid als maatgevend aspect De geprojecteerde reguliere woning, naast de bedrijfswoning bij het landgoedbedrijf, is op meer dan 60 meter afstand gelegen van de bedrijfsbebouwing. De bestemmingen van beide functies grenzen aan elkaar. Daarom is door De Roever Omgevingsadvies een akoestisch onderzoek naar industrielawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 5.

Het akoestisch onderzoek naar industrielawaai is uitgevoerd om de geluidbelasting vanwege het landgoedbedrijf op de woningen in de omgeving vast te stellen.

Het hoogst berekende langtijdbeoordelingsniveau is 35,6 dB(A) etmaalwaarde. Hiermee wordt voldaan aan de richtwaarde van 45 dB(A) uit de Handreiking Bedrijven en Milieuzoneringen. De grenswaarde uit het Activiteitenbesluit bedraagt 50 dB(A) etmaalwaarde. Ook hier wordt aan voldaan. Verder is ook de geluidbelasting op de stiltegebieden berekend. De grenswaarde uit de omgevingsverordening Noord-Brabant (artikel 2.41 lid a) bedraagt 40 dB(A) LAeq, 24 uur op een afstand van 50 meter vanaf de grens van de inrichting. Ter plaatse van alle toetspunten wordt aan deze richtwaarde voldaan. De gewenste inrichting is inpasbaar binnen het Stiltegebied.

Naast het langtijdbeoordelingsniveau is ook het maximaal geluidniveau berekend. De grenswaarde uit zowel de Handreiking Bedrijven en Milieuzoneringen bedraagt respectievelijk 70, 65 en 60 dB(A) in de dag, avond en nacht. Ter plaatse van alle beoordelingspunten wordt aan deze richtwaarde voldaan. Gesteld kan worden dat sprake is van een acceptabel woon- en verblijfklimaat ter plaatse van woningen in de omgeving, inclusief de te realiseren dienstwoningen.

Tot slot is er nog een berekening uitgevoerd naar indirecte hinder. De richtwaarde uit de Handreiking Bedrijven en milieuzonering bedraagt 50 dB(A) etmaalwaarde. Ter plaatse van alle beoordelingspunten wordt aan deze richtwaarde voldaan. Gesteld kan worden dat sprake is van een acceptabel woon- en verblijfklimaat ter plaatse van woningen in de omgeving, inclusief de te realiseren dienstwoningen.

Er kan geconcludeerd worden dat industrielawaai de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg staan. Het landgoedbedrijf en de naastgelegen burgerwoning kunnen in elkaars directe nabijheid worden gesitueerd, zonder dat de ene functie hinder ondervindt van de andere functie.

De poortwoningen zijn op meer dan 1,5 km afstand geprojecteerd. Op circa 200 meter ten noordwesten van de geprojecteerde bedrijfsbebouwing is bebouwing voor verblijfsrecreatie aanwezig. Ook deze afstand is ruimschoots boven de richtafstand. Overige milieugevoelige functies liggen ruimere afstand. Qua uitwaartse zonering vormen milieuzoneringen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

Voor inwaartse zonering geldt het volgende. Aan de Antwerpsebaan 14 is een loonbedrijf aanwezig. Hiervoor geldt milieucategorie 3.1, met een richtafstand van 50 meter. Dit bedrijf is op ruim 400 meter ten noorden van de geprojecteerde nieuwe woningen aan De Sneider gelegen en op meer dan 1,8 km van de poortwoningen. Verder is er nog een loonbedrijf aanwezig aan de Roosendaalsebaan 7. Ook hiervoor geldt milieucategorie 3.1, met een richtafstand van 50 meter. Dit bedrijf is op ruim 700 meter ten noordoosten van de geprojecteerde poortwoningen gelegen. Overige milieubelastende functies liggen op grotere afstand van de nieuwe woningen. Ook voor de inwaartse zonering vormen milieuzoneringen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

4.4 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen.

Voor onderhavig plan is akoestische onderzoek uitgevoerd door De Roever Omgevingsadvies. Het akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is opgenomen als Bijlage 4. Hierna worden de uitkomsten van dit onderzoek besproken.

De poortwoningen zijn gelegen binnen de invloedsfeer van de Hoeksestraat. Uit de berekeningen volgt dat de geluidbelasting op deze woningen op zijn hoogst 38 dB bedraagt ter plaatse van de geprojecteerde woningen. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden.

De geprojecteerde woningen aan de Sneider zijn gelegen binnen de invloedsfeer van de Achtmaalsebaan en de Antwerpsebaan. De geluidbelasting op de woningen vanwege de Achtmaalsebaan bedraagt ten hoogste 34 dB. De geluidbelasting vanwege de Antwerpsebaan bedraagt ten hoogste 26 dB. Ook hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden.

Het eventueel verschuiven van deze woningen binnen de bouwvlakken zorgt niet voor een andere conclusie. De woningen kunnen in het kader van wegverkeerslawaai overal binnen het bouwvlak gerealiseerd worden zonder dat een hoger waarde-procedure nodig zal zijn.

4.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren.

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijnstof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.

Onderhavig plan voorziet in functiewijzigingen en in vier woningen, twee bedrijfsgebouwen e n een bijgebouw. Daarmee valt dit bestemmingsplan onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.

4.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening en de Wabo de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

  • Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
  • Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

De gebieden waar de nieuwe woningen en bedrijfslocatie gerealiseerd worden liggen niet binnen de invloedssfeer van Bevi-bedrijven en van transportassen voor gevaarlijke stoffen. Op onderstaande uitsnede van de risicokaart is wel te zien dat er in de omgeving bedrijven aanwezig zijn waar opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Echter zijn deze bedrijven op ruime afstand gelegen.

