direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vrachelen/Krooneiland, herziening 4 (Vrachelsedijk 10)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0826.BSPhz4vrachkroon-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het bestemmingsplan ‘Vrachelen/Krooneiland’ is ter plaatse van de gebiedsaanduiding "wijzigingsbevoegdheid 2" een mogelijkheid opgenomen het bestemmingsplan te wijzigen voor maximaal drie woningen en bijbehorende verkeersontsluiting. Naar aanleiding hiervan is door Inveniam BV het initiatief genomen tot de invulling van deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor is een stedenbouwkundige schets uitgewerkt, dat zoveel als mogelijk voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden. Een van de veranderingen is dat de verkeersontsluiting in dit plan anders gesitueerd is dan destijds in de wijzigingsvoorwaarden is voorzien. Naar aanleiding hiervan dient het bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied te worden herzien.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied maakt deel uit van een gebied gelegen tussen het Wilhelminakanaal en het Markkanaal, westelijk van de kern Oosterhout. Aan de westzijde wordt het plangebied omsloten door 3 vrijstaande nieuwbouwwoningen van het Vrachelshofje en aan de zuid en oostzijde de vrijstaande woonboerderijen van de Vrachelsedijk. In de hierna volgende afbeelding is de ligging van het plangebied binnen de kern Oosterhout weergegeven. Kadastraal is het plangebied bekend als gemeente Oosterhout, Sectie N, nummer 3398 (gedeeltelijk) en heeft een omvang van circa 0,5 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz4vrachkroon-VA01_0001.png"

Afbeelding ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het voorliggend plangebied geldt het bestemmingsplan ‘Vrachelen/Krooneiland’. Dit bestemmingsplan is op 20 april 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Oosterhout. De gronden binnen het voorliggend plangebied zijn bestemd tot ‘Wonen’ waarbij de gebiedsaanduiding ‘Wijzigingsbevoegdheid 2’ is opgenomen.

De gronden waaraan binnen het vigerende bestemmingsplan de bestemming ‘Wonen’ is toegekend mogen uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van de bestemming wonen, met inbegrip van het aan huis gebonden beroep of bedrijf alsmede tuinen, erven verhardingen en groenvoorzieningen. Door het ontbreken van een bouwvlak is de realisatie van een hoofdgebouw (woning) in de huidige situatie niet toegestaan. Echter, aan het voorliggend plangebied is eveneens de gebiedsaanduiding ’Wijzigingsbevoegdheid 2’ toegekend. Deze wijzigingsbevoegdheid stelt dat Burgemeester en Wethouders bevoegd zijn om het gebied te wijzigen in de bestemmingen Wonen (W) en Verkeer (V) ten behoeve van de nieuwbouw van maximaal 3 vrijstaande woningen. Hierbij worden de navolgende voorwaarden gehanteerd:

  • 1. uitsluitend vrijstaande woningen worden gerealiseerd;
  • 2. de goothoogte van de woningen niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • 3. de bouwhoogte van de woningen niet meer bedraagt dan 8 meter;
  • 4. ten aanzien van het afstanden van de bebouwing tot de perceelsgrenzen en de maximale bebouwingsmogelijkheden van de percelen het bepaalde in artikel 23 van de planregels van toepassing is;
  • 5. de woningbouw past binnen de gemeentelijke en provinciale woningbehoefte prognose;
  • 6. er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en –kwantiteit en de ligging van de locatie in een water beschermingsgebied).

Het planvoornemen wijkt af van deze uitgangspunten doordat de verkeersontsluitingsweg voor het plangebied buiten de gebiedsaanduiding 'wijzigingsbevoegdheid 2' zal worden gesitueerd. Daarnaast is voor de bouw van de woningen een hogere goot opgenomen en is binnen het bouwprofiel van de toegestande woning de mogelijkheid voor een platte dakafwerking uitgewerkt. Om deze reden kan voor dit initiatief geen gebruik worden gemaakt van de aan het college toegekende wijzigingsbevoegdheid en is een herziening van het bestemmingsplan ‘Vrachelen/Krooneiland’ doorlopen.

1.4 Leeswijzer

De opbouw van de toelichting is als volgt samengesteld:

  • In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige situatie van het voorliggend plangebied;
  • In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op het relevante, vigerende beleid.
  • In hoofdstuk 4 komen de milieuaspecten aan de orde, waaronder bodem, geluid en milieuzonering;
  • In hoofdstuk 5 wordt de voorgestane (ruimtelijke) ontwikkeling behandeld;
  • In hoofdstuk 6 wordt de systematiek van het bestemmingsplan beschreven;
  • In hoofdstuk 7 en 8 wordt de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Functioneel-Ruimtelijke analyse

Het voorliggend plangebied is gelegen op een eiland tussen de takken van het Markkanaal ten westen van het centrum van Oosterhout. Het eiland is ontstaan in de tijd dat het Markkanaal werd gegraven ten behoeve van de scheepvaart tussen het Wilhelminakanaal en Breda. Het eiland dat daarbij is ontstaan, ligt ingeklemd tussen de sluis (noord) en de duiker (zuid). Deze sluis en duiker regelen het waterpeilniveau in het Markkanaal en het Wilhelminakanaal.

Het eiland is centraal gelegen ten opzichte van enkele recente grootschalige (voornamelijk) woningbouw ontwikkelingen, te weten: Vrachelen 1/2, Vrachelen 3 en de (in aanbouw zijnde) Contreie. Op de westzijde van het eiland (Markkant) zijn voorzieningen aanwezig die Vrachelen 1 t/m 5 voorzien in dagelijkse behoefte. Hier zijn onder andere een supermarkt, een sportvoorziening en enkele kleinschalige voorzieningen aanwezig. De oostzijde van het Eiland kenmerkt zich door woningbouw langs het bebouwingslint van de Vrachelsedijk. Dit bebouwingslint met een landelijk karakter wordt gevormd door vrijstaande woningen op grote percelen. Het plangebied bevindt zich ten noorden van de Vrachelsedijk en betreft in een huidige situatie een onbebouwd perceel begroeid met gras.

De woningen en voorzieningen op het eiland worden ontsloten op het nationaal verkeersnetwerk via de Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan / Weststadweg en de Lage Molenpolderweg. De Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan gaat in noordelijke richting over in de N629 en verbindt Oosterhout met de A59. In zuidoostelijke richting vindt de ontsluiting van de stad Oosterhout plaats op enkele knooppunten met de A27 richting Utrecht en Breda.

2.2 Stedenbouwkundige analyse

Stedenbouwkundige structuur

De Weststadweg/ Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan /Lage Molenpolderweg vormt een van de belangrijkste routes tussen het centrum van Oosterhout en de A59/A27. Daarnaast worden via deze route de verschillende woongebieden van Vrachelen ontsloten. De weg loopt over het eiland en snijdt deze als het ware in tweeën met aan de westzijde Markkant en aan de oostzijde het woongebied rondom de Vrachelsedijk.

De Vrachelsedijk kan in stedenbouwkundig opzicht beschreven worden als een historisch (agrarisch) lint welke van oudsher richting het centrum van Oosterhout voerde. Echter, met de realisatie van het Wilhelminakanaal werd deze verbinding afgesneden. Aan de Vrachelsedijk is in de huidige situatie op enkele plaatsen nog authentieke bebouwing aanwezig. Het lint is in de loop der tijd verder verdicht en kenmerkt zich door de aanwezigheid van uitsluitend vrijstaande bebouwing op zeer ruime en diepe percelen. Recent zijn aan de noordzijde van de Vrachelsedijk op verschillende plaatsen de diepe percelen aan de achterzijde van de bestaande bebouwing verdicht door de realisatie van woningbouw. Hierdoor kent de Vrachelsedijk verschillende zijwegen die leiden tot de hier gerealiseerde woningen. Het betreft hier in alle gevallen korte, doodlopende woonstraten.

