Plan: | Vinkenhofjes Nuenen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0820.BPVinkenhofjes-D001 |
Ter plaatse van het terrein bekend als 'Vinkenhofjes' wordt beoogd om nieuwe woningen te ontwikkelen door middel van sloop-nieuwbouw. In de huidige situatie zijn ter plaatse in totaal 67 appartementen aanwezig in een seriebouw van 5 appartementencomplexen. Ieder gebouw bestaat uit 2 bouwlagen.
In de huidige situatie wordt de wijk gekenmerkt door eengezinswoningen. Er is in de gemeente Nuenen c.a. een grote behoefte aan woningen voor senioren en overige één- en tweepersoonshuishoudens. De verhuizing van senioren bevordert de doorstroming op de Nuenense huizenmarkt.
Met het voorgenomen bouwplan wordt beoogt om het aantal woningen geschikt voor senioren en overige één- en tweepersoonshuishoudesn uit te breiden op deze locatie. Van de huidige 67 appartementen worden er 61 gesloopt om 137 nieuwe sociale huurappartementen te realiseren in 3 woongebouwen met verspringende bouwhoogtes van 3 tot en met 5 bouwlagen.
Doordat er meer ruimte tussen de woongebouwen ontstaat kunnen de woningen beter bij het groen van het aangrenzende park betrokken worden. Door het park meer verblijfskwaliteit te geven, ontstaan er meer mogelijkheden om te ontmoeten, recreëren en spelen. Bij de sloop-nieuwbouw zullen zo veel mogelijk volwassen bomen behouden blijven.
Het beoogde bouwplan past niet binnen de regels van het huidig geldende bestemmingsplan 'Nuenen Zuidoost'. Om het planvoornemen mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied ligt midden in een woonwijk in Nuenen-Zuid ten zuiden van de Europalaan en tussen de Vallestap in westelijke richting en de Refeling in oostelijke richting. Direct ten westen van het plangebied ligt een park.
Figuur 1.1: Ligging plangebied in Nuenen-Zuid rood omrand
Het plangebied bestaat uit de volgende percelen:
Het plangebied heeft een totaal oppervlak van 12.506 m2 en ligt aan de Vinkenlaan. Aan de overzijde van de Vinkenlaan ligt het verzorgingstehuis Jo van Dijkhof.
Figuur 1.2: Uitreksel Kadastrale Kaart (bron: Kadastralekaart.nl)
Figuur 1.3: Demarcatie plangebied (bron: De Loods)
Voor het plangebied gelden op dit moment de regels uit het bestemmingsplan 'Nuenen Zuidoost'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Nuenen, Gerwen en Nederwetten vastgesteld op 27 september 2018. Het bestemmingsplan is gedeeltelijk vernietigd, zie ECLI:NL:RVS:2020:2490 op 21 oktober 2020. De gedeeltelijke vernietiging heeft geen betrekking op het plangebied van de Vinkenhofjes.
Het plangebied heeft volgens het geldende bestemmingsplan 'Nuenen Zuidoost' de bestemmingen 'Wonen', 'Maatschappelijk', 'Verkeer' en 'Groen'. De gebouwen staan ieder binnen een bouwvlak. Tevens geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie middelhoog'.
Wonen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een niet-publiekaantrekkend aan huis verbonden beroep of bedrijf, met daaraan ondergeschikt: aan huis verbonden beroepen of bedrijven, tuinen, erven en paden, groenvoorzieningen, verkeersvoorzieningen voor zover noodzakelijk voor de ontsluiting van aanliggende woningen; parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Per bouwvlak is maximaal het bestaande aantal woningen toegestaan en geldt een maximum bouwhoogte van 6,5 meter. Ook geldt de bouwaanduiding 'gestapeld'.
Maatschappelijk
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen met daaraan ondergeschikt: tuinen, paden, erven, parkeervoorzieningen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, sport- en spelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en beeldende kunstwerken.
Ook hier geldt per bouwvlak een maximaal van het bestaande aantal woningen en een maximum bouwhoogte van 6,5 meter.
Verkeer
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, sport- en spelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, beeldende kunstwerken, gedenktekens, retentievoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen.
Groen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor beplanting, voorzieningen voor verkeer en verblijf, sport- en spelvoorzieningen, extensive recreatieve voorzieningen, nutsvoorzieningen, beeldende kunstwerken, gedenktekens, retentievoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Waarde - Archeologie middelhoog
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoog' zijn de gronden mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.
Figuur 1.3. Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Nuenen Zuidoost' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Het beoogde planvoornemen met 137 nieuwe sociale huurappartementen in 3 tot en met 5 bouwlagen past niet binnen de gebruiksfunctie van de bestemming 'Wonen', 'Maatschappelijk' en 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Wonen' en 'Maatschappelijk' zijn meer dan het bestaande aantal woningen en een bouwhoogte hoger dan 6,5 meter niet toegestaan. Daarbovenop zijn binnen de bestemming 'Verkeer' helemaal geen woningen toegestaan.
Middels dit nieuwe bestemmingsplan kan de beoogde ontwikkeling toch mogelijk gemaakt worden.
De toelichting op het bestemmingsplan heeft de volgende opzet.
Het plangebied aan Vinkenlaan is gelegen in de wijk Nuenen-Zuid. Deze wijk bestaat voornamelijk uit grondgebonden woningen met 2 bouwlagen en een kap. Het verzorgingstehuis aan de overkant van de Vinkenlaan bestaat uit maximaal 5 bouwlagen.
Binnen het plangebied bevinden zich 67 woningen in 5 woongebouwen bestaande uit 2 bouwlagen. Aan de zijde van de Vinkenlaan zijn parkeerplaatsen tussen de woongebouwen gevestigd. De rest van de ruimte tussen de woongebouwen is parkachtig ingericht met groen, paden en bomen. De appartementen hebben aan de zuidzijde een balkon of patio op de begane grond.
Bebouwing
De 5 woongebouwen zijn in 1971 gebouwd. Op de kop van het meest noordelijke gebouw aan de Bergvinkhof staat een voormalige kantoorpand uit 1975, waar in 2019 6 appartementen in zijn gerealiseerd. Dit pand blijft gehandhaafd. In de bebouwing met het adres Goudvinkhof 1 zit het Steunpunt De Goudvink gevestigd. Hierin zit een huiskamerproject waarbinnen ondersteuning en dienstverlening wordt geboden aan ouderen. Dit gebouw komt uit 1990.
Figuur 2.1: Leeftijd gebouwen (bron: atlasleefomgeving.nl/kaart)
Figuur 2.2: Aanzicht vanaf kruising Vinkenlaan en Bergvinkhof (bron: De Loods)
Figuur 2.3: Zijaanzicht Geelvinkhof (bron: De Loods)
Figuur 2.4: Gallerij Distelvinkhof (bron: De Loods)
Figuur 2.5: Aanzicht Groenvinkhof en Distelvinkhof vanuit het park (bron: De Loods)
De huidige bebouwing wordt gesloopt, omdat ze slechte prestaties hebben en doordat de gebouwen slechts uit twee bouwlagen bestaan, waardoor er relatief veel grondoppervlak per woning wordt gebruikt. Er kunnen in dit gebied veel meer woningen toegevoegd worden, wanneer er hoger en compacter kan worden gebouwd.
Figuur 2.6: Kansen en gebreken in de huidige situatie (bron: De Loods)
Inrichting openbare ruimte
De 5 woongebouwen zorgen dat het park vanaf de Vinkenlaan minder toegankelijk is en meer versnipperd, terwijl het park veel potentie heeft. Er staan verschillende hoge en oude bomen in het park.
Het parkeren tussen de woongebouwen, evenwijdig aan de Vinkenlaan, wordt een barrière tussen de Vinkenlaan en het landschap.
Figuur 2.7: Constatering gebreken inrichting openbare ruimte (bron: Burobol)
Verkeer
De Vinkenlaan is een 30 km/u weg met aan de oostzijde een trottoir voor voetgangers. Motorvoertuigen en fietsers maken gebruik van dezelfde rijbaan.
Parkeren
In de huidige situatie zijn er binnen het plangebied (9+11+11+11+6 =) 48 parkeerplaatsen aanwezig, waarvan 2 parkeerplaatsen voor mindervaliden. De parkeerplaatsen bevinden zich tussen de woongebouwen aan de zijde van en ontsloten op de Vinkenlaan.
Het planvoornemen voorziet in de sloop van de bestaande gebouwen, met uitzondering van het recentelijk gerenoveerde woonblok met de huisnummers 1 t/m 11 Distelvinkhof, en de realisatie van 137 sociale huurappartementen in 3 woongebouwen. In het noordelijke woongebouw komen 40 appartementen + de bestaande 6 appartementen, in het middengebouw komen 46 appartementen en in het zuidelijke gebouw komen 51 appartementen.
Met de nieuwe ontwikkeling wordt het concept wonen in het park gerealiseerd. Dit verder uitgewerkt in een stedenbouwkundig plan, zie bijlage 14. Daarnaast zijn in een beeldkwalitaitsplan, zie bijlage 15, richtlijnen voor de vormgeving van de bebouwing en de inrichting van de buitenruimte opgenomen. Hierna worden het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitsplan samengevat beschreven. Voor een volledige beschrijving wordt verwezen naar de bijlagen.
Bebouwing
Het noordelijke en midden woongebouw bestaan uit 3 bouwlagen en het zuidelijke uit 4 bouwlagen aan de zijde van de Vinkenlaan en aan de zijde van het park bestaan ze alle 3 uit 5 bouwlagen. Tegelijk met dit hoogte verschil zit ook een horizontale verspringing in de gebouwen. De woongebouwen worden alzijdig uitgevoerd en staan op identieke afstand van elkaar.
Figuur 2.8: Vogelvlucht ontwerp vanuit zuidoosten (bron: De Loods)
Figuur 2.9: Inrichtingsplan (bron: Burobol)
Figuur 2.10: Gevelaanzichten (bron: De Loods)
Figuur 2.11: Sfeerimpressie vanaf kruising Vinkenlaan en Jo van Dijkhof (bron: De Loods)
Figuur 2.12: Sfeerimpressie vanuit het park (bron: De Loods)
Doelgroep
De wijk wordt gedomineerd door eengezinswoningen. Er is een grote behoefte aan woningen voor senioren en daarnaast voor overige 1- en 2-persoons-huishoudens. Verhuizing van senioren bevordert de doorstroming op de Nuenense huizenmarkt.
Parkeren
Het parkeren is verdeeld over 2 groene ‘koffers’ die worden ontsloten via de Vinkenlaan, aangevuld met langsparkeren aan de Wielewaallaan. In totaal worden hiermee 95 (half)verharde parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 84 in de koffers en 11 als langsparkeren langs de Wielewaallaan.
Basis
22 koffer + 22 koffer + 11 langs* = 55 verhard
26 koffer + 14 koffer = 40 graskei
* vanaf de Wielewaallaan is een alternatieve parkeerkoffer getekend i.p.v. de 11 langsparkeervakken.
Daarnaast worden in een koffer en langs de Vinkenlaan 34 parkeerplaatsen gereserveerd, waarvan 12 in de koffer en 22 als langsparkeren langs de Vinkenlaan. Voorts is langs de Wielewaallaan nog een alternatieve koffer gereserveerd i.p.v. de 11 langsparkeervakken. De reservering kan worden ingezet in geval de voorziene parkeerplaatsen niet kunnen worden gerealiseerd en/of wanneer de parkeerdruk te hoog blijkt.
Fase 1
12 koffer = 12 reserveren
Fase 2
10 haaks + 7 haaks + 4 haaks = 21 reserveren
1 overzijde jo van dijkhof i.p.v. containers = 1 reserveren
Totaal
95 basis + 12 fase 1 + 22 fase 2 = 129 parkeerplaatsen
In de beoogde situatie is plaats voor 129 parkeerplaatsen, waarvan er 95 worden gerealiseerd en 34 worden gereserveerd. Dit is conform de conclusie van het parkeeronderzoek in Bijlage 3, beschreven in paragraaf 4.2.2.2.
Figuur 2.13: Overzicht parkeervakken met parkeren op grasbeton (foto links) en in 'groene koffers' (foto rechts), uit beeldkwaliteitsplan
Groen en bomen
Voor de ontwikkeling is door de gemeente een Nota Publiekrechtelijke Kaders (NPK) opgesteld. Hierin wordt onder meer vermeld dat in het 'Verstedelijkingsakkoord Stedelijk Gebied Eindhoven (Son en Breugel, Nuenen en Geldrop Mierlo) is afgesproken dat minimaal 8 m2 per woning aan groen toegevoegd moet worden. Bij de beoogde ontwikkeling gaat het in totaal om 76 woningen (de bestaande woningen mogen hierop in mindering worden gebracht). Totaal moet tenminste 608 m2 (76 x 8 m2 per woning) groen worden toegevoegd.
In de bestaande situatie is de totale hoeveelheid verhard oppervlakte (bebouwing, parkeren, voetpaden, terrassen e.d.) circa 7700 m2. In de nieuwe situatie is de totale hoeveelheid verhard oppervlakte (bebouwing, parkeren (verhard en half-verhard) en voetpaden (verhard en half-verhard) circa 6500m2. Per saldo wordt er dus circa 1200 m2 groen toegevoegd. Dat is ruim voldoende om aan deze afspraken te voldoen. Bovendien wordt een groot deel van de lage daken van groen ingericht met bijvoorbeeld sedum dakbedekking.
Wat betreft de openbare ruimte wordt ingezet op de multifunctionaliteit van die buitenruimte en de toegankelijkheid voor iedereen. De nieuwe bomen zijn indicatief aangegeven in het inrichtingsplan. In de nadere uitwerking zullen de exacte boomtypen en diameters worden bepaald. Ook wordt te zijner tijd profielen van de Vinkenlaan definitief uitgewerkt. Zie ook de paragraaf 'landschap en openbare ruimte' in het beeldkwaliteitsplan (Bijlage 15).
In augustus 2023 is door Pius Floris op basis van het Voorlopig Ontwerp een Boom Effect Analyse opgesteld (Bijlage 2). De BEA heeft betrekking tot 116 bomen staande ten westen van de Vinkenlaan, te Nuenen. De bomen staan ter hoogte van voorgenomen sloopwerkzaamheden en een nieuwbouwontwikkeling met herinrichting van de buitenruimte (parkeervakken, paden, groenvakken).
++ Geen 'noemenswaardige' maatregelen nodig voor een duurzame handhaving van de boom;
+ Beperkte maatregelen nodig voor een duurzame handhaving van de boom;
- Specifieke maatregelen noodzakelijk voor een duurzame handhaving van de boom;
- - Ingrijpende maatregelen noodzakelijk voor een duurzame handhaving van de boom;
X Fatale belemmeringen voor een duurzame handhaving van de boom.