Verder zijn in het zuiden en westen van het plangebied drie afzonderlijke aardgastransportleidingen aanwezig. Deze leidingen hebben een PR-contour en voor het groepsrisico geldt een invloedsgebied van 310 meter. De buisleidingen liggen op meer dan 400 meter afstand van de geprojecteerde nieuwbouw. Derhalve vormt externe veiligheid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0021.jpg"

Uitsnede risicokaart met de bouwlocaties in rood omkaderd

4.7 Milieueffectrapportage

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Hoewel onderhavig plan voorziet in een landgoedbedrijf, zijn de dieren al aanwezig. Daarnaast lopen de dieren los over een deel van het landgoed en is het aantal ruim onder de grens benoemd in de bijlage bij het Besluit m.e.r. Ook voorziet onderhavig plan, met 'slechts' 4 woningen, niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

De (overige) milieueffecten zijn onderzocht in dit hoofdstuk. Ook daaruit volgt geen aanleiding om tot een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling over te gaan.

4.8 Erfgoed

4.8.1 Archeologie
4.8.1.1 Inleiding

In Europees verband was het zogenaamde ‘Verdrag van Malta’ tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag was het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk in situ te behouden. Sindsdien geldt dat waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Het Verdrag is in 1998 geratificeerd (Monumentenwet) en op 1 september 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd. De Wamz was een wijzigingswet en omvatte een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer, de Ontgrondingenwet en de Woningwet, op grond waarvan overheden onder andere bij bodemingrepen verplicht rekening moesten houden met het behoud van archeologische waarden. Sinds de invoering van deze wet zijn gemeenten belast met de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Dit is niet veranderd met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet (1-7-2016). Sindsdien is het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed geregeld door één integrale Erfgoedwet. De omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving zal in de nieuwe Omgevingswet worden geregeld, die in 2022 in werking zal treden. Het uitgangspunt is dat de beschermingsniveaus zoals die in de eerdere wetten en regelingen golden, worden gehandhaafd.

Provinciaal beleid

In het kader van het cultuurbeleid van Noord-Brabant zet de provincie in op versterking van de Brabantse identiteit. Onderdeel hiervan is het behoud van het Brabantse ruimtelijk erfgoed, waarmee de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving wordt vergroot en dit erfgoed met Noord- Brabant en haar inwoners wordt verbonden. Als gevolg van de Wro was er destijds de noodzaak om te komen tot zorgvuldige afbakening en onderbouwing van de erfgoedwaarden. Deze waarden zijn op de Cultuurhistorische Waardenkaart, Structuurvisie ruimte en de Verordening ruimte opgenomen. De Cultuurhistorische Waardenkaart is het bindend toetsingskader voor de provincie zelf.

Gemeentelijk beleidskader

In maart 2019 heeft de gemeenteraad de Nota Archeologie gemeente Rucphen vastgesteld.

Het landgoed heeft een hoge verwachtingswaarde ten aanzien van de archeologie. Het landgoed kent, op basis van het gemeentelijke beleid daarvoor, drie verwachtingswaardes:

  • Bekende archeologische vindplaatsen en relicten en hoge archeologische verwachting (ook voor jager-verzamelaars)
  • Hoge archeologische verwachting. Kans op resten gerelateerd aan de natte context
  • Lage archeologische verwachting (eventueel kans op veenwinningsresten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0022.jpg"

Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Rucphen

Vanaf 1900 is in Rucphen gestart met de bebossing van de heide en de stuifduinen. De bebossing werd met verschillende technieken uitgevoerd. De bomen in de bossen op het landgoed zijn niet in rijen geplant, maar door zaaien. Hiervoor zijn bezandingsgreppels aangelegd op groten delen van het landgoed. Het landgoed bestaat in de huidige situatie voornamelijk uit productiebos, graslanden en heidevegetaties. Het beheer van het landgoed is gericht op instandhouding van het geheel. Hiervoor worden onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd die bestaan uit het dunnen van de bossen, het beheren van de graslanden en het laten begrazen van heiden- en natuurterreinen. Deze wijze van beheer wordt in de komende jaren gecontinueerd, zodat ook op het landgoed geen bodemingrepen zijn voorzien waarbij archeologische waarden in het geding zijn. Het archeologisch onderzoek kan daarom beperkt blijven tot de twee locaties waar dit bestemmingsplan in nieuwbouw voorziet. Voor het overige kunnen (naar verwachting aanwezige) archeologische waarden beschermd worden door de geldende, archeologische dubbelbestemming te continueren.

4.8.1.2 Archeologisch onderzoek

Voor onderhavig plan zijn twee bureauonderzoeken uitgevoerd door ADC ArcheoProjecten naar de aanwezige archeologische waarden op de locaties bij De Sneider en de poortwoningen aan de Hoeksestraat. Deze onderzoeken zijn opgenomen als Bijlage 7 en Bijlage 8 bij deze toelichting. Navolgend worden de conclusies en aanbevelingen van beide onderzoeken kort benoemd.