Verkeers- en verblijfsruimten

Zoals aangegeven maakt de Vrachelsedijk onderdeel uit van een historische route richting het centrum van Oosterhout. Echter, door de realisatie van het Wilhelminakanaal en het Markkanaal is deze route afgesneden. Om deze reden vormt de huidige Vrachelsedijk een doodlopende straat, welke direct is ontsloten op de Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan.

De Vrachelsedijk kent enkele doodlopende zijwegen waaraan woningen zijn gelegen. Het straatprofiel is eenduidig ingericht met een rijbaan (ca. 4,5 meter breed) met aan weerszijde een berm. De berm voorziet in verkeersvoorzieningen zoals straatverlichting en mogelijkheden tot parkeren. De woningen aan de Vrachelsedijk hebben allemaal parkeergelegenheid op eigen terrein. De parkeergelegenheid op de openbare weg is echter beperkt.

Openbaar groen

Aan de zuidzijde van het eiland, direct ten zuiden van het voorliggend plangebied, ligt een zware dijk met forse boombeplanting. De noordzijde het eiland wordt begrensd door een lagere dijk aan het Markkanaal en de Marksluis. Hier kent de inrichting een meer open karakter waardoor meer zicht op het water ontstaat. De zuidelijke dijk is ecologisch van belang en maakt onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur (EHS). De (geasfalteerde) rijbaan van de Vrachelsedijk kent een breedte van ca. 4,5 meter met aan weerszijden een groene berm. Deze groene bermen voorzien in de infiltratie van water waarbij nauwelijks opgaande begroeiing aanwezig is. Ter plaatse van de parkeervoorzieningen aan de weg zijn grastegels in de berm aangebracht. Ondanks het ontbreken van een ruim openbaar gebied kent de Vrachelsedijk een sterk groen karakter als gevolg van de ruime en groen ingerichte woonpercelen.

2.3 Cultuurhistorische waarden

Over het eiland in het Markkanaal loopt een deel van een eeuwenoude route tussen Oosterhout (centrum) en Den Hout. Eén van de belangrijkste structuurbepalende elementen op het eiland. De huidige Vrachelsedijk maakt onderdeel uit van deze oude route. Het is de ambitie van de gemeente Oosterhout om de route zoveel mogelijk herkenbaar terug te laten komen in het gebied. Het historisch lint wordt gekenmerkt met karakteristieke, historische bebouwing op grote kavels. Deze kavels zijn op het lint georiënteerd en begeleiden daarmee de structuur van de historische route.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz4vrachkroon-VA01_0002.png"

Afbeelding historische route

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Het rijksbeleid bevat voor onderhavig voornemen geen uitspraken die het bestemmingsplan beleid rechtstreeks beïnvloeden.

3.1.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro)

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

In het Barro komen voor dertien nationale belangen als titels terug:

  • 1. Rijksvaarwegen
  • 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam
  • 3. Kustfundament
  • 4. Grote rivieren
  • 5. Waddenzee en waddengebied
  • 6. Defensie
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  • 8. Elektriciteitsvoorziening
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  • 10. Ecologische hoofdstructuur
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

Voor het plangebied is de aanwijzing van het Wilhelminakanaal als rijksvaarweg van toepassing. Regels welke ten aanzien van Rijksvaarwegen zijn opgenomen in het Barro hebben betrekking op:

Artikel 2.1.2. (bepaling vrijwaringszone)

  • 1. Een vrijwaringszone wordt gemeten vanaf de begrenzingslijn van de Rijksvaarweg zoals opgenomen in de legger, bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet.
  • 2. De breedte van een vrijwaringszone, gemeten vanaf de begrenzingslijn van de Rijksvaarweg, bedraagt:
    • a. 10 meter aan weerszijden van een Rijksvaarweg van CEMT-klasse II.
    • b. 20 meter aan weerszijden van een Rijksvaarweg van CEMT-klasse III.
    • c. 25 meter aan weerszijden van een Rijksvaarweg van CEMT-klasse IV, V of VI.
    • d. 40 meter aan weerszijden van een zeehaventoegang.
    • e. 50 meter aan weerszijden van een Rijksvaarweg binnen een afstand van 300 meter van een vaarwegsplitsing of havenuitvaart .

CEMT-klasse staat voor de vaarwegklasse zoals vastgesteld door de Conférence Européenne des Ministres de Transport (CEMT), gebaseerd op de afmetingen van standaardschepen en duwstellen

Vrijwaringszone heeft betrekking op een zone aan weerszijden grenzend aan een Rijksvaarweg. Binnen deze zone gelden regels ten aanzien van hoogtes.

Artikel 2.1.3. (veiligheid scheepvaart op vaarwegen)

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen de begrenzing van een Rijksvaarweg of op een vrijwaringszone en dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van deze titel geldende bestemmingsplan, wordt rekening gehouden met het voorkomen van belemmeringen voor:

  • a. De doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte.
  • b. De zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart.
  • c. Het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten.
  • d. De toegankelijkheid van de Rijksvaarweg voor hulpdiensten, en
  • e. Het uitvoeren van beheer en onderhoud van de Rijksvaarweg

Het plangebied is gelegen aan het Markkanaal dat op korte afstand in verbinding staat met het Wilhelminakanaal. De achtertuinen van de nieuwe woningen zullen richting het kanaal aanwezig zijn. Mochten de woningen binnen de aangegeven vrijwaringszone vallen dan dient de situatie getoetst te worden aan het bepaalde in artikel 2.1.3. De volgende afbeelding maakt duidelijk dat er geen belemmeringen aanwezig zijn ten aanzien van de doorvaart, zichtlijnen, signalen van navigatie apparatuur, toegankelijkheid van hulpdiensten en beheers en onderhoudswerkzaamheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz4vrachkroon-VA01_0003.png"

Afbeelding situering woningen ten opzichte van rijkswaterweg Wilhelminakanaal

Het planvoornemen kan voldoen aan de bepalingen voor rijksvaarwegen van het Barro. Verder zijn er vanuit het Barro geen regels die voor het plangebied van toepassing zijn.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op 1 oktober 2010 heeft Provinciale Staten van Noord-Brabant de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) vastgesteld. De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is sinds 1 januari 2011 in werking en geeft de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025 weer, met een doorkijk tot het jaar 2040. Samen met de Verordening ruimte vervangt de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening de interim structuurvisie, de paraplu nota, de uitwerkingsplannen van het streekplan en het beleidsdeel van de reconstructieplannen. Ook is de visie op het landschap verwerkt in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. De kwaliteiten binnen de provincie Noord-Brabant zijn sturend bij de te maken ruimtelijke keuzes. Deze ruimtelijke keuzes zijn van provinciaal belang en zijn geformuleerd als:

  • het versterken van regionale contrasten tussen klei, zand en veenontginningen;
  • ontwikkeling van een vitaal en divers platteland;
  • het creëren en behouden van een robuust water en natuursysteem;
  • het realiseren van een betere waterveiligheid door preventie;
  • de koppeling van waterberging en droogte bestrijding;
  • het geven van ruimte voor duurzame energie;
  • de concentratie van verstedelijking;
  • het ontwikkelen van een sterk stedelijk netwerk: Brabantstad;
  • het creëren van groene geledingszones tussen steden;
  • het ontwikkelen van goed bereikbare recreatieve voorzieningen;
  • het ontwikkelingen van economische kennisclusters;
  • internationale bereikbaarheid;
  • de beleefbaarheid van stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.

De structuurvisie is opgebouwd uit twee onderdelen. In onderdeel A wordt de kern van de visie verwoord op ruimtelijke ontwikkelingen van Brabant. Het landschap en de wijze waarop dit moet worden versterkt, staan in dit onderdeel voorop. Deel B van de structuurvisie beschrijft de wijze waarop de provincie de visie uitwerkt in vier robuuste ruimtelijke structuren: Groenblauwe structuur, Landelijk gebied, Stedelijke structuur en Infrastructuur.

Uit de visie en structurenkaart van de SVRO blijkt het plangebied onderdeel te zijn van het stedelijk concentratiegebied van Oosterhout. Hierover geeft de provincie aan het belangrijk te vinden dat er verschil blijft tussen de steden, de (suburbane) kernen en de dorpen in de provincie. Binnen het stedelijk concentratiegebied zijn er mogelijkheden voor dynamische stadscentra en stadswijken maar ook voor suburbaan wonen bij de steden en ruimte voor wonen in de dorpen. In het stedelijk concentratiegebied wordt de boven lokale groei van de verstedelijking opgevangen. Daarnaast hebben deze gebieden een belangrijke functie voor het overig stedelijk gebied door een hoog voorzieningenniveau te bieden en de behoefte aan werklocaties op te vangen. Daardoor kunnen de (suburbane) kernen en dorpen buiten het concentratiegebied hun karakter behouden.

Het kanaal ten zuiden van het plangebied maakt deel uit van de groenblauwe structuur wat is aangewezen als kerngebied groenblauw. Deze structuur is enkel gegeven voor het kanaal het plangebied ligt buiten de groen blauwe structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz4vrachkroon-VA01_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz4vrachkroon-VA01_0005.png"

Afbeelding plangebied in structurenkaart

De invulling van voorliggend wijzigingsgebied met woningbouw is passend binnen de gegeven visie van het SVRO.

3.2.2 Verordening ruimte 2014

Provinciale Staten hebben de Verordening ruimte Noord-Brabant 2014, hierna de Verordening ruimte genoemd, vastgesteld op 7 februari 2014. Deze verordening is op 19 maart 2014 in werking getreden.

De Verordening ruimte is een planologische verordening waarin eisen gesteld worden aan de door de gemeente op stellen bestemmingsplannen en beheersverordeningen en vormt een direct toetsingskader voor bouwaanvragen. De Verordening ruimte bevat onder andere de volgende onderwerpen;

  • bevordering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • stedelijke ontwikkeling;
  • cultuurhistorie;
  • agrarische ontwikkeling en windturbines;
  • water;
  • natuur en landschap.

Voor een aantal onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten. Het voorliggend plangebied is gelegen binnen de zone aangeduid als bestaand 'stedelijk gebied'. De Verordening Ruimte 2014 stelt dat stedelijke ontwikkelingen dienen plaats te vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Daarnaast vereist de verordening dat in de gemeentelijke planvorming wordt verantwoord dat de ruimtelijke mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied zo goed mogelijk worden benut. Deze verantwoording dient gebaseerd te zijn op onderzoek dan wel op concreet beleid vastgelegd in een gemeentelijke structuurvisie. Het accent ligt hier op inbreiden en herstructureren. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheden die compacte bouwwijzen - zoals het bouwen in de hoogte en steeds vaker ook in de diepte (de ondergrondse ruimte) bieden om het ruimtegebruik te intensiveren. Ook moet bestaande, nieuwe of te herontwikkelen ruimte intensiever worden benut.

Met het realiseren van 3 vrijstaande woningen aan de Vrachelsedijk wordt aangesloten bij het benutten van de ruimtelijke mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied.

Voor het overige zijn voor het plangebied de regels voor grondwaterschermingsgebied en rivierbed van toepassing. Zie ook de hierna volgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz4vrachkroon-VA01_0006.png"

Afbeelding plangebied in waterkaart Verordening Ruimte 2014

Artikel 16.1 Grondwaterbeschermingsgebied

In aanvulling op hoofdstuk 3 'Structuren' bevat de toelichting bij een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Grondwaterbeschermingsgebied' een verantwoording waaruit blijkt dat de risico's voor de kwaliteit van het grondwater geheel of nagenoeg geheel gelijk blijven.

Voor de grondwaterbeschermingsgebieden geldt een verantwoordingsplicht: uit de verantwoording bij het bestemmingsplan moet blijken dat er een zorgvuldige afweging heeft plaatsgevonden en dat de risico's voor de kwaliteit van het grondwater niet toenemen. Hierbij gaat het om aan te tonen dat de risico's voor de kwaliteit van het grondwater door de ruimtelijke ontwikkeling gelijk blijven.

Voorbeelden van functies die een extra risico's met zich meebrengen voor het grondwaterbeschermingsgebied zijn agrarische activiteiten, (vanwege mest, bestrijdingsmiddelen) of bedrijfsmatige functies (vanwege bodembedreigende activiteiten). Woonfuncties kunnen gezien worden als een functie die geen extra risico's voor het grondwater met zich meebrengen. Hiermee vindt met het planvoornemen geen toename plaats van de risico's voor het aangewezen beschermingsgebied rond de drinkwaterwinning en wordt voldaan aan artikel 16 van de verordening Ruimte. Als extra maatregel is voor het plangebied gekozen om een aanduiding op te nemen 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'.

Artikel 20.1 Rivierbed

  • 1. In aanvulling op hoofdstuk 3 'Structuren' strekt een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Rivierbed' mede tot bescherming tegen overstroming.
  • 2. De toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bevat een verantwoording waaruit blijkt dat::
    • a. de ruimtelijke ontwikkeling niet kwetsbaar is ten aanzien van de waterdiepte en de frequentie van overstromen;
    • b. is verzekerd dat mensen en dieren op doelmatige wijze geëvacueerd kunnen worden;
    • c. is verzekerd dat de permanente aanwezigheid van mensen hoogwatervrij kan plaatsvinden

De aanduiding rivierbed voor het plangebied komt voort uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 (en niet uit titel 2.4 van het Barro). Wanneer wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden wordt rekening gehouden met de ligging in het rivierbed en worden risico's voor veiligheid en kans op schade tegengegaan. Onder hoogwatervrij wordt verstaan het bouwen op dijkhoogte, rekening houdend met klimaatveranderingen.

Ad a

Door het ministerie is via het Deltaprogramma Nieuwbouw en Herstructurering Nederland in kaart gebracht voor wat betreft het overstromingsgevaar en de voor overstroming kwetsbare gebieden. Uit deze kaarten is gebleken dat het plangebied niet is gelegen in een voor overstroming gevaarlijk gebied en daarnaast niet kwetsbaar is voor overstromingen. Het realiseren van 3 woningen op het huidige peil maakt het plangebied niet kwetsbaarder voor overstromingen. Daarnaast zal het planvoornemen voldoen aan de uitgangspunten voor hydrologisch neutraal ontwikkelen, waarmee het plangebied geen extra belasting op de waterafwikkeling veroorzaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz4vrachkroon-VA01_0007.png" Afbeelding landelijke gevarenkaart (gecombineerd gevaar door maximale waterdiepte en minimale aankomst tijd (binnendijks) bij overstroming van hoofdwateren)

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz4vrachkroon-VA01_0008.png"

Afbeelding landelijke kwetsbaarheidskaart voor overstromingen

Ad b

Het bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van objecten waarbij sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen, zoals ouderen, zieken en kleine kinderen. Uit de beoordeling van vluchtmogelijkheden blijkt dat het plangebied en de directe omgeving daarvan voldoende mogelijkheden bieden om van de risicobronnen te vluchten. Hierdoor is verzekerd dat mensen en dieren op effectieve wijze kunnen worden geëvacueerd. Ook de nieuwe ontsluitingsweg die helder van structuur is, draagt hieraan bij.

Ad c

Het waterpeil van het Wilhelminakanaal en Markkanaal wordt beheerst door een sluizenstelsel, welke in beide kanalen aanwezig zijn. De waterstanden terplaatse van de zwaaikom (het kruispunt van Wilhemimakanaal en het Markkanaal) variëren tussen NAP -0,40 m tot NAP + 1,50 m, waarbij een veelvoorkomend peil bestaat uit NAP +0,20 m (uit 'Het Wilhelminakanaal en het Markkanaal' A de Graaff http://www.lex-ikon.eu/cd04/cd04n/binnen/wsb/whk/wilhelminakanaal.htm). Het peil van de gronden waar de woningen zullen worden gebouwd bestaat uit NAP + 3,77 m (uit www.ahn.nl)

Het bouwen van drie woningen heeft geen invloed op de huidige peil beheersing en waterveiligheid. De garantie van hoogwatervrij bouwen is geregeld via dijken en sluisen. Het planvoornemen heeft hier geen negatieve invloed op.