Figuur 2.14: Overzichtskaart met eventuele knelpunten en belemmerende invloeden en BEA-advies tabel (bron: Pius Floris, Bijlage 2)
Boombalans
Op basis van het Voorlopig Ontwerp is een BEA-advies uitgebracht. Voorts is voor de bomen in de invloedssfeer van het project een boombalans opgenomen. Door het nemen van ingrijpende maatregelen zijn 5 bomen duurzaam te handhaven. Voor de duurzame handhaving van 4 bomen zijn specifieke maatregelen noodzakelijk. 30 bomen zijn niet te behouden als gevolg van ruimtelijk beslag.
Figuur 2.15: Overzichtskaart en -tabel boombalans met te handhaven bomen in de direct invloedssfeer van het project (bron: Pius Florus, Bijlage 2)
Conclusie
Ten behoeve van het planvoornemen zullen er in totaal 30 bomen gekapt moeten worden. Gedurende de sloop- en nieuwbouwwerkzaamheden worden de bomen duurzaam beschermd conform de richtlijnen 'werken rond bomen', zoals benoemd in Bijlage 2. Waar nodig worden bomen in overleg met een bomenexpert gesnoeid. Het bouwplaatsinrichtingsplan t.a.v. bomen wordt ook anterieur vastgelegd.
Landschap en openbare ruimte
De locatie wordt gekenmerkt door het aangrenzende park en de veelheid bestaande volwassen bomen. Uitgangspunt is om de bomen zoveel mogelijk te behouden en het markante karakter van de bomen te versterken. Dat wordt gedaan door het landschap onder de bomen ingetogen te houden. Er wordt gekozen voor een inheems mengsel kruidenrijke vegetatie dat de bijen- en vlinderstand bevordert.
Figuur 2.16: Sfeerimpressie ingetogen beplanting onder bomen (uit beeldkwaliteitsplan)
Met de herontwikkeling van de Vinkenhofjes wordt het park op een vanzelfsprekende manier aan haar omgeving gehecht. Met een langzaamverkeernetwerk dat is gebaseerd op struinen en het maken van ommetjes wordt de parkomgeving landschappelijk aan zijn omgeving gekoppeld. Verlichting langs de paden zal zorgen voor een sfeervolle en veilige parkomgeving in de avonduren.
De entrees van de appartementencomplexen worden aan elkaar verbonden door een doorlopend hoofdpad, de overige wandelpaden die aanhaken op de Lyndakkers zijn in halfverharding gedacht.
Ontmoeten en natuurlijk spelen
Er wordt ruimte geboden voor verschillende typen gebruik en een hoge verblijfskwaliteit. Waar de paden elkaar kruisen ontstaat een logische locatie om een verbijzondering in meubilair toe te passen. Een ontmoetingsplek in de vorm van een bijzondere bank. De zitplekken worden altijd aan een pad gesitueerd in verband met toegankelijkheid voor ouderen, rollators en kinderwagens.
Er wordt gekozen voor natuurlijke speelelementen, gericht op ontdekken en uitdaging. De bomen die gekapt moeten worden, gebruiken we binnen het plan als spelaanleiding. Deze bomen, keien en zand vormen de basis voor het spel.
Figuur 2.17: Sfeerbeelden voor 'ontmoeten' en 'natuurlijke spelaanleiding', uit beeldkwaliteitsplan
Duurzaamheid
De vervangende nieuwbouw resulteert in 3 compacte woongebouwen met een totale bouwkundige footprint die 480 m2 minder groot is dan in de huidige situatie. De gebouwen kennen dankzij de corridor-ontsluiting een alzijdige oriëntatie met woonprogramma aan alle vier de zijden. Deze compacte bouwvorm zorgt voor een zeer gunstige verhouding tussen woonprogramma en de hoogwaardig geïsoleerde gebouwschil wat resulteert in een lage energierekening voor de nieuwe bewoners. De gebouwen zijn gasloos en energie wordt duurzaam opgewekt door o.a. een warmtepomp en PV-cellen op de hoger gelegen dakvlakken. De lagere dakvlakken krijgen een sedumbegroeiing en een waterbergende functie gecombineerd met wadi's in het park tussen de gebouwen. De wijze waarop de woningen duurzaam verwarmd/gekoeld kunnen worden wordt nog nader uitgewerkt richting de uitvoering en voorafgaande vergunningsaanvraag voor het bouwen. Hierbij kan ook de toepassing van innovatieve maatregelen (zoals het 'ijskelder' principe / SolarEis) worden overwogen. Tenslotte worden een aantal laadpalen voor elektrische auto's op de parkeerterreinen gerealiseerd en inpandig worden oplaadvoorzieningen voor elektrische fietsen gemaakt.
Figuur 2.16: Duurzaamheidsaspecten in beoogde ontwikkeling (bron: De Loods)
Bezonning
Er is een bezonningsstudie uitgevoerd om de schaduwwerking van de nieuwe bebouwing op de omgeving te simuleren (Bijlage 1).
Voor bezonning geldt geen wettelijk vastgestelde norm. Van belang is het breed gehanteeerde criterium van TNO dat de nieuwbouw zodanig moet zijn gesitueerd dat de zon op de eerste dag van de lente danwel de eerste dag van de herfst tussen 10.00 en 18.00 uur tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag op één gevel van een woning moet kunnen bereiken. Aan dit criterium zal worden voldaan.
Bij de beoordeling van de schaduweffecten van de geplande nieuwbouw is de situatie weergegeven op 21 maart/september, 21 juni (hoogste zonnestand) en 21 december (laagste zonnestand). Op de toetsdagen is de schaduwwerking op verschillende tijdstippen vastgesteld (afhankelijk van de tijd in het jaar): 9.00 uur, 10.00 uur, 12.00 uur, 14.00 uur, 15.00 uur, 15.30 uur en 18 uur. Deze tijdstippen zijn gangbaar in bezonningsstudies.
Er blijkt dat de nieuwe bebouwing een grotere schaduwwerking kent dan de bestaande bebouwing. Echter, wat de bestaande (en te behouden) bomen aan schaduw geven is in de bezonningsstudie niet weergegeven. Er is in de nabijheid naar verwachting nog meer schaduw als gevolg van de bomen in het park en tussen de gebouwen. Geconcludeerd kan worden dat voldaan wordt aan de norm. Ook in zoverre sprake is van een verslechtering ten opzichte van de bestaande situatie wordt hieraan voldaan.
Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Paragraaf 3.2 behandelt het rijksbeleid. Het provinciaal beleid is opgenomen in paragraaf 3.3. Tot slot wordt in paragraaf 3.5 de beoogde ontwikkeling getoetst aan het gemeentelijk beleid.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op Rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Toetsing
De NOVI wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. De nationale belangen die het relevantst zijn voor het planvoornemen zijn:
De in de NOVI genoemde nationale belangen worden door de voorgenomen ontwikkelingen niet geschaad.
Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de NOVI wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament en defensie.
Toetsing
Op het plangebied zijn geen voorwaarden van toepassing op basis van het Barro.
De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, moet in de toelichting worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.
Toetsing
In dit geval worden 61 verouderde sociale huurappartementen vervangen door 137 sociale huurappartementen voor één- en tweepersoonshuishoudens. De nabijheid van het winkelcentrum Kernkwartier en de ontmoetingsruimte in de Jo van Dijkhof maken de locatie de Vinkenhofjes met name geschikt voor senioren.
Het toevoegen van meer dan 11 woningen of een functiewijziging met een oppervlakte groter dan 500 m2 wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Het geldende bestemmingsplan is vertrekpunt bij de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In dit geval zijn 61 woningen planologisch mogelijk (bestaande aantal). Het toevoegen van 76 extra woningen wordt op deze plek gezien als stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied.
Beschrijving behoefte
De relevante regio voor wonen is Stedelijk gebied Eindhoven binnen de regio Zuidoost-Brabant.
Figuur 3.1 Woonregio's (bron: Brabantse Agenda Wonen, september 2017)
De woningbehoefte in de gemeente Nuenen c.a. blijkt uit diverse onderzoeken.
Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, Actualisering 2020
Doordat het aantal huishoudens de komende jaren nog sterk toeneemt, zijn er ook meer huizen nodig. Naar verwachting is in 2050 zo'n 43% van alle huishoudens een éénpersoonshuishouden. Vooral het aantal oudere alleenstaanden van 75 jaar en ouder neemt sterk toe. Vergeleken met de vorige prognose uit 2017 ligt de groei van de Brabantse bevolking duidelijk hoger. De indicatie voor de gemeente Nuenen c.a. is 720 woningen in de periode 2020-2030. De tabel in figuur 3.2 is richtinggevend voor het maken van nieuwe regionale afspraken. Versnelling van de woningbouw en (vervolgens) vasthouden van het bouwtempo is een belangrijke doelstelling van de Brabantse Agenda Wonen.
Figuur 3.2 Indicatie toename woningvoorraad
Afsprakenkader Wonen SGE 2022 'Bouwen aan de toekomst' (2022)
De negen gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven (hierna SGE) werken regionaal intensief samen op het thema 'wonen'. De druk op de woningmarkt is groot, met flinke woningtekorten en de gezamenlijke opgave om te komen tot een versnelling van de woningbouwplannen in de SGE-regio wordt breed gevoeld.
Uit het monitoringsoverzicht blijkt dat er in de gemeente Nuenen c.a. behoefte is aan 665 woningen tot 2030 en dat er harde plannen zijn voor 219 woningen. Dat betekent dat er nieuwe harde plancapaciteit noodzakelijk is. Het project is een van de zachte plannen.
Figuur 3.4 Monitoringsoverzicht Afsprakenkader wonen SGE 2022
Regionale woondeal Zuidoost-Brabant (maart 2023)
Er is sprake van een groot woningtekort. De regio zet zich, in samenwerking met corporaties en marktpartijen, in voor de realisatie van minimaal 45.135 woningen in de periode 2022 tot en met 2030. Elke gemeente neemt een fair share van de regionale opgave. Ze maken daarom afspraken over de minimale opgave per gemeente. Meer realiseren mag, dan wordt het woningtekort sneller ingelopen.
In de regionale woondeal Zuidoost-Brabant staat voor gemeente Nuenen c.a. het te bouwen aantal van netto 760 woningen tot en met 2030, waarvan tweederde betaalbaar (30% sociaal, 16% middenhuur en 20% betaalbare koop).
Kwalitatieve behoefte
In het Regionaal Woningbehoefteonderzoek voor Stedelijk Gebied Eindhoven (2021) en de bijbehorende factsheet voor de gemeente is de kwalitatieve behoefte onderzocht. Hieruit blijkt dat er door de vergrijzing een grote behoefte is aan behoefte aan nultredenwoningen, vooral in het koopsegment en sociale huursegment. Omdat ook het aantal gezinnen in Nuenen groeit neemt de behoefte aan grondgebonden woningen nog licht toe.
Er is sprake van een negatieve opgave voor grondgebonden sociale huur. Tegelijkertijd is er wel een constante opgave voor appartementen in de sociale huur. De opgave in de sociale huur is daarmee voornamelijk kwalitatief en kan deels worden opgevangen door aanpassing van bestaande grondgebonden woningen. De krapte in de sociale huurmarkt is echter dusdanig groot (en zeker ook de vraag naar eengezinswoningen in de sociale huur) en de doorstroming zo laag, dat de gemeente een overschot aan dit segment niet herkent.
Figuur 3.5 Kwalitatieve woningbehoefte in 2 scenario's (bron: Regionaal Woningbehoefteonderzoek, factsheet Nuenen)
Kwalitatief zijn in alle woningbouwplannen de 7 'Brainport principles' leidend: koesteren van identiteit, ruimte voor innovatie, invloed voor bewoners, aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus; de 'wauw-factor', vraaggericht ontwikkelen, benutting regionaal schaalniveau en gezonde verstedelijking.
Door de druk op de woningmarkt en de gemaakte woondeal-afspraken wordt op allerlei manieren gewerkt aan het versnellen van de woningbouwproductie, waarbij ook kwaliteit en betaalbaarheid van belang zijn.
Conclusie
In het plan worden 137 sociale huurappartementen mogelijk gemaakt voor één- en tweepersoonshuishoudens (een toevoeging van 76 ten opzichte van de huidige situatie). Uit het afsprakenkader SGE 2022 blijkt dat er in de gemeente tot 2030 behoefte is aan 665 woningen tot 2030. Inmiddels is in de regiodeal afgesproken dat Nuenen zich inzet om netto 760 woningen toe te voegen aan de voorraad, waarvan een fors deel betaalbaar. Dit plan geeft daar mede invulling aan. De ontwikkeling past binnen de regionale verstedelijkingsafspraken.
In het programma wonen (zie paragraaf 3.5.3) ligt de focus op gelijkvloers voor o.a. ouderen en inbreiding. Het plan geeft daar invulling aan. De behoefte aan sociale huurappartementen blijkt ook uit het regionaal woningbehoefteonderzoek.
Met dit plan is sprake van een herinvulling en betere benutting van een bestaande locatie binnen het bebouwd gebied van Nuenen.
De beoogde ontwikkeling past binnen het Rijksbeleid.
In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zin vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:
Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling gaat uit van de sloop van vijf woongebouwen met in totaal 61 gestapelde woningen binnen bestaand stedelijk gebied, naar 137 sociale huurappartementen. Met de 6 te handhaven appartementen komt het totaal uit op 143 appartementen. Daarmee voorkomt de beoogde ontwikkeling uitbreiding van het stedelijk gebied en zorgt er voor dat inwoners van Nuenen kunnen blijven wonen in het dorp doordat het woningaanbod vergroot wordt. De beoogde ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met Omgevingsvisie Noord-Brabant.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: Iov N-B) vastgesteld.
Voorafgaand op de inwerkingtreding van de Omgevingswet moet de provincie haar regelsysteem aanpassen. Straks heeft de provincie nog maar één verordening waarin alle regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. De Iov N-B is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. Hierin worden de bestaande verordeningen over de fysieke leefomgeving samengevoegd tot één Interim omgevingsverordening, waaronder de huidige Verordening ruimte.
De Iov N-B is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.
In hoofdstuk 3 van Iov N-B zijn de instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun bestemmingsplannen. Hierin staan de regels die nu nog zijn opgenomen in de Verordening ruimte. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit). Tevens zijn een aantal algemene basisprincipes opgenomen.
In de Iov N-B zijn regels voor ontwikkelingen gekoppeld aan werkgebieden (structuren) en aanduidingen. Het plangebied ligt binnen het werkgebied 'stedelijk gebied', zie figuur 3.6
Figuur 3.6 Uitsnede kaart 3 stedelijke ontwikkeling en erfgoed in Interim omgevingsverordening (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het plangebied is aangeduid als 'Stedelijk gebied'. Het provinciale beleid is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.
Op basis van artikel 3.42 duurzame stedelijke ontwikkeling dient een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen binnen het Stedelijk gebied te liggen. Het bestemmingsplan dient daarbij te zijn voorzien van een onderbouwing dat de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken en dat het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.