De Sneider

Resten uit het Midden-Paleolithicum zijn schaars maar kunnen zich in het ‘Oud Dekzand’ bevinden en bestaan doorgaans uit stenen werktuigen van de moderne mens en/of de Neanderthaler. In het ‘Jong Dekzand‘ moet rekening gehouden worden met resten uit het Laat-Paleolithicum, het Mesolithicum en het Neolithicum kunnen bestaan uit restanten van kampementen van jager- verzamelaars en zullen zich manifesteren in de vorm van een strooiing van voornamelijk vuurstenen artefacten en houtskool en het voorkomen van haardkuilen. Vanaf het Neolithicum komen ook bewoningssporen voor bestaand uit onder andere huisplattegronden, akkersporen, waterputten en erfscheidingen. Organische botanische en dierlijke resten in onverbrande vorm zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Anorganische resten en verbrande organische resten zullen redelijk tot goed geconserveerd zijn.

Op oude kaarten maakt het plangebied deel uit van een uitgestrekt heidegebied (‘Langendijksche Heide’). Vanaf de 20e eeuw behoorden de gronden tot landgoed Jachthuis Schijf, waarvan het landhuis zich circa 700 m ten oosten van het plangebied bevindt. Gelet op het kaartbeeld zijn geen sporen van agrarische activiteiten of van bebouwing vanaf het begin van de 19e eeuw te verwachten. Evenmin zijn aan het landgoed relateerde sporen te verwachten. Wel zijn op het AHN karrensporen zichtbaar die de mogelijk samenhangen met de op historische kaarten aangegeven en nabij gelegen doorgaande weg ‘Weg van Nieuwmoer naar Roosendaal’.

Om bovenstaande verwachting te toetsen en aan te vullen is in december 2021 een doorstart gemaakt naar verkennend booronderzoek. Hierbij is vastgesteld dat de ondergrond uit dekzand (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden) bestaat. In boring 3, die tot 200 cm –mv is doorgezet, is vastgesteld dat beneden een diepte van 170 cm –mv (circa 10,20 m +NAP) sprake is van matig fijn dekzand met leemlaag, zogenoemd Oud Dekzand, hierboven van zwak siltig, matig fijn dekzand, zogenoemd Jong Dekzand. In de top van het dekzand is een uitontwikkelde podzolbodem aanwezig. Dit betekent dat het potentieel vondst- en sporenniveau uit de periode Laat-Paleolithicum t/m Neolithicum vrijwel overal intact is. De verwachting voor vermelde periode blijft dus hoog.

Poortwoningen Hoeksestraat

Resten uit het Midden-Paleolithicum zijn schaars maar kunnen zich in het ‘Oud Dekzand’ bevinden en zullen bestaan uit stenen werktuigen van de moderne mens en/of Neanderthalers. In het ‘Jong Dekzand‘ moet rekening gehouden worden met resten uit het Laat-Paleolithicum, het Mesolithicum en het Neolithicum kunnen bestaan uit restanten van kampementen van jager-verzamelaars en zullen zich manifesteren in de vorm van een strooiing van voornamelijk vuursteen en houtskool en het voorkomen van haardkuilen. Vanaf het Neolithicum komen ook bewoningssporen voor bestaand uit onder andere huisplattegronden, akkersporen, waterputten en erfscheidingen. Organische botanische en dierlijke resten in onverbrande vorm zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Anorganische resten en verbrande organische resten zullen redelijk tot goed geconserveerd zijn.

Op oude kaarten maakt het plangebied deel uit van een uitgestrekt heidegebied (‘Rucphensche Heide’). Vanaf de 20e eeuw behoorden de gronden tot het landgoed Jachthuis Schijf, waarvan het landhuis zich circa 700 m ten westen van het plangebied bevindt. Gelet op het kaartbeeld zijn geen sporen van agrarische activiteiten of van bebouwing vanaf het begin van de 19e eeuw te verwachten. Evenmin zijn aan het landgoed relateerde sporen te verwachten. Wel zijn mogelijk sporen van bosbouw aan te treffen. Het is mogelijk dat deze (lokaal) tot bodemverstoring en aantasting van archeologische vindplaatsen heeft geleid. Bepalend hierbij is de eventuele aanwezigheid van een stuifzanddek en de dikte daarvan.

Om bovenstaande verwachting te toetsen en aan te vullen is in december 2021 een doorstart gemaakt naar verkennend booronderzoek. Hierbij is vastgesteld dat de ondergrond uit dekzand (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden) bestaat. Beneden een diepte van 35 à 45 cm –mv (circa 14,7 tot 14,3 m +NAP) is sprake van sterk siltig, zeer fijn dekzand, zogenoemd Oud Dekzand, hierboven van zwak siltig, matig fijn dekzand, zogenoemd Jong Dekzand. Met uitzondering van de zuidoosthoek van het plangebied (boring 5) waar een ontgraving heeft plaatsgevonden, is in de top van het dekzand een uitontwikkelde podzolbodem aanwezig. Dit betekent dat het potentieel vondst- en sporenniveau uit de periode Laat-Paleolithicum t/m Neolithicum vrijwel overal intact is. De verwachting voor vermelde periode blijft dus hoog.

Aanbevelingen

ADC ArcheoProjecten adviseert om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een karterend booronderzoek. Het karterend booronderzoek heeft als doel het opsporen van vindplaatsen met als voornaamste prospectiekenmerk een strooiing van overwegend vuursteen. Volgens de KNA Leidraad IVO karterend booronderzoek dienen de boringen in een 13 x 15 m grid te worden geplaatst. Voor het plangebied resulteert dit in circa 20 karterende boringen. Bij het onderzoek dient gebruik te worden gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 12 cm. De opgeboorde grond dient te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van vuursteenmateriaal en eventuele andere archeologische indicatoren door middel van zeven over een zeef met een maaswijdte van 3 mm. De werkzaamheden dienen voorafgaand aan het veldwerk te worden vastgelegd in een Plan van Aanpak (PvA).