Naast voorwaarden aan de stedelijke ontwikkeling, de waterkwaliteit en waterveiligheid is in het voorliggend geval tot slot het beleid met betrekking tot natuur en landschap noemenswaardig. Dit aangezien de dijk ten zuiden van het voorliggend plangebied, onderdeel uit maakt van de ecologische hoofdstructuur. De Verordening Ruimte 2014 stelt dat een bestemmingsplan dat is gelegen buiten de ecologische hoofdstructuur ook kan leiden tot aantasting van de ecologische waarden en kenmerken van de ecologische hoofdstructuur. In dergelijke gevallen dient dit bestemmingsplan de negatieve effecten te beperken en te compenseren. Op basis van de uitgevoerde quickscan Flora- en Fauna (zie paragraaf 4.3) is echter gebleken dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Oosterhout

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer structuurvisies vast. Er is voor het gehele grondgebied van de gemeente Oosterhout een structuurvisie opgesteld. De inzet bij het opstellen van dit concept is gericht op het in één document samenbrengen van de hoofdlijnen van het voor de toekomstige ontwikkeling van de gemeente op diverse terreinen eerder vastgestelde beleid. De Structuurvisie Oosterhout is op 22 oktober 2013 vastgesteld door de gemeenteraad.

Uit de structuurvisie blijken vier ambities:

  • Continuering van het versterken van kwaliteit van het bestaand stedelijk gebied door herstructurering, vernieuwing en intensivering.
  • Transformatie en structuurversterking van verouderde locaties naar eigentijdse gebieden door een nieuwe invulling, met name door woningbouw, leisure en voorzieningen.
  • Kwaliteitsslag van het landschap, recreatie en natuur door onder andere verbindingen tot stand te brengen.
  • Toekomstige sprong over de A27 biedt een interessante combinatie van kansen op het gebied van wonen, werken en mobiliteit, samenkomend op 'nieuwe' knooppunten.

Onderhavig plan betreft de invulling van een wijzigingsbevoegdheid die reeds bestond voor de vaststelling van deze structuurvisie. In de structuurvisie is niet gebleken bestaande wijzigingsbevoegdheden te willen veranderen. Het plan past hiermee binnen het beleid uit de Structuurvisie Oosterhout.

3.3.2 Woonvisie 2011 - 2016

Doel van de Woonvisie 2011 – 2016 is om via een gevarieerd aanbod van woningen ervoor te zorgen dat Oosterhout een aantrekkelijke woongemeente blijft voor alle categorieën inwoners. Deze inwoners handelen kritischer op de woningmarkt en vragen steeds meer om maatwerk. Dit vraagt om meer flexibiliteit, oftewel meer consument- en vraaggericht werken vanuit de ontwikkelende partijen.

De Woonvisie is een richtinggevend kader dat in de samenwerking met externe partijen de basis zal vormen. Met behulp van de Woonvisie wil de gemeente Oosterhout onder andere de woonsituatie van de doelgroepen starters, senioren, arbeidsmigranten en statushouders verbeteren. De thema’s (collectief) particulier opdrachtgeverschap, betaalbaarheid, duurzaamheid, leefbaarheid en samenwerking krijgen specifieke aandacht om de kwaliteit van het wonen te behouden of te verbeteren.

De gemeente Oosterhout stelt in samenwerking met de ontwikkelende partijen het woningbouwprogramma voor de komende jaren vast. Het woningbouwprogramma wordt jaarlijks geëvalueerd en waar nodig op basis van veranderende woonwensen bijgesteld. Doel hiervan is dat er meer gericht ‘voor de vraag’ gebouwd zal worden en er dus beter kan worden meebewogen met de ontwikkelingen op de woningmarkt.

Voor het totale meerjaren woningbouwprogramma 2009-2019 wordt voorgesteld de volgende basisverdeling te hanteren:

  • 30% goedkoop (indicatief 15% koop en 15% huur);
  • 40% middelduur (indicatief 30% koop en 10% huur);
  • 30% duur (indicatief 25% koop en 5% huur).

Per initiatief wordt de hoofdrichting getoetst en waar nodig wordt afhankelijk van de locatie verfijnd in kwaliteitscriteria. Vooralsnog worden de volgende kwaliteitselementen bij de bouwprojecten gehanteerd:

  • grondgebonden of gestapeld;
  • huur of koop;
  • prijsklassen: goedkoop, middelduur en duur (prijsgrenzen jaarlijks actualiseren).
3.3.3 Welstandsnota gemeente Oosterhout

In de Welstandsnota is aandacht besteed aan de architectonische kwaliteit van de woningbouw en overige bebouwing binnen het plangebied. In de bestemmingsplannen voor Oosterhout worden de functie en het gebruik van de gronden en de maatvoering van de bebouwing geregeld. Het bestemmingsplan vormt de basis voor de stedenbouwkundige opzet van de wijk. De architectonische verschijning wordt gewaarborgd door middel van een welstandsnota.

Bij de nieuwbouw en verbouw van gebouwen dient rekening te worden gehouden te worden met de Welstandsnota. In de Welstandsnota die voor Oosterhout is opgesteld, zijn per bebouwingstype architectonische en bouwtechnische kenmerken opgenomen. De huidige karakteristiek en architectuur van de bebouwing vormt hierbij het uitgangspunt. Bij de welstandstoets spelen algemene criteria, specifieke criteria, sneltoetscriteria en aspecten met betrekking reclame-uitingen. Elk bouwplan moet voldoen aan de eisen die gelden voor het bebouwingstype waarbinnen het bouwwerk valt. Op deze wijze wordt niet alleen een toetsingskader voor bouwplannen gegeven, maar wordt ook de architectonische verscheidenheid binnen het gebied gewaarborgd. Verdere toetsing vindt plaats bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen.

3.3.4 Stilstaan bij parkeren

Ter plaatse van de ontwikkelingslocatie dienen voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de nieuwe woonfuncties te worden gerealiseerd. In de gemeentelijke nota ‘Stilstaan bij parkeren’ is opgenomen dat voor woningen binnen het dure segment een norm van 2,1 parkeerplaatsen per woning wordt gehanteerd (exclusief 0,3 voor bezoekers). Op basis van het parkeerbeleid van de gemeente Oosterhout dient voor drie woningen voorzien te worden in 6 parkeerplaatsen op het eigen terrein en 1 parkeerplaats in openbaar gebied. De nieuwe woonpercelen zijn groot genoeg om 2 parkeerplaatsen op te vangen. Langs de Vrachelsedijk en/of op eigen terrein bestaan genoeg mogelijkheden voor het bezoekersparkeren.

3.3.5 Waterbeleid

De gemeente Oosterhout heeft in een aantal stukken het beleid en de visie op het waterbeheer vastgelegd. Voor het bepalen van de wateropgave zijn het gemeentelijke rioleringsplan (Gemeentelijk Rioleringsplan Oosterhout 2005 – 2009) en het waterplan (Waterplan Oosterhout, 16 december 2005, vastgesteld februari 2006) van toepassing. Het waterplan is gebruikt om inzicht te krijgen in het oppervlaktewatersysteem. In het gemeentelijke Rioleringsplan zijn enkele relevante eisen benoemd voor de riolering. De belangrijkste is dat nieuwbouw afgekoppeld dient te worden waar dit mogelijk is. Met betrekking tot de bepaling van de wateropgave geldt als uitgangspunt dat het waterpeil 1 keer per 2 jaar mag stijgen tot de laagste overstortdrempel. In deze situatie is geen sprake van een verdronken overstort en dus van extra opstuwing in de riolering. De laagste overstortdrempel is bepalend voor de maximaal te accepteren peilstijging.