Toetsing
Voor het regionale beleid wordt verwezen naar paragraaf 3.3.3 Brabantse Agenda Wonen en 3.4 Regionaal beleid. Uit de toelichting op de diverse functionele ontwikkelingen blijkt dat sprake is van een zorgvuldige belangenafweging en van een duurzame ruimtelijke verstedelijking die past binnen de hoofdlijnen van het provinciaal beleid.
In het kader van een duurzaam verstedelijkingsbeleid en in lijn met (de principes van) de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is het van belang de mogelijkheden om het woningbouwprogramma in te zetten op binnenstedelijke (transformatie)locaties en voor het herbestemmen van leegstaand vastgoed optimaal te benutten. Of, zoals in het 'Bestuursakkoord Noord-Brabant 2015-2019' verwoord: “herbestemmen wordt meer en meer het nieuwe bouwen”. Vaak wordt in het licht van de transformatieopgaven gekeken naar wonen als nieuwe bestemming. Omdat er in veel andere vastgoedmarkten (per saldo) niet veel meer hoeft te worden toegevoegd aan vierkante meters of zelfs sprake is van krimp. Veelal zal het dan ook gaan om het transformeren van locaties naar een tweede leven, waarin wonen de boventoon voert. Hierbij zijn vooral de eerstkomende jaren (tot 2030) cruciaal. Urgentie is geboden. Samenhangend met de nog altijd flinke groei van het aantal huishoudens zal in deze periode immers het leeuwendeel van de benodigde woonruimte moeten worden gerealiseerd. Zoals uit onze actuele bevolkings- en woningbehoefteprognose blijkt, zal van de circa 160 duizend toe te voegen woningen tot 2050, maar liefst driekwart voor 2030 moeten worden gerealiseerd. Na 2030 neemt de groei van de woningbehoefte sterk af.
Toetsing
Uit de Brabantse Agenda Wonen blijkt dat de provincie ruim baan wil geven bij herontwikkeling. Er moeten snel meer woningen worden gebouwd. Plannen voor herbestemming van leegstaande locaties of plannen voor inbreiding krijgen voorrang op uitbreidingslocaties. De sloop van 61 gestapelde woningen naar de realisatie van 137 sociale huurappartementen speelt in op de uitgangspunten uit de Brabantse Agenda Wonen. Inclusief de te handhaven 6 appartementen komt het totaal aantal woningen op 143 uit.
De beoogde ontwikkeling past binnen het provinciale beleid.
Het Stedelijk Gebied Eindhoven, hierna SGE, is een gebied met een economische groei hoger dan het landelijke gemiddelde. Sinds het kabinet Brainport Eindhoven in 2016 heeft erkend als derde economisch kerngebied van nationale betekenis en de benoeming tot slimste regio heeft de regio een extra impuls gekregen. De werkgelegenheid groeit en er is een positief migratiesaldo. Een toenemende vraag naar woningen is het gevolg. Alles wijst erop dat de vraag naar woningen in het SGE de komende decennia blijft groeien. Dit wordt mede versterkt doordat huishoudens, onder andere als gevolg van de vergrijzing, steeds kleiner worden. De uitdaging is meerledig. Een van de uitdaging is: er moet gezorgd worden voor voldoende kwalitatief goede woningen en voor voldoende betaalbare woningen, ook voor mensen met een krappe beurs.
Hier op aansluitend wordt bij de ambities genoemd:
Toetsing
De beoogde ontwikkeling van 137 sociale huurappartementen aan de Vinkenlaan in de wijk Nuenen-Zuid draagt bij aan de ambities die het Stedelijk Gebied Eindhoven zich heeft voorgenomen in haar Visie op Wonen. Doordat de ontwikkeling meer sociale huurwoningen in de wijk Nuenen-Zuid brengt, zodat inwoners van alle segmenten in deze wijk kunnen (blijven) wonen.
Hieronder worden de zeven Brainport Principes getoetst. De onderbouwing van deze principes komt deels uit andere onderdelen uit deze plantoelichting. Deze onderdelen worden benoemd en er wordt verwezen naar de betreffende paragraaf en worden niet integraal herhaald.
Het plangebied kenmerkt zich voornamelijk door de nabijheid van het park. Door de beoogde ontwikkeling wordt het verhard oppervlak verkleind, worden de bestaande volwassen bomen zo veel mogelijk behouden en wordt extra groen toegevoegd. Daarnaast krijgt het park meer verblijfskwaliteit. Alle verblijfsruimten van de nieuwe woningen komen aan de buitenzijde van de woongebouwen te liggen, waardoor de woningen nog meer verbonden worden met het park.
Door het toepassen van nieuwe technieken en materialen wordt in het plan het woonklimaat geoptimaliseerd. Het plan zal tenminste voldoen aan de wettelijke BENG norm, waarmee hoge eisen worden gesteld aan duurzaamheid en energiegebruik. (zie ook paragraaf 4.14).
Het dakoppervlak wordt multifunctioneel gebruikt voor zowel de opvang van hemelwater als voor de opwek van duurzame energie via zonnepanelen en voor de biodiversiteit en verkoeling door een vegetatiedak.
Duurzaam vervoer wordt gestimuleerd door oplaadpunten voor elektrische fietsen en (deel) auto's aan te bieden.
In en rondom de nieuwe woongebouwen worden verblijfsmogelijkheden gecreëerd voor vogels en insecten. Dit draagt bij aan het versterken van de biodiversiteit.
In overleg met alle stakeholders: huurders en omwonenden, gemeente Nuenen c.a. en Helpt-Elkander is het plan ontwikkeld. In paragraaf 7.2 staat de omgevingsdialoog beschreven.
Het plan bestaat uit 137 nieuwe sociale huurappartementen en 6 bestaande appartementen in alzijdige woongebouwen. De woonruimtes van de woningen liggen allemaal aan de buitenzijde, waardoor de bewoners het gevoel krijgen dat ze in het park wonen.
De woningen worden levensloopbestendig ingericht en zijn primair bedoeld voor senioren en daarnaast voor overige één- en tweepersoonshuishoudens.
De wijk wordt gedomineerd door eengezinswoningen. Er is een grote behoefte aan woningen voor senioren en overige één- en tweepersoonshuishoudens. Verhuizing van senioren bevordert de doorstroming op de Nuenense huizenmarkt.
De woningen worden zo veel mogelijk in het park getrokken. De woongebouwen zijn alzijdig, de woonvertrekken liggen allen aan de buitenkant en het park krijgt extra verblijfskwaliteit.
Zowel het centrum van Nuenen als de A270 zijn goed en snel bereikbaar vanuit het plangebied. Het plangebied is voor alle vervoerstypen goed bereikbaar. Qua woonmilieu sluit het plan aan bij het centrum dorpse karakter van de omgeving. Zie verder ook paragraaf 4.2.
De ambitie is om het park meer verblijfskwaliteit mee te geven voor de toekomstige bewoners en de omwonenden om o.a. te spelen, recreëren en met de hond te gaan wandelen. De volwassen bomen blijven behouden in het park en nieuw groen wordt toegevoegd. Groen zorgt voor het tegengaan van hittestress en draagt positief bij aan het welzijn van bewoners en bezoekers.
Advies coördinatieteam Wonen en POHO Wonen SGE
Uit het advies van het gemeentelijk coördinatieteam Wonen (d.d. 28 september 2023) volgt dat het plan voldoet aan de Brainport principes. Daarnaast heeft het intergemeentelijk Portefeuillehoudersoverleg (POHO) Wonen SGE op basis van dit advies ingestemd met de planontwikkeling (brief d.d. 28 september 2023). Hiermee heeft regionale afstemming plaatsgevonden.
Het planvoornemen past binnen het regionale beleid.
Op 30 september 2021 is de Omgevingsvisie Nuenen vastgesteld. In de omgevingsvisie staat het toekomstbeeld van de leefomgeving. Dit betreft de ruimte waarin men woon, werkt, elkaar ontmoet en vrije tijd doorbrengt: de dorpen, bedrijventerreinen, het centrum, de sportvelden en het buitengebied met haar natuur, agrarisch landschap en recreatie. De visie beschrijft de kernkwaliteiten van Nuenen, benoemt de opgaven voor de fysieke leefomgeving en hoe deze samenkomen.
In de visie wordt op drie thema's gewerkt aan een hoogwaardige woon- en leefomgeving, namelijk:
Het plangebied ligt in de woonkern Nuenen.
Wonen en ruimtelijke planvorming
Nuenen is een aantrekkelijke gemeente voor gezinnen en blijft dat. Maar er zijn meer woningen voor andere groepen nodig. De gemeente richt zich op het inclusief bouwen: kleinere, betaalbare woningen. Voor iedereen en met name voor jongeren en ouderen. Deze zijn er te weinig in Nuenen. Voor ouderen wordt gezocht naar levensloopgeschikte woningen in de buurt van voorzieningen. Voor starters en jonge gezinnen moeten er betaalbare huur- en koopwoningen komen.
Nuenen-Zuid krijgt als het gaat om leefbaarheid specifieke aandacht (behoud en versterken van voorzieningen en toekomstbestendig maken woningaanbod). Randvoorwaarde bij de ruimtelijke ontwikkeling van Nuenen-Zuid is het groen en water in de wijk, samen met aantrekkelijke langzaam verkeersroutes en ruimte voor spelen, bewegen en ontmoeten.
Voor de toevoeging van woningen wordt eerst gekeken naar herstructurering van (losse) bedrijfspercelen, winkelpanden en andere vrijkomende bebouwing. Daarna naar inbreidingslocaties. Uitbreidingslocaties zijn vooralsnog niet aan de orde
Een groene woon- en leefomgeving
Groen heeft een brede en belangrijke functie ook voor de gezondheid: het verkoelt, geeft ruimte voor sporten en spelen en inspireert. Daarom wil de gemeente het groen in de kernen behouden en de kwaliteit waar mogelijk verbeteren. Dit wordt gedaan volgens de volgende principes:
Figuur 3.7 Omgevingsvisie Nuenen, plangebied aangeduid met gele ster (bron: Omgevingsvisie Nuenen)
Toetsing
Voor het plangebied zijn met name de thema's 'Wonen en ruimtelijke planvorming' en 'Groene woon- en leefomgeving' van toepassing. Het plangebied is een inbreidingslocatie in de wijk Nuenen-Zuid waar 137 sociale huurappartementen worden gerealiseerd naast de te handhaven 6 bestaande appartementen, voor ouderen en overige één- en tweepersoonshuishoudens. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de ambitie om in voldoende woningen te voorzien voor oudereren en jongeren (starters) en te bouwen in de buurt van voorzieningen.
Het groen huidige groen blijft zo veel mogelijk behouden. Niet alle parkeerplaatsen zullen verhard worden aangebracht, waarmee ook de groene uitstraling gehandhaafd blijft. Op basis van een inrichtingsplan wordt meer groen gerealiseerd, waaronder de aanplant van bomen. Zie voor nadere toelichting op deze aspecten paragraaf 2.2.
Het planvoornemen past binnen deze uitgangspunten van de Omgevingsvisie.
Op 25 april 2019 is de Structuurvisie Nuenen-Zuid vastgesteld. In de wijk spelen een aantal ruimtelijke opgaven. Deze opgaven hangen met elkaar samen en dienen daarom in onderling verband beschouwd te worden. Aanleiding voor de structuurvisie is de behoefte van de gemeente Nuenen c.a. om deze integrale afweging te maken hoe om te gaan met de opgaven. De structuurvisie is de basis voor bestemmingsplannen, die nodig zijn om projecten te realiseren.
Wonen
De woningstichting Helpt Elkander is voornemens het aantal woningen geschikt voor senioren en een- en tweepersoonswoningen uit te breiden bij de herstructurering van omgeving Vinkenhofjes. Deze woningen zijn flexibel en ook inzetbaar voor andere doelgroepen, zoals jongeren. In deze omgeving worden mogelijkheden gezien om zorg te concentreren met kansen voor mensen met een (grotere) zorgbehoefte.
Ruimtelijk
Indien gekozen wordt voor nieuwbouw van woningen ter plaatse van de Vinkenhofjes (in plaats van verbouw) kan de westelijk gelegen groenstructuur nog verder versterkt worden. Hierbij kan gedacht worden aan een vorm waarin wonen meer als onderdeel van het groen wordt ontworpen.
In de westelijke zone is ruimte voor in het groen passende woon-, sport-, maatschappelijke-, sociaal-culturele-, of zorgvoorzieningen. Door een zorgvuldig ontwerp kan hier een wederzijdse versterking van groen en stedelijke functies ontstaan. De maximale bouwhoogte in het gebied is 2 lagen met een kap of 3 bouwlagen met de uitzondering van het gebied van de Vinkenhofjes. Daar zijn accenten tot 4 bouwlagen mogelijk.
Duurzaamheid
Het veilig stellen en versterken van de groen- en waterstructuren in het plangebied is een belangrijke maatregel, niet alleen voor de kwaliteit en beleving van het gebied, maar ook voor behoud van waterberging en tegengaan van hittestress, een fenomeen waar steeds meer aandacht voor is.
Sociale duurzaamheid krijgt vorm door de aandacht voor beleving en ontmoeting, zowel in de groene delen van het gebied maar ook in en rondom de voorzieningen van winkels en zorg / welzijn.
Bij de ontwikkeling van nieuwe gebouwen wordt in overleg met de betrokken partijen aandacht gevraagd worden voor duurzame maatregelen, op het vlak van energiebesparing, waterberging, materiaalgebruik et cetera.
Figuur 3.8 Structuurvisie, plangebied 'Vinkenhofjes' lichtblauw omcirkeld (bron: Structuurvisie Nuenen-Zuid)
Toetsing
Het planvoornemen realiseert de beoogde herontwikkeling van de Vinkenhofjes. Door het planvoornemen worden 137 sociale huurappartementen mogelijk gemaakt naast de 6 bestaande appartementen, voor senioren en overige één- of tweepersoonshuishoudens. De 137 nieuwe sociale huurappartementen worden in 3 bouwlagen met accenten tot 5 bouwlagen gerealiseerd (1 bouwlaag meer dan de structuurvisie). De beoogde ontwikkeling wijkt daarmee (beperkt) af van het bepaalde in de structuurvisie Nuenen Zuid.
In samenspraak met stakeholders, waaronder omwonenden en gemeente (zowel ambtelijk, bestuurlijk als politiek) hebben gesprekken plaatsgevonden over de ruimtelijke inpassing van de nieuwe woongebouwen (zie paragraaf 7.2). Onder andere op basis van deze gesprekken is gekozen om af te wijken van de structuurvisie door 3 bouwlagen met accenten tot 5 bouwlagen toe te staan, in plaats van de 3 bouwlagen met accenten tot 4 bouwlagen.
De afgelopen jaren hecht de gemeente Nuenen steeds meer waarde om betaalbare woningen voor starters en senioren beschikbaar te krijgen. Uit het rapport van 'Companen' over het programma wonen 2020-2030 van de gemeente Nuenen blijkt dat een groot tekort is aan sociale woningen. Het streven is 30% sociale woningbouw (huur, koop) voor nieuwe woningen. In de komende 10 jaar moet in totaal 325 extra sociale huurwoningen worden gerealiseerd. Naast de marktanalyse is de ambitie voor de bouw van sociale woningen neergelegd in de Omgevingsvisie Nuenen. Om de productie omhoog te krijgen is hoger bouwen noodzakelijk. Op deze manier worden meer sociale huurwoningen gerealiseerd.
In de Omgevingsvisie (vastgesteld 30 september 2021) is verder bepaald dat Nuenen streeft naar een hoogwaardige woon- en leefomgeving. Hierbij zijn onder andere de volgende uitgangspunten geformuleerd:
In de Omgevingsvisie is verder bepaald dat het toevoegen van woningen kan betekenen dat we dichter en hoger moeten bouwen. Randvoorwaarde hierbij is dat het niet ten koste mag gaan van het dorpse karakter (zie pagina 45 Omgevingsvisie Nuenen).
Door het toestaan van 5 bouwlagen kunnen meer woningen worden gerealiseerd op dezelfde grondoppervlakte. De binnen het plangebied beschikbare ruimte wordt zo efficiënt ingevuld, waarbij ook voldoende ruimte behouden blijft voor het groen en parkeren. Met de realisatie van extra woningen wordt verder tegemoet gekomen aan de toenemende woningnood en de gemeentelijke prestatieafspraken met betrekking tot sociale huur.
De vervangende nieuwbouw resulteert in 3 compacte woongebouwen met een totale bouwkundige footprint die 480 m2 minder groot is dan in de huidige situatie. Daarmee ontstaat meer ruimte voor groen en parkeren. De woongebouwen verbijzonderen zich door hun typologie (appartementen) van hun omgeving die wordt gedomineerd door grondgebonden woningen van 2 lagen plus kap.
De appartementengebouwen kennen een getrapte opbouw in zowel de hoogte als in de langgevel dat zorgt voor afwisseling en geleding van de bouwmassa. Aan de Vinkenlaan wordt de nieuwbouw drie lagen hoog waarmee in hoogte aansluiting wordt gezocht met de noklijn van de tegenover gelegen grondgebonden woningen. Aan de parkzijde (richting Lyndakkers), waar de gebouwen vrij in het groen en op geruime afstand van belendende bebouwing staan, zijn de woongebouwen vijf lagen hoog. De bovenzijde van de woongebouwen vallen daarmee ruim onder de toppen van de volwassen bomen. Het naastgelegen Jo van Dijkhof bestaat eveneens uit gestapelde bouw en is vier lagen hoog met een hoekaccent in vijf lagen grenzend aan de planlocatie. Om die reden is het meest zuidelijke gebouw getrapt uitgevoerd van vier naar vijf bouwlagen. Aan de zuidzijde van het plan komt de nieuwbouw op bijna twee keer zo grote afstand van de grondgebonden woningen aan de Mantelmeeuwlaan, en Brouwersveld ten opzichte van de te slopen bebouwing. Hiertussen komt een parkeerkoffer en de groenstructuur wordt verstevigd.
Al met al voldoet de beoogde ontwikkeling aan de uitgangspunten van de Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie is van recenter datum dan de structuurvisie 'Nuenen zuid'. Daarnaast is in de Omgevingsvisie opgenomen dat bij strijd tussen de Omgevingsvisie en eerder vastgesteld beleid, de Omgevingsvisie voor gaat.
De gemeente is verder bezig met de ontwikkeling van de Bouwgids van Nuenen. Met de Bouwgids wil de gemeente Nuenen de bouwopgave aangrijpen om de ruimtelijke kwaliteit van de verschillende kernen te versterken. De bouwgids is bedoeld als instrument om initiatiefnemers te stimuleren en inspireren om het dorp nog mooier te maken. In de Bouwgids zijn algemene richtlijnen en richtlijnen voor verschillende gebiedstypen opgenomen.
In de algemene richtlijnen is over bouwhoogte het volgende opgenomen: de maximale bouwhoogte van een gebouw hangt samen met de bouwhoogte in de omgeving, de afstand tot andere gebouwen en de maat van de bomen. Wanneer je bouwt op afstand van bestaande bebouwing, kan de bebouwing iets hoger zijn. Ook als je bouwt naast of achter grote bomen heeft een grotere bouwhoogte minder impact.
Het appartementengebouw kent, zoals eerder vermeld, een getrapte opbouw waarbij het laagste deel aansluit bij de nokhoogte van de belendende woningen aan de Vinkenlaan. Het hogere bouwdeel staat in het groen op geruime afstand van de belendende bebouwing. De bovenzijde van de woongebouwen vallen ruim onder de toppen van de volwassen bomen. Gelet hierop wordt voldaan aan de algemene richtlijn over bouwhoogte.
Het plangebied valt binnen het gebiedstype woonverkavelingen zoals opgenomen in de Bouwgids. Bij de richtlijnen voor woonverkavelingen staat, onder andere, dat hogere gebouwen tot 4 of 5 bouwlagen in principe niet aan de orde zijn. In enkele gevallen zijn deze afweegbaar op basis van juiste ruimtelijke motivatie. Zoals bij de transformatie van een voorzieningenlocatie, of een vrijkomende locatie waarbij er tussen de bouwblokken veel ruimte is voor groen. In onderhavig geval is er sprake van een drietal bouwblokken met veel ruimte voor groen. Ook wordt voorzien in een goede ruimtelijke inpassing. Zie hiervoor het eerder geschrevene over de getrapte bouw en de relatie met de omgeving. Niet onbelangrijk is verder dat door de hogere bouw meer woningen gerealiseerd kunnen worden in een woningtype waar veel behoefte aan is en die in de omgeving weinig voorkomt. Hiermee wordt voldaan aan een van de andere richtlijnen voor woonverkavelingen (zie richtlijn woningtypologie).
Voorts wordt wat betreft de ruimtelijke opzet van het plan opgemerkt dat er in het voorjaar van 2023 een aantal ontwerpsessies zijn geweest met de Gemeente Nuenen, Verhoeven de Ruijter (verantwoordelijk voor de openbare ruimte Nuenen-Zuid), Helpt Elkander, De Loods (architect) en Burobol (landschapsarchitect). In deze sessies is in het bijzonder ingezoomd op de relatie tussen de bestaande bomen en de nieuwe gebouwen, de 'groene vingers' tussen de gebouwen en de parkeeroplossing. Bij de herinrichting van de openbare ruimte van Nuenen-Zuid doet zich de mogelijkheid voor om het straatprofiel van de Wielewaallaan (noordgrens plangebied) her in te richten. Door langsparkeervakken hier te situeren kan de noordzijde (ten noorden van het meest noordelijke bouwblok inclusief het voormalige kantoorgebouw) volledig groen worden ingericht zonder parkeerhof en met behoud van de karakteristieke bomen en aanleg van extra groen. De lagere parkeerbehoefte maakt het ook mogelijk om tussen het zuidelijke en middengebouw een volledig groene openbare ruimte aan te leggen die het park aan de Lyndakkers direct verbindt met de Vinkenlaan. Deze groene doorsteek met zichtlijnen wordt door alle betrokkenen erg gewaardeerd en zorgt er tevens voor dat alle drie de gebouwen straks een volledig groene zijde krijgen en een zijde waaraan het parkeren wordt opgelost.
Tenstotte, wat betreft duurzaamheid, wordt opgemerkt dat er rondom de nieuwe woongebouwen verblijfsmogelijkheden worden gecreëerd voor vogels en insecten. Dit draagt bij aan het versterken van de biodiversiteit. Voorts wordt het dakoppervlak multifunctioneel gebruikt voor zowel de opvang van hemelwater als voor de opwek van duurzame energie via zonnepanelen en voor de biodiversiteit en verkoeling door een vegetatiedak. Duurzaam vervoer wordt gestimuleerd door oplaadpunten voor elektrische fietsen en (deel) auto's aan te bieden.
In dit programma dat in juli 2020 is vastgesteld, wordt onder andere aangegeven wat de woningvoorraad nodig heeft:
Figuur 3.9 Toetsingskader nieuwe woningbouwplannen (bron: Programma wonen 2020-2030)
Toetsing
In Nuenen is slechts 16% van de woningvooraad sociale huur. De beoogde ontwikkeling van de Vinkenhofjes voorziet in de nieuwbouw van 137 sociale huurappartementen en zorgt ervoor dat het percentage social huurwoningen in Nuenen op peil blijft of wellicht zelfs toeneemt. De woningen worden levensloopgeschikt opgeleverd en zullen voldoen aan de geldende BENG-eisen met betrekking tot duurzaamheid.
De boogde ontwikkeling is in paragraaf 3.3 Provinciaal beleid en 3.4 Regionaal beleid getoetst aan het provinciale en regionale beleid waaronder de Visie op Wonen van SGE.
De ontwikkeling past binnen de doelstellingen van Programma wonen 2020-2030.
Op 6 juli 2017 is het Speelruimtebeleidsplan 2017-2020 vastgesteld. Hierin wordt de visie op het gebied van spelen en bewegen geformuleerd. De gemeente Nuenen staat voor een openbare ruimte die algemeen geschikt is voor natuurlijk spelen en bewegen voor alle leeftijden. Met het aanleggen van kleinschalige voorzieningen krijgen plekken in de kernen en buurten een bijzondere functie. Multifunctionaliteit in zowel elementen als doelgroepen is het uitgangspunt. Aanvullend op de basisvoorzieningen in de buurt is een centraal gelegen veelzijdige voorziening met een aantrekkende werking opgenomen ‘het central park’ in Nuenen en kleine centrale speel- en beweegplekken in de overige kernen.
Toetsing
Wat betreft de openbare ruimte wordt ingezet op de multifunctionaliteit van die buitenruimte en de toegankelijkheid voor iedereen. Zie ook paragraaf 2.2. De ontwikkeling past binnen de gemeentelijke visie op spelen en bewegen.
Het planvoornemen past binnen het gemeentelijk beleid. Alleen van de structuurvisie wordt afgeweken door 3 bouwlagen met accenten tot 5 bouwlagen toe te staan. Dit is in goed overleg met de stakeholders besloten.
Beleid
Waterschap De Dommel
Waterbeheerprogramma 2022-2027
Het plangebied valt binnen het beheersgebied van Waterschap De Dommel. Het waterbeleid van Waterschap De Dommel is neergelegd in het Waterbeheerprogramma 2022-2027 'Water als basis voor een toekomstbestendige leefomgeving'. Het Waterbeheerprogramma schetst de visie en ambities van het waterschap voor de lange termijn (2050). Dit Waterbeheerprogramma is een echte koersverandering van het waterschap. Waterschap De Dommel is op een andere manier gaan denken over omgaan met water. Dat is nodig om goed in te kunnen spelen op de veranderingen in ons klimaat en in onze omgeving.
In 2050 wil Waterschap De Dommel een leefomgeving die klaar is voor de toekomst en een watersysteem dat daarbij past. Dat laatste wil zeggen; een waterhuishouding die robuust, flexibel en in balans is met de natuur en de omgeving én zorgt voor een goede waterkwaliteit. Het klimaat verandert, daardoor is het watersysteem van Midden-Brabant kwetsbaar geworden. Daarbij speelt mee dat het weer extremer wordt, de vraag naar ruimte toeneemt en er meer (grond)water wordt verbruikt. Bovendien is ons water, ondanks alle inspanningen, nog steeds niet schoon genoeg. Daarnaast zijn er ook andere uitdagingen in de leefomgeving. Denk aan natuurherstel, de energie- en landbouwtransitie en de woningbouwopgave. Het watersysteem speelt een cruciale rol in ál deze uitdagingen.
Keur
Middels de Keur van Waterschap De Dommel is bepaald bij welke ontwikkelingen mitigerende maatregen getroffen moeten worden. De Keur schrijft sinds begin 2021 voor dat voor een toename van minder dan 500 m² verhard oppervlak geen mitigerende maatregelen nodig zijn. Deze mitigerende maatregelen zijn wel van toepassing bij elke toename van het verhard oppervlak, indien de locatie is gelegen in een keurbeschermingsgebied.
Waterplan Nuenen
Het waterbeleid van de gemeente Nuenen c.a. is vastgelegd in het Waterplan Nuenen middels een aantal basisprincipes:
Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer.
Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP)
In het gemeentelijk rioleringsplan 2019 – 2023 is vastgelegd dat, om wateroverlast te voorkomen,
aan de volgende zaken aandacht wordt geschonken:
Bij nieuwbouw mag het hemelwater niet worden aangesloten op het vuilwaterstelsel.
De gemeente Nuenen c.a. zorgt voor het inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater, wanneer dit doelmatig is en het niet redelijkerwijs verwacht kan worden van dat de initiatiefnemer het hemelwater zelf verwerkt. De doelmatigheid en de redelijkheid is afhankelijk van:
Infiltratie van hemelwater in de bodem wordt verondersteld mogelijk te zijn als de bodem voldoende doorlaatbaar is (>1 m/d) en de grondwaterstand voldoende laag is ( > 1,2 m – mv). Bij een toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. In principe dient er 60 millimeter retentie gerealiseerd te worden (600 m³ per hectare verhard oppervlak).
Als hemelwater op eigen terrein verwerkt wordt ligt hier geen zorgtaak voor de gemeente. Als decentrale voorzieningen niet doelmatig zijn en bodeminfiltratie en/of lozing op oppervlaktewater niet mogelijk is, dan ontvangt de gemeente het afstromende hemelwater en verwerken van afvloeiend hemelwater. In dit geval wordt een bedrag in rekening gebracht per m³ die niet op eigen terrein geborgen kan worden. De hoogte van de bijdrage bedraagt momenteel €200 euro per m³.
Huidige situatie
Het plangebied in de huidige situatie bestaat uit 5 woongebouwen met daartussen parkeerterreinen aan de Vinkenlaan. De rest van het maaiveld bestaat uit groenvoorziening en paden.
Bodem en grondwater
Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in de bebouwde kom is het plangebied niet gekarteerd. Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de grond in de omgeving van het plangebied uit hoge zwarte enkeerdgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand. Het maaiveld bevindt zich op circa 18,2 meter +NAP.
Waterkwantiteit
Figuur 4.1: Oppervlakte verharding huidige situatie (bron: De Loods)
De huidige verharding van het plangebied is (4.610, 3 m2 bestrating + 3.579,9 m2 bebouwing =) 8.190,2 m2.
Oppervlaktewater
In en rond het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig, zie figuur 4.1. Het plan zal geen invloed hebben op de oppervlaktewaterstanden in de omgeving door de beperkte schaal.