Het karterend booronderzoek is inmiddels in gang gezet.. De verwachting is dat het onderzoek voor de vaststelling van dit bestemmingsplan afgerond is. De resultaten zullen te zijner tijd in deze paragraaf verwerkt worden.

4.8.2 Cultuurhistorie
4.8.2.1 Inleiding

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Op 5 juli 2011 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gepubliceerd. Vanaf 1 januari 2012 moet ieder nieuw bestemmingplan een analyse van cultuurhistorische waarden bevatten. In aansluiting op de vaststelling van de Wet tot wijziging van de Monumentenwet 1988 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in mei 2011 zijn op 17 juni 2011 het Bro, het Besluit omgevingsrecht (Bor) en het Besluit archeologische monumentenzorg (Bamz) aangepast. Door een wijziging van het Bro moeten cultuurhistorische waarden voortaan vooraf in het proces van ruimtelijke ordening worden meegenomen, met name bij de voorbereiding en vaststelling van bestemmingsplannen. Het Bro bevat eisen waaraan de voorbereiding van een bestemmingsplan moet voldoen. Zo wordt er onder meer een beschrijving verlangd van de manier waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten wordt omgegaan. De wetgever wil hiermee bereiken dat aandacht voor cultuurhistorische waarden voortaan in het planproces naar voren wordt gehaald.

In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

De Erfgoedwet, van kracht sinds 1 juli 2016, bundelt wet- en regelgeving op het gebied van behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland in één nieuwe wet. Een groot deel van de bestaande wet- en regelgeving (Monumentenwet, Wet ruimtelijke ordening) is overgenomen in de Erfgoedwet, bijvoorbeeld de aanwijzing van rijksmonumenten, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. Voorheen was het behoud en beheer van ons erfgoed geregeld in zes verschillende wetten met elk hun eigen procedures en beschermingsmaatregelen. Het uitgangspunt is dat de beschermingsniveaus zoals die in de eerdere wetten en regelingen golden, worden gehandhaafd. Daarnaast worden aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Samen met de Omgevingswet die naar verwachting in 2022 wordt ingevoerd, wordt een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk.

4.8.2.2 Cultuurhistorisch onderzoek

Het gehele landgoed is als cultuurhistorische waardevol gebied en als complex cultuurhistorisch belang is aangeduid op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant.

Voor onderhavig plan is een cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd door NM onderzoek & advies. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 9. Navolgend worden de uitkomsten besproken.

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is het landgoed aangewezen als Complex van cultuurhistorisch belang. De beschrijving hierbij is als volgt:

"Landgoed in de bossen van Rucphen dat in de volksmond Jachthuis Carlier wordt genoemd. L-vormig jachthuis met centrale knoptoren en inrijpoort uit 1927 is ontworpen door de Belgische architect Max Winders. De knoptoren van het jachthuis roept een Oost-Europese bouwstijl op. De oorspronkelijke Belgische eigenaar, Hector Carlier (1884-1946) had oliebronnen in Roemenië en zal vermoedelijk de bouwstijl van daar hebben meegebracht. Het landgoed bestaat verder uit een oude oprijlaan, een kapel uit 1930, heideveldjes, de kampontginning De Sneijder, markante laan met douglassen en Amerikaanse eiken en duintjes. Door zijn ligging aan de Belgische grens staan er vlak bij elkaar 2 grenstenen. Op deze plek zou de beroemde smokkelaar 'Het Klaveren Vrouwke' zijn doodgeschoten. Bij het landgoed hoorde ook het cafe 'Jagersrust' enkele dienstwoningen en boerderijen, maar die zijn bij de erfenis verkocht. De bossen bestaan hoofdzakelijk uit naald- en loofhout met rhododendron."

Conclusie vanuit cultuurhistorische waardenkaart

De cultuurhistorische waardenkaarten van rijk, provincie en gemeente tonen overeenkomsten in het aangeven van waardevolle structuren en objecten, maar er zijn ook veel verschillen. De meest gedetailleerde weergave wordt gegeven door de gemeentelijke erfgoedkaart. De gemeentelijke kaart is gebaseerd op de voormalige provinciale kaart (deze is tegenwoordig vereenvoudigd opgenomen door de provincie uit beleidsafwegingen). De getoonde waarden op de gemeentelijke kaart zijn allen van lokaal belang, met uitzondering van het Jachthuis en de Jorissenhoeve (nationaal belang), de ontginningsstructuur van de Oude Zoek is van regionale waarde. Het jachthuis is tevens identiteitsdrager. Verder valt op dat de aanduiding productiebos op de gemeentelijke kaart niet is aangegeven binnen de landgoedbegrenzing, terwijl het overgrote deel van de bossen wel productiebos betreft.

Het jachthuis kan niet los worden gezien van de aangrenzende bossen, maar op alle kaarten is deze relatie niet vastgelegd of benoemd. Wellicht dat de toekomstige Omgevingswet hiervoor handvaten biedt. Opvallend is dat De Sneider, De Holle Laagte en de bezandingsgreppels - die als historische relicten uit deze quickscan voortkomen - op geen enkele kaart zijn aangegeven. Ook is er veel verschil tussen de kaarten welke dreven zijn opgenomen als cultuurhistorisch waardevol. Het is mogelijk om wijzigingen of aanvullingen te laten doen op de waardenkaarten. Een eerste aanbeveling is daarom om meer uniformiteit aan te laten brengen in de kaarten. Ten tweede meer aandacht voor het totale ensemble van jachthuis, de bossen, de hoofdstructuren van de dreven/ percelering, elementen als De Sneider, Holle Laagte en een selectie van bezandingsgreppels.