Voor de kwaliteit is onder meer als eis gesteld dat de vuiluitworp kleiner of gelijk is aan die van het zogenaamde referentiestelsel en dat de resterende uitworp geen belemmering mag vormen voor de waterkwaliteit. Voor de situatie in 2050 is het rioleringssysteem van de gemeente volledig uitgevoerd als een gescheiden stelsel (woonwijken) of een verbeterd gescheiden stelsel met een berging van 2 mm in het stelsel en een pompovercapaciteit van 0,2 mm/uur.

Met ingang van 1 januari 2012 wordt het nieuwe Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan van kracht. In dit plan (looptijd 2012-2016) is al het beleid voor water in de gemeente Oosterhout opgenomen.

3.3.5.1 Gebiedsgerichte uitgangspunten

In overleg met de gemeente Oosterhout zijn er specifiek voor de gebiedsontwikkeling de volgende watergerelateerde uitgangspunten benoemd. Deze uitgangspunten hebben zowel betrekking op de ontwerpopgaven van de aan te leggen water kunstwerken als de omgang van droogweer (afvalwater huishoudens) en hemelwater afvoer. Gezien de ruimtelijke relevantie wordt hier enkel ingegaan op de laatst genoemde. Voor een compleet overzicht wordt verwezen naar de memo uit te bijlagen

  • De DWA stroom (droogweerafvoer) bij voorkeur aansluiten op het bestaande DWA-riool (vrij verval PVC ø 250 mm) gelegen Vrachelsedijk huisnr. 1 t/m 13
  • Bij nieuwbouw gescheiden afvoer van regenwater van alle verhard oppervlakken waar dit mogelijk is. (is strengere eis dan Waterschap: > 2000m²), hiervoor:
  • Regenwater van de daken infiltreren op eigen terrein
  • Regenwater van de inritten infiltreren op eigen terrein
  • Regenwater van alle andere verhardingen: Infiltreren in de berm middels wadi. Het is niet toegestaan dit regenwater aan te sluiten op de DWA riolering
  • Voorkeursvolgorde aanhouden: infiltratie – berging – afvoer;
  • Infiltratie mogelijk als K-waarde (doorlatendheid bodem) 0,5 m per dag of groter is;
  • Zoveel als mogelijk bovengrondse afvoer (ook daken), water blijft zichtbaar. Voordeel: minder vervuilingsrisico en waterbeleving van burger;
  • Bij bui 10 (ca. 40 mm in één uur) geen water op straat berekend vanuit een leidingstelsel;
  • Bij bui 100 (ca. 70 mm in één uur) geen inundatie vanuit open waterberging (o.a. wadi) of watergang;
  • In verband met terugdringen onderhoudskosten alleen kolken toepassen als geen andere afvoer mogelijk is;
  • In grondwaterbeschermingsgebied dakvlakken als schoon aanhouden. Overige verhardingen vervuilingsrisico bekijken is afhankelijk van gebruik, denk hierbij ook aan lozingsgedrag door omwonende.

Bovenstaande beleidsuitgangspunten zijn verwerkt in de waterparagraaf (hoofdstuk 5 van deze toelichting).

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, onderzoek en verantwoording

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreide informatie wordt verwezen naar onderzoeksrapportages, welke als bijlage bij deze toelichting zijn gevoegd.

4.1 Bodem

In opdracht van Inveniam is door Lycens Milieu & Ruimte een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de voorliggende planlocatie achter de Vrachelsedijk 10 te Oosterhout. Het verkennend bodemonderzoek heeft als doel inzicht te krijgen in de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en daarmee vast te stellen of er op de locatie verontreinigende stoffen in de grond of het freatisch grondwater aanwezig zijn. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek dient te worden vastgesteld of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem een beletsel vormt voor de voorgenomen bouwactiviteiten op de locatie.

De resultaten uit dit onderzoek zijn opgenomen in bijlage 1 van het voorliggend bestemmingsplan.

Uit het onderzoek is gebleken dat enkel licht verhoogde concentraties in de bodem en het grondwater zijn aangetroffen. De tussenwaarde wordt niet benaderd, waardoor voor het aspect bodem milieuhygiënisch gezien geen belemmering vormt voor de herinrichting van het terrein.

4.2 Luchtkwaliteit

Luchtkwaliteit is geregeld in de Wet milieubeheer. Een specifiek onderdeel van deze wet is de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). Hierin is bepaald wanneer de mate van de bijdrage aan de luchtverontreiniging verwaarloosbaar klein is. In zo’n geval hoeft een project niet langer meer getoetst te worden, ongeacht of in de huidige situatie al sprake is van een overschrijding van grenswaarden.

Een project kan als NIBM worden beschouwd als aannemelijk is, dat het project niet leidt tot een toename van de concentraties van NO2 of PM10 van meer dan 3% van de grenswaarde. De NIBM-regeling van 3% is gekoppeld aan de vaststelling van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) omdat in dit programma hiervoor maatregelen tegenover staan die het tijdig behalen van de grenswaarden waarborgen.

Om het beoordelen van plannen voor overheden eenvoudiger te maken is in de Regeling NIBM het percentage van 3% uitgewerkt in concrete getallen. De regeling geeft concrete getallen voor plannen die gaan over, bijvoorbeeld de bouw van woningen en/of kantoren. De grens voor woningbouwplannen ligt bij 3% op 1.500 woningen. Als er twee ontsluitingswegen zijn, mag een grens van 3.000 woningen worden gehanteerd. In het voorliggend plan is er sprake van drie nieuwe woningen en één ontsluitingsweg zodat de ontwikkeling als NIBM kan worden beschouwd. Een toetsing aan de grenswaarden kan daardoor achterwege blijven.

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail-, wegverkeers en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.

Wegverkeerslawaai

Een akoestisch onderzoek is op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk wanneer een woning of een ander geluidgevoelig object gelegen is binnen een door deze wet aangewezen geluidzone. Op grond van de Wet geluidhinder dient de geluidsbelasting bij de nieuwe woningen als gevolg van een gezoneerde weg te voldoen aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 48 dB na toepassen van de wettelijke aftrekcorrectie.

Met betrekking tot het plangebied zijn op grond van de intensiteiten en/of afstanden de wegen Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan, Wilhelminalaan, Vrachelsedijk en de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg relevant. Van deze wegen zijn de Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan en de Wilhelminalaan gezoneerd. Met een afstand van 290 meter tot de Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan en 280 meter tot de Wihelminalaan valt het plangebied buiten de geluidszone van deze wegen. De twee overige wegen zijn 30 km/uur wegen en vallen buiten het regiem van de Wet geluidhinder.

Gelet op de genoemde afstand tot de drukke wegen en het geringe verkeer op de Vrachelsedijk blijft de gecumuleerde geluidbelasting vanwege verkeerslawaai onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Een dergelijk geluidniveau wordt aanvaardbaar geacht. Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

Industrielawaai

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient de aanvaardbaarheid van het toevoegen van nieuwe geluidsgevoelige functies inzichtelijk gemaakt te worden. Ten opzichte van geluidsbelastende functies dient met dit aspect rekening te worden gehouden. Aangezien rond de nieuwbouwlocatie enkel woonfuncties aanwezig is vormt het aspect industrielawaai geen belemmeringen.

4.4 Quickscan flora en fauna en pre toets Natuurbeschermingswet

De bescherming van de natuur in Nederland vindt plaats door Europese en nationale wetgeving. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen soortbescherming en gebiedsbescherming. Deze staan los van elkaar en hebben ieder hun eigen werking. Op 2 juni 2014 is door Natuurbank Overijssel een quickscan Flora en Fauna en pré toets Natuurbeschermingswet. Het onderzoek is als bijlage van deze toelichting opgenomen. Hieronder zijn de resultaten samengevat.