Figuur 4.2: Uitsnede Vastgestelde Legger Waterstaatswerken 2021 Waterschap De Dommel, plangebied rood omkaderd
Regenwater
Het regenwater dat op daken en verhardingen valt, stroomt afgekoppeld het gebied in.
Voor de afvoer van hemelwater geldt het hiervoor beschreven uitgangspunt 'hydrologisch neutraal bouwen'. Dit houdt in dat het hemelwater dat op daken en verhardingen valt, niet versneld mag worden afgevoerd naar oppervlaktewater.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied bevindt zich niet in de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.
Afvalwaterketen en riolering
Momenteel is het plangebied deels bebouwd en aangesloten op de het gemeentelijke rioolsysteem.
Afvalwater
Bij de realisatie van de woningen komt afvalwater vrij. Dit afvalwater kan worden aangesloten op het nabij gelegen vuilwaterriool dat onderdeel uitmaakt van het verbeterd gescheiden rioolstelsel.
Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie zullen er 137 sociale huurappartementen gerealiseerd worden.
Bodem en grondwater
Uit het bodemonderzoek (Bijlage 5) blijkt dat de bodem voornamelijk is opgebouwd uit leemarm en zwak lemig fijn zand. Uit de Klimaateffectatlas blijkt dat de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) gemiddeld 2 meter onder maaiveld ligt. De betekent dat er voldoende infiltratiecapaciteit is. De beoogde ontwikkeling heeft verder geen gevolgen voor bodem en grondwater.
Waterkwantiteit
Gezien er nieuwbouw gerealiseerd gaat worden stelt het bevoegd gezag dat dit op hydrologisch neutrale manier ontwikkeld dient te worden en er eveneens compenserende voorzieningen dienen te worden gerealiseerd. Voor het toekomstige verhard oppervlak wordt de vereiste compensatie berekend door het toekomstige verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met een waterschijf van 60 millimeter (0,06 meter) en met de plaatselijke gevoeligheidsfactor (1). Dit komt neer op 600 m3 per hectare verhard oppervlak. Daaruit volgt de omvang van de vereiste compensatie in kubieke meters (m3).
Bebouwing (grijs) | 3.410,5 m2 |
Parkeerterrein verhard (blauw) | 1.059,2 m2 |
Wandelpaden halfverhard | 680 m2 |
Pad entree verhard | 300 m2 |
Parkeerterrein halfverhard (geel) | 800,5 m2 |
Parkeerterrein-gereserveerd* (oranje) | 544 m2 |
Onverhard buitenterrein (groen) | 6.707,7 m2 |
Figuur 4.3: Oppervlakte verharding in beoogde situatie (bron: De Loods)
* In de huidige situatie wordt het parkeerterrein-gereserveerd onverhard uitgevoerd. In de toekomst zouden deze parkeerplaatsen, indien nodig voor de parkeerbehoefte, wel verhard kunnen worden. In onderstaande berekening is daarom uitgegaan van een worst-case scenario waarin deze parkeerplaatsen ook halfverhard of verhard zullen zijn.
In de toekomstige situatie is het verhard oppervlak: 3.410,5 m2 bebouwing + 1.059,2 m2 verhard parkeerterrein + (800,5 m2 + 544 m2 =) 1.357 m2 half verhard parkeerterrein + 980 m2 wandelpaden = 6.806,7 m2. Als de gereserveerde parkeerterreinen die in eerste instantie groen en onverhard worden uitgevoerd niet worden meegerekend, is het verhard oppervlakte 6.806,7 m2 - 544 m2 = 6.262,7 m2.
Ten opzichte van de huidige situatie is dit een afname van (8.190,2 m2 - 6.806,7 m2 =) 1.383,5 m2.
Bij nieuwbouw mag het hemelwater niet worden aangesloten op het vuilwaterstelsel. Bij een toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. In principe dient er 60 millimeter retentie gerealiseerd te worden (600 m³ per hectare verhard oppervlak).
De waterbergingsopgave bedraagt worst-case: 6.806,7 m2 x 0,06 meter = 408,4 m3.
Op de tekening in figuur 4.3 staan indicatief 2 wadi's ingetekend. Wadi’s hebben als doel neerslag afkomstig van de gescheiden rioolstelsel tijdelijk te bergen en vertraagd af te voeren naar oppervlaktewater of in de bodem. De definitieve waterbergingsvoorziening kan in de uitvoeringsfase richting de bouwvergunningsaanvraag concreet uitgewerkt worden. Er is meer dan genoeg ruimte voor waterberging middels infiltratieriool en wadi's in de openbare ruimte. Er kan dan ook de aansluiting worden gezocht op de toekomstige regenwaterstructuur.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang gedurende de aanlegfase om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken.
Veiligheid en waterkeringen
De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Deze vallen ook niet in het plangebied.
Regenwater
In het plangebied komt 6.557,4 m2 groen terug. Dit is voldoende ruimte voor de opvang van hemelwater. In de regels bij onderhavig plan is voorts een algemene gebruiksbepaling opgenomen die stelt dat bij de aanleg van nieuw verhard oppervlak of bij vervanging van bestaand verhard oppervlak er voldoende waterberging dient te worden gerealiseerd conform het gemeentelijk beleid, het waterschapsbeleid en de Keur (Waterschapsverordening onder de Omgevingswet). Er kan dan ook de aansluiting worden gezocht op de toekomstige regenwaterstructuur.
Bij de uitwerking van de inrichting dient rekening gehouden te worden met het beleid van Waterschap De Dommel en de gemeente Nuenen c.a.. Middels een infiltratieriool en wadi's kan binnen het plangebied worden voldaan aan de waterbergingsopgave. Bij de bouwvergunningsaanvraag zal de waterberging concreet worden uitgewerkt. De realisatie van voldoende waterberging is als algemene gebruiksbepaling vastgelegd in de regels van onderhavig plan.
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van het geldende bestemmingsplan. Daarin zijn de parkeernormen conform de CROW-publicatie 381 opgenomen. Voor het te hanteren kencijfer / parkeernorm wordt een ligging in het 'rest bebouwde kom' aangehouden, de gemeente Nuenen heeft een 'matig stedelijk karakter' op basis van de adressendichtheid van het CBS.
Gemotoriseerd verkeer
De beoogde ontwikkeling wordt ontsloten op de Vinkenlaan, een erftoegangsweg met een maximum snelheid van 30 km/u. In noordelijke richting eindigt de Vinkenlaan op de Wielewaallaan, vanaf waar het gemotoriseerde verkeer via de Refeling wordt afgewikkeld op de Europalaan. Zowel de Wielewaallaan als de Refeling zijn ingericht als erftoegangswegen, met een maximumsnelheid van 30 km/u. De Europalaan is ingericht als een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/u. In westelijke richting loopt de Europalaan buiten de bebouwde kom over in de Sterrenlaan richting Eindhoven, terwijl in oostelijke richting de Europalaan eindigt op de kruising met de Smits van Oyenlaan. De Smits van Oyenlaan is een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/u. In noordelijke richting leidt de Smits van Oyenlaan naar de kernen Gerwen, Lieshout en Beek en Donk. In zuidelijke richting leidt de Smits van Oyenlaan naar de aansluiting op de A270, tussen Eindhoven en Helmond.
Langzaam verkeer
Op de wegen rondom het plangebied zijn aan weerzijden van de weg trottoirs aanwezig voor voetgangers. Voor fietsers zijn geen aparte voorzieningen gerealiseerd, waardoor fietsers de rijbaan moeten delen met het gemotoriseerde verkeer.
Openbaar vervoer
De dichtstbijzijnde openbaar vervoer halte is gelegen op circa 400 meter loopafstand vanaf het plangebied aan de Refeling. Vanaf deze halte kan gebruik worden gemaakt van buslijn 6, richting Nuenen Oost, met een frequentie van 30 minuten. De eerstvolgende halte ligt op circa 450 meter loopafstand van het plangebied aan de Europalaan. Vanaf deze halte kan gebruik worden gemaakt van buslijnen 260, tussen Geldrop en Best, en buslijn 322, tussen Eindhoven en Uden via Gemert.
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte van het plangebied en de manier waarop deze parkeerbehoefte kan worden opgevangen is een aanvullend parkeeronderzoek uitgevoerd. In het 'Parkeeronderzoek Vinkenhofjes' is op basis van de geldende parkeernormen een parkeerbalans opgesteld. Vervolgens is met behulp van een parkeerdrukmeting in het omliggende gebied bepaald in welke mate de parkeergelegenheid in de openbare ruimte kan worden ingezet om de parkeerbehoefte van de bezoekers op te vangen. Dit onderzoek is terug te vinden in Bijlage 3.
Uit de resultaten van het parkeeronderzoek (Bijlage 3) volgt dat het bezoekersparkeren niet kan worden opgevangen in de openbare ruimte en dus volledig op eigen terrein dient te worden opgelost. Hiervan is alleen sprake op de werkdag avond. Er dienen op dat moment 48 parkeerplaatsen op eigen terrein beschikbaar te zijn en gerealiseerd te worden voor het bezoek.
Voor de bewoners geldt dat conform de afspraken met de gemeente 0,5 parkeerplaatsen per woning normatief op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Dit komt neer op de realisatie van 34,2 parkeerplaatsen op het maatgevende moment.
In totaal dienen er op eigen terrein ten minste afgerond 83 parkeerplaatsen (48 + 34,2) te worden gerealiseerd.
Verder dient er ruimte te worden gereserveerd op eigen terrein van 0,6 parkeerplaats per woning voor de bewoners. Op het maatgevende moment komt dit neer op afgerond 46 parkeerplaatsen. Dit betreft uitsluitend een ruimtereservering.
Van belang is wel dat de parkeerplaatsen net als in de bestaande situatie openbaar toegankelijk zijn, zodat er dubbelgebruik mogelijk is tussen bewoners en bezoekers.
Tabel 4.1: Totaal te realiseren
Bezoekers -realiseren | 48 |
Bewoners - realiseren | 34,2 |
Totaal realiseren | 82,2 (afgerond 83) |
Tabel 4.2: Totaal reserveren
Bewoners - reserveren | 45,6 |
Totaal realiseren | 45,6 (afgerond 46) |
Voor een uitgebreide toelichting op bovenstaande cijfers wordt verwezen naar het Parkeeronderzoek in Bijlage 3.
In de beoogde situatie is plaats voor 129 parkeerplaatsen, waarvan er tenminste 83 dienen te worden gerealiseerd en het restant dient te worden gereserveerd, zie toelichting in paragraaf 2.2 en figuur 2.13. Hiermee wordt voldaan uit de parkeerbehoefte.
Mocht blijken dat na oplevering op basis van klachten en daardoor via nieuw parkeerdrukonderzoek de parkeerdruk te hoog is, worden deze gereserveerde parkeerplaatsen aanvullend uitgevoerd. Dat geldt ook als de beoogde parkeerplaatsen niet gerealiseerd kunnen worden vanwege de bomen.
Met kencijfers van CROW publicatie 381 kan voor verschillende functies de verkeersgeneratie bepaald worden. Voor deze ontwikkeling wordt wederom gekeken naar de kencijfers behorend bij 'rest bebouwde kom' en 'matig stedelijk' en wordt het gemiddelde van de bandbreedte gehanteerd. In de bestaande situatie zijn binnen het plangebied 61 sociale huur appartementen aanwezig. Conform het plan zullen de bestaande appartementen worden gesloopt en worden vervangen met 137 sociale huur appartementen. Voor het bepalen van de verkeerstoename ten gevolge van de beoogde ontwikkeling dient daarom de verkeersgeneratie van de bestaande functies gesaldeerd te worden op de verkeersgeneratie in de toekomstige situatie. Met behulp van de CROW-kencijfers zijn de weekdagintensiteiten berekend, terwijl voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling de werkdagintensiteiten maatgevend zijn. Voor het omrekenen van weekdagintensiteiten naar werkdagintensiteiten wordt conform CROW publicatie 381 voor woonfuncties een omrekenfactor van 1,11 gehanteerd. In tabel 4.3 is de verkeerstoename ten gevolge van de planontwikkeling berekend.
Tabel 4.3: Berekening van de huidige en toekomstige verkeersgeneratie
Bestaande situatie | ||||
Functie | Aantal | Kencijfer | Weekdag (mvt/etmaal) |
Werkdag (mvt/etmaal) |
Huur, appartement, midden/goedkoop (incl. sociale huur) | 61 appartementen | 3,6 per woning | 219,6 | 243,8 |
Toekomstige situatie | ||||
Functie | Aantal | Kencijfer | Weekdag (mvt/etmaal) |
Werkdag |
Huur, appartement, midden/goedkoop (incl. sociale huur) | 137 appartementen | 3,6 per woning | 493,2 | 547,5 |
Verkeerstoename (beoogd – bestaand) | 273.6 mvt/etmaal | 303,7 mvt/etmaal |
Ten opzichte van de bestaande situatie zal de beoogde ontwikkeling zorgen voor een verkeerstoename van 273,6 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde weekdag. Omgerekend naar werkdagintensiteiten komt dit neer op een verkeerstoename van 303,7 mvt/etmaal.
Verkeersafwikkeling
Voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling van de beoogde ontwikkeling dient gekeken te worden naar de verkeertoename gedurende het maatgevende uur van de werkdag, waarin doorgaans 10% van de etmaalintensiteit wordt afgewikkeld. Gedurende het maatgevende uur bedraagt de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling 30 mvt/uur.
Het gegenereerde verkeer zal volledig ontsloten worden over de Vinkenlaan in noordelijke richting naar de Wielewaallaan. Op de Wielewaallaan zal 75% (22,5 mvt/uur) van het gegenereerde verkeer in oostelijke richting worden afgewikkeld naar de Refeling. De resterende 25% (7,5 mvt/uur) zal worden afgewikkeld richting het westen naar de Vallestap. Vanaf de aansluiting van de Wielewaallaan op de Refeling zal 70% (21 mvt/uur) in zuidelijke richting worden afgewikkeld, om vervolgens te worden ontsloten via de Klamperlaan en de Smits van Oyenlaan richting de aansluiting op de A270. De resterende 5% (1,5 mvt/uur) wordt op de Refeling richting het noorden afgewikkeld naar de Europalaan, om vervolgens verder in noordelijke richting te worden ontsloten over de Smits van Oyenlaan. Vanaf de aansluiting van de Wielewaallaan op de Vallestap wordt het verkeer richting het noorden afgewikkeld naar het kruispunt Europalaan – Vallestap – Parkstraat. Vanaf dit kruispunt zal 20% (6 mvt/uur) over de Europalaan worden afgewikkeld richting het westen, terwijl de resterende 5% (1,5 mvt/uur ) over de Parkstraat richting het noorden zal worden afgewikkeld. In figuur 4.4 is de beoogde verkeersafwikkeling weergegeven.