Conclusie en advies erkennen cultuurhistorische waarde

1. Status groen rijksmonument op dit moment niet haalbaar

In de huidige methodiek voor het toekennen van groene rijksmonumenten is het van belang dat er een cultuurhistorisch waardevolle groenaanleg aanwezig is. Traditioneel binnen de monumentenzorg/ erfgoedzorg wordt dit vooral benaderd vanuit de architectuur, waarbij tuinaanleg naar opzet, inrichtingen uitstraling voortvloeit uit de architectuur van het gebouw(encomplex). Kort door de bocht: dus in de eerste plaats aandacht voor tuinen en parken bij buitenplaatsen, kloostertuinen en dergelijke. Bij landgoed Schijf is een dergelijke groenaanleg niet aanwezig. Landgoederen, met een economiedeel waaronder bossen, staan wat verder van dat onderwerp af. De landgoederenbossen worden meer gezien als utilitair groen dan als onderdeel van een architectonische compositie (en vielen daardoor enigszins buiten het aandachtsveld van de gemiddelde kunsthistoricus). Door die (traditionele) ‘kunsthistorische aandacht’ zijn productiebossen (en vaak ook jachtbossen) tot op heden buiten de aandacht gebleven. Dit wil niet zeggen dat dit in de toekomst niet mogelijk wordt.

2. Meer aandacht voor 20e-eeuwse productiebossen en toegepaste ontginningstechnieken

Vanuit de historische geografie is er wel aandacht voor verschillende bostypen. Zo pleit prof. dr. Hans J. Renes (o.a. in ‘’Bossen en buitenplaatsen’’ in de bundel Jonge landschappen 1800- 1940) voor meer aandacht. Ook gegeven vanuit een reactie dat productiebossen snel verdwijnen, omdat ze ‘saai’ worden gevonden en ecologisch gezien niet interessant zijn (in relatie tot huidige bos- en natuurbeheer) en vervolgens door terreinbeheerders worden omgevormd.

3. Aandachtspunt: monument en omgeving (Omgevingswet vanaf 2019)

Het jachthuis is rijksmonument en valt momenteel onder de Erfgoedwet (voorheen Monumentenwet 1988). Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, zoals vergunningen, gaan naar de Omgevingswet die in 2022 van kracht wordt. De nieuwe Omgevingswet verenigt veel bestaande wetten op het gebied van de fysieke leefomgeving, zoals o.a. ruimtelijke ordening, natuur en milieu. Ook de bescherming van cultureel erfgoed gebeurt straks met de Omgevingswet. Nu al moeten gemeenten bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houden met het aanwezige erfgoed. De nieuwe Omgevingswet biedt een zwaardere bescherming. Voor het eerst krijgt een monument directe invloed op zijn omgeving. Met de huidige regels in de Erfgoedwet is namelijk alleen het monument zelf beschermd. De nieuwe regel zal vooral worden toegepast bij monumenten die niet in een beschermd stads- of dorpsgezicht staan, want hun omgeving is al beschermd met soortgelijke regels. Om het monument heen komt straks een klein gebied, een soort ‘monumentengezicht’ of ‘monumentenbiotoop’ dat aantasting van het aanzicht en de waardering van het monument moet voorkomen. Hoe dit precies zal uitpakken moet de toekomst leren. Hoe ver reikt de ‘omgeving’? Wanneer wordt de ‘waardering’ aangetast? Hoe streng kunnen regels zijn? Aannemelijk is dat de regels alleen gaan gelden voor nieuwbouw in de omgeving van het monument. Het verdient aanbeveling om tijdig in overleg te gaan met gemeente Rucphen om de begrenzing van de toekomstige ‘monumentenbiotoop’ af te stemmen.

4.8.2.3 Bescherming cultuurhistorische waarden

Landgoed Jachthuis Schijf is in feite een groot complex van cultuurhistorische waarden. Echter, niet alle cultuurhistorische waarden zijn bijzonder en/of behoudenswaardig. Voor dit bestemmingsplan is dan ook een afweging gemaakt van welke waarden behoudenswaardig zijn. Oftewel: welke bijzondere cultuurhistorische waarden zijn bepalend voor de instandhouding en ontwikkeling van het landgoed? Vervolgens is afgewogen of het bestemmingsplan het aangewezen instrument is om die waarden te beschermen. Oftewel: is een beschermende regeling in het bestemmingsplan noodzakelijk? Op basis van deze analyse zijn er op het landgoed vier objecten en structuren te onderscheiden die bepalend zijn voor de cultuurhistorische waarden:

  • 1. Jachthuis
  • 2. De Sneider
  • 3. Drevenstructuur
  • 4. Toegangslaan met veldkapel.

Voor de bescherming van deze elementen is het volgende overwogen.

Jachthuis

Het jachthuis behoeft geen bescherming via onderhavig plan. Het jachthuis is namelijk een Rijksmonument, waardoor de bescherming al geregeld is.

De Sneider

De Sneider is een oude landbouwenclave. Ruimtelijk uit zich dat door aaneengesloten, agrarische gronden die te midden van bossen liggen. De agrarische gronden kenmerken zich daarbij door een zekere mate van landschappelijke openheid. Die structuur wordt in dit bestemmingsplan beschermd met de aanduiding 'overige zone - landbouwenclave'. De bescherming is binnen deze aanduiding geregeld middels een omgevingsvergunningvereiste voor het aanplanten en verwijderen van beplantingen. Op die wijze kan, bij het aanplanten of verwijderen van bomen en struiken, worden afgewogen of dat aanvaardbaar is, gelet op de in stand te houden, cultuurhistorisch waardevolle landschapsstructuur.

