Plan: | Sport- en vrijetijdscentrum 'De Vijfsprong', Baanvelden 22 |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0840.2581S0011-VO01 |
InterimStructuurvisie Noord-Brabant
Beleid
De provincie Noord-Brabant heeft het beleid van het Streekplan Noord-Brabant (2002) vastgelegd in de InterimStructuurvisie (2008). Daarin is vastgelegd dat in de toekomst zorgvuldiger moet worden omgegaan met de beschikbare ruimte. Om dat te bereiken zijn vijf uitgangspunten ("principes") van belang.
Voor de gemeente Rucphen zijn met name de eerste twee principes van belang. Op figuur 3.1 is een uitsnede van de InterimStructuurvisiekaart opgenomen. Hier is het plangebied deel van de AHS-landbouw. De AHS-landbouw omvat de meest pure landbouwproductiegebieden. De natuurwaarden en de daarmee samenhangende landschapswaarden die in deze gebieden voorkomen, zijn zo algemeen of komen alleen in zulke kleine gebiedjes voor, dat een aanduiding daarvan op de kaart achterwege is gelaten.
Uitgangspunten voor AHS-gebieden zijn de volgende.
Gedeputeerde Staten werken de uitgangspunten voor de in- en externe beschermingsregimes verder uit en betrekken hierbij de mogelijkheden tot maatwerk in de uitwerking van de ecologische hoofdstructuur (zoals in de Nota Ruimte (2006) benoemd.
Figuur 3.1. InterimStructuurvisiekaart
Toetsing
Uitbreiding van de accommodatie van de Koningsschutters voldoet aan de Interim Structuurvisie.
Uitwerkingsplan Landelijke regio Alphen-Chaam, Baarle Nassau, Rucphen en Zundert (2004)
Beleid
In het Uitwerkingsplan, dat door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 21 december 2004 is vastgesteld, is op basis van ruimtelijke kwaliteiten en karakteristieken
van de regio in beeld gebracht waar ruimte gevonden kan worden voor ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen en werken.
De ruimtelijke kwaliteiten en karakteristieken van de regio zijn vastgelegd en beschreven in een Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS). Het DRS vormt de basis voor het ruimtelijk ontwerp. In het ruimtelijk ontwerp is een voorstel ontwikkeld voor de stedelijke ontwikkeling van wonen en werken voor de periode tot 2020.
Het bestaand stedelijk gebied vervult in het Uitwerkingsplan een belangrijke rol voor het accommoderen van de stedelijke ruimtevraag. Stedelijke herstructurerings- en intensiveringprocessen zijn in beginsel overal binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk. Uiteraard moet hierbij worden aangesloten op de kwaliteiten en mogelijkheden van dat stedelijk gebied.
Het plangebied ligt tussen de kernen Sint Willebrord en Rucphen, dat in het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld is aangeduid als gebied voor 'landschapsbeheer'. In deze gebieden is het beleid nu en in de toekomst gericht op het beheer van de bestaande kwaliteiten.
In het Uitwerkingsplan wordt ook ingegaan op de rood-met-groen koppeling. Belangrijk is dat het bij rood-met-groen gaat om een afgeleide kwaliteitsverbetering van de aantasting van buitengebied door stedelijk ruimtebeslag en niet zoals bij de rood-voor-groen benadering waarbij kwaliteitsverbetering het primaire doel is.
Figuur 3.2. Uitwerkingsplan Landelijke regio Alphen-Chaam, Baarle Nassau, Rucphen en Zundert (2004)
Toetsing
Op figuur 3.2 is af te lezen dat het overgrote gedeelte van het buitengebied van Rucphen - en ook het plangebied - valt binnen het landschappelijk raamwerk. Verstedelijking is hier uitgesloten. Het beleid is gericht op een kwalitatieve verbetering van de inrichting van het landschap. In deze gebieden is het beleid nu en in de toekomst gericht op het beheer van de bestaande kwaliteiten. De in het Uitwerkingsplan beschreven ruimtelijke plannen vormen geen belemmering voor de uitbreiding van de accommodatie voor de Koningsschutters. Evenmin vormt de uitbreiding van de accommodatie een belemmering voor de beleidsvoornemens. Gezien de aard en omvang van het project heeft de uitbreiding van de indoorschietbaan slechts een beperkte ruimtelijke impact op de omgeving. Voldaan wordt aan de uitgangspunten van het Uitwerkingsplan.
Verordening ruimte Noord-Brabant (fase 1, vastgesteld)
Algemeen
Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor, anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent het uitgangspunt van bundeling van verstedelijking dat het leeuwendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de vijf stedelijke regio's. De stedelijke regio's zijn zodanig ruim aangeduid, dat zij naar huidige inzichten – met het perspectief van 20 à 25 jaar – kunnen voorzien in de ruimtebehoefte voor wonen, werken en andere verstedelijkingsopgaven.
Landelijke regio's
In de landelijke regio's staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal. Dit betekent dat het accent op inbreiden, herstructureren en intensief en meervoudig ruimtegebruik ligt.
Rood-met-groen-koppeling
Sinds 1 juli 2005 vereist het provinciaal ruimtelijk beleid dat wanneer uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag ten koste van het buitengebied onontkoombaar is, deze gepaard moet gaan met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in het buitengebied. Om aantasting van het buitengebied te compenseren wordt een investering in de kwaliteit van het buitengebied elders geëist, bijvoorbeeld door landschapsontwikkeling en groen aanleg. Bij elk plan voor een stedelijke ontwikkeling buiten het bestaand stedelijke gebied geldt als uitgangspunt de voorwaarde dat gelijktijdig wordt aangegeven waar en hoe deze rood-met-groen-koppeling inhoud krijgt en op welke wijze wordt zeker gesteld.