Figuur 4.4: De verkeersafwikkeling van de beoogde ontwikkeling (bron: Rho adviseurs)
De hoogste verkeerstoename zal plaatsvinden op de Vinkenlaan, waar de beoogde ontwikkeling zal zorgen voor een verkeerstoename van 304 mvt/etmaal. De Vinkenlaan is ingericht als een erftoegangsweg-type I binnen de bebouwde kom. Binnen het verkeerskundig vakgebied wordt op basis van Duurzaam Veilig voor ETW-type I aangehouden dat een verkeersomvang van 5.000 à 6.000 mvt/etmaal zonder problemen vlot en veilig kan worden afgewikkeld. De beoogde verkeerstoename is dermate laag ten opzichte van de capaciteit van de weg dat het plan niet zal leiden tot knelpunten in de verkeersdoorstroming.
Verkeersveiligheid
De omliggende straten wikkelen met name het verkeer van de aanliggende woningen af, zodat de verkeersomvang op deze wegen beperkt is. Daarnaast geldt binnen de wijk een 30 km/h-regime. De verkeersveiligheid op de wegen rond het plangebied is dan ook voldoende gewaarborgd.
Uit de resultaten van het parkeeronderzoek volgt dat voor het opvangen van de parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling in totaal 83 parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden op eigen terrein, waarvan 48 parkeerplaatsen voor bezoekers en 35 parkeerplaatsen voor bewoners. Daarnaast dienen er conform de afspraken die gemaakt zijn met de gemeente op het terrein ruimte te worden gereserveerd voor de realisatie van 46 aanvullende parkeerplaatsen voor bewoners.
In de beoogde situatie is plaats voor 129 parkeerplaatsen, waarvan er tenminste 83 worden gerealiseerd en 46 worden gereserveerd. Hiermee wordt voldaan uit de parkeerbehoefte.
Mocht blijken dat na oplevering op basis van klachten en daardoor via nieuw parkeerdrukonderzoek de parkeerdruk te hoog is, worden deze gereserveerde parkeerplaatsen aanvullend uitgevoerd.
Het cultureel erfgoed van Nederland wordt beschermt met de Erfgoedwet. Om te voorkomen dat de archeologische informatie ongezien verloren gaat, is het noodzakelijk dat gemeenten in het ruimtelijk beleid waarborgen voor de omgang met dit bodemarchief. Dit is een uitvloeisel van het Verdrag van Malta dan in 1992 door Nederland werd ondertekend.
Op basis van de huidige wetgeving zijn de gemeenten in Nederland verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch bodemarchief. Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor dit bodemarchief, moeten gemeenten bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging.
Door de gemeente Nuenen c.a. is het Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg opgesteld. Op basis van de archeologische beleidskaart, wordt de gemeente onderverdeeld in verschillende categorieën met daaraan gekoppelde voorschriften. In het plangebied komt de categorie 4 voor: Gebied met een middelhoge archeologische verwachting. Om die reden is een vergunning vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 2.500 m² en dieper gaan dan 0,3 m–mv.
Het beleidsplan archeologie van de gemeente is vertaald in de diverse bestemmingsplannen, zo ook in het voor het plangebied geldende bestemmingsplan 'Nuenen Zuidoost'. Hierin is voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoog' opgenomen, zie paragraaf 1.3. Binnen deze dubbelbestemming mogen alleen bouwwerken gebouwd worden tot een oppervlakte van maximaal 2.500 m2 of niet dieper dan 0,30 meter.
Het beoogde planvoornemen voorziet in bodemingrepen ten behoeve van bouwwerken groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,30 meter. Een archeologisch onderzoek wordt noodzakelijk geacht en is uitgevoerd, zie Bijlage 4. Hierna worden de resultaten van het onderzoek beschreven.
Gespecificeerde archeologische verwachting bureauonderzoek
Volgens de opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting geldt er een lage archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit het Paleolithicum, Mesolithicum en de Nieuwe tijd. Voor het Neolithicum tot en met de Late-Middeleeuwen geldt een hoge verwachting.
Resultaten inventariserend veldonderzoek
De aangetroffen bodemopbouw bestaat uit een gevlekte, verrommelde bouw voor tot circa 0,60 m – 0,90 m -mv. Ook is de top van de C-horizont verstoord tot circa 0,85 meter – 1,50 meter -mv. Hieronder zit de niet-verstoorde C-horizont welke bestaat uit dekzandafzettingen van de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden.
Op basis van de waargenomen bodemverstoringen en de aanwezigheid van bebouwing op een deel van de nieuwbouwlocatie, kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer in situ worden verwacht.
Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek kan het plangebied vrij gegeven worden.
Als het plangebied nu of in de toekomst door de gemeente Nuenen c.a. wordt vrijgegeven voor bodemroerende werkzaamheden, dan blijft er, conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016, een meldingsplicht bestaan. Eventuele archeologische resten die bij werkzaamheden worden aangetroffen, moeten worden gemeld bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Het cultureel erfgoed van Nederland wordt beschermt met de Erfgoedwet. Goede ruimtelijke ordening betekent dat er daarnaast een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Hiertoe dient middels bestudering van kaarten bepaald te worden of binnen (de invloedsfeer van het plangebied) Rijksmonumenten (historische gebouwen, sluizen, tuinbeelden en grafstenen), Archeologische Rijksmonumenten, Werelderfgoederen en beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig zijn. Ook het voorkomen van gebieden met landschappelijke waarden en beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, Wetlands, Beschermde Natuurmonumenten, Nationale Parken, Nationale Landschappen en de Ecologische Hoofdstructuur dient bepaald te worden.
Er is geen bestaande monumentale of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig binnen het plangebied. Uit de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant blijkt dat het plangebied in de nabijheid ligt van een historische geograrische lijn met een redelijk hoge waarde (figuur 4.5). Ook de monumentale bomen langs deze straat staan op de cultuurhistorische waardenkaart aangegeven (figuur 4.6), dit is overgenomen in het bestemmingsplan 'Nuenen Zuidoost'.
In het Groenstructuurplan van de gemeente Nuenen c.a. uit 2010 staat: 'De noord-zuid georiënteerde historische structuur Lyndakkers/Oude Kerkdijk is in deze wijken opgenomen. De forse oude eiken die deze weg begeleiden vormen een markante fietsverbinding door de wijk. Deze sluit gedeeltelijk aan op het centraal gelegen wijkpark, dat eveneens gekenmerkt wordt door volwassen eiken in gras en enkele bosplantsoenstroken. Door deze combinatie heeft het park een zeer ruimtelijke beeld.'
Bij de beoogde ontwikkeling blijven de waardevolle bomen aan de Lyndakkers behouden, zo wordt er rekening gehouden met de culturele waarde van de straat de Lyndakkers. Aan het park tussen de Lyndakkers en het plangebied wordt extra verblijfskwaliteit en groen toegevoegd en de hoge bomen in het park zorgen er voor dat de 5 bouwlagen van de nieuwe Vinkenhofjes vanaf de Lyndakkers niet opvallen.
Figuur 4.5: Plangebied, rood omkaderd, nabij historische straat (bron: Cultuurhistorische waardenkaart Provincie Noord-Brabant)
Figuur 4.6: Plangebied, rood omkaderd, in de nabijheid van monumentale bomen (bron: Cultuurhistorische waardenkaart Provincie Noord-Brabant)
Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
De drie nieuwe woongebouwen komen komen gedeeltelijk op gronden te staan die nu een verkeersbestemming hebben binnen het plangebied. Aangetoond dient te worden dat ook deze gronden veilig zijn om op te wonen.
Om de bodemkwaliteit van het plangebied te bepalen is een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd. De resultaten van het bodemonderzoek zijn bijgevoegd in Bijlage 5.
Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem is geconcludeerd, dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie voor een "verdachte locatie met diffuse bodembelasting en een heterogene verontreiniging op schaal van monsterneming, niet lijnvormig" (VED-HE-NL).
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk siltig, matig fijn tot zeer fijn zand. De bovengrond is bovendien zwak humeus. De ondergrond is plaatselijk zwak tot matig gleyhoudend en plaatselijk zwak leemhoudend.
Zintuiglijk blijkt de bovengrond ter plaatse van boring 08 (traject: 0,0-0,6 meter -mv) zwak baksteenhoudend. In zowel de boven- als ondergrond zijn analytisch géén verontreinigingen aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Deze metaalverontreiniging is hoogstwaarschijnlijk te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.
Tijdens de terreininspectie is op het noordelijk terrein, nabij boring 02, een asbestverdacht dak zonder goot of verharding aangetroffen. Hierdoor is onder de dakrand een inspoelzone ontstaan. Inspoelzones zijn verdacht op het voorkomen van asbest. Deze inspoelzone is echter van zeer beperkte omvang (maximaal 1,5 meter lang).
Figuur 4.7: Inspoelzone nabij boring 02 (bron: Econsultancy, Bijlage 5)
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "heterogeen verdacht, niet lijnvormig" dient te worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, bevestigd. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek.
Gelet op de analyseresultaten uit de rapportage bestaat er, met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem, géén belemmeringen voor de voorgenomen sloop en nieuwbouw op de onderzoekslocatie.
De asbestverdachte inspoelzone is niet onderzocht, dit vanwege de zeer beperkte omvang (maximaal 1,5 meter lang). Verwacht wordt dat onderzoek naar deze laag als sanering zou werken. Dat betekent dat de grond die nodig is voor een onderzoek al de hele inhoud van de inspoelzone zal betreffen. Indien onderzoek noodzakelijk wordt geacht door het bevoegd gezag, dan wordt geadviseerd, indien mogelijk, de potentieel asbesthoudende grond, in goed overleg met het bevoegd gezag, conform geldende wet- en regelgeving af te voeren.
Algemeen
Indien er bij werkzaamheden grond vrijkomt die niet op de locatie kan worden hergebruikt, zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit, het “Handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie” of de regionale bodemkwaliteitskaart van toepassing.
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day evening night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavige situaties bedraagt 63 dB (binnenstedelijk gelegen woning).
Aftrek ex artikel 110g Wgh
De in de Wgh genoemde grenswaarden aan de buitengevels ten aanzien van wegverkeerslawaai betreffen waarden inclusief aftrek op basis van artikel 110g Wgh. Dit artikel houdt in dat voor het wegverkeer een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het wegverkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. De toegestane aftrek bedraagt: 5 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen minder dan 70 km/u bedraagt. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of meer is de hoogte van de aftrek afhankelijk van de geluidbelasting exclusief aftrek. Bij een geluidbelasting van 56 dB en 57 dB mag een aftrek toegepast worden van respectievelijk 3 dB en 4 dB. Bij overige geluidbelastingen wordt een aftrek van 2 dB toegepast. De aftrek mag alleen worden toegepast bij toetsing van de geluidbelastingen aan de normstellingen uit de Wgh. In voorliggend onderzoek is gebruik gemaakt van een aftrek van 5 dB.
Geluid van wegverkeerslawaai
De Europalaan is de dichtstbijgelegen binnen de bebouwde kom gelegen gezoneerde weg met een snelheid van 50 km/uur. Voor een weg bestaande uit een of twee rijstroken geldt binnen de bebouwde kom een geluidzone van 200 meter. Het plangebied ligt op circa 240 meter afstand van de Europalaan en ligt daarmee buiten de geluidszone op basis van de Wet geluidhinder. Voorts liggen binnen voorgenoemde straal geen gezoneerde wegen. De dichtstbijzijnde weg buiten de bebouwde kom is het Wettenseind op een afstand van ruim 1 kilometer. Wettelijk onderzoek is daarom niet aan de orde.
Wel dient in het in het kader van een goede ruimtelijke ordening aangetoond te worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat op de nieuwe woningen in het plan. Hiervoor is de geluidbelasting afkomstig van het verkeer over de aanliggende 30 km/uur weg Vinkenlaan, die geen geluidzone heeft op grond van de Wet geluidhinder, van belang voor de nieuwe woningen. Als richtwaarde geldt hier een geluidbelasting van 48 dB.
Ten opzichte van de bestaande situatie zal de beoogde ontwikkeling zorgen voor een verkeerstoename van 274 (afgerond) mvt/etmaal gedurende een gemiddelde weekdag op de Vinkenlaan. Omdat de bestaande bebouwing wordt gesloopt en vervangen door 137 woningen zal de beoogde verkeersgeneratie vanwege de ontwikkeling op de Vinkenlaan circa 494 mvt/etmaal (weekdag) bedragen. Aangenomen wordt dat de totale intensiteit op de Vinkenlaan (asfalt, 30 km/uur) circa 600 mvt/etmaal zal bedragen gezien de overige functies en woningen die via deze weg worden ontsloten.
Indicatief is de geluidbelasting berekend. Het resultaat staat in onderstaande figuur. Hieruit blijkt dat de geluidbelasting op de nieuwe woningen voldoen aan de richtwaarde van 48 dB vanwege de Vinkenlaan.
Figuur 4.8: Resultaten Vinkenlaan (in dB, inclusief aftrek art. 110g Wgh)
Door de toename van verkeer als gevolg van de ontwikkeling zal de geluidbelasting op de bestaande woningen toenemen. Als vuistregel geldt dat een verkeerstoename van meer dan 40%, waarbij andere variabele constant blijven, zal zorgen voor een geluidtoename van meer dan 1,5 dB die net hoorbaar is voor het menselijk gehoor. Indien deze toename onder de richtwaarde van 48 dB blijft dan wordt deze beoordeeld als aanvaardbaar. In bovenstaande figuur is ook de geluidbelasting op de bestaande woningen in beeld gebracht. In deze berekening is de nieuwe bebouwing meegenomen. Het blijkt dat de geluidbelasting in de situatie met ontwikkeling lager blijft dan 48 dB op de bestaande woningen, ondanks de verkeerstoename en de hogere bebouwing.
Geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect geluid van wegverkeer vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.
Voor de beoordeling is het van belang om te weten of het gebied getypeerd kan worden als een rustige woonwijk of een gemengd gebied. Een gemengd gebied wordt als volgt getypeerd: “Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven".
In de beoogde situatie worden 137 sociale huurwoningen in 3 woongebouwen gerealiseerd op de plek van de huidige 61 gestapelde woningen in 5 woongebouwen.
Het plangebied kan worden aangeduid als een rustige woonwijk.
Binnen het bestemmingsplan 'Nuenen Zuidoost' zijn in de omgeving van het plangebied 4 maatschappelijke voorzieningen en 2 nutsvoorzieningen gevestigd die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat binnen het plangebied én waarvan de bedrijfsvoering beïnvloed zou kunnen worden door de komst van de nieuwe woningen binnen het plangebied. De invloed wordt hierna toegelicht.
Figuur 4.10: Vier maatschappelijke voorzieningen en twee nutsvoorzieningen in de omgeving van het plangebied, bestemmingsplan 'Nueen Zuidoost' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
1. Wederikdreef 2
In het bestemmingsplan 'Nuenen Zuidoost' heeft dit perceel nog een maatschappelijke bestemming. Op 16 december 2021 is het bestemmingsplan 'Wederikdreef te Nuenen' vastgesteld. Met dit bestemmingsplan heeft het perceel een woonbestemming gekregen. Er hoeft dus niet langer getoetst te worden aan dit 'bedrijf'.