Drevenstructuur

Het behoud van de aanwezige drevenstructuur zal beschermd worden via de regels van onderhavig plan. Onder de gebiedsaanduiding 'overige zone - landgoed' is geregeld dat deze gronden tevens bestemd zijn voor het behoud en de bescherming van onder andere de drevenstructuren. Hieraan is een omgevingsvergunningvereiste gekoppeld voor het verharden en verleggen van wegen en paden die tot de drevenstructuur behoren.

Veldkapel & toegangslaan

De veldkapel met toegangslaan zal de aanduiding 'overige zone - toegangslaan met veldkapel' krijgen, waarmee geregeld wordt dat deze gronden mede bestemd zijn voor het behoud en de bescherming van deze toegangslaan. Onderdeel van deze aanduiding is een omgevingsvergunningvereiste voor het verwijderen van laanbeplanting. Als het verwijderen van laanbomen toch noodzakelijk blijkt, bijvoorbeeld door uitval of de leeftijd van de bomen, kan aan de omgevingsvergunning de voorwaarde worden verbonden dat de bomen worden gecompenseerd om de laanstructuur in ere te houden.

4.9 Ecologie

Voor onderhavig plan is door Florauna Natuuradvies een quickscan naar beschermde soorten en gebieden uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 10 bij deze toelichting. Navolgend worden de conclusies uit dit onderzoek besproken.

Soortenbescherming

Binnen de Soortenbescherming zijn alle bewoonde vogelnesten beschermd. In het plangebied bevinden zich mogelijke nestplaatsen. Het is aan te raden om te werken buiten het broedseizoen van de meeste vogels (grofweg 15 maart -15 juli), of te werken op een manier waarbij vogels in de directe omgeving niet aan broeden beginnen. Op deze manier kan zonder nader onderzoek, mitigatie of compensatie worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Soortenbescherming worden overtreden voor wat betreft algemene vogelsoorten. Werkzaamheden binnen het broedseizoen zijn mogelijk indien is vastgesteld dat er, met het werken volgens een werkprotocol, geen nesten van broedvogels worden verstoord. Zo’n werkprotocol dient te worden opgesteld door een ter zake deskundige, en te worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. Ook zijn werkzaamheden binnen het broedseizoen mogelijk zonder werkprotocol, indien ter plaatse door een deskundige wordt vastgesteld dat er geen bewoonde vogelnesten aanwezig zijn. Een ontheffing is dan niet noodzakelijk. Nader onderzoek of een ontheffing Soortenbescherming is niet noodzakelijk gebleken. De in het plangebied te verwachten soorten hebben geen verblijfplaats binnen of direct nabij de geplande bouwvlakken, of genieten lichte bescherming onder de Soortenbescherming; een algehele vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkelingen is hierop van toepassing. De algemene zorgplicht is onverminderd van toepassing.

Gebiedsbescherming

Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied ‘Brabantse Wal’ is gelegen op circa 9.000 meter ten zuidwesten van het plangebied. Daarnaast maakt het landgoed onderdeel uit van het provinciale deel van het Natuurnetwerk Brabant. Deze beschermde Natura 2000- gebieden zijn op dusdanige afstand gelegen dat negatieve effecten van het plan kunnen worden uitgesloten.

Binnen het plangebied worden bomen geveld. De planlocatie is gelegen buiten de vastgestelde bebouwde kom van gemeente Rucphen. Daaruit volgt dat het onderdeel houtopstanden van de Wet natuurbescherming aan de orde is voor de voorgenomen plannen en dat bij de kap van de bomen een kapmelding ingediend moet worden. Daarnaast moet in overleg met de provincie bepaald worden of een ontheffing van de herplantlocatie of een vrijstelling van de herplantplicht in verband met natuurverbetering aan de orde is. Dit staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

Stikstofdepositieonderzoek

Naast de quickscan is voor onderhavig plan ook een stikstofdepositieonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek, uitgevoerd door De Roever Omgevingsadvies, is opgenomen als Bijlage 11. In dit stikstofdepositieonderzoek is voor de aanleg- en gebruiksfase de te verwachten stikstofdepositie ter plaatse van de Natura 2000-gebieden berekend. Bij dit onderzoek is rekening gehouden met de realisatie van een tennisveld bij het jachthuis. Echter, naderhand is toch besloten om geen tennisveld op het landgoed te realiseren. Uit de berekening blijkt dat de stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden niet hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar. Er is geen sprake van vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming.

4.10 Waterparagraaf

Voor onderhavig plan is door MILON bv een watertoets uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 12. Navolgend worden de uitkomsten van de watertoets besproken.

De voorgenomen ontwikkelingen hebben tot gevolg dat het verhard oppervlak in totaal toeneemt met 1365 m2. Gezien er nieuwbouw gerealiseerd gaat worden stelt het bevoegd gezag dat dit op hydrologisch neutrale manier ontwikkeld dient te worden en er eveneens compenserende voorzieningen dienen te worden gerealiseerd. Voor het toekomstige verhard oppervlak wordt de vereiste compensatie berekend door het toekomstige verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met een waterschijf van 60 mm (0,06 m) en met de plaatselijke gevoeligheidsfactor (1). Daaruit volgt de omvang van de vereiste compensatie in kubieke meters (m3). De benodigde compensatie bedraagt 82 m3 (1.365 m2 x 0,06 x 1).

De eenvoudigste manier om te voldoen aan bergingsopgave is door bij verdere uitwerking van het ontwerp bij beide locatie ruimte te reserveren voor een waterbergingsvoorziening. Voorgesteld wordt hemelwaterberging en –infiltratie te laten plaatsvinden door op beide locaties een wadi te graven. De toename in het verhard oppervlak op De Sneider is het grootst. Derhalve dient de waterbergingsvoorziening op deze locatie groter te zijn dan op de locatie van de poortwoningen.

- Bergingsopgave De Sneider = 985 x 0,06 = 59 m3.
- Bergingsopgave poortwoningen = 380 x 0,06 = 23 m3.

Het waterschap stelt echter dat bij een verharding boven 500 m2 een advies van het waterschap nodig is met betrekking tot de afvoer en opvang van het water. Gezien de omvang van het landgoed is er praktisch gezien sprake van 2 plangebieden waar het verhard oppervlak toeneemt. De ontwikkeling van de poortwoningen zorgt voor een toename van het verhard oppervlak van circa 380 m2. Daarnaast vindt de ontwikkeling plaats in het buitengebied. Voor de poortwoningen is derhalve geen waterberging nodig. Het hemelwater kan en zal de bodem blijven infiltreren. Het hemelwater dat op de nieuwe bebouwing valt, zal via een hemelwaterafvoer afgevoerd worden naar de omliggende gronden, waar het de bodem kan infiltreren. Tevens wordt gebruik gemaakt van halfverharding.

De ontwikkeling aan De Sneider zorgt echter wel voor een toename groter dan 500 m2. Hier is wel waterberging nodig. De waterberging zal hier gerealiseerd worden door de aanleg van een wadi.

Voor de nieuwe gebouwen wordt een nieuwe vuilwaterinstallatie aangelegd, zodat deze ook aangesloten kunnen worden op het ter plaatse aanwezige vuilwatersysteem.

4.11 Duurzaamheid

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de realisatie van totaal vier nieuwe woningen en een bedrijfslocatie voor een landgoedbedrijf. Ten eerste worden de nieuwe erven voorzien van een halfverharding, waardoor hemelwater makkelijk in de bodem kan infiltreren. Daarnaast krijgen de nieuwe gebouwen energielabel A, onder andere door goede isolatie. Daarnaast wordt gedacht aan het gebruik van een warmtepomp en zonnepanelen. De woningen worden niet aangesloten op aardgas.

4.12 Brandveiligheid

Een goede bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn een randvoorwaarde voor de kwaliteit van de brandweerzorg. In de Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening zijn richtlijnen beschreven voor de verschillende soorten van bluswater. Deze soorten zijn:

  • Water uit de tank: direct na aankomst van de brandweer beschikbaar.
  • A-water: is binnen 3 minuten beschikbaar en levert minimaal 60 m3/uur. Een voorbeeld is een ondergrondse brandkraan op maximaal 40 m van de brandweertoegang.
  • B-water: is binnen 15 minuten beschikbaar en levert tussen de 60 en 120 m3/uur, afhankelijk van de gebruiksfunctie. Een voorbeeld is een ondergrondse brandkraan op maximaal 200 m.
  • C-water: is binnen 60 minuten beschikbaar met een capaciteit van 120 tot 240 m3/uur, afhankelijk van de gebruiksfunctie. Een voorbeeld is open water binnen 2500 m.
  • Maatwerk: maatwerkoplossingen kunnen onder andere noodzakelijk zijn bij bijzondere objecten zoals BRZO-bedrijven en natuurgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0023.jpg"

Uitsnede Bluswatermatrix Brabant

In het plangebied is open water aanwezig. Rondom het jachthuis zijn twee poelen aangelegd met een totale capaciteit van circa 10.000 m3. Hier is dus sprake van C-water. Uit bovenstaande bluswatermatrix blijkt C-water in het natuur- en buitengebied een capaciteit moet hebben van 120 m3/uur en het water binnen 60 minuten beschikbaar moet zijn voor de woonfuncties. Voor het jachthuis geldt een woonfunctie en een bijeenkomstfunctie. Het jachthuis wordt gebruikt als vakantiehuis door de eigenaar en periodiek is er een expositie.

In onderstaande afbeelding zijn indicatieve routes te zien vanaf de poelen naar De Sneider en de poortwoningen. Het jachthuis is gelegen tussen de poelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0840.9000B0053-ON01_0024.jpg"

Indicatieve routes vanaf het bluswater naar de woningen

De afstand vanaf De Sneider naar de dichtstbijzijnde waterpoel op het landgoed bedraagt circa 1200 m. De afstand vanaf de poortwoningen naar de dichtstbijzijnde waterpoel bedraagt circa 1050 meter. Daarnaast is het jachthuis gelegen op circa 70 meter vanaf de dichtstbijzijnde waterpoel.

Zoals genoemd is de richtlijn/eis dat het bluswater een capaciteit van 120 m3/uur moet hebben en binnen 60 minuten beschikbaar moet zijn. Aan deze richtlijn/eis wordt ruimschoots voldaan. De waterpoelen hebben namelijk een totale capaciteit van circa 10.000 m3 en met een maximale afstand van circa 1200 m kan dit water in minder dan 30 minuten beschikbaar zijn. Voor het jachthuis geldt dat dit water in slechtst enkele minuten beschikbaar kan zijn. Daarnaast zal de brandweer bij aankomst eerst blussen met het aanwezige water in de tank van de brandweerwagen. De wegen tot aan de nieuwe woningen en het jachthuis zijn goed toegankelijk voor de hulpdiensten.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.

Voor de regels van dit plan zijn de regels uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2020 als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens ontdaan van overbodige elementen, geactualiseerd op gewijzigde wetgeving en op onderdelen aangepast in verband met de beoogde situatie in het plangebied. De voor onderhavig bestemmingsplan relevante bestemmingen worden hierna kort besproken.

5.1 Agrarisch met waarden - Natuur

Onderhavig plan voorziet in de functiewijziging van enkele gronden met de bestemming 'Bos'. Aangezien deze gronden niet past binnen de gegeven bestemming, krijgen deze gronden met onderhavig plan de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur'. Hiermee worden deze gronden passend bestemd. De regels uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2020' blijven onverkort gelden voor deze bestemming.

5.2 Bedrijf - Landgoedbedrijf

Aan de rand van De Sneider wordt voorzien in een bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen voor het landgoedbedrijf. In de huidige situatie hebben die gronden de bestemming 'Bos'. Om te kunnen voorzien in het landgoedbedrijf krijgen die gronden met onderhavig plan de bestemming 'Bedrijf - Landgoedbedrijf'. Binnen deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen worden opgericht waarvoor een maximum bebouwd oppervlak geldt van 670 m2. Op de verbeelding is dit aangeduid met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m). Verder mag er een bedrijfswoning gebouwd worden met een maximale inhoud van 750 m3. Daarnaast geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 5,5 en 9 meter voor de bedrijfswoning.

5.3 Wonen

Naast de bedrijfslocatie voorziet onderhavig plan in drie reguliere woningen. Aangezien ook deze woningen geprojecteerd staan in de bestemming 'Bos', is een nieuwe bestemming nodig voor deze gronden. Met de bestemming 'Wonen' wordt dan ook voorzien in de beoogde drie reguliere woningen. Per woonbestemming is in principe één woning toegestaan. Echter, bij de woonbestemming voor de poortwoningen is voorzien in twee wooneenheden middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding. Voor alle woningen geldt een maximale inhoud van 750 m3 en een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 5,5 en 9 meter.

5.4 Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant

Met de nieuwbouw op het landgoed wordt afbreuk gedaan aan het Natuur Netwerk Brabant. Derhalve is compensatie verplicht. Dit bestemmingsplan voorziet in de benodigde compensatie door de gronden gelegen ten zuidoosten van de landbouwenclave bij De Sneider de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant te geven.

5.5 Overige bestemmingen en aanduidingen

Bij de bestemming 'Bedrijf - Landgoedbedrijf' is de aanduiding 'specifieke vorm van Bedrijf - voorwaardelijke verplichting' toegevoegd. Bij de twee nieuwe woonbestemmingen is de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - voorwaardelijke verplichting' toegevoegd. Bij de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - Natuur Netwerk Brabant' is de aanduiding 'specifieke vorm van bos - NNB' toegevoegd. Met deze aanduidingen wordt de voorwaardelijke verplichting geregeld. Deze verplichting houdt in dat de gronden binnen de bestemmingen 'Bedrijf - Landgoedbedrijf' en 'Wonen' slechts gebruikt mogen worden indien en zolang een jaar na inwerkingtreding van onderhavig plan voldaan is aan de compensatieplicht van het Natuur Netwerk Brabant.

Op de bovengenoemde bestemmingen en aanduidingen na voorziet onderhavig plan niet in andere wijzigingen. Derhalve zijn de overige, relevante bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen die gelden voor het landgoed overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2020. Het gaat om de bestemmingen 'Bedrijf - Nutsvoorziening', 'Bos', 'Natuur', 'Leiding - Gas' en 'Waarde - Archeologie'.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavig bestemmingsplan voorziet neen bouwplan in de zin van de Bro. Met de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met het onderhavige bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen. Derhalve is het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

Het concept van dit bestemmingsplan zal worden toegezonden aan de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, provincie Noord-Brabant, de veiligheidsregio en het waterschap in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

7.2 Participatie

Voor onderhavig plan is een omgevingsdialoog uitgevoerd met de direct omwonenden en betrokkenen. Het betreft de eigenaren van het aangrenzende landgoed Jorrisenhoeve en de pachter van De Sneider. Daarnaast is ook de Netwerkgroep Rucphen geïnformeerd over de plannen. De initiatiefnemer heeft de het bestemmingsplan en de voornemens aan de genoemde partijen laten zien en toegelicht. De partijen hebben aangegeven positief in de voornemens te staan en geen bezwaren te hebben. Wel hebben de betrokkenen aangegeven graag op de hoogte gehouden te willen worden.

7.3 Voorontwerp

Het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft van 21 april 2022 tot en met 1 juli 2022 als voorontwerp ter inzage gelegen. De inspraakmogelijkheid heeft tot drie schriftelijke reacties geleid. Deze inspraakreacties zijn binnen de daarvoor gestelde termijn ontvangen en gelet daarop ontvankelijk. Aan de hand van de inspraakreacties is dit bestemmingsplan op een aantal punten aangepast. Voor de inspraakreacties, beantwoording en aanpassingen wordt verwezen naar Bijlage 13 Nota van Beantwoording.

7.4 Ontwerp

Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft van [P.M.] tot en met [P.M.] ter inzage gelegen. Toen zijn [P.M.] zienswijzen ingediend.