Soortenbescherming

Het plangebied bestaat uit agrarische cultuurgrond, welke tijdens het veldbezoek in mei 2014 in gebruik was als maïsakker. De inrichting en het gevoerde beheer van het plangebied maken het gebied tot een nagenoeg ongeschikte habitat voor de meeste beschermde flora- en faunasoorten. Het is niet uitgesloten dat incidenteel sommige soorten amfibieënsoorten in het gebied voorkomen. Deze soorten staan vermeld in tabel 1 van de Ff-wet. Voor het verstoren, verwonden en doden van deze soorten geldt een algemene vrijstelling. Specifieke maatregelen in het kader van de algemene zorgplicht zijn niet nodig omdat deze soorten incidenteel en in lage aantallen in het gebied voorkomen.

De voorgenomen activiteit heeft geen negatief effect op beschermde soorten en –leefgebied buiten het onderzoeksgebied. Er is geen nader onderzoek nodig en er hoeft geen ontheffing ex. art. 75C van de Ffwet aangevraagd te worden. De Ff-wet vormt geen belemmering voor het uitvoeren van de voorgenomen activiteit.

Gebiedsbescherming

Het onderzoeksgebied ligt niet in- of direct naast een beschermd natuurgebied. Op circa 180 meter van het plangebied ter plaatse van de zuidelijke dijkrand van het eiland is een EHS gebied aanwezig. De voorgenomen activiteit heeft geen negatief effect op de instandhoudingsdoelen van beschermd natuurgebied of de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden, er hoeft geen ontheffing of natuurbeschermingswetvergunning aangevraagd te worden.

4.5 Externe veiligheid

Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die direct of indirect voortvloeien uit de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het risico is daarbij gedefinieerd als 'de kans op overlijden' voor personen. De aanwezige risico's zijn zeer afhankelijk van het brontype. De relevante typen zijn: bedrijven en het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. Deze aspecten worden hierna puntsgewijs toegelicht met betrekking tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied.

Risicovolle inrichtingen

Met betrekking tot het aspect externe veiligheid inrichtingen is de Risicokaart van Noord-Brabant geraadpleegd. Op basis van de risicokaart is vastgesteld dat de meest nabijgelegen risicovolle activiteit is gelegen op circa 250 meter ten oosten van de planlocatie. Deze risicovolle activiteit betreft 2 ligplaatsen voor Kegelschepen. Kegelplaatsen zijn ligplaatsen voor schepen, die bestemd zijn voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze schepen voeren overdag 1, 2 of 3 blauwe kegels (’s nachts blauwe lichten), vandaar de naam ‘kegelplaatsen’. De ‘seinplicht’ geldt zowel voor geladen als voor lege schepen die nog niet ontgast of gereinigd zijn. Na ontgassing c.q. reiniging mogen eventuele kegels verwijderd worden. Bij beschikking van juli 2003 kenmerk IVW-DW/2003/119, van de Inspectie Verkeer en Waterstaat is vergunning verleend voor het maken en behouden van twee aanlegplaatsen voor kegelschepen. De veiligheidszone bedraagt 50 meter.

Daarnaast is op circa 350 meter een propaantank aanwezig met een inhoud van 3.000 liter. Deze is gesitueerd op het terrein van de inrichting aan de Korenbocht 6 te Oosterhout. Gezien de ruime afstand tussen de risicovolle activiteit en de planlocatie is in het kader van het aspect externe veiligheid inrichtingen geen sprake van een beperkingen voor de beoogde ontwikkelingen ter plaatse van de planlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz4vrachkroon-VA01_0009.png"

Afbeelding plangebied in risicokaart, waarbij ligging Kegelschepen zijn aangeduid met rode ster en opslagplaats Korenbocht 6 met een rode stip

Vervoer gevaarlijke stoffen middels buisleidingen

Met betrekking tot het aspect externe veiligheid is de Risicokaart van Noord-Brabant geraadpleegd. Op basis van de risicokaart is vastgesteld dat er in de nabijheid van de planlocatie geen risicovolle buisleidingen zijn gelegen.

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

De planlocatie is gelegen aan de Vrachelsedijk te Oosterhout. Deze weg kan niet worden aangemerkt als een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Daarnaast kan de nabijgelegen Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan ook niet als een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg worden aangemerkt.

Volledigheidshalve kan gesteld worden dat over de overige wegen in de nabijheid van de planlocatie geen dusdanig aantal transporten met routeplichtige stoffen plaatsvinden dat een nader onderzoek ten aanzien van de eventuele risico’s voor de nieuwe woningen ter plaatse van de planlocatie niet noodzakelijk wordt geacht.

Vervoer gevaarlijke stoffen over het water

De planlocatie is gelegen in de nabijheid van het Wilhelminakanaal. Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water kan gesteld worden dat er geen beperkingen zijn voor de beoogde woningontwikkeling ter plaatse van de planlocatie. Op basis van het Basisnet water kan geconcludeerd dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risico en er tevens geen sprake is van een knelpunt ten aanzien van het groepsrisico. De toename van het aantal personen ter plaatse van de planlocatie levert geen relevante bijdrage aan het groepsrisico.

Conclusie externe veiligheid

Resumerend kan gesteld worden dat, voor wat betreft het aspect externe veiligheid, er geen beperkingen zijn voor de beoogde ontwikkelingen ter plaatse van de planlocatie. Uit onderzoek is gebleken dat er geen Bevi-inrichtingen in de nabijheid van de planlocatie zijn gesitueerd waarvan de PR-contour over de planlocatie valt. Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico van de ligplaats voor kegelschepen. Op de ligplaats zijn niet de regels van het Bevi of het Basisnet water van toepassing. De drie woningen hebben een verwaarloosbare bijdrage op de personendichtheid in het invloedsgebied en dus het groepsrisico. Het plangebied is goed bereikbaar en biedt goede evacuatiemogelijkheden.

Voor het overige zijn er geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling ten aanzien van het plaatsgebonden risico of het groepsrisico.

4.6 Bedrijven en milieuzonering

Wanneer een bestemmingsplan wordt herzien of wordt afgeweken van bestemmingsplanregels dient volgens de Wro aangetoond te worden dat met het initiatief voldaan kan worden aan een zogenaamde goede ruimtelijke ordening. Een goede ruimtelijke ordening houdt onder andere het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten in. Functiescheiding en milieuzonering zijn hierbij leidende begrippen.

Op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) dient te worden beoordeeld of de in het plangebied te realiseren functies en activiteiten een belemmering betekent of van invloed zijn op wonen in of in de omgeving van het plangebied.

In de directe omgeving van de planlocatie zijn geen bedrijven of bedrijfsmatige activiteiten gesitueerd. Op basis van een inventarisatie van de bestemmingsplannen 'Vrachelsedijk/ Krooneiland' en 'Zwaaikom' zijn de in onderstaande tabel aangegeven andersoortige functies naar voren gekomen.

Functie & Afstand tot plangebied   Omschrijving en Milieucategorie   afstand rustige woonwijk  
- centrumvoorzieningen (westzijde) op circa 380 meter
 
'Detailhandel voor zover geen neg' en 'overige zakelijke dienstverlening' milieucategorie 1   10 m  
- de Marksluis (noordzijde), op circa 400 meter   Niet nader geclassificeerd    
- het depot RWS (zuidzijde), op circa 260 meter
 
'opslag gebouwen', milieucategorie 2   30 meter  
- een jachthaven (oostzijde) op circa 300 meter   'Jachthavens met diverse voorzieningen' milieucategorie 3.1   50 meter  

Voor deze activiteiten geldt dat deze op een zodanig grote afstand van de planlocatie zijn gelegen dat hier geen sprake kan zijn van een relevante milieuzonering welke beperkingen zou kunnen geven voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de planlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz4vrachkroon-VA01_0010.png"

Afbeelding bestemmingsplaninventarisatie 'Vrachelsedijk/ Krooneiland' en 'Zwaaikom'

Conclusie bedrijven en milieuzonering

Gezien deze overwegingen kan gesteld worden dat ten aanzien van het aspect ruimtelijke milieuzonering bedrijven er geen beperkingen zijn voor de geplande woningontwikkeling ter plaatse van de planlocatie. Een goed woon- en leefklimaat kan ter plaatse van de nieuwe woningen gewaarborgd worden. Anderzijds worden door de geplande woningontwikkeling de nabij gevestigde bedrijven niet in de bedrijfsvoering c.q. activiteiten beperkt.