Om de uitvoering van stedelijke ontwikkeling niet teveel te belasten maakt de Verordening ruimte het ook mogelijk dat in de grondprijs voor deze stedelijke ontwikkeling een bedrag wordt opgenomen dat gestort wordt in een specifiek fonds ten behoeve van kwaliteitsverbetering in het buitengebied, het zogenaamde groenfonds. De rood-met-groen-koppeling is in algemene termen in de Verordening ruimte opgenomen. Deze heeft uitsluitend betrekking op nieuwe ruimtelijke plannen voor stedelijke ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied. De gemeente kan een zogenaamd groenfonds instellen waarvoor de basis moet liggen in de gemeentelijke structuurvisie.
Toetsing
De projectlocatie is binnen de Verordening Fase 1:
Het project voldoet aan de verordening. Er zijn geen specifieke toetsingsregels. De uitbreiding vindt plaats aansluitend aan de huidige accommodatie binnen een recreatiegebied, te midden van andere bestaande recreatieve (gebouwde) voorzieningen. Het bos dat wordt gekapt wordt gecompenseerd. De gemeente sluit met de initiatiefnemer een overeenkomst hieromtrent.
Verordening ruimte Noord-Brabant (fase 2, ontwerp)
Algemeen
De verordening Ruimte is op onderdelen aangevuld en/of herzien. De ontwikkeling is gesitueerd binnen de aanduiding "agrarisch gebied". Relevant zijn de algemene artikelen 1.2.1 en 1.2.2 en artikel 3.8.8 Regels voor sportvoorzieningen en diverse vrije-tijds-voorzieningen in het buitengebied.
Artikel 1.2.1. Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit
In het eerste lid is in algemene termen de zorgplicht van gemeenten voor ruimtelijke kwaliteit bij de voorbereiding en vaststelling van bestemmingsplannen opgenomen. Beoogd wordt om met behulp van zorgplichtbepalingen als vervangers van de gedetailleerde regels ruimte te scheppen voor maatwerk, zodat gemakkelijk kan worden ingespeeld op verschillen in omstandigheden. De zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit richt zich op ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, niet omdat dit binnenstedelijk geen wezenlijk beginsel zou zijn, maar omdat het provinciaal belang daar niet zodanig aanwezig is dat dit onderwerp van regelgeving zou moeten zijn.
Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik is op een tweetal aspecten uitgewerkt. Ten eerste wordt vereist dat bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, gebruik wordt gemaakt van een locatie waar op grond van de vigerende planologische regeling het oprichten van gebouwen is toegestaan. Ten tweede wordt voor de uitbreiding van bestaand ruimtebeslag een verantwoording gevraagd die inzicht biedt in de vraag of intensivering van gebruik of herschikking binnen de bestaande gebruiksruimte niet mogelijk is.
In het derde lid wordt vereist dat wordt aangegeven dat de ruimtelijke ontwikkeling bijdraagt aan het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van de in het plan begrepen gronden en die in de naaste omgeving daarvan. Ontwikkelingen passen bij de aard, schaal en functie van die omgeving.
Artikel 1.2.2. Investeren in landschap
Dit artikel biedt de grondslag voor de toepassing van de landschapsinvesteringsregel. Het tweede lid bepaalt in concrete termen de hoogte van de vereiste bijdrage, uitgedrukt in de hoogte van de financiële bijdrage. Dat betekent overigens niet dat een financiële bijdrage het doel is van de regeling. Beoogd wordt om een daadwerkelijke kwaliteitsverbetering van het landschap in het buitengebied tot stand te brengen. Het derde lid bepaalt dat de waardevermeerdering bepaald wordt door de wetgeving van de Wet waardering onroerende zaken. Daarmee is een objectieve grondslag aangegeven die niet hoeft te leiden tot extra bestuurslasten. Het vierde lid geeft aan dat de voorgenomen verbetering past binnen de hoofdlijnen van door de gemeente vastgesteld beleid. Het vijfde lid maakt het mogelijk om een zogenaamd landschapsfonds in te stellen dat gevoed wordt uit ruimtelijke ontwikkelingen die niet rechtstreeks gekoppeld zijn aan een concrete verbeteringsmaatregel. Voorts maakt het zesde lid het mogelijk dat Gedeputeerde Staten nadere regels stellen met betrekking tot het landschapsfonds. Tenslotte regelt het zevende lid waarop de landschapsinvesteringsregeling niet van toepassing is.
Artikel 3.8.8. Regels voor sportvoorzieningen en diverse vrije-tijdsvoorzieningen in het buitengebied
Van belang is het eerste lid: veldsporten en diverse vrije-tijdsvoorzieningen
Dit lid regelt dat in de kernrandzone veldsporten of andere vrije tijdsvoorzieningen, zoals volkstuinen, scouting, ponyclubs en dergelijke, mits deze gepaard gaan met beperkte bebouwing en beperkte publiekaantrekkende werking onder voorwaarden mogelijk zijn. Voor de ontwikkeling van deze functies wordt het vereiste van ontwikkeling op een bestaande locatie losgelaten omdat er sprake moet zijn van beperkte bebouwing. Onder beperkte bebouwing verstaan wij in dit geval bebouwing met een bouwlaag, een beperkte oppervlakte en een beperkt investeringsniveau.
Toetsing
De beoogde realisering van de uitbreiding van de schietbaan is passend in de tweede fase van de verordening: