Plan: | Centrum Rucphen, Rucphense Vaartkant te Rucphen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0840.2581K0023-DEF1 |
Op de hoek Rucphense Vaartkant en Raadhuisstraat is men voornemens een appartementengebouw te realiseren. op basis van het vigerend bestemmingsplan is dat niet rechtstreeks mogelijk. Om de realisatie mogelijk te maken wordt voorliggend bestemmingsplan in procedure gebracht.
Het plangebied is gelegen in het centrum van de kern Rucphen in de gelijknamige gemeente. Het plangebied wordt aan de noord- en oostzijde begrenst door de Rucphense Vaartkant en aan de zuidzijde door de Raadhuisstraat. Aan de westzijde wordt het plangebied begrenst door naastgelegen percelen.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Het plangebied bestaat uit diverse percelen:
In totaal bedraagt de oppervlakte van het plangebied circa 3000 m2. In onderstaande figuur is de kadastrale situatie van het plangebied aangegeven.
Figuur 1.2 Weergave kadastrale situatie
Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Herontwikkeling centrum Rucphen', dat is vastgesteld op 15 juni 2016. Een deel van het plangebied heeft de bestemming 'centrum', deels de bestemming 'wonen' en deels de bestemming 'bedrijf'. Op de 2 meest oostelijk gelegen percelen (nummers 1323 en 1476) ligt thans de een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'centrum' te wijzigen in 'wonen' ten behoeve van de realisatie van maximaal 18 woningen. Aangezien deze wijzigingsbevoegdheid zich beperkt tot de twee oostelijk gelegen percelen en voorliggend plangebied meerdere percelen omvat, kan geen gebruik gemaakt worden van de wijzigingsbevoegdheid.
Verder kent het gehele plangebied een archeologische dubbelbestemming. Binnen het plangebied gelden tevens verschillende maximale goot- en/of bouwhoogten.
De beoogde ontwikkeling past derhalve niet binnen de aangegeven bestemmingen dan wel binnen de aangegeven goot- en/of bouwhoogten.
Figuur 1.3 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Herontwikkeling centrum Rucphen'
In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de beoogde ontwikkeling beschreven. De beleidskaders van het rijk, de provincie en de gemeente komen in hoofdstuk 4 aan bod. De verschillende in geding zijnde omgevingsaspecten die van invloed (kunnen) zijn op de kwaliteit van de leefomgeving worden beschreven in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt het aspect water nader toegelicht. De plansystematiek en de toelichting op de regels komt in hoofdstuk 7 aan bod. En in de daarna volgende hoofdstuk 8 en 9 komen respectievelijk de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan de orde.
In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven. Hierbij vindt een beschrijving van de gemeente Rucphen, de kern Rucphen en het plangebied plaats.
Het plangebied is gelegen in de gemeente Rucphen, een landelijke gemeente in het westen van de provincie Noord-Brabant. De gemeente telt 22.475 inwoners (CBS, 31 mei 2018). De gemeente bestaat uit de kernen Rucphen, Sprundel, Schijf, St. Willebrord en Zegge. Binnen de kernen zijn er veel verschillen in het ruimtelijk structuurbeeld aanwezig, iedere dorpskern heeft zijn eigen karakter.
In het centrum van Rucphen bevindt zich een grote verscheidenheid aan functies, met een grote menging. De ligging van de diverse functies is deels verspreid. Wel bevindt het zwaartepunt van de winkel- en commerciële voorzieningen zich in het westelijk deel van de Raadhuisstraat.
Kenmerkend voor de Rucphense Vaartkant is de afwisseling in oriëntatie. Voor een deel wordt het beeld bepaald door de voorzijde van woningen en een bedrijfsgebouw, voor een deel bestaat het beeld uit achtererven van woningen en winkels aan de Raadhuisstraat. De bebouwing is over het algemeen eenvoudig, sober en kleinschalig.
Het historisch gegroeide wegenpatroon is een kenmerkend element voor het centrum van de kern Rucphen. Met name rondom het oude gemeentehuis, welke zich bevindt aan de overzijde van de Rucphense Vaartkant, ligt de nadruk op de verkeersfunctie. De Rucphense Vaartkant en het oostelijk deel van de Raadhuisstraat vervullen in de huidige situatie nog een belangrijke rol voor doorgaand verkeer.
Er is sprake van een gesloten straatbeeld. Langs enkele delen van de Raadhuisstraat loopt de verharding van gevel tot gevel. Slechts enkele panden hebben een voortuin. In de openbare ruimte is er weinig groen aanwezig. Het belangrijkste groenelement in het centrum van Rucphen ligt achter de kerk en de pastorie.
Het plangebied is gelegen in het centrum van de kern Rucphen. Het plangebied is gelegen tussen de straten Rucphense Vaartkant en Raadhuisstraat. Binnen het plangebied zijn twee onbebouwde percelen, welke zijn ingericht als jeu des boulesbaan. Aan de zijde van de Raadhuisstraat bevinden zich twee bestaande panden welke in gebruik zijn geweest als woning en/of detailhandel. Beide panden staan thans leeg. Aan de Rucphense Vaartkant zijn een tweetal woningen aanwezig met een bedrijfspand gelegen op nummer 5.
Bouwplan
Alle in het plangebied aanwezige panden worden gesloopt. En ook de jeu des boulesbaan zal verdwijnen. Daarvoor in de plaats wordt een appartementencomplex gerealiseerd met in totaal 34 appartementen. Aan de zijde van de Raadhuisstraat kan op de begane grond in totaal circa 210 m2 winkelruimte worden gerealiseerd. De 34 appartementen worden verdeeld in 16 goedkope/middeldure huurappartementen en 18 goedkope koopappartementen. Indien er geen behoefte blijkt aan commerciële ruimte bestaat de mogelijkheid hier maximaal 2 extra appartementen te realiseren.
Het wordt één complex maar wordt opgebouwd in verschillende verschijningsvormen. Er worden verschillende kap-constructies en -richtingen toegepast, alsook verschillende materialen en kleurtoepassingen. Tevens zijn er (hetzij minimale) hoogteverschillen in goot- en bouwhoogten. Hierdoor wordt het nu afwisselende straatbeeld voortgezet.
Het gebouw kent drie voorgevels, te weten aan de Raadhuisstraat, het Raadhuisplein (oostgevel Rucphense Vaartkant) en de Rucphense Vaartkant. De gevels aan de Raadhuisstraat en het Raadhuisplein zijn onderverdeeld in traveeën en opgemetseld in verschillende kleuren baksteen. Het gebouw heeft drie bouwlagen en de kapvorm en bouwhoogte wisselen per travee. Aan de Rupchense Vaartkant heeft het gebouw vier bouwlagen. De bovenste bouwlaag heeft een afwijkende materialisering. De gevel wordt aan deze zijde onderbroken door de balkons waardoor twee wat grotere traveeën ontstaan. Aan de achterzijde bevinden zich de galerijen met de ontsluitingen van de appartementen, als ook de parkeerplaatsen en de bergingen.
In de huidige situatie ligt de doorgaande route van de Rucphense Vaartkant naar de Raadhuisstraat nog tussen voorliggende ontwikkeling en het oude raadhuis. In de toekomst zal deze doorgaande route verlegd worden en zal de verbinding met de Raadhuisstraat via de Julianastraat en Van Glymesstraat lopen en daarmee komt de doorgaande route aan de oostzijde van het oude raadhuis te liggen. Hierdoor ontstaat aan de voorzijde van voorliggende ontwikkeling een verblijfsgebied / dorpsplein.
(Ontwerp, oktober 2019, Bureau Dhondt)
Parkeren
In het plan worden in totaal 31 parkeerplaatsen aangelegd. Deze zijn toegankelijk vanaf de Rucphense Vaartkant. Daar bevinden zich tevens 22 bergingen ten behoeve van de stalling van onder andere fietsen. Daarnaast bevinden zich op de begane grond inpandig, aan de zijde van Raadhuisplein, ook nog eens 12 bergingen.
In het voorliggende hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende relevante beleidsstukken. Allereerst wordt ingegaan op het relevante rijksbeleid, vervolgens het provinciaal beleid en tot slot het gemeentelijk beleid.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie vormt de uitwerking van de ambities van het Rijk, op basis van haar verantwoordelijkheden, rijksdoelen en daarmee samenhangende nationale belangen op het gebied van een samenhangend ruimtelijk en mobiliteitsbeleid. Het Rijk heeft tot doel Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te maken in een periode van economische conjunctuurschommelingen, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen. Aanleiding voor het vaststellen van de visie is de constatering dat het voorheen geldende ruimtelijke Rijksbeleid onvoldoende bijdroeg aan het behalen van deze doelen, onder meer door het veroorzaken van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving en een te sectorale blik op vraagstukken. Om dit te keren brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat en laat het meer over aan gemeenten en provincies. Er is alleen nog een taak voor het Rijk weggelegd wanneer sprake is van:
Het Rijk heeft 13 onderwerpen benoemd waar het, aan de hand van de bovenstaande criteria, een taak voor zichzelf ziet weggelegd. Door het nemen van verantwoordelijkheid ten aanzien van deze onderwerpen stelt het Rijk zich voor de middellange termijn (2028) en lange termijn (2040) tot doel Nederland concurrerend, veilig en leefbaar te houden. De onderwerpen die een nationaal belang betreffen zijn het creëren van een internationaal bereikbaar vestigingsklimaat, ruimte bieden voor het hoofdnetwerk van (duurzame) energievoorziening en het vervoer van stoffen via buisleidingen en een efficiënt gebruik van de ondergrond. Daarnaast zijn ook het creëren van een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen, het beter benutten en in stand houden van het bestaande mobiliteitssysteem met bijbehorende hoofdinfrastructuur, het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid en klimaatbestendige ontwikkeling, ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationaal unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten van nationaal belang. Tenslotte vindt het Rijk zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij ruimtelijke plannen belangrijk.
