direct naar inhoud van Regels
Plan: Herziening bestemmingsplan Buitengebied tbv fietspad Moergestel - Haghorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0824.FietspadMoerHag-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Algemene bepaling

Op onderhavig bestemmingsplan zijn voor zover relevant het bestemmingsplan ‘Buitengebied Oisterwijk’, vastgesteld op 29 juni 2011 met identificatienummer: NL.IMRO.0824.BPbuitengebied2010-0002 en het bestemmingsplan 'Buitengebied correctieve herziening' vastgesteld op 30 november 2016 met identificatienummer: NL.IMRO.0824.Buitengeb2014cor-on01 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

  • dit alleen geldt voor gronden met de aanduiding 'overige zone aanvulling regels'';
  • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone aanvulling regels' de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied correctieve herziening' en bestemmingsplan 'Buitengebied' wordt aangevuld met 'wetgevingszone – wijzigingsgebied' zoals opgenomen op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
  • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone aanvulling regels' de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied correctieve herziening' worden aangevuld met wijzigingsbevoegdheid, zoals beschreven in artikel 11.2 van de regels van dit bestemmingsplan.

Voor de gronden, die niet zijn gelegen binnen de aanduiding 'overige zone aanvulling regels'' is het bestemmingsplan 'Buitengebied correctieve herziening' (2016) en bestemmingsplan 'Buitengebied' (2011) niet van toepassing. Daarvoor gelden alleen de regels van dit bestemmingsplan.

Artikel 2 Begrippen

2.1 plan

het bestemmingsplan Herziening bestemmingsplan Buitengebied tbv fietspad Moergestel - Haghorst van de gemeente Oisterwijk.

2.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand (NL.IMRO.0824.FietspadMoerHag-va01) met de bijbehorende regels en bijlagen.

2.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.

2.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

2.5 archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door een gecertificeerde dienst, bedrijf of instelling zoals bedoeld in de Erfgoedwet 2016 en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) dan wel, na vaststelling ervan door de Minister van OCW, de normen zoals opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD).

2.6 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied in het bodemarchief voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.

2.7 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

2.8 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen - of tot stand kunnen komen - op basis van een verleende omgevingsvergunning voor bouwen.

2.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

2.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

2.11 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

2.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

2.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

2.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

2.15 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

2.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

2.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

2.18 hoofdfunctie

functie die gelet op de bestemming en ook feitelijk in ruimtelijk en functioneel opzicht als hoofdfunctie op een perceel kan worden aangemerkt.

2.19 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

2.20 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

2.21 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

2.22 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Artikel 3 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

3.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

3.2 bouwhoogte van andere bouwwerken

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

3.4 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. geluidswerende voorzieningen;
  • f. bruggen en viaducten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. verkeersgeleiding;
  • j. informatievoorzieningen;
  • k. reclame-uitingen;
  • l. water.


een en ander met bijbehorende voorzieningen

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouw van licht- en vlaggenmasten is niet toegestaan.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels genoemd in artikel 4.2 onder c voor de realisatie van licht- en vlaggenmasten met een hoogte van maximaal 10 meter, indien geen schade aan de aanwezige natuurwaarden wordt aangebracht in de vorm van lichthinder.

4.4 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • a. De realisatie van het fietspad is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig de uitgangspunten van het in bijlage 1 opgenomen landschapsplan wordt gerealiseerd;
  • b. Realisatie van de landschappelijke inpassing genoemd onder a dient plaats te vinden uiterlijk binnen één jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan. Na realisatie dient deze duurzaam in stand te worden gehouden.

Artikel 5 Leiding - Gas - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas - 2 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van gasleidingen, met een diameter van maximaal 1.070 mm en een druk van maximaal 66 bar.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 5.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten worden toegelaten.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas - 2 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen (waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting) en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ontgronden, ophogen en het aanleggen van drainage, rioleringen, kabels of leidingen;
  • e. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.

5.4.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 5.2 bedoeld;
  • normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

5.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden te beslissen wint het bevoegd gezag hieromtrent schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • d. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken zoals opgenomen in lid 13.1 niet van toepassing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregels luiden als volgt:

  • a. het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels;
  • b. het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor afwijken van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

 

Artikel 9 Algemene aanduidingsregel

9.1 overige zone aanvulling regels

Voor de gronden gelegen binnen de aanduiding 'overige zone – aanvulling regels' geldt voor zover relevant het bestemmingsplan ‘Buitengebied Oisterwijk’, vastgesteld op 29 juni 2011 met identificatienummer: NL.IMRO.0824.BPbuitengebied2010-0002 en het bestemmingsplan 'Buitengebied correctieve herziening' vastgesteld op 30 november 2016 met identificatienummer: NL.IMRO.0824.Buitengeb2014cor-on01 aangevuld met:

  • een 'wetgevingszone – wijzigingsgebied' ,zoals opgenomen op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
  • met een wijzigingsbevoegdheid, zoals beschreven in artikel 11.2 van de regels van dit bestemmingsplan.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning voor afwijken kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  • b. afwijking wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

11.2 Wijziging naar 'Verkeer' ten behoeve van de aanleg van een fietspad

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de 'overige zone aanvulling regels' de bestemming te wijzigen in 'Verkeer', mits:

  • a. de wijziging kan worden toegepast voor de realisering van een fietspad;
  • b. de wijziging wordt slechts toegepast als de gronden in eigendom zijn van de gemeente Oisterwijk, of hiervoor toestemming is verleend door de eigenaar of eigenaren van de gronden.
  • c. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
  • d. de wijziging slechts wordt toegepast als dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de waterhuishouding.
  • e. de wijziging slechts wordt toegepast indien sprake is van een voldoende zorgvuldige landschappelijke inpassing, waarbij aangesloten kan worden bij het landschappelijke inpassingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 1.
  • f.

Artikel 12 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:

  • 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • 2. het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan

Herziening bestemmingsplan Buitengebied tbv fietspad Moergestel - Haghorst.