2. Wederikdreef 4
Deze maatschappelijke bestemming heeft de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. In de huidige situatie is hier een woning gevestigd. Een maatschappelijke voorziening is volgens het bestemmingsplan wel planologisch mogelijk. De toegestane maatschappelijke voorzieningen vallen in milieucategorie 1 of 2. De richtafstand in rustig gebied bedraagt maximaal 30 meter. Met een afstand van meer dan 85 meter tot het plangebied, wordt het planvoornemen niet beïnvloed door deze maatschappelijke locatie en wordt de maatschappelijke voorziening niet belemmerd door de komst van de nieuwe appartementen.
3. Nutsvoorziening
Ter plaatse van nummer 3 (figuur 4.10) staat een transformatorstation. Een wijktrafo heeft een richtafstand van 30 meter ten behoeve van geluid en 10 meter voor gevaar. Het trafostation ligt op 11 meter van het plangebied en op circa 45 meter van het nieuwe bouwvlak van de zuidelijk gelegen beoogde nieuwe appartementengebouw. De nieuwe appartementen liggen op voldoende afstand. Het trafostation staat tussen twee woningen in op vele malen kortere afstand. Het trafostation wordt dus niet beperkt door de komst van de nieuwe appartementen die op grotere afstand komen te liggen.
4. Sporthal en buurthuis
Ten zuiden van het plangebied ligt op circa 100 meter vanaf de nieuwe woonbestemming een sporthal en een buurthuis. Voor een sporthal geldt volgens de VNG publicatie een richtafstand van 50 meter in een rustige woonwijk. Voor een buurthuis geldt een richtafstand van 30 meter. De nieuwe woningen liggen ruim buiten deze richtafstanden.
5. Ouderenzorg Jo van Dijkhof
Aan de overkant van de Vinkenlaan ligt het ouderenzorgcomplex Jo van Dijkhof met een maatschappelijke bestemming. Een ouderenzorgcomplex past in de VNG publicatie het best bij een 'verpleeghuis'. Voor 'verpleeghuizen' geldt een richtafstand van 30 meter voor het maatgevende aspect geluid. Rondom de bebouwing van het ouderencomplex ligt een groenvoorziening. Vanaf het bouwvlak van het ouderencomplex gemeten, liggen de nieuwe woonbestemmingen van het midden en zuidelijke woongebouw van het plangebied Vinkenhofjes buiten de richtafstand van 30 meter.
Daarbij komt dat omliggende bestaande woningen op kortere afstand van het ouderenzorgcomplex liggen.
Figuur 4.11: Afstand vanaf bouwvlak Jo van Dijkhof tot nieuwe appartementen is meer dan 30 meter (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
6. Nutsvoorziening
Ter plaatse van nummer 6 (figuur 4.10) bevindt zich aangebouwd aan een aantal garageboxen een transformatorstation. Een wijktrafo heeft een richtafstand van 30 meter ten behoeve van geluid en 10 meter voor gevaar. Het trafostation ligt op 15 meter van het plangebied en op circa 30 meter van het nieuwe bouwvlak van de noordelijk gelegen beoogde nieuwe appartementengebouw. De nieuwe appartementen liggen op voldoende afstand. Het trafostation staat nabij bestaande woningen op vele malen kortere afstand. Het trafostation wordt dus niet beperkt door de komst van de nieuwe appartementen die op grotere afstand komen te liggen.
De twee huidige maatschappelijke bestemmingen binnen het plangebied komen in de beoogde situatie te vervallen.
Als gevolg van de beoogde ontwikkeling worden geen omliggende bedrijven belemmerd in hun bedrijfsvoering en ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM. Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4. weergegeven.
Tabel 4.4: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2)) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 137 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit 2022. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Europalaan, op circa 240 meter ten noorden van het plangebied. Uit het CIMLK blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2021 ten hoogste 21,3 µg/m³ voor NO2, 18,7 µg/m³ voor PM10 en 11,1 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,8 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Figuur 4.12: Uitsnede NSL tool, plangebied rood omkaderd (bron: http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/)
De invloed van geur van veehouderijen op het woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied wordt in paragraaf 4.9 toegelicht.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
Beleid en normstelling
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) betreft een wet waarmee de nationale regels inzake geurhinder ten opzichte van de tot veehouderijen behorende dierenverblijven vastgesteld staan. De Wet geurhinder en veehouderij heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van geurbelasting, onder andere als gevolg van emissies door bedrijven. Nieuwe knelpunten moeten worden voorkomen. De vaste afstand tussen een melkveehouderij en een geurgevoelig object in het buitengebied dient ten minste 50 meter te bedragen (artikel 4, lid 1 Wgv).
Toetsing en conclusie
De dichtstbijzijnde veehouderij ligt ten westen van Nuenen op circa 1,3 kilometer van het plangebied. Hiermee wordt ruim voldoende afstand aangehouden. Hierna is een figuur van de kern Nuenen met de achtergrondbelasting van omliggende veehouderijen opgenomen.
Figuur 4.13: Uitsnede geurkaart achtergrondbelasting Nuenen met aanduiding plangebied (bron: Omgevingsdienst Zuidoost Brabant)
Hieruit volgt duidelijk dat de kwaliteit leefomgeving – wat betreft achtergrondbelasting – ter plaatse van het plangebied is aan te merken als ‘zeer goed’.
Met betrekking tot geur is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Uit de VGO-rapporten die afgelopen jaren zijn gepubliceerd door het RIVM komt duidelijk naar voren dat er een relatie wordt gevonden tussen veehouderijen en de gezondheid van omwonenden. Deze relatie is door de onderzoeker op verschillende manieren vastgesteld. Daarbij komt dichtheid van veehouderijbedrijven en afstand tot bepaalde type individuele veehouderijen concreet naar voren als factoren die van invloed zijn op de gezondheid van omwonenden.
Verder blijkt uit VGO-onderzoek dat er in een straal van twee kilometer rond geitenhouderijen een verhoogde incidentie van longontstekingen (ca. 25-30% hoger) voorkomt. De oorzaak van het verhoogde risico op longontsteking rond geitenbedrijven is vooralsnog onbekend en onderwerp van vervolgonderzoek. Op dit moment kan er geen enkele broneffect relatie worden beschreven tussen de verhoogde longontsteking incidentie en de uitstoot vanuit geitenhouderijen. Wel is er een causaal verband geconstateerd waarbij de associatie sterker is naarmate de afstand tot een geitenhouderij kleiner is. Tot er meer duidelijkheid is over de bron van de verhoogde incidentie longontstekingen kan niet worden geadviseerd over beschermde maatregelen. Afstand houden en goed informeren is de enige maatregel die de GGD op dit moment adviseert.
Het moratorium is een voorzorgmaatregel met het oog op de volksgezondheid. Als de uitkomsten van het vervolgonderzoek bekend worden, wordt er gekeken of er redenen zijn het besluit in te trekken of aan te passen.
'De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0' (versie mei 2018) bevat een praktisch stappenplan om te beoordelen of nadere advisering vanuit de GGD wenselijk is. De zeven stappen dienen alle te worden doorlopen en beantwoord om na te gaan of er aandachtspunten worden gevonden. Toetsing aan het stappenplan moet plaatsvinden, zodat kan worden bepaald of een advies van de GGD nodig is voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsing en conclusie
Binnen een afstand van 2 kilometer uit het plangebied zijn geen geitenhouderijen gevestigd. Aangenomen mag worden, dat er geen sprake zal zijn van emissies van entdotoxinen, waardoor er ter plaatse sprake zou zijn c.q. kunnen zijn van een onaanvaardbaar hoog gezondheidsrisico. De beoogde ontwikkeling van het wooncomplex wordt daarom uit een oogpunt van volksgezondheid(risico's) aanvaardbaar geacht.
Hoewel er voor het gebruik en de introductie van bestrijdingsmiddelen diverse wetten, besluiten en regels van toepassing zijn, zijn er geen wettelijke bepalingen inzake de minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop bomen/fruitteelt en andere gewassen in de open lucht wordt geteeld en nabijgelegen gevoelige functies, waaronder woningen, verblijfsrecreatie en/of (horeca)terrassen.
Vanwege mogelijk vrijkomende drift (verwaaiing van spuitvloeistof) bij het bespuiten van fruitbomen wordt meestal een afstand van 50 meter aangehouden tussen een fruitboomgaard en een gevoelige bestemming (c.q. gevoelige objecten). Dit is een in de praktijk gegroeide vuistregel (op basis van constante jurisprudentie). Het is echter een indicatieve afstand. Dat wil zeggen, er kunnen omstandigheden aanwezig zijn op basis waarvan hiervan kan worden afgeweken. Voor het betrokken bestuursorgaan bestaat er een onderzoeksplicht of er sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van voornoemde afstand rechtvaardigen. De in acht te nemen afstand in verband met de verwaaiing van spuitvloeistof (drift) is onder meer afhankelijk van de toxiciteit (aard en omvang) van het gewasbeschermingsmiddel, de spuittechnieken die door de teler worden toegepast, de hoogte van de bomen/struiken, de feitelijke afstand van de bomen/struiken tot de gevoelige functie, de rijsnelheid bij machinale bespuiting, de windsnelheid en windrichting alsmede de aanwezigheid van een blad houdende beplanting ter afvang van door drift verplaatste stoffen.
Toetsing en conclusie
De dichtstbijzijnde agrarische gronden liggen op meer dan 1 kilometer van het plangebied. De appartementen in het plangebied ondervinden dus geen hinder door het spuiten van chemische bestrijdingsmiddelen op agrarische gronden.
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
Ten aanzien van deze aspecten moeten de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
Buisleidingen
Relevant is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Figuur 4.14: Fragment risicokaart met relevante inrichtingen en transportroutes en het plangebied rood omcirkeld (bron: atlasleefomgeving.nl/kaarten)
Op circa 575 meter ten oosten van het plangebied ligt een tankstation zonder LPG. Het plangebied ligt niet binnen de risicozone.
De A270 bevindt zich ten zuiden van het plangebied op een afstand van circa 840 meter. Deze weg maakt geen onderdeel uit van het Basisnet. Wel vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg plaats. De maatgevende stofcategorie betreft GF3 met een invloedsgebied van 355 meter. Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied.
Ten zuiden van de A270 bevindt zich de spoorlijn Eindhoven - Venlo op een afstand van circa 1,7 kilometer. Het invloedsgebied van het spoortraject wordt bepaald door stofcategorie A en betreft 460 meter. Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied. Het groepsrisico hoeft niet berekend of verantwoord te worden.
De aardgasleidingen Z-514-06 en Z-514-01 bevinden zich ten zuiden van het plangebied op een afstand van circa 1,8 kilometer. Beide buisleidingen hebben een grootte van 12 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Het bijbehorende invloedsgebied is 140 meter. Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied. Ook voor deze risicovolle bron hoeft het groepsrisico niet berekend of verantwoord te worden.
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting of transport van gevaarlijke stoffen. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Er is geen specifiek beleid op rijksniveau ten aanzien van lichthinder. In vervolg op de Taskforce Verlichting van het voormalige ministerie VROM worden gemeenten en provincies gestimuleerd energiebesparend om te gaan met verlichting van openbare ruimte en lichtvervuiling tegen te gaan. Veel provincies en gemeenten hebben beleid ontwikkeld op dit gebied. Samengevat komt de kern van het beleid ten aanzien van licht neer op het volgende: Donkerte hoort samen met onder andere rust en ruimte tot een van de kernkwaliteiten van het landschap. Bij ruimtelijke planvorming moet hinder door kunstmatige verlichting zoveel mogelijk worden voorkomen.
Uitgangspunt is dat alleen de parkeerkoffers worden aangelegd die in het groen zijn gesitueerd. Deze groene omkadering voorkomt/reduceert het mogelijk inschijnen van koplampen.
Verder zijn in de huidige situatie binnen het plangebied ongeveer evenredig verpreid vier uitritten van parkeerplaatsen gesitueerd aan de Vinkenlaan. Bij het rechts- en linksafslaan van automobilisten op de vinkenlaan van- en naar de parkeerplekken zorgt er voor dat vrijwel alle woningen op de begane grond inschijning kunnen hebben van koplampen van auto's. Met de nieuwe inrichting van het plangebied zal het aantal uitritten op de Vinkelaan afnemen ten opzichte van de bestaande situatie. Zo komen de uitritten ter hoogte van Vinkenlaan 1/3 en Vinkenlaan 11/13 te vervallen. Het nieuwe plan kent nog maar twee uitritten in plaats van de vier nu.
Daarnaast zijn aan de Vinkenlaan nog een aantal parkeerplaatsen gereserveerd. Dit zijn haakse parkeervakken. Ten opzichte van de situatie nu is dat nauwelijks een verandering. De parkeerplaatsen in de huidige situatie zijn weliswaar niet direct aan de Vinkenlaan gelegen, maar hebben zonder afscherming door groen wel een inschijning door koplampen. De nieuwe parkeerplaatsen worden ingebed in een 'groene koffer'.
Bij de gereserveerde parkeerplaats ten noordoosten in het plangebied is de uitrit voorzien aan de Wielewaallaan, waar geen woning aanwezig is die hinder kan ondervinden van het inschijnen van koplampen.
Figuur 4.15: Huidige parkeerplaatsen aan de Vinkenlaan zorgen nu ook al voor mogelijke inschijning van koplampen op woningen aan de Vinkenlaan
Het aspect lichthinder wordt waar nodig meegenomen in de verder uitwerking van de plannen en vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Met de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn). Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De afstand tot het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Strabrechtse Heide & Beuven bedraagt circa 6,3 kilometer. De afstand tot het meest dichtstbijzijnde NNN bedraagt circa 800 meter. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de grote afstand tot natuurgebieden kunnen ook effecten zoals verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.
De stikstofdepositie op stikstofgevoelige gebieden dient berekend te worden voor de realisatiefase en de gebruiksfase.
Om negatieve effecten door stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden uit te sluiten is een aantal AERIUS-berekeningen uitgevoerd, zie Bijlage 6 voor de stikstofdepositieberekening van de sloop in 2023 en Bijlage 7 voor de stikstofdepositieberekening van de realisatiefase in 2024. De stikstofdepositieberekening van de realisatie- en gebruiksfase in 2025 is te lezen in Bijlage 8. In Bijlage 9 is in een memo van de werkwijze van de stikstofdepositieberekening na te lezen.
Uit de verschilberekeningen met AERIUS Calculator voor de realisatiefase en de gebruiksfase blijkt dat er geen toename is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Op basis van de berekening zijn significante negatieve effecten op Natura 2000-gebied in de gebruiksfase uitgesloten. De beoogde herontwikkeling is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.
Figuur 4.16: Plangebied, rood puntje, ten opzichte van Natura 2000-gebied (bron: atlasleefomgeving.nl/kaarten)
Figuur 4.17: Plangebied (rood omcirkeld) ten opzichte van Natuur Netwerk Brabant, kaart 4 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Soortenbescherming
In het kader van de verduurzaming van sociale huurwoningen, heeft de initiatiefnemer, net als vele andere woningcorporaties een grote opgave om haar woningbezit te verduurzamen. Naast de verduurzamingsopgave vindt de initiatiefnemer het belangrijk de natuurwaarden te behouden. Hierbij willen ze deze bescherming echter wel op een praktische wijze uitvoeren, waarbij zowel recht gedaan wordt aan de beschermde natuurwaarden als aan de praktische uitvoerbaarheid van de verduurzamingsopgave.
Voor die redenen heeft de initiatiefnemer een Soortmanagementplan (SMP) laten opstellen, zie Bijlage 10 (29 januari 2021). Dit document dient als onderbouwing van de gebiedsontheffing Wnb voor gebouwbewonende soorten bij onderhoud, renovatie, sloop en nieuwbouw en verduurzaming van woningen en gebouwen.
Op 8 december 2020 heeft het ODBN verzocht om aanvullende gegevens op de ontheffingsaanvraag. In Bijlage 11 staan de vragen inclusief de antwoorden en/of verwijzingen naar het aanvraagdocument 'SMP Gebouwbewonende soorten Woningstichting Helpt Elkander' en de ontheffingsaanvraag opgenomen. Hierin wordt onder andere aangetoond hoe de initiatiefnemer aan de maatregelen uit het SMP gaat voldoen.
Op 29 maart 2021 hebben de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant ontheffing (Z/119035-250079) verleend krachtens artikelen 3.3, 3.8 en 3.10, juncto artikel 3.8, van de Wet natuurbescherming voor het renoveren of slopen en realiseren van woningbezit van Helpt Elkander, gelegen binnen de kernen Nuenen, Gerwen en Nederwetten, in de gemeente Nuenen c.a.. Deze ontheffing is opgenomen in Bijlage 12.
In het SMP en in de ontheffing staan veel maatregelen beschreven die getroffen moeten worden.
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot significante effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke ‘mechanische grondroering’ bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden.
Het aspect 'kabels en leidingen' vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe gebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Hierbij kan op verschillende manieren omgegaan worden met energie zuinigheid.
Het plan zal tenminste voldoen aan de wettelijke BENG-norm, waarmee hoge eisen worden gesteld aan duurzaamheid en energiegebruik.
Het dakoppervlak wordt multifunctioneel gebruikt voor zowel de opvang van hemelwater als voor de opwek van duurzame energie via zonnepanelen en voor de biodiversiteit en verkoeling door een vegetatiedak.
Duurzaam vervoer wordt gestimuleerd door oplaadpunten voor elektrische fietsen en (deel) auto's aan te bieden.
In en rondom de nieuwe woongebouwen worden verblijfsmogelijkheden gecreëerd voor vogels en insecten. Dit draagt bij aan het versterken van de biodiversiteit.
Figuur 4.18: Innovaties planvoornemen (bron: De Loods)
Duurzame voorzieningen worden geïntegreerd in en rondom de nieuwe woongebouwen.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een milieueffectrapportage nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan, ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft, mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een 'vormvrije' mer-beoordeling.
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 'een oppervlakte van 100 hectare of meer' of 'een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat' (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 137 sociale huurwoningen. Hiermee blijft de ontwikkeling ruim onder de drempelwaarde.
Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.
Uit de informatie in de vormvrije m.e.r.-beoordeling in Bijlage 13 blijkt dat het plangebied niet gelegen is in een kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. De aard en beperkte omvang van het plan leiden niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen mits de genoemde mitigerende maatregelen worden uitgevoerd.
Met inachtneming van de maatregelen uit Bijlage 13 is het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.
Volgens artikel 6.12 van de Wro dient tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.
Het plangebied is eigendom van de initiatiefnemer. De kosten van deze ontwikkeling zijn derhalve volledig voor rekening van de initiatiefnemer. Met de gemeente Nuenen c.a. is een anterieure overeenkomst gesloten.
In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.
Verbeelding
Eisen aan de verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Op de verbeelding wordt met bestemmingen en aanduidingen aangegeven welk gebruik is toegestaan en of er ten behoeve van die bestemmingen mag worden gebouwd. De bestemmingen worden door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'W' voor 'Wonen'. Met aanduidingen kan het gebruik nader worden gespecificeerd en het bouwen worden gereguleerd. Een veel voorkomende bouwaanduiding is die voor de maximum goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen; deze worden aangegeven door middel van een matrix. Naast enkelbestemmingen die met een kleur worden aangeduid, zijn er dubbelbestemmingen die op de verbeelding herkenbaar zijn aan arceringen.
De gehanteerde bestemming
Voor het plangebied is een woonbestemming opgenomen. Voor deze bestemmingsregeling is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Nuenen Zuidoost'. Er is geen dubbelbestemming voor archeologie opgenomen, omdat in het archeologisch onderzoek (paragraaf 4.3) wordt geadviseerd het gebied vrij te geven.
Regels
Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde.
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Voorts is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
Deze bestemming betreft gronden waarop groenvoorzieningen, paden, sport- en spelvoorzieningen, water e.d. zijn toegestaan.
Deze gronden zijn bestemd voor wegen, paden en parkeervoorzieningen.
Deze gronden zijn bestemd voor uitsluitend gestapelde woningen.
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld als (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Binnen dit artikel worden de regels voor ondergronds bouwen en het bouwen van dakkapellen beschreven.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt het verboden gebruik beschreven.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.
Dit artikel bevat de voorrangsregels en een parkeerregeling. De parkeerregeling is gelijk aan degene opgenomen in de meest actuele CROW publicatie, namelijk de CROW publicatie 381.
In artikel 13 is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 13.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 13.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Artikel 14 bevat de slotregel.
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plaats te vinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De resultaten van het vooroverleg worden verwerkt in onderstaande paragraaf.
Van oktober 2021 tot oktober 2022 heeft de omgevingsdialoog plaatsgevonden.
Inloopbijeenkomst 18 oktober 2021
In oktober 2021 is via een vragenlijst en een inloopbijeenkomst voor omwonenden en andere genodigden (onder andere Seniorenplatform, Actieplatform Nuenen-Zuid, Huurdersplatform Helpt Elkander) informatie opgehaald om uitgangspunten voor de nieuwbouwontwikkeling te definiëren. De belangrijkste punten waren:
Gebiedsconcept
Allereerst is de opgehaalde informatie van de eerste inloopbijeenkomst verwerkt in een gebiedsconcept voor de nieuwbouwontwikkeling:
Deze uitgangspunten zijn besproken in de Klankbordgroep, die drie keer bij elkaar geweest is. De klankbordgroep bestond uit circa 10 (nagenoeg) direct omwonende kopers en huurders en oorspronkelijke huurders.
Samenvatting Klankbordgroep 1
In het eerste klankbordgroepoverleg zijn bovenstaande uitgangspunten nogmaals gedeeld, is het gebiedsconcept gepresenteerd, alsmede drie mogelijke scenario's. Onder meer zijn de volgende zaken besproken:
Input uit dit overleg is meegenomen in het vervolg.
Samenvatting Klankbordgroep 2
In het tweede klankbordgroepoverleg werden door enkele leden van de klankbordgroep vragen gesteld over de uitgangspunten voor de nieuwbouw in relatie tot de structuurvisie Nuenen-Zuid, die in de gemeenteraadsvergadering van april 2019 is vastgesteld. De architect en Helpt Elkander gaven daarop aan dat zowel met de wethouder, verschillende (gemeenteraads)fracties als met ambtenaren besproken is om te onderzoeken hoe het programma op deze plek op een juiste manier kan worden ingevuld. In de gesprekken was aangegeven dat het denkbaar is om hoger te bouwen dan de structuurvisie aangeeft, mits het de goede kwaliteit oplevert in het plan. Verder werd nog gesproken over het belang van de ontwikkeling en waarom deze locatie zo geschikt is voor (met name) senioren. En hoger bouwen geeft meer ruimte voor groen en parkeren. Daarnaast, op 18 oktober waren er bij de inloopbijeenkomst 4 modellen getoond, waarbij er nauwelijks voorkeur was voor het model dat aansloot bij de uitgangspunten van de structuurvisie.
Daarnaast werd in het tweede klankbordgroepoverleg de beeldkwaliteit en de uitstraling besproken en verschillende modellen (A+B - zie hieronder). De klankbordgroep had een duidelijke voorkeur voor model B. Op verzoek van de klankbordgroep wordt nog onderzoek gedaan naar een model dat past binnen de uitgangspunten van de structuurvisie.
Samenvatting Klankbordgroep 3
Het derde klankbordgroepoverleg heeft op twee data plaatsgevonden, omdat niet alle leden er op 20 september waren, vanwege vakantie, drukte of ziekte en Helpt Elkander toch van zo veel als mogelijk leden reactie wilde op het doorontwikkelde plan.
De urgentie van het plan wordt geduid en het doorontwikkelde plan (op basis van model B) wordt toegelicht. Ook model C wordt gepresenteerd (plan binnen de uitgangspunten van de structuurvisie). Helpt Elkander en de architect geven aan dit model C niet verder door te willen ontwikkelen, omdat dit plan niet voldoende kwaliteit biedt voor zowel toekomstige bewoners als omwonenden.
Met name leden van de klankbordgroep die aan de andere zijde van het park wonen, gingen in discussie over de hoeveelheid bouwlagen en geven aan dat het nieuwe plan binnen de uitgangspunten van de structuurvisie moet worden gebouwd. Helpt Elkander legt uit dat in overleg met meerdere partijen (waaronder de gemeente) ruimte was om buiten de uitgangspunten van de structuurvisie de mogelijkheden te onderzoeken. Ook vanwege het belang en de urgentie. Op deze manier zijn we tot een beter plan voor deze locatie gekomen (o.a. meer behoud van groen en betere inpassing parkeren). Er is zelfs circa 500m2 minder bebouwd dan in de huidige situatie.
Eerder was gesproken over tenminste 120 woningen. Nu wordt een bandbreedte van 120-150 woningen genoemd. Leden waren hier verbaasd over. Er wordt toegelicht dat in plaats van 3 driekamerappartementen 4 tweekamerappartementen gemaakt kunnen worden. Er kan dan worden gedifferentieerd in doelgroep en binnen dezelfde stedenbouwkundige oplossing kunnen dan meer woningen worden gemaakt.
Er was nog een vraag waarom we niet in Nuenen-West bouwen. Dat komt omdat Helpt Elkander daar geen eigen grond in bezit heeft en alle grond is opgekocht door projectontwikkelaars. Als Helpt Elkander daar wil bouwen, zouden de grondkosten te hoog zijn. Bovendien leent de locatie zich uitermate goed voor de doelgroep senioren en overige 1- en 2-persoonshuishoudens.
Eerder is gesproken over gefaseerd slopen. Nu geeft Helpt Elkander er de voorkeur aan om in één fase te slopen en nieuw te bouwen. Dat is goedkoper en geeft een kortere tijd overlast.
Parkeren: omwonenden hebben het liefst zo veel mogelijk parkeerplaatsen. Met name in verband met de parkeerdruk op dinsdag- en donderdagavonden (bridge in de wijk). En parkeerplaatsen aan de S-bocht bij de Mantelmeeuwlaan zijn niet veilig.
Tevens wordt nog gesproken over de ochtendzon voor de woningen aan de Lyndakkers, veiligheid tussen de gebouwen, behouden van bomen in het meest noordelijke hofje, de afstand van de gebouwen tot de woningen aan de Mantelmeeuwlaan, voorgestelde materialen en kleurstellingen, stallen van motoren, goede verlichting tussen de gebouwen, grasbetontegels bij glad weer, zonnepanelen, groenonderhoud en de ontsluiting van Nuenen.
Conclusie was dat leden van de Klankbordgroep enthousiast waren over de plannen. Aangegeven werd dat ze het ontwerp en de inrichting van het park mooi vonden. De vijfde bouwlaag is voor sommige leden spannend en enkele leden zijn zeer kritisch over de vijfde bouwlaag.
Inloopbijeenkomst 17 oktober 2022
Tijdens de inloopbijeenkomst in oktober 2022 zijn de plannen gepresenteerd aan omwonenden, raadsleden en andere belanghebbenden.
De meeste mensen waren erg enthousiast over het ontwerp. Enkele bezoekers waren het niet eens met de vijfde bouwlaag. Veelal wordt de ruimte tussen de gebouwen gewaardeerd. Aan de zijde van de Mantelmeeuwlaan wordt aandacht gevraagd voor de afstand en inkijk in hun tuin. Bewoners van de Lyndakkers geven opnieuw aan zich zorgen te maken over de vroege ochtendzon. Opnieuw is hen schaduwonderzoek toegezegd. Opnieuw klinken ook zorgen over de parkeerdruk op dinsdag- en donderdagavond en werd gevraagd geen parkeerplaatsen te realiseren in de "gevaarlijke" S-bocht van de Mantelmeeuwlaan naar de Vinkenlaan. Het behoud van groen werd enorm op prijs gesteld. Daarnaast waren er nog opmerkingen over onderhoud, veiligheid, verlichting, de hondenuitlaatplaats en de verkeersveiligheid.
Wat is gedaan met de opmerkingen uit het participatietraject?
Naar aanleiding opgehaalde informatie uit de eerste inloopbijeenkomst is het gebiedsconcept tot stand gekomen. Zie hierboven voor de uitgangspunten.
Vervolgens zijn verschillende modellen besproken en is het plan doorontwikkeld op basis van voorkeursmodel B. Uiteindelijk is er een ontwerp ontstaan met drie nagenoeg identieke gebouwen in 3 en 5 bouwlagen of 4 en 5 bouwlagen.
Op volgende wijze is invulling gegeven aan de wensen van de deelnemers van het participatietraject:
Uiteindelijk is er een plan ontstaan, waarin we de meeste opmerkingen hebben kunnen verwerken. We beseffen dat er nooit 100% consensus kan zijn bij een dergelijke nieuwbouwontwikkeling, maar Helpt Elkander (en gelukkig de meeste belanghebbenden) zijn erg enthousiast over het resultaat.
Met ingang van donderdag 7 december 2023 heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Binnen de periode van terinzagelegging konden zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend. Er zijn gedurende de periode van terinzagelegging twee zienswijzen ingekomen. Er zijn geen mondelinge zienswijzen ingediend. Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van de zienswijzen op een aantal punten aangevuld.
In de Nota van Zienswijzen (zie bijlage 16) is de gemeentelijke reactie op de zienswijzen weergegeven. In deze nota staat tevens beschreven welke aanpassingen zijn doorgevoerd naar aanleiding van de reacties.
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.