4.7 Archeologie

Op grond van de Monumentenwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Monumentenwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Het Archeologie beleid van gemeente Oosterhout is vastgelegd in de rapportage 'Erfgoedkaart Oosterhout; Een verleden achter gevels en onder akkers' (Oranjewoud, 29 september 2011). In dit beleidsdocument is het plangebied aangewezen als een lage verwachting voor het aantreffen van archeologische waarden. Voor gebieden met een lage verwachting en kleiner dan 5 ha geldt geen onderzoeksplicht voor het aspect archeologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz4vrachkroon-VA01_0011.png"

Afbeelding plangebied in archeologische verwachtingskaart

4.8 Water

In het kader van de hier voorgestane ruimtelijke ontwikkeling dient de huidige- en toekomstige situatie met betrekking tot de waterhuishouding beschreven te worden. Hierbij dient voor de toekomstige situatie te worden beschreven welke maatregelen genomen dienen te worden ten aanzien van het watersysteem om te voldoen aan het landelijk-, waterschaps- en het gemeentelijk beleid. Voor de planlocatie is het principe ‘hydrologisch neutraal ontwikkelen’ van toepassing. Dit betekent dat het water op eigen terrein opgevangen en geborgen dient te worden.

Het plangebied is in de huidige situatie volledig onverhard en bestaat volledig uit grasland. Het regenwater infiltreert rechtstreeks in de ondergrond. De maaiveldhoogte ligt gemiddeld op 3,80m +NAP. Binnen de plancontouren is geen oppervlakte water aanwezig. Het dichtstbijzijnde oppervlakte water is gelegen aan de Noordzijde van het plangebied en betreft het Markkanaal. Ter hoogte van de planontwikkeling zijn tevens geen waterkeringen aanwezig waaraan een status is toegekend, conform de Keur van waterschap Brabantse delta.

Conform de digitale bodemkaart van Nederland van Alterra bestaat de bodemkundige hoofdeenheid uit Lage enkeerdgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand. Conform de infiltratiekansenkaart van de gemeente Oosterhout heeft het plangebied een grondwatertrap VII (GHG 80-140 en GLG >120). Kijkend naar het grondtype; matig fijn zand en het grondwaterzakboekje tabel 2.1, pagina 9 kan de doorlatenheid van de grond (de K waarde) worden ingeschat tussen de 3 en 14 m/dag. Een K waarde tussen de 1 en 5 en groter dan 5 wordt gekwalificeerd als goed respectievelijk zeer goed (bron: "beter bouw- en woonrijp maken", ir. d.j. biron, 2004, www.sbrcurnet.nl)

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een attentie en/of beschermd gebied, een gebied waar reconstructieplannen voor gelden en/of een Natura2000 gebied. De planlocatie maakt echter wel onderdeel uit van de Provinciale Milieu Verordening, beschermzone Oosterhout. De planlocatie is gelegen in de 25-jaarszone (grondwaterbeschermingsgebied rond om het waterwingebied Vrachelseheide).

Zoals in paragraaf 3.3.5 van deze toelichting gemeld zijn er voor het plangebied specifieke uitgangspunten bepaald. Deze uitgangspunten bestaan uit:

  • De DWA stroom (droogweerafvoer) bij voorkeur aansluiten op het bestaande DWA-riool (vrij verval PVC ø 250 mm) gelegen Vrachelsedijk huisnr. 1 t/m 13
  • Bij nieuwbouw gescheiden afvoer van regenwater van alle verhard oppervlakken waar dit mogelijk is. (is strengere eis dan Waterschap: > 2000m²), hiervoor:
  • Regenwater van de daken infiltreren op eigen terrein
  • Regenwater van de inritten infiltreren op eigen terrein
  • Regenwater van alle andere verhardingen: Infiltreren in de berm middels wadi. Het is niet toegestaan dit regenwater aan te sluiten op de DWA riolering
  • Voorkeursvolgorde aanhouden: infiltratie – berging – afvoer;
  • Infiltratie mogelijk als K-waarde (doorlatendheid bodem) 0,5 m per dag of groter is;
  • Zoveel als mogelijk bovengrondse afvoer (ook daken), water blijft zichtbaar. Voordeel: minder vervuilingsrisico en waterbeleving van burger;
  • Bij bui 10 (ca. 40 mm in één uur) geen water op straat berekend vanuit een leidingstelsel;
  • Bij bui 100 (ca. 70 mm in één uur) geen inundatie vanuit open waterberging (o.a. wadi) of watergang;
  • In verband met terugdringen onderhoudskosten alleen kolken toepassen als geen andere afvoer mogelijk is;
  • In grondwaterbeschermingsgebied dakvlakken als schoon aanhouden. Overige verhardingen vervuilingsrisico bekijken is afhankelijk van gebruik, denk hierbij ook aan lozingsgedrag door omwonende.

Voor het bepalen van de benodigde compensatie van afstromend regenwater zijn de beleidsregels vanuit waterschap Brabantse Delta en de gemeente Oosterhout leidend. In totaal bedraagt de toename in verhard oppervlak maximaal 1897 m², zie onderstaande tabel.

Type oppervlaktes   Huidig m²   Toekomstig m²  
Dakoppervlak   0   1057  
Verhardingsoppervlak   0   840  
Onverhard terrein   7019   5122  
Water   0   0  
Totaal   7019   7019  

In de beleidsregels van het waterschap is beschreven dat indien de ontwikkeling in kwestie een toename in verhard oppervlak van 2.000 m² of meer tot gevolg heeft er retentie wordt geëist. In dit geval is er derhalve geen compensatie benodigd vanuit het waterschap. Vanuit de gemeente is er echter wel een bergingseis gesteld van een Bui T=100. Deze bui is gelijk aan 700 m³/ha verhard oppervlak.

Voor de verschillende type verharding oppervlaktes resulteert dat in de volgende hoeveelheid benodigde berging:

  • Dakoppervlak: 73,99 m³ (1057m3 x 0,07)
  • Verhard oppervlak: 58,80 m³ (840m3 x 0,07)

Binnen de planontwikkeling zal geen oppervlakte water worden gedempt, extra compensatie is daardoor niet benodigd.

Voor dit plan dient het principe "hydrologisch neutraal ontwikkelen" gevolgd te worden. Dit wil zeggen dat bij een (nieuwe) ontwikkeling compenserende maatregelen dienen te worden genomen om piekafvoeren op te vangen. Dit dient conform de voorkeursvolgorde van waterschap Brabantse Delta te worden verwerkt:

  • 1. Infiltreren;
  • 2. Retentie aanleggen binnen het plangebied;
  • 3. Retentie aanleg buiten het plangebied;
  • 4. Berging zoeken in bestaand watersysteem.

Conclusie watertoets

Conform de infiltratiekansenkaart van de gemeente Oosterhout is de planlocatie geschikt voor infiltratie. Gezien de voorkeursvolgorde zal er dan ook gezocht moeten worden naar een infiltratievoorziening. Afgaand op de grondwatertrap (GHG 80-140 m-mv) blijkt dat de huidige maaiveldhoogte voldoet aan de ontwateringsnorm. Dit betekent in principe dat de wegen en kavels niet opgehoogd hoeven te worden.

In het nieuwe plan zal ruimschoots genoeg onverharde ruimte aanwezig zijn om aan het afvoerende hemelwater in een extreme situatie (T=100) moet 132,79 m³ worden verwerkt. Aangezien na herontwikkeling een ruimte overblijft van 5122 m² dat onverhard is, biedt het perceel meer dan genoeg mogelijkheden om al dan niet met behulp van infiltratievoorzieningen het water te laten infiltreren.

Ten aanzien van het materiaalgebruik dienen geen uitlogende bouwmaterialen zoals lood, koper, zink en zachte PVC te worden toegepast. Dit om verontreiniging van het hemelwater te voorkomen.