Beoordeling en conclusie
Het voorliggend plan treft geen van de onderwerpen die van nationaal belang zijn. Het voorliggend plan wordt niet belemmerd door de SVIR.
Besluit en ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van nationale belangen, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, de uitoefening van defensietaken en bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen etc.. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).
Beoordeling en conclusie
Volgens de kaart behorend bij het Rarro is het plangebied gelegen binnen een radarverstoringsgebied. In dit gebied dient rekening te worden gehouden met de functionele bruikbaarheid daarvan. Rondom deze radarstations mogen geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Binnen het plangebied geldt een maximale hoogte van 113 meter ten opzichte van het NAP. Ten behoeve van windturbines is de maximale hoogte op 90 meter t.o.v. NAP gesteld.
Figuur 4.1 Uitsnede kaart radarstations Regeling algemene regels ruimte ordening (Rarro)
In het onderhavige plan wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt die deze maat overschrijdt. Desondanks is in onderhavig bestemmingsplan wel een regeling opgenomen om de werking van de radar te beschermen in de vorm van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar'.
Ladder duurzame verstedelijking, 2017
Op 1 oktober 2012 is aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro); dit artikel bevat de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Met de toevoeging van dit artikel in het Bro is beoogd vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd. Het Bro regelt thans dat 'de verantwoording van een juridisch verbindend ruimtelijk besluit van een decentrale overheid dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling. Tevens is geregeld dat indien het ruimtelijk besluit die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, de verantwoording een motivering dient te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien'.
Beoordeling en conclusie
Bij toepassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' dient antwoord gegeven te worden op een aantal vragen. Indien een vraag positief kan worden beantwoord, dient de 'ladder' verder te worden doorlopen. Indien een vraag niet positief kan worden beantwoord, dan is de 'ladder' niet (verder) van toepassing dan wel kan niet aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' worden voldaan.
Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig is. In onderhavige ontwikkeling is sprake van 34 appartementen enerzijds en 210 m2 commerciële ruimte anderzijds. onderhavige ontwikkeling wordt derhalve beschouwd als stedelijke ontwikkeling.
Onderhavige ontwikkeling is deels een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In het vigerend bestemmingsplan is het thans mogelijk om centrumvoorzieningen te realiseren. Tevens is de mogelijkheid opgenomen om middels een wijzigingsbevoegdheid maximaal 18 woningen te realiseren binnen een deel van het plangebied. In de nieuwe situatie worden echter 34 appartementen gerealiseerd samen met 210 m2 commerciële ruimte. Deze totale opgave was eerder niet voorzien dan wel vastgelegd in reeds vastgestelde visies.
In het vigerende bestemmingsplan is reeds de mogelijkheid opgenomen voor realisatie van 18 woningen. In de woonvisie 2013-2018 is ten behoeve van het centrumgebied van Rucphen een capaciteit opgenomen van 30 woningen. In de bestaande situatie waren 4 woningen aanwezig welke worden gesloopt. In het nieuwe plan worden derhalve 34 nieuwe woningen gerealiseerd voor starters en senioren.
Nee. De locatie is gelegen in het centrum van de kern Rucphen en bevindt zich in bestaande stedelijk gebied.
Verdere toetsing van de 'ladder' is derhalve niet aan de orde aangezien het gelegen is binnen bestaand stedelijk gebied en middels bovenstaande onderbouwing is aangetoond dat behoefte is aan deze ontwikkeling.
Omgevingsvisie Noord-Brabant
De nieuwe Omgevingswet bundelt de wetten en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur, cultureel erfgoed en water. En regelt zo het beheer en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Vooruitlopend hierop heeft de Provincie Noord-Brabant alvast een provinciale Omgevingsvisie gemaakt welke op 14 december 2018 is vastgesteld.
De omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. De basisopgave voor de provincie is: 'werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit'. Hierbij heeft de provincie als doel gesteld voor de middellange termijn, 2030: Brabant heeft een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit doordat wij voor alle aspecten voldoen aan de wettelijke normen. Voor de lange termijn, 2050, wil men een goede leefomgevingskwaliteit hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.
Om de basisopgave te behalen heeft men vier hoofdopgaven verwoord:
Doel 2050: 100% duurzame energie, grotendeels afkomstig uit Noord-Brabant.
Doel 2030: ten minste 50% reductie van broeikasgassen ten opzichte van de uitstoot in 1990 en ten minste 50% duurzame energie.
Doel 2050: Brabant is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.
Doel 2030: Brabant handelt al sinds 2020 klimaatbestendig en waterrobuust; in 2030 zijn de eerste grote gebiedsopgaven daartoe al gerealiseerd.
Doel 2050: Het stedelijk netwerk van Brabant functioneert als één samenhangend duurzaam en concurrerend netwerk van steden en dorpen als onderdeel van de Noordwest-Europese metropool. Brabant kenmerkt zich door een sterke sociale cohesie, een excellent en duurzaam woon-, leef- en vestigingsklimaat met een comfortabel, betrouwbaar en multimodaal verkeers- en vervoersysteem en een uitstekende (digitale) infrastructuur.
Doel 2030: Brabantse partijen werken aan de transformatie van het bestaand bebouwd gebied van Brabant. Ondersteund door de digitale ontwikkelingen zijn er belangrijke stappen gezet in de richting van een excellent en duurzaam woon-, leef- en vestigingsklimaat met een comfortabel, betrouwbaar en multimodaal verkeers- en vervoersysteem. Bewoners uit alle geledingen van de bevolking voelen zich verbonden met hun omgeving en met elkaar doordat zij meedenken en meedoen aan de veranderingen in hun omgeving.
Doel 2050: Brabant is top kennis- en innovatieregio in Europa. Producten, materialen en grondstoffen worden op alle onderdelen van de Brabantse economie in verregaande mate hergebruikt. Niet hernieuwbare hulpbronnen worden behouden. Het streven naar waardecreatie voor mens, natuur en economie gaan hand in hand. De Brabantse economie is verregaand circulair.
Doel 2030: Brabant is top kennis- en innovatieregio in Europa. We werken aan een circulaire economie door duurzamer om te gaan met de beschikbare grondstoffen en natuurlijke bronnen. We verminderen daartoe samen met maatschappelijke partners het gebruik van niet vernieuwbare grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen) volgens de landelijke afspraken met 50%.
De Omgevingsvisie bevat geen sectorale beleidsdoelen. De concrete doelen, voor bijvoorbeeld natuur, water, veiligheid, milieu, mobiliteit en ruimtelijke kwaliteit, staan nu nog in de bestaande plannen van de provincie (PMWP, Structuurvisie RO, BRUG, PVVP). Grote delen van die beleidsplannen horen vanuit het systeem van de Omgevingswet straks (soms verplicht) thuis in een programma zoals het natuurbeheerplan en het waterprogramma. De komende tijd wordt dit sectorale beleid afgestemd op de Omgevingsvisie en al dan niet uitgewerkt in de programma's en/of omgevingsverordening.
Conclusie
Door de transformatie van bestaand bebouwd gebied wordt een bijdrage geleverd aan de ambitie 'werken aan slimme netwerkstad'. Transformatie van het stedelijk gebied wordt een belangrijke opgave. Het ‘up to date’ houden van het bestaand stedelijk gebied is essentieel voor een duurzame, sociale en economische ontwikkeling van de steden en dorpen van Brabant. Er ligt een forse woningbouwopgave voor de komende 10 jaar. Dit betekent dat de kwaliteit van het stedelijk gebied en leegstand aangepakt moet worden. Door onderhavige ontwikkeling krijgt het centrum van Rucphen een nieuwe kwalitatieve impuls. Leegstand wordt tegengegaan en er worden woningen toegevoegd om een bijdrage te leveren aan de forse woningbouwopgave van de provincie.
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SvRO) – partiële herziening 2014
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De provincie Noord-Brabant heeft in de Structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025, met een doorkijk tot 2040, vastgelegd. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant.
De woonwensen en de leefbaarheid in de dorpen en steden, de behoefte aan gebiedseigenheid en identiteit van stad, dorp en landschap en klimaatverandering staan in de volle aandacht. Noord-Brabant wil blijven ontwikkelen, maar Noord-Brabant stelt ook eisen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Daarom gaat de provincie meer dan voorheen duurzaam en zorgvuldig om met de leefomgeving en de ruimte. Ze wil een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijk omgeving daarbuiten.
Om dit te bereiken zijn dertien provinciale ruimtelijke belangen van belang:
Het beleid met betrekking tot ontwikkeling van stedelijke functies is gericht op het proces om te komen tot locaties voor wonen en werken en niet zozeer op de inhoudelijke afweging welke plekken de voorkeur hebben. De provincie streeft naar een dusdanige verdeling van bouwlocaties dat het merendeel van de woningbouw in de stedelijke regio’s plaatsvindt.
Waar sprake is van stedelijke ontwikkeling wordt in tegenstelling tot het verleden (contingentenbenadering) het woningaantal niet meer direct bepaald door de provincie. In plaats daarvan is de verdeling van ruimte voor wonen en werken een resultaat van regionale samenwerking. De provincie wijst iedere regio een programma toe welke in een regionaal uitwerkingsplan voor de regio verder dient te worden verdeeld.
Rond de steden is de schaal van de verstedelijkingsopgave van een andere orde, dan in de gebieden aan de randen van Brabant. Door de verstedelijking te concentreren zijn er meer mogelijkheden om een hoog voorzieningenniveau in stand te houden en verder te ontwikkelen. Dat gebeurt rond goed ontsloten gebieden, zoals in dynamische stadscentra en op knooppunten van infrastructuur.
Beoordeling en conclusie
Voor de kern van Rucphen, waar de locatie in is gelegen, is met name het uitgangspunt van het provinciaal ruimtelijk beleid ten aanzien van zorgvuldig ruimtegebruik van belang. De provincie wil de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag afremmen. Voor de 'kernen in het landelijk gebied', waarin het plangebied is gelegen, betekent dat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal staat. Dit houdt in dat het accent op inbreiden en herstructuren ligt.
Het aansnijden van nieuwe ruimte voor verstedelijking is pas aan de orde, als gebleken is dat de bouwopgave voor wonen en werken niet binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd. Als toch nieuw ruimtebeslag nodig is, kan dit alleen daar waar, gelet op de ruimtelijke kwaliteiten binnen dat gebied, verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen.
Voorliggende ontwikkeling bevindt zich binnen bestaand bebouwd gebied. Er wordt dan ook voldaan aan provinciale uitgangspunten uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
Verordening ruimte Noord-Brabant, 2018
De provincie heeft met de SvRO de hoofdlijnen van het provinciaal beleid vastgesteld. De SvRO geeft aan welke doelen de provincie nastreeft, wat voor beleid de provincie voert, hoe de provincie stuurt om haar doelen te realiseren en welke instrumenten zij daarbij inzet. De Verordening ruimte Noord-Brabant (hierna: Vr) is één van de instrumenten die de provincie kan inzetten om de doelen uit de SvRO te realiseren. De Vr is voor het eerst in april 2010 vastgesteld, nadien zijn verschillende gewijzigde versies vastgesteld. Per 1 jan 2019 is een geconsolideerde versie van de verordening beschikbaar met daarin alle actuele regels verwerkt. Deze versie vormt het toetsingskader.
Een belangrijk uitgangspunt van de Vr is om de verstedelijking te bundelen in stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden voor verstedelijking. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden.
De Verordening ruimte Noord-Brabant is opgebouwd volgens het principe van een bestemmingsplan. Dit houdt in dat er zowel 'gebiedsgerichte regels' zijn gesteld als 'algemene regels'. Bij de gebiedsgerichte regels is vervolgens een onderscheid gemaakt naar 'structuren' (basisregels) en 'aanduidingen' (aanvullende of afwijkende regels ten opzichte van de basisregels of andere aanduidingen). Tenslotte zijn er ook een aantal 'procedurele bepalingen'.
Figuur 4.2 Uitsnede Verordening ruimte Noord-Brabant
Beoordeling en conclusie
Het plangebied is gelegen binnen de structuur 'bestaand stedelijk gebied', aangeduid als kern in het landelijk gebied. Verder zijn van toepassing de algemene regels met betrekking tot 'bevordering ruimtelijke kwaliteit'.
- Artikel 4. Bestaand stedelijk gebied, kern landelijk gebied.
In en rondom deze kernen staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal. Voor deze kernen geldt in het algemeen dat er nieuwe woningen mogelijk zijn als dat nodig is voor de natuurlijke bevolkingsgroei. Binnen het bestaand stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling; uiteraard binnen de grenzen van wetgeving en de regionale afspraken.
- Artikel 3. Bevordering ruimtelijke kwaliteit
Op grond van dit artikel is het noodzakelijk toepassing te geven aan het principe zorgvuldig ruimtegebruik als ook een verantwoording van de gevolgen van de ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik wanneer gebruik gemaakt wordt van bestaande bouwpercelen. In onderhavige situatie is sprake van een herontwikkeling van een deel van het centrum van Rucphen. Hiervoor worden enkele bestaande, nu leegstaande gebouwen, gesloopt.
De gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving (zoals bijvoorbeeld de bodemkwaliteit, de waterhuishouding en de ecologische waarden) komt aan bod in hoofdstuk 5 'leefomgeving' waarin de diverse aspecten nader onderbouwd zijn.
Voorgenomen ontwikkeling past derhalve binnen de kaders van de Verordening ruimte Noord-Brabant.
Structuurvisie Rucphen 2030
Om richting te kunnen geven aan de ruimtelijke ontwikkeling in de gemeente Rucphen is de Structuurvisie Rucphen 2030 opgesteld en vastgesteld in december 2013. Deze visie is een herijking van de structuurvisie uit 2003.
De visie gaat over de leefruimte van het gehele grondgebied van Rucphen. De structuurvisie is het richtinggevende ruimtelijk relevante afwegingskader voor het bestuurlijk handelen van de gemeente en heeft meerdere doelen:
Over de kernen is het volgende opgenomen in de visie. ”Wij willen onze aantrekkingskracht versterken voor mensen die graag rustig landelijk willen wonen, maar wel dichtbij voorzieningen en werk. Onze dorpen hebben allemaal een eigen karakter en het is er goed leven. Voor de meeste voorzieningen zijn de inwoners aangewezen op de grotere kernen. Samen met de inwoners wordt gewerkt aan plannen om de leefbaarheid te versterken. Onze belangrijkste opgave is het verbeteren van de uitstraling van de grootste kernen.”
In de toekomst moet ook aan de woningbouwbehoefte worden voldaan. De voorkeur gaat uit naar inbreiding en nieuwe bouwlocaties aan de randen van de bestaande kernen en niet naar verspreiding over de gehele gemeente. Rond de kernen zijn min of meer natuurlijke grenzen aangewezen voor de uiteindelijke dorpsrand. De woonvisie vormt het afwegingskader voor de woningbouwprogramma’s. Als ruimte voor nieuwe stedelijke functies noodzakelijk is en binnen de bestaande dorpsgebieden geen geschikte locaties voorhanden zijn, is ontwikkeling in deze gebieden aan de randen van de kernen mogelijk.
Figuur 4.3 Uitsnede Structuurvisie Rucphen (plangebied aangeduid met rode stip in gele ster)
Beoordeling en conclusie
Het plangebied is gelegen in het gebied dat is aangewezen als ‘versterken centra kernen' en 'kwaliteitsverbetering tweede schil'. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisatie van een appartementengebouw met commerciële ruimten mogelijk op percelen waar momenteel enkele bestaande leegstaande panden aanwezig zijn, alsmede een onbebouwd gebied dat momenteel in gebruik is als jeu des boules baan. Het nieuwe appartementencomplex wordt 1 gebouw, maar door de diverse opbouw en verscheidenheid in vormgeving wordt het geen massaal gebouw maar past het uitstekend binnen het huidige straatbeeld wat ook diverse kaprichting, hoogten en uitstraling laat zien. De locatie maakt onderdeel uit van het in de structuurvisie genoemde project 'Centrumplan Rucphen' waarbij herstructurering van het middengebied, waar onderhavige percelen zijn gelegen, onderdeel van uit maakt.
Door de sloop van bestaande panden en het ontwikkelingen van één appartementengebouw met een gevarieerde uitstraling in opbouw en vormgeving, is sprake van een kwaliteitsverbetering in het centrum van de kern Rucphen.
De ontwikkeling is dan ook in overeenstemming met het beleid zoals opgenomen in de Structuurvisie Rucphen 2030.
Vlekkenplan centrum Rucphen, 2011
Naar aanleiding van diverse bijeenkomsten van de werkgroep en ontwikkelgroep voor de ontwikkeling van het centrum van Rucphen is een vlekkenplan opgesteld.
Het vlekkenplan geeft een globaal beeld van de gewenste situatie in ruimtelijke en functionele zin. Het vlekkenplan geeft op hoofdlijnen antwoord op de vraag ‘wat’ en ‘waar’ gebouwd kan worden. ‘Hoe’ er gebouwd gaat worden is vastgelegd in het ‘Beeldkwaliteit centrum kern Rucphen’. Het vlekkenplan is niet tot de millimeter uitgedetailleerd, maar laat ruimte voor de uitwerking.
Figuur 4.4 Vlekkenplan Centrum Rucphen
Voor deelgebied Oost waar het raadhuisplein in is gelegen zijn de volgende uitgangspunten omschreven:
Ruimtelijk functioneel
Ontsluiting, verkeer en parkeren
Groen
Bij de uitwerking van het nieuwbouwplan is en wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met bovengenoemde uitgangspunten.
Woonvisie gemeente Rucphen 2013 – 2018
De Woonvisie gemeente Rucphen 2013 – 2018 is op 11 december 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. Hierin zijn de woningbouwopgaven samengebracht. Verder is beschreven welke aanpassingen van de bestaande voorraad en van het nieuwbouwprogramma nodig zijn in de periode 2013 – 2023 om in de woonbehoefte van de inwoners van de gemeente Rucphen te kunnen voorzien. Vergelijking van de behoefte op basis van de opgaven met het meest recente woningbouwprogramma laat zien dat de geplande productie voor de hele gemeente in de periode 2013 – 2018 (549 woningen) redelijk goed overeenkomt met de door de provincie geraamde behoefte voor deze periode (465 woningen).
Fricties tussen vraag en aanbod in de bestaande woningvoorraad kunnen worden ondervangen door selectieve nieuwbouw van woningen die minder goed zijn vertegenwoordigd in de bestaande voorraad. In het nieuwbouwprogramma moeten accenten liggen bij:
Bij de appartementen ligt het accent op goedkope en middeldure huur en koop voor één of tweepersoonshuishoudens. Dit kunnen zowel starters als senioren betreffen. Het voorliggend plan past derhalve binnen de beleidslijnen van de gemeentelijke woonvisie.
Nota Parkeernormen Rucphen 2017
De gemeenteraad heeft op 31 mei 2017 de Nota Parkeernormen Rucphen 2017 vastgesteld. De doelstelling van de nota betreft het vaststellen van gemeentelijke parkeernormen voor nieuwe ruimtelijke plannen en projecten in de gemeente Rucphen om in de toekomst in een parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Waar mogelijk wordt hiermee de bereikbaarheid en leefbaarheid van de gemeente gewaarborgd. De Nota is bedoeld als normenkader van de gemeente. De Nota moet worden gebruikt als kader voor de externe partijen (projectontwikkelaars, adviesbureaus, woningbouwverenigingen, -corporaties, makelaars e.d.) en door de gemeente zelf. De nota is enkel van toepassing op toekomstige ruimtelijke plannen en projecten in de gemeente en geldt niet voor bestaande situaties.
Beoordeling en conclusie
Voor goedkope en middeldure huurappartementen bedraagt de parkeernorm in het centrum van Rucphen 1,1 per appartement. Voor goedkope koopappartementen bedraagt de parkeernorm 1,3 per appartement.
De parkeerbehoefte ten beheve van de appartemente wordt als volgt berekend:
In totaal zijn hiervoor 41 parkeerplaatsen benodigd.
In hoofdstuk 3 is reeds aangegeven dat er 31 parkeerplaatsen worden aangelegd op eigen terrein. Daarnaast zijn er 4 parkeerplaatsen in de parkeerkelder van de Raadhuisstaete die niet toegewezen zijn aan bestaande functies. Deze parkeerplaatsen worden om die reden toegerekend aan de parkeerbalans. Er dient vervolgens nog ruimte gezocht te worden voor de resterende 6 parkeerplaatsen.
In het bestemmingsplan 'Herontwikkeling centrum Rucphen' is in de parkeerbalans opgenomen dat de parkeerplaatsen ten behoeve van de commerciële ruimte in de openbare ruimte opgenomen zouden worden. In het voornoemde bestemmingsplan is nog sprake van 935 m2 commerciële ruimte. In de parkeerbalans in voornoemd bestemmingsplan is destijds uitgegaan van een norm van 2,4 pp per 100 m2 bvo. Dit leidde tot een totaal van 22,4 parkeerplaatsen. Dit aantal is meegenomen in de parkeerbalans.
In het nieuwe plan is het oppervlak voor commerciële functies verkleind naar 210 m2. Momenteel geldt een parkeernorm van 3,3 pp per 100 m2. Dit leidt tot een parkeerbehoefte van 7 parkeerplaatsen. Dit aantal past binnen de eerder berekende 22,4 parkeerplaatsen. Het tekort van 6 parkeerplaatsen voor de appartementen kan eveneens in de openbare ruimte opgevangen worden.
Er wordt derhalve voldaan aan de huidige parkeernormen.
Nota uiterlijk van bouwwerken Rucphen, 2019
In augustus 2019 is de 'Nota uiterlijk van bouwwerken Rucphen 2019' vastgesteld als vervanging van de Welstandsnota 2011, inclusief de herziening van 2014.
De gemeenteraad van Rucphen wil meer verantwoordelijkheid geven aan haar burgers en ondernemers en heeft besloten om het welstandstoezicht te beperken tot monumenten, cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en het Leisuregebied Binnentuin. Overige bouwplannen worden niet meer vooraf beoordeeld op ‘redelijke eisen van welstand’. Als bij een bestaand bouwwerk sprake is van ernstige strijdigheid met ‘redelijke eisen van welstand’ heeft de gemeente de mogelijkheid op te treden middels de excessenregeling.
Gelet op de beeldbepalende locatie in het centrum van Rucphen is een apart beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit plan is opgenomen in Bijlage 1 van de toelichting. Het beeldkwaliteitsplan wordt als aanvullend toetsingskader voor welstand vastgesteld. Na vaststelling door de raad maakt het onderdeel uit van de Nota uiterlijk van bouwwerken Rucphen 2019.
Het beoogde ontwerp is vooraf voorgelegd aan het college van B&W en tijdens een informatieavond getoond aan omwonenden.
Groenbeleid Rucphen 2008
Het Visiedocument Groenbeleid Rucphen van oktober 2008 beschrijft de waarden van groen voor luchtkwaliteit, speelruimte, economie, gezondheid, natuur, water, leefbaarheid en ruimtelijke waarde. Het rapport geeft verder aan dat de (beeld)kwaliteit van groen sterk afhankelijk is van het plan- en ontwerpproces van ruimtelijke projecten en dat daarom vroegtijdige afstemming noodzakelijk is. Bij ontwikkelingen in het stedelijk gebied is het van belang dat knelpunten, zoals te weinig groen en een hoge parkeerdruk inzichtelijk worden gemaakt en daar rekening mee wordt gehouden in het plan. Als extra toetsingskader is een Groene Kaart (november 2010) opgesteld. Op deze kaart zijn waardevolle particuliere en gemeentelijke bomen plus houtopstanden opgenomen.
Beoordeling en conclusie
In onderstaande figuur is een uitsnede van de groene kaart voor de kern Rucphen opgenomen. Er zijn in het plangebied geen groene elementen aanwezig die aangetast worden door onderhavige ontwikkeling. De bomen grenzend aan het plangebied (Raadhuisplein zijde, lijnvormig element) blijft behouden en wordt niet aangetast. de afstand tussen het appartementsgebouw en het lijnvormige element bedraagt circa 15 meter.
Figuur 4.6. Groene kaart kern Rucphen (plangebied oranje omlijnd)
In het voorliggende hoofdstuk wordt ingegaan op de voor het plan relevante omgevingsaspecten.
Bij duurzame ontwikkelingen/investeringen is het van belang inzicht te hebben in de bestaande bodemkwaliteit, zodat vooraf kan worden bepaald of de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Er zijn dan ook verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd. De rapportages zijn als Bijlage 2, Bijlage 3 en Bijlage 4 aan het bestemmingsplan toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.
Beoordeling
Raadhuisstraat 19-19 en Rucphense Vaartkant 1, 3 en 5
Geconcludeerd kan worden dat de bovengrond licht verontreinigd is met lood en plaatselijk licht verontreinigd is met zink, PAK, PCB en minerale olie. De ondergrond is licht verontreinigd met koper, lood en zink. Het grondwater is licht verontreinigd met molybdeen. Het betreft slechts geringe overschrijdingen welke geen beperkingen met zich mee brengen.
Er is sprake van een achtergebleven plaatselijke restverontreiniging met xylenen in de ondergrond (circa 3,3 tot 3,5 m-mv) op het noordelijk deel van Rucphense Vaartkant 5 te Rucphen. Bij de herontwikkeling van het terrein dient rekening gehouden te worden met deze restverontreiniging in de ondergrond. Ter plaatse wordt echter enkel verharding aangebracht. Aanvullende maatregelen zijn derhalve niet noodzakelijk.
Raadhuisplein (twee oostelijk gelegen percelen)
Geconcludeerd kan worden dat de bovengrond niet verontreinigd is. De ondergrond is licht verontreinigd met lood en PAK. Geconcludeerd kan worden dat zowel de bovengrond als de ondergrond voldoet aan de achtergrondwaarde. Het grondwater is licht verontreinigd met molybdeen, zink en naftaleen. Het betreft slechts geringe overschrijdingen welke geen beperkingen met zich mee brengen.
Raadhuisstraat 17
Geconcludeerd kan worden dat de bovengrond van de bodem licht verontreinigd is met lood en zink. De ondergrond van de bodem is licht verontreinigd met molybdeen en nikkel. Er is geen duidelijke bron van verontreiniging aan te wijzen voor deze verhoogde gehaltes. Het grondwater is niet verontreinigd.
Gezien de geringe overschrijdingen in de bodem is het gerechtvaardigd de gestelde hypothese 'niet verdachte locatie' te behouden.
Conclusie
De verkregen resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek en vormen, met in achtname van bovenstaande, geen belemmering voor de voorgenomen bouwplannen.
Vanaf 1 juli 2016 bundelt de Erfgoedwet bestaande wet- en regelgeving voor het behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Het Nederlandse bodemarchief is ook via deze wet beschermd.
Beoordeling
Op 27 september 2012 heeft de gemeenteraad de Gemeentelijke Erfgoedkaart vastgesteld. Daarnaast heeft de gemeente in 2019 een Nota Archeologie gemeente Rucphen vastgesteld.
Cultuurhistorie
Cultuurhistorie is een belangrijke drager van de identiteit van Rucphen en maakt integraal onderdeel uit van de ruimtelijke ontwikkeling van Rucphen. Ontmoetingen van heden en verleden vormen een uitdaging en inspiratiebron voor de toekomst. ‘Behoud door ontwikkeling is hierbij uitgangspunt.
De gemeente heeft een cultuurhistorische waardenkaart opgesteld waarin de cultuurhistorische waardevolle elementen zijn weergegeven. Deze kaart is opgenomen in de Gemeentelijke Erfgoedkaart.
Op deze kaart (zie hieronder) valt af te lezen dat nabij de locatie een rijksmonument (kerk H. Martinus) en karakteristieke bebouwing (Raadhuisstraat 11) is gelegen. Deze bevinden zich beiden buiten het plangebied.
De Rucphense Vaartkant is aangeduid als 'turfvaart'. Het beloop of profiel van de bestaande weg wordt niet aangepast als gevolg van voorliggende ontwikkeling.
Figuur 5.1 Uitsnede gemeentelijke cultuurhistorische kaart
Archeologie
De Archeologische verwachtingskaart geeft informatie over de ligging en de omvang van alle bekende archeologische terreinen en de verwachting (hoog, middelhoog, laag) op de aanwezigheid van nog onbekende archeologische objecten en terreinen. De archeologische verwachtingswaarde is vervolgens vertaald in een archeologische beleidsadvieskaart.
Op deze archeologische beleidskaart (zie hieronder) valt de planlocatie binnen waarde 2. Gebieden in deze beleidscategorie hebben, op basis van geologische en bodemkundige opbouw evenals door eventueel aangetroffen archeologische vondsten en sporen, een middelhoge kans ten aanzien van het aantreffen van archeologische vondsten of sporen uit alle perioden. Bij een bodemverstoring met een minimum van 100 m2 en een diepte van 50 cm is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Figuur 5.2 Uitsnede archeologische beleidskaart
Conclusie
De exacte bodemverstoring is ten tijde van het opstellen van voorliggend bestemmingsplan nog niet bekend. In het bestemmingsplan is dan ook de dubbelbestemming 'waarde - archeologie 2' opgenomen. Wanneer een omgevingsvergunning bouwen wordt aangevraagd zal deze getoetst worden aan de bij de dubbelbestemming horende voorwaarden. Men is voornemens de bouwwerkzaamheden onder archeologisch begeleiding te laten plaatsvinden.
Het aspect Cultuureel Erfgoed vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Voor de bescherming van diersoorten is per 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming in werking getreden. In deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 98, Flora en faunawet en Boswet geïntegreerd tot één wet.
Alle bebouwing is voor 1 maart 2019 ongeschikt gemaakt in verband met het naderende broedseizoen. In september 2019 heeft een quickscan flora en fauna plaatsgevonden. De volledige rapportage is als Bijlage 5 aan het bestemmingsplan toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.
Beoordeling
Gelet op waarnemingen op de onderzoeklocatie is er geen belemmering om de sloopwerkzaamheden uit te voeren. De aannemer zal werken volgens een ecologisch werkprotocol met de opgenomen mitigatiemaatregelen. Dit werkprotocol is als Bijlage 6 aan het bestemmingsplan toegevoegd.
Op 13 september 2019 heeft F.de Jong een avondveldbezoek gebracht aan de locatie om vast te stellen of er daadwerkelijk vleermuizen in het gebied aanwezig waren. Het avondveldbezoek vond plaats tussen 20.00 uur en 21.00 uur. De aanwezige vleermuissoorten waren de dwergvleermuis en laatvlieger. De waarnemingen werden vastgesteld via een bat recorder en fysieke waarnemingen van dwergvleermuizen.
Bij en in de gevels van de nieuw te bouwen appartementen zullen voldoende nieuwe voorzieningen worden aangebracht om de locatie geschikt te maken voor vleermuizen, zwaluw, en huismussen.
Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt derhalve geen belemmering voor voorliggende ontwikkeling.
Op 29 mei 2019 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). De uitspraak van de Raad van State betekent dat de PAS niet langer voldoet. Hiermee komt de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jaar te vervallen.
Derhalve dient aangetoond te worden dat een nieuwe ontwikkeling géén negatieve effecten heeft op Natura 2000-gebieden. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Brabantse Wal) bedraagt 13 km. Binnen het natuurgebied Brabantse Wal zijn stikstofgevoelige habitattypen aanwezig.
Middels een berekening met de Aerius Calculator (versie 16 september 2019) zijn de effecten van de beoogde ontwikkeling inzichtelijk gemaakt. Enerzijds betreft dit de gebruiksfase waarin de nieuwbouw gerealiseerd is. En anderzijds betreft dit de aanlegfase. Dit is een tijdelijke situatie, maar ook bij bouwverkeer en -materieel is sprake van stikstofemissies waar rekening mee gehouden dient te worden. In Bijlage 7 zijn de invoergegevens en rekenresultaten opgenomen.
Gebruiksfase
Voor de gebruiksfase zijn 2 situatie bekeken:
In de bijlage is zijn de invoergegevens en resultaten van beide situaties opgenomen. Voor de verkeersgeneratie zijn de kentallen gebaseerd op de CROW publicatie 317 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten.
Situatie 1
Dit behelst de realisatie van 16 goedkoop/middeldure huurappartementen, 18 goedkope koopappartementen en 210 m2 bvo commerciële ruimte. De commerciële ruimte brengt 24,6 mvt/etmaal met zich (11,7 mvt/etmaal/100m2 bvo). Voor de huurappartementen kan uitgegaan worden van 4,1 mvt/etmaal per appartement. Het totaal bedraagt daarvoor 65,6 mvt/etmaal. Voor de koopappartementen geldt een verkeersgeneratie van 5,8 mvt/etmaal. Het totaal bedraagt daarvoor derhalve 104,4 mvt/etmaal. De totale verkeersgeneratie in situatie 1 bedraagt derhalve 194,6 mvt/etmaal.
Situatie 2
Dit behelst de realisatie van 16 goedkoop/middeldure huurappartementen en 20 goedkope koopappartement. Voor de huurappartementen kan uitgegaan worden van 4,1 mvt/etmaal per appartement. Het totaal bedraagt daarvoor 65,6 mvt/etmaal. Voor de koopappartementen geldt een verkeersgeneratie van 5,8 mvt/etmaal. Het totaal bedraagt daarvoor derhalve 116 mvt/etmaal. De totale verkeersgeneratie in situatie 1 bedraagt derhalve 181,6 mvt/etmaal.
Uit de resultaten blijkt dat in beide situaties geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j worden berekend.
Aanlegfase
Op basis van de opgave van de opdrachtgever wordt de inzet van een kraan geschat op 1.065,2 uur. Uitgaande van een gemiddeld verbruik van 20 liter /uur betreft dit in totaal 21.304 liter brandstofverbruik per jaar.
Tevens is sprake van aan- en afvoer bouwmateriaal alsmede het aan- en afrijden van personeel. Er zal sprake zijn van gemiddeld 2,02 vrachtwagen-bewegingen per etmaal en 3,58 motorvoertuigbewegingen per etmaal.
De verwachting is dat een kraan in de categorie Stage IIIb ingezet zal worden. Er is echter ook een situatie doorgerekend met een kraan in de categorie Stage I. Deze heeft een hogere uitstoot ten aanzien van stikstof.
Situatie 1. Inzet van een kraan in de categorie Stage IIIb, 130-560 kW, bouwjaar 2011
Situatie 2. Inzet van een kraan in de categorie Stage I, 130-560 kW, bouwjaar 1999
Uit de resultaten blijkt dat in beide situaties geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j worden berekend.
Conclusie
Zowel in de gebruiksfase als de aanlegfase is geen sprake van een negatief effect op de omliggende Natura 2000-gebieden.
Overlast van geluid op geluidsgevoelige functies dient te worden voorkomen. Woningen zijn geluidsgevoelige functies. Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur kennen geen geluidzone op grond van de Wet geluidhinder. Conform opgave van de gemeente Rucphen wordt het huidige snelheidsregime van 50 km/uur voor de wegen Raadhuisstraat, Rucphense Vaartkant en Schijfse Vaartkant (tussen Raadhuisstraat en Vlettevaart) eind 2019 gewijzigd naar een snelheidsregime van 30 km/uur. Voor de wegen Gebrande Hoefstraat, Schijfse Vaartkant en Sint Martinusstraat geldt een snelheidsregime van 50 km/uur. Vanwege de ligging binnen deze geluidzones is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In het akoestisch onderzoek is, in overleg met de gemeente, de toekomstige verkeerssituatie doorgerekend. De rapportage is als Bijlage 8 aan het bestemmingsplan toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.
Beoordeling en conclusie
Voor de gezoneerde wegen Gebrande Hoefstraat, Schijfse Vaartkant en Sint Martinusstraat geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze wegen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de nieuwe appartementen overschrijdt. Als gevolg van deze wegen is een procedure hogere waarde niet aan de orde.
In het kader van goede ruimtelijke ordening zijn de 30 km/uur wegen meegenomen in het akoestisch onderzoek. Voor de 30 km/uur wegen Raadhuisstraat, Rucphense Vaartkant en het 30 km/uur gedeelte van de Schijfse Vaartkant geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe appartementen de richtwaarde van 48 dB met maximaal 13 dB overschrijdt. Ondanks de overschrijding van de richtwaarde is een procedure hogere waarden niet aan de orde aangezien het geen gezoneerde wegen betreft.
Wel dient sprake te zijn van een goed woon- en leeklimaat in de woning. Volgens het bouwbesluit dient de karakteristieke geluidwering van de gevel GA;k voor verblijfsgebieden in een woning minimaal de hoogst toelaatbare geluidbelasting minus 33 dB te bedragen. Een gevel van een nieuwbouwwoning dient bovendien minimaal een GA;k van 20 dB te hebben.
Bij de verdere uitwerking en de aanvraag van de omgevingsvergunning activiteit bouwen zal aangetoond dan wel onderbouwd worden dat kan worden voldaan aan de eisen vanuit het bouwbesluit ten aanzien van het geluidsniveau binnen in de woningen. Hiervoor is de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin is geregeld dat de gevels van de woningen ter plaatse van de 'gevellijn' zodanig worden uitgevoerd dat aan de binnenwaarde van het bouwbesluit dient te worden voldaan.
In het kader van een planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' in beeld te worden gebracht.
De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
De inwerkingtreding van het NSL heeft gevolgen voor het NIBM. Een plan is vanaf 1 augustus 2009 NIBM als het een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3 % van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 en NO2. Voor woningbouw is in de NIBM-regeling een grens opgenomen van 1.500 nieuwe woningen met één ontsluitingsweg en 3.000 nieuwe woningen met twee ontsluitingswegen. Plannen voor woningbouw met een omvang onder deze grens beschouwt de Wet luchtkwaliteit als ‘niet in betekenende mate’. Deze plannen mogen zonder verdere toetsing worden gerealiseerd.
Beoordeling en conclusie
De ontwikkeling omvat maximaal 34 appartementen en 210 m2 bvo commerciële ruimte en ligt daarmee onder de hiervoor genoemde grens. Het plan draagt dan ook ‘niet in betekenende mate’ bij aan de luchtkwaliteit. Een aanvullend onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Desalniettemin dient de blootstelling aan luchtverontreiniging (lokale luchtkwaliteit) echter wel in kaart te worden gebracht en te worden getoetst aan de hierbij gestelde eisen.
Via de NSL-Monitoringstool zijn de concentraties van de nabijgelegen rekenpunten voor de jaren 2020 en 2030 afgelezen. Deze zijn in onderstaande tabel weergegeven. Tevens is een afbeelding opgenomen met de ligging van de gehanteerde rekenpunten. Uit de tabel blijkt dat de grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5 voor de jaren 2020 en 2030 niet worden overschreden.
Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor het vaststellen van het voorliggende bestemmingplan.
Tabel 5.1 Concentraties lokale luchtkwaliteit
Figuur 5.3 Ligging rekenpunten (plangebied rood omlijnd)
Bij de bouw van geluidgevoelige functies in de nabijheid van bedrijven dient aangetoond te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefmilieu. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Omliggende bedrijven mogen bovendien niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie.
Voor de beoordeling zal de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ als leidraad worden gebruikt. Als hulpmiddel voor de inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven, heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in 2009 namelijk een indicatieve bedrijvenlijst opgesteld. Deze bedrijvenlijst geeft richtafstanden, gebaseerd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk. Hierbij worden de aspecten geluid, geur, gevaar en stof bekeken.
Beoordeling en conclusie
Het plangebied en directe omgeving behoort tot het centrum van Rucphen met de daarbij behorende diversiteit aan functies. daarom kan gesteld worden dat functies als kantoren, detailhandel, lichte horeca en maatschappelijke functies gewenst zijn in het plangebied. Deze functies komen qua milieuhinder overeen met activiteiten die behoren tot milieucategorie 1. Activiteiten tot en milieucategorie 1 beschikken in een gemengd gebied over een richtafstand van 0 meter. Aan een dergelijke richtafstand wordt dan ook voldaan.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van het voorliggende bestemmingplan.
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie, of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
Vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden over spoor, weg, water en door buisleidingen. Daarnaast kunnen inrichtingen gevaarlijke stoffen opslaan. Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s voor personen ten gevolge van het gebruik van infrastructuur of het uitvoeren van activiteiten waarbij het voornamelijk gaat om de gevaren die de directe omgeving loopt, als er iets mis gaat bij de productie, de behandeling en/of het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Inventarisatie plangebied
Bij de inventarisatie van risicobronnen rondom het plangebied is met name gebruik gemaakt van de "Risicokaart Nederland".
Figuur 5.4 Uitsnede risicokaart Nederland (plangebied met paarse cirkel aangeduid)
Zoals in bovenstaande figuur te zien is, zijn er in de nabijheid van het plangebied geen risicobronnen aanwezig.
Rijksweg A58
Op circa 2 kilometer bevindt zich wel de Rijksweg A58. Hierover vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats van onder andere de stofcategorie GT4 (toxisch gas, categorie 4) plaats. De maximale effectafstand horend bij deze stofcategorie is 4 km. Aangezien het plangebied op meer dan 200 meter van een rijksweg is een groepsrisico-berekening niet noodzakelijk omdat het toevoegen van personen op deze afstand geen significant effect zal hebben op de hoogte van het groepsrisico.
De gemeente Rucphen heeft samen met de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant een standaard verantwoording groepsrisico 2019 opgesteld. Deze is als Bijlage 9 van het bestemmingsplan opgenomen. Voor de toepassingsmogelijkheden van de standaard verantwoording wordt verwezen naar het stroomschema, zoals opgenomen in bijlage 1 van de standaard verantwoording. In dit stroomschema wordt een relatie gelegd met de kaart 'zone indeling standaard verantwoording groepsrisico', die in bijlage 2 van het document is opgenomen.
Voorliggende locatie is gelegen binnen de 'grijze zone'. Dit houdt in dat de gronden binnen het invloedsgebied liggen, maar buiten de bepalende zones voor het groepsrisico. Hier geldt daarom de standaard verantwoording.
Als gevolg van de standaardverantwoording worden de volgende maatregelen geadviseerd:
Er wordt mechanische ventilatie toegepast welke in geval van calamiteit uitgeschakeld kan worden door de stroom er af te halen. Tevens zal een ontruimingsplan worden opgesteld en worden opgehangen op de daarvoor logische plaatsen in het pand. Het e.e.a. zal bij de nadere uitwerking ten behoeve van de omgevingsvergunning bouwen aan bod komen.
Bereikbaarheid en bluswatervoorziening
Bereikbaarheid
De voorschriften voor de bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten zijn beschreven in afdeling 6.8 van het Bouwbesluit 2012. Deze voorschriften zijn verder uitgewerkt in de Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening.
Bluswatervoorziening
Op grond van de Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening de volgende bluswatervoorziening noodzakelijk:
Uit de meest actuele gegevens van de afdeling Operationele Voorbereiding van de Brandweer Midden- en West-Brabant blijkt dat enkele ondergrondse brandkranen aanwezig zijn in de nabijheid van het plangebied. Mogelijk worden waterleidingtracés aangepast bij de herinrichting van het Raadhuisplein.
Conclusie
Geadviseerd wordt bij de verdere uitwerking een situatietekening uit te uitwerken waarop alle aspecten ten aanzien van bereikbaarheid en bluswatervoorzienin zijn opgenomen. Bij de verdere uitwerking van de bouwtekeningen en bij de aanvraag van de omgevingsvergunning zal hier naar worden gekeken en besproken worden met brandweer en gemeente.
In het kader van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van planologisch relevante kabels en leidingen. In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen belangrijke kabels en leidingen welke realisatie van de woningen kunnen belemmeren of door middel van een regeling planologische bescherming behoeven.
Behalve aan de uitvoeringsaspecten bedoeld in de Awb en het Bro dient ook te worden getoetst aan de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r of er sprake is van een mogelijke verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapportage. Een milieueffectrapportage (MER), en de bijbehorende procedure (m.e.r.), is een hulpmiddel om de belangen van het milieu volwaardig te betrekken bij de besluitvorming omtrent plannen en projecten. Het gaat hierbij wel enkel om plannen en projecten die kunnen leiden tot initiatieven waarmee het milieu mogelijk nadelig kan worden beïnvloed. Als uitgangspunt geldt voor plannen de onderstaande criteria om te beoordelen of een MER noodzakelijk is:
Per 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. Wanneer een activiteit genoemd is bij onderdeel D van de bijlage, maar onder de drempelwaarde blijft is een vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing.
De activiteit die met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, betreft de realisatie van 34 appartementen en 210 m2 bvo commerciële ruimten. Deze activiteit valt niet onder onderdeel C van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage, dus er is geen milieueffectrapportage verplicht. De activiteit valt wel binnen onderdeel D. (D11.2 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen). De activiteit blijft wel onder de drempelwaarde (100 hectare dan wel 2000 woningen).
Op basis van een aanmeldnotitie kan het bevoegd gezag nagaan of er sprake is van omstandigheden die -ondanks dat de drempelwaarden niet worden overschreden - aanleiding geven voor het verrichten van een m.e.r.(beoordeling). Het besluit m.e.r.-beoordeling is een separate procedure en dient genomen te worden alvorens het ontwerpbestemmingsplan wordt gepubliceerd.
Water en ruimtelijke ordening hebben met elkaar te maken. Enerzijds is water een sturende factor in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beide is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit en verdroging te voorkomen. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht.
Nationaal waterbeleid
In de afgelopen decennia heeft Nederland meerdere keren te kampen gehad met wateroverlast. Dit heeft geresulteerd in een omslag in het waterbeleid en het denken over water. Het kabinet heeft in december 2000 voor het Waterbeleid 21e eeuw drie uitgangspunten opgesteld, te weten anticiperen in plaats van reageren, niet afwentelen van waterproblemen op het volgende stroomgebied, maar handelen volgens de drietrapsstrategie van vasthouden-bergen-afvoeren en meer ruimtelijke maatregelen naast technische ingrepen. Belangrijk onderdeel in het waterbeleid is de watertoets. Nieuwe plannen en projecten moeten worden getoetst aan de effecten op veiligheid, wateroverlast en verdroging. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Het Waterbeleid 21e eeuw richt zich primair op het voorkomen van wateroverlast door overstroming vanwege veel neerslag in een korte tijd. Hieruit volgen richtlijnen voor de ruimtelijke inrichting van het gebied om wateroverlast tegen te gaan en de mogelijke technische maatregelen die kunnen worden ingezet. De maatregelen kunnen worden ingedeeld in de voorkeursvolgorde van vasthouden, bergen en afvoeren. De doelstelling van deze maatregelen is een afvoer te realiseren die niet groter is dan de landbouwkundige afvoer.
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijke verandering na het in werking treden van de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe en indirecte lozingen. Alle indirecte lozingen vallen onder het Wabo bevoegde gezag (gemeente en provincie). Alle directe lozingen vallen onder het bevoegde gezag voor de Waterwet (waterschappen voor de regionale wateren en Rijkswaterstaat voor de Rijkswateren). De directe lozingen vallen onder de Waterwet (Wtw). De indirecte lozingen zijn opgegaan in de Wet milieubeheer (Wm) en vallen inmiddels onder de omgevingsvergunning (Wabo).
Beleid Waterschap
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeleid in en om de gemeente Rucphen. Het waterschap zorgt ervoor dat er voldoende water is en dat dit water een goede kwaliteit heeft. Om deze taak goed uit te voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels staan in de Keur van het waterschap en gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap Brabantse Delta. Het waterschap stelt ter concretisering van het waterhuishoudkundig beleid kaartmateriaal vast.
Voor wat betreft de aanwijzing van de gebieden waarvoor een vergunning voor het lozen in en afvoeren naar oppervlaktewateren is vereist, is dit ook een taak van het waterschap. Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021 (vastgesteld 14 oktober 2015). Het beschrijft de hoofdlijnen van het beheer van het water- en zuiveringssysteem voor de periode 2016-2021. Speerpunten uit het waterbeheerplan zijn:
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema’s c.q. speerpunten uit het waterbeheerplan en heeft het waterschap een verordening; de Keur en de Legger.
Keur Waterschap Brabantse Delta 2015
De 'Keur Waterschap Brabantse Delta 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater, die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van waterschap Brabantse Delta. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunningverlening. De Keur van het waterschap is onder andere van toepassing wanneer direct of indirect wordt geloosd naar een oppervlaktelichaam.
Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater
De drie Brabantse waterschappen (Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta) hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'. Bij een toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn, veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 2000 m², 2000 m² tot 10.000 m² en meer dan 10.000 m². Wanneer de toename van het verhard oppervlak meer is dan 2000 m2 is er vanuit het waterschap een compensatieverplichting.
Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid is onder andere verwoord in het ‘Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021’. Het plan staat voor samenwerken aan Brabant waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving. Het document vormt de strategische basis voor het Brabantse waterbeleid en waterbeheer, voor de korte en lange termijn. Het Waterplan houdt rekening met duurzaamheid en klimaatveranderingen. Het is een breed gedragen beleidsplan, omdat het tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met veel belanghebbende (water)partijen in Brabant.
In onderstaande figuur is te zien dat het plangebied is gelegen binnen het gebied dat is aangeduid als ‘water in bebouwd gebied'. Het waterbeheer in deze gebieden draagt bij aan een goed functionerend watersysteem. Randvoorwaarden zijn de verplichtingen uit de Kaderrichtlijn Water. Er geldt geen specifiek beschermingsbeleid.
Het plangebied is niet gelegen in een waterwingebied, grondwater- beschermingsgebied of een boringsvrije zone.
Figuur 6.1 Uitsnede kaart Provinciaal Milieu- en Waterplan
Waterloop Rucphense Vaartkant
Parallel aan de Rucphense Vaartkant is een 'waterloop' aanwezig. Deze is eveneens op de Legger van Waterschap Brabantse Delta aangeduid als A-watergang. Deze watergang is echter niet op maaiveld aanwezig maar in een duiker onder het maaiveld. Deze watergang is tevens in het vigerend bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming 'Waterstaat - Overkluizing'. De watergang, met bijhorende dubbelbestemming ligt buiten voorliggend plangebied.
Gemeentelijk beleid
Sinds 1 januari 2008 zijn gemeenten verantwoordelijk voor het hemelwater, het afvalwater en het grondwater. Het Gemeentelijk Riolerings Plan (GRP) 2018-2022 en het gemeentelijk waterplan (2008) verantwoorden aan de inwoners van de gemeente Rucphen de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht.
Bij de realisatie van (nieuwe) bebouwing wordt het scheiden van waterstromen nagestreefd. Bij rioolvervanging wordt, mits kosteneffectief, actief beleid gevoerd op het afkoppelen van hemelwater en scheiden van waterstromen. Voor het afkoppelen van dakvlakken op particulier terrein wordt bij bestaande bouw een doelmatigheidstoets uitgevoerd. Bij het infiltreren van het regenwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden: infiltreren waar het kan, bufferen waar mogelijk en als het niet anders kan, afvoeren.
Zorgplicht hemelwater
De zorgplicht hemelwater valt onder de Waterwet (in de toekomst Omgevingswet). In artikel 3.5 is de wettelijke verplichting vastgelegd:
Gemeente Rucphen heeft belang bij een robuust watersysteem, wat bij hevige regenval het water uit de rioolwateroverstorten kan verwerken. Dit is immers een randvoorwaarde voor het beperken van wateroverlast in bebouwd gebied tot een aanvaardbaar niveau. Retenties worden daarom gedimensioneerd met een ‘regenreeks’ die gemiddeld 1 keer per 100 jaar voorkomt in Nederland. Hierbij wordt rekening gehouden met klimaatverandering, zodat het watersysteem zodanig wordt gedimensioneerd dat het toekomstbestendig is.
Voor 'Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen' wordt het beleid van het waterschap Brabantse Delta gevolgd.
Het plangebied is gelegen in het centrum van Rucphen en bestaat uit diverse percelen:
In totaal bedraagt de oppervlakte van het plangebied circa 3000 m2. In onderstaande figuur is de kadastrale situatie van het plangebied aangegeven.
Figuur 1.2 Weergave kadastrale situatie
Met uitzondering van de twee meest oostelijk gelegen percelen zijn alle percelen voorzien van bebouwing met bijhorend erf of tuin. De twee oostelijk gelegen percelen zijn ingericht als grasveld met een jeu des boulesbaan.
Grondwater
Voor zover bekend vinden in de directe omgeving van de locatie geen grootschalige grondwateronttrekkingen plaats die een directe invloed hebben op de grondwaterstand en grondwaterstroming op de locatie. De gemeten grondwaterstanden in de peilbuizen afkomstig uit de verkennende bodemonderzoeken is gelegen tussen 150 - 220 cm-mv.
Oppervlaktewater
In of nabij het plangebied zijn, naast de overkluisde watergang langs de Rucphense Vaartkant, geen watergangen of ander oppervlaktewater aanwezig.
Bodem
De bovenste laag grond (tot circa 50 cm-mv) bestaat uit zwak tot matig humeus zwak siltig matig fijn zand. De bodemlaag tussen 50 cm-mv en 3 m-mv bestaat voornamelijk uit zwak siltig matig fijn zand (bron: verkennende bodemonderzoeken).
Van het bouwplan zijn de gegevens bekend zoals weergegeven in navolgende tabel.
Tabel 6.1 oppervlakteverdeling
Gebruik oppervlak | Oude situatie | Nieuwe situatie | |
- Dakoppervlak gebouwen | 732 | 1403 | |
- Terreinverharding (oprit/ parkeerplaatsen /achtertuin) | 475 | 1589 | |
Totaal verhard | 1207 | 2992 | |
Totaal onverhard | 1785 | 0 | |
Totaal plangebied | 2992 | 2992 |
Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de totale verharding toeneemt met circa 1.785 m2. Omdat de toename van het verhard oppervlak minder is dan 2000 m2, geldt vanuit de Keur geen compensatieverplichting en is de gemeente bevoegd gezag.
Op basis van het beleid van de gemeente Rucphen zoals opgenomen wordt bij nieuwe ontwikkelingen geconformeerd aan de hydraulische randvoorwaarden van waterschap Brabantse Delta. Aangezien de toename van het verhard oppervlak minder is dan 2.000 m2, is voor onderhavige locatie geen retentie vereist.
De riolering dient wel gescheiden op de erfgrens aangeboden te worden zodat deze op het bestaande gescheiden stelsel kan worden aangesloten. Om verontreiniging van het grondwater of het oppervlaktewater te voorkomen, dient hierbij gebruik gemaakt te worden van niet uitlogende bouwstoffen.
Aandachtspunten
In het afwateringssysteem van de daken moeten voorzieningen worden aangebracht om vaste bestanddelen als bladeren, zand, ander sediment en dergelijke achter te houden zodat het systeem niet verstopt raakt of dicht gaat slibben na verloop van tijd. Deze voorzieningen moeten goed bereikbaar blijven, om ze regelmatig te kunnen onderhouden en reinigen.
Het is niet toegestaan chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen of agressieve reinigingsmiddelen te gebruiken op de af te koppelen verharde oppervlakken. Het is in beperkte mate toegestaan tijdens gladheid door bevriezing of sneeuwval zout als gladheidbestrijdingsmiddel op de bestrating en parkeerplaatsen e.d. toe te passen. Een alternatief kan bijvoorbeeld zand zijn.
Regelmatig onderhoud van de aanvoerzijde van de voorzieningen zal noodzakelijk zijn om te garanderen dat het systeem blijft functioneren. Ook dienen standleidingen op de juiste manier te worden toegepast zodat voldoende beluchting en ontluchting van de binnenriolering is gewaarborgd en mogelijk stankoverlast wordt voorkomen.
Dit bestemmingsplan heeft tot doel een adequaat juridisch-planologische regeling te scheppen voor de realisatie van 34 appartementen en 210 m2 commerciële ruimten. Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Uit het oogpunt van uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels, is daarbij zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het handboek (digitale) bestemmingsplannen van de gemeente Rucphen.
Het onderhavige bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, doch treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid van de burger wordt geschaad. Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de bestemmingen en de aanduidingen binnen het onderhavige bestemmingsplan.
De verbeelding is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit uit zich met name in de structuur en opmaak van de regels en verbeelding. De verbeelding opgebouwd en gecodeerd volgens IMRO 2012 en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012. Hiermee wordt aangesloten bij de landelijke richtlijn voor het benoemen van de bestemmingen, het bijbehoren kleurgebruik, het gebruik en de vorm van aanduidingen en dergelijken. Op de planverbeelding zijn de volgende onderdelen opgenomen:
De gronden gelegen binnen de grens van het plangebied zijn geregeld binnen dit bestemmingsplan. De kleuraanduiding op de planverbeelding geeft aan om welke bestemming het gaat. Het bouwvlak geeft de begrenzing weer waarbinnen gebouwen mogen worden opgericht. De overige aanduidingen geven een specifieke situatie weer, waarvoor in de regels een aparte regeling is opgenomen.
De indeling van de planregels is als volgt:
In deze paragraaf wordt per artikel uiteengezet op welke wijze het beleid, de regelgeving is vertaald in de regels.
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aansloten bij het normale taalgebruik.
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden. In de regels is bepaald dat alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming mogen worden opgericht. Een aantal meetwijzen is door de SVBP 2012 voorgeschreven.
De wegen en openbare parkeerplaatsen zijn in het plangebied bestemd tot “Verkeer”. Onder deze bestemming zijn tevens begrepen groenstroken. Wijziging, aantasting en/of compensatie van dit groen dient getoetst te worden aan het gemeentelijk groenbeleid.
Op de betreffende gronden mogen kleine gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht.
Door gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toe te staan wordt het mogelijk om bijvoorbeeld een gebouw toe te staan ten behoeve van bijvoorbeeld speelvoorzieningen. Specifieke bouwbepalingen voor straatmeubilair worden in de bestemming niet gegeven. Dergelijke bouwwerken, zoals verkeersborden, bewegwijzering, verkeerslichten, verkeerssignaleringssystemen en abri's worden aangemerkt als vergunningvrije bouwwerken conform het Besluit omgevingsrecht. Voor de oprichting van een dergelijk bouwwerk wordt niet aan de bouwregels in het bestemmingsplan getoetst.
Woningen bestemd voor de huisvesting van één huishouden zijn in het bestemmingsplan bestemd tot 'Wonen'. De voorgestane appartementen in het appartementencomplex in het plangebied zijn bestemd tot “Wonen”. In de regels is bepaald dat de woningen dienen te worden opgericht in het op de plankaart aangegeven bouwvlak welke is opgenomen in de vorm van een bouwstrook met bouwaanduidingen en maximale hoogten. Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht binnen en buiten het op de verbeelding opgenomen bouwvlak. Ter plaatse van de specifieke aanduiding 'detailhandel' is op de begane grond tevens de mogelijkheid om commerciële ruimten te realiseren.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
Ten behoeve van de instandhouding, bescherming en/of veiligstelling van archeologische waarden is een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 2 opgenomen. Wanneer werkzaamheden plaatsvinden op een oppervlak groter dan 100 m2 en dieper dan 0,50 meter dient een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
In dit artikel wordt geregeld dat voor gronden die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijven.
In dit artikel is bepaald dat het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen aan plaatsing van gebouwen, de dakhelling van hellende dakvlakken en de nokrichting en de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouw zijnde. Deze eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten. Daarnaast is in de algemene bouwregels een bestaande afstanden en ander maten regeling opgenomen.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is het strijdig gebruik opgenomen. Hier is een algemeen gebruiksverbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemming. Het gebruik van gronden, gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie is expliciet uitgesloten.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen binnen de op de verbeelding opgenomen gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar'. Binnen deze aanduiding is een hoogtebeperking van toepassing.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel zijn enkele algemene afwijkingen opgenomen. Ten eerste is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen betreffende het overschrijden van de in het plan opgenomen maatvoeringen met maximaal 10%. Daarnaast is er een afwijking opgenomen voor het oprichten van antennes en masten tot 15 meter. Als laatste is het mogelijk om via een omgevingsvergunning geringe afwijkingen toe te staan, die in het belang zijn van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de bestemming niet wijzigt en de bouwgrens maximaal 2,50 meter verschuift.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor geringe afwijkingen die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze rechten zijn overgenomen uit het voorgaande plan.
In de overige regels is een artikel opgenomen ten aanzien van het parkeren.
Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig bij een omgevingsvergunning worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.
Dit is de Slotregel met de titel; Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Centrum Rucphen, Rucphense Vaartkant te Rucphen".
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijke kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of afwijkingsbesluit. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:
Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is,
Ten behoeve van dit plan is een anterieure overeenkomst gesloten met initiatiefnemer. In deze overeenkomst is het kostenverhaal opgenomen. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve in dit geval niet noodzakelijk.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven (afhankelijk van de gemeentelijke inspraakverordening). Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
Op 1 juli 2019 is de nieuwe Participatie- en Inspraakverordening in werking getreden. Nieuw hierin is de omgevingsdialoog. Het college heeft bepaald dat voor plannen die niet passen in het bestemmingsplannen een omgevingsdialoog gevoerd moet worden. Dat geldt ook voor het bestemmingsplan Rucphense Vaartkant.
In de richtlijn 'Omgevingsdialoog' van de gemeente Rucphen is opgenomen hoe een omgevingsdialoog in zijn werk gaat. Voor onderhavige situatie heeft op 25 september 2019 de omgevingsdialoog plaatsgevonden in de vorm van een informatieavond waar het voorlopige ontwerp is gepresenteerd en toegelicht. Voor deze avond zijn 59 adressen aangeschreven en uitgenodigd. In totaal zijn 14 adressen aanwezig geweest tijdens de omgevingsdialoog. Van de omgevingsdialoog is een verslag gemaakt welke als Bijlage 10 bij het bestemmingsplan is gevoegd.
Artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan burgemeester en wethouders overleg met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen plegen. Tevens is vooroverleg gepleegd met de omgevingsdienst en de brandweer. Hieronder zijn de reacties kort samengevat. De volledige vooroverleg reacties zijn respectievelijk als Bijlage 11, Bijlage 12 en Bijlage 13 opgenomen bij het bestemmingsplan.
Waterschap Brabantse Delta
De voor het waterschap belangrijkste uitgangpsunten zijn naar wens opgenomen in het voorontwerp bestemmingsplan. Er wordt een positief wateradvies gegeven.
Provincie Noord-Brabant
Het voorontwerp bestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Brandweer Midden- en West-Brabant
De brandweer geeft aan dat in het voorontwerpbestemmingsplan geen gegevens zijn opgenomen ten aanzien van de bereikbaarheid en bluswatervoorziening. Geadviseerd wordt bij de verdere uitwerking een situatietekening te laten uitwerken waarop alle aspecten ten aanzien van bereikbaarheid en bluswatervoorzienin zijn opgenomen. Bij de verdere uitwerking van de bouwtekening en bij de aanvraag van de omgevingsvergunning zal hier naar worden gekeken en besproken worden met brandweer en gemeente.
Conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp bestemmingsplan van PM gedurende een termijn van zes weken (tot en met PM ) ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging kan een ieder over het bestemmingsplan een zienswijze naar voren brengen. De geboden mogelijkheid heeft geleid tot PM zienswijze (n) . Deze zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota van Beantwoording, opgenomen als bijlage PM van deze toelichting.
Het bestemmingsplan is wel/niet aangepast naar aanleiding van de zienswijzen. Het bestemmingsplan is (on)gewijzigd vastgesteld.