Per woning zal een aansluiting van huishoudelijk afvalwater worden gerealiseerd op een nieuw te verlengen gemeentelijk rioolstelsel onder de toegangsweg. Dit stelsel zal in verbinding worden gesteld met het bestaand gemeentelijk riool ter hoogte van de Vrachelsedijk. De ontwateringsnormen zijn vastgelegd in de Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (LIOR) van de gemeente Oosterhout. In de LIOR staat beschreven dat voor secundaire wegen een ontwateringsnorm van 0,70 meter dient te worden aangehouden. Dit betekent dat het wegpeil 0,70 meter boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand/ontwerpgrondwaterstand dient te liggen. Voor woningen met een kruipruimte geldt eveneens een norm van 0,70 meter. Dit is ten opzichte van het vloerpeil.

De waterhuishouding binnen de nieuwe planontwikkeling dient te voldoen aan de richtlijnen en aanwijzingen van het waterschap, gemeente en provincie. Ten behoeve van een gewenste afstemming, goedkeuring en positief advies dient er overleg gevoerd te worden met Waterschap Brabantse Delta, gemeente Oosterhout en provincie Noord- Brabant.

4.9 Niet gesprongen explosieven (NGE)

Voor de planlocatie is bekend dat tegen het einde WOII bij het kanaal heen en weer geschoten is door de Polen en de Duitsers. Om deze reden zullen de bouwwerkzaamheden gepaard gaan met een detectieonderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van explosieven. Het detectieonderzoek zal nodig zijn in het kader van de arbowetgeving, om zodoende de veiligheid van de bouwwerkzaamheden te garanderen. Op basis van het detectieonderzoek zal eventuele aanwezigheid van NGE's worden vastgesteld en onschadelijk gemaakt.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

Voor het plangebied is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Met het stedenbouwkundig plan is aansluiting gezocht bij het verkavelingspatroon in de directe omgeving, met woningen gesitueerd langs de zijwegen van de Vrachelsedijk en sluit aan op de regels van de wijzigingsbevoegdheid zoals die in het vigerende bestemmingsplan is opgenomen. De onderstaande afbeelding toont de stedenbouwkundige schets van de voorgestane ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz4vrachkroon-VA01_0012.png"

Afbeelding stedenbouwkundigplan

Het plangebied wordt ontsloten via een nieuw aan te leggen weg op de Vrachelsedijk. Deze zijweg dient ter ontsluiting van de nieuwe woningen. Het parkeren van bewoners en bezoekers vindt plaats op eigen terrein.

Als gevolg van de situering van het plangebied kent het gebied een introvert karakter. Het plangebied vormt immers een tweedelijns bebouwingscluster aan de Vrachelsedijk, welke verscholen gaat achter de reeds bestaande bebouwing.

In de wijzigingsbevoegdheid van het moederplan is een goothoogte van 3 m en bouwhoogte van 8 m toegestaan. In het nieuwe bestemmingsplan wordt deze hoogte gehandhaafd. Voor de woning in het midden is een maximale goothoogte van 4 m en een maximale bouwhoogte van 7 m opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0826.BSPhz4vrachkroon-VA01_0013.png"

Afbeelding vertaling stedenbouwkundigplan naar verbeelding

Hoofdstuk 6 Juridisch bestuurlijke aspecten

6.1 Het juridische plan

De systematiek van de regels en de verbeelding sluit aan bij de systematiek zoals deze wordt gehanteerd door de gemeente Oosterhout en de landelijke standaard ‘Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). De bestemming ‘Wonen’ blijft binnen het voorliggend plangebied gehandhaafd, waarbij de realisatie van de voorgestane ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt door de toevoeging van drie bouwvlakken ten behoeve van 3 woningen. Verder wordt aan de inrit vanaf de Vrachelsedijk de bestemming ‘Verkeer’ toegekend.

Omdat het plangebied is gelegen binnen een grondwaterbeschermingsgebied is voor het gehele plangebied de gebiedsaanduiding ‘Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’ opgenomen.

6.2 Toelichting op de planregels

De planregels zijn ondergebracht in een viertal hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 (algemene regels), met daarin een aantal regels die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken en de wijze van meten;
  • Hoofdstuk 2 (bestemmingsregels), met daarin per bestemming onder meer bestemmingsregels, bouwregels en regels omtrent het binnenplans afwijken van de regels;
  • Hoofdstuk 3 (algemene regels), met daarin algemene afwijkings-, aanduidings-, wijzigings-, en gebruiksregels en een aantal min of meer standaardregels;
  • Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels), met daarin de overgangsregels en de slotregel.

Bestemmingen (hoofdstuk 2)

De bestemmingsregels betreffen de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsregels. Ook het gebruik van grond en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsregels. In de bouwregels staan uitsluitend regels die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen (voorheen bouwvergunning).

In de bijzondere gebruiksregels wordt uitdrukkelijk bepaald welke gebruiksactiviteiten in elk geval onder het algemene gebruiksverbod vallen. Bijzondere gebruiksregels vormen derhalve een nadere concretisering hiervan en een inperking van de bestemmingsregels.

6.3 Bestemmingen

Verkeer (V)

Binnen deze bestemming is onder meer ruimte voor voorzieningen zoals verkeer, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en evenementen. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Wonen (W)

De gronden binnen deze bestemming zijn onder meer bestemd voor woondoeleinden, aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven. Aan de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en aan-huisverbonden bedrijven zijn nadere regels verbonden. Op de verbeelding zijn drie bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de hoofdgebouwen moeten worden gerealiseerd. De toegestane woningtypologie en de situering van de voortuin is op de verbeelding aangegeven. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

De strook aan de westzijde van het adres Vrachelsedijk 10 waarop eveneens een wijzigingsbevoegdheid is gegeven, is bij het plangebied betrokken, in die zin dat de wijzigingsmogelijkheid van het moederplan is verwijderd.

Tuin (T)

De gronden voor de voorgevel van de woningen zijn bestemd als tuin. Binnen deze bestemming is onder andere ruimte voor tuinen en groenvoorzieningen bij woningen. Tevens is hierin onder voorwaarden een uitbreiding van de woning toegestaan.

6.4 Algemene regels

Naast de bestemmingsplanregels zijn de algemene bouwregels, afwijkings en wijzigingsregels opgenomen. Dit zijn standaard regels die de gemeente die de gemeente Oosterhout voor haar bestemmingsplannen hanteert. Voor het plangebied is tevens de algemene aanduidingsregel 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen. Met deze bepaling zijn de gronden binnen deze zone beschermd tegen bouwwerken die afbreuk kunnen doen aan de kwaliteit van het grondwater.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Op 1 juli 2008 is samen met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Grondexploitatiewet (Grexwet) in werking getreden. In deze Grexwet is bepaald dat een gemeente bij het vaststellen van een planologische maatregel, die mogelijkheden biedt voor de bouw van één of meer hoofdgebouwen, verplicht is maatregelen te nemen die verzekeren dat de kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan. Voor de ontwikkeling van dit plan is er sprake van een particulier initiatief. De gemeente Oosterhout zal in het kader van het bepaalde in de Grexwet daarom alle door de gemeente te maken kosten verhalen op de initiatiefnemer. De initiatiefnemer heeft derhalve met de gemeente Oosterhout een anterieure overeenkomst gesloten. Een planschadeovereenkomst is tevens in de anterieure overeenkomst opgenomen, waarin is bepaald dat initiatiefnemer de kosten voor rekening neemt. Het plan is financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 8 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro en procedure ex art. 3.8 Wro

Artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan burgemeester en wethouders overleg met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen plegen. Waar nodig plegen zij tevens overleg met besturen van andere gemeenten, met de provincie, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. De provincie Noord-Brabant, de Ministerie van Infrastructuur en Milieu en het Waterschap Brabantse Delta zijn in het kader van dit bestemmingsplan betrokken in het vooroverleg.

Het ontwerpbestemmingsplan vanaf 9 april 2015 gedurende een termijn van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingekomen