direct naar inhoud van Regels
Plan: Vinkenhofjes Nuenen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPVinkenhofjes-D001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan '' met identificatienummer NL.IMRO.0820.BPVinkenhofjes-D001 van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Hierbij kan worden gedacht aan een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied.

1.6 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is – maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap – met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.9 bestaand:

bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, mits geen sprake is van een illegale situatie.

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bevoegd gezag:

het overheidsorgaan dat bevoegd is te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

1.13 bijgebouw

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. Onder bijgebouwen worden ook verstaan aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw.

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en ruimten onder de kap.

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk.

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 halfverharding

het gebruik van grastegels op maaiveld waardoor hemelwater gedeeltelijk kan infiltreren in de bodem.

1.26 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.27 huishouden:

een verzameling van één persoon of van meer personen met een relationele binding, die één woonruimte bewoont en een economisch-consumptieve eenheid vormt. Onder een huishouden wordt niet verstaan:

  • a. de huisvesting van meerdere personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
  • b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan arbeidsmigranten;
  • c. de huisvesting van meerdere ouderen, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht;
  • d. de huisvesting van meerdere personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van meerdere personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.28 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse van een gebouw/bouwwerk.

1.29 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.30 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.31 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.32 ondergeschikte bouwdelen:

bouwdelen die qua aard en omvang ondergeschikt zijn aan het bijbehorende gebouw, zoals bijvoorbeeld schoorstenen, lichtkoepels en balkonhekken.

1.33 openbaar toegankelijk gebied:

een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.34 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.35 overkapping:

een bouwwerk zonder eigen wanden dat aan ten hoogste aan één zijde een gesloten wand kent.

1.36 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.37 pergola:

een open constructie van latten of palen in de tuin, waarlangs planten kunnen groeien. Een pergola mag niet steunen op of worden voorzien van schotten of wanden.

1.38 permanente bewoning:

bewoning van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan, als hoofdverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen.

1.39 plat dak:

een dak met een dakhelling van minder dan 10°.

1.40 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit met een min of meer publieksgericht karakter, zoals persoonlijke dienstverlening (kapper, pedicure, e.d.), medisch/therapeutische dienstverlening en ambachtelijke activiteiten.

1.41 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.42 recreatieve voorziening:

een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige, voorziening ten behoeve van de woonfunctie met een dagrecreatief karakter, zoals een zwembad of een tennisbaan.

1.43 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.44 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.45 voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.46 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede (ondergrondse) voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.47 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, en de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.48 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens(zen) van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.8 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.11 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,00 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • c. sport- en spelvoorzieningen;
  • d. extensieve recreatieve voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeren uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' en 'specifieke vorm van groen - parkeerterrein-gereserveerd';
  • g. beeldende kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

3.1.2 Voorrangsregel

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 12.2.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde voor de in artikel 3.1 genoemde bestemming.

3.2.3 Overige regels

De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van voorzieningen voor verlichting en verkeersgeleiding, voor zover noodzakelijk voor een veilige verkeersafwikkeling, maximaal 8,00 meter mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. recreatie, behoudens extensief recreatief medegebruik en sport- en speldoeleinden.

3.3.2 Vereisten beeldkwaliteitsplan

De inrichting van de gronden dient te voldoen aan de beeldkwaliteitseisen zoals opgenomen in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Vinkenhofjes Nuenen, 3 november 2023.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. (ondergrondse) afvalvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. sport- en spelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. beeldende kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

4.1.2 Voorrangsregel

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 12.2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 15 m² mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd voor de in artikel 4.1 genoemde bestemming.
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de verkeersgeleiding en wegverlichting maximaal 8,00 meter mag bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Vereisten beeldkwaliteitsplan

De inrichting van de gronden dient te voldoen aan de beeldkwaliteitseisen zoals opgenomen in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Vinkenhofjes Nuenen, 3 november 2023.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1. een aan huis verbonden beroep of bedrijf, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.4.1;
  • 2. tuinen, erven en paden;
  • 3. balkons;
  • 4. groenvoorzieningen;
  • 5. verkeersvoorzieningen voor zover noodzakelijk voor de ontsluiting van aanliggende woningen;
  • 6. parkeervoorzieningen, conform het bepaalde in artikel 12.3;
  • 7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.1.2 Voorrangsregel

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 12.2.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. Woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan;
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

5.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen zowel woningen, als bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a. mag de bouwgrens worden overschreden ten behoeve van balkons met een diepte van maximaal 2,00 meter;
  • c. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • d. binnen de bouwvlakken bedraagt het gezamenlijke aantal woningen in totaal maximaal 143;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.

5.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van pergola's maximaal 3,00 meter mag bedragen.

5.2.4 Vereisten beeldkwaliteitsplan

Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, dienen te voldoen aan de beeldkwaliteitseisen zoals opgenomen in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Vinkenhofjes Nuenen, 3 november 2023.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Overschrijding bouwvlak in zijwaartse richting

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor het vergroten c.q. uitbreiden van het hoofdgebouw in zijwaartse richting buiten het bouwvlak, mits:

  • a. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt;
  • b. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de naburige erven;
  • c. de omgevingsvergunning niet leidt tot tot een onevenredige aantasting van de ruimtelijke structuur en daarmee kwaliteit van de woonomgeving.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Een niet-publiekaantrekkend aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • d. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
  • e. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.

5.4.2 Verboden gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik:

  • a. samenvoegen, omzetten en onttrekken van woonruimte;
  • b. van ruimten binnen een woning voor:
    • 1. de huisvesting van meerdere personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
    • 2. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan meerdere arbeidsmigranten;
    • 3. de huisvesting van meerdere ouderen, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht;
    • 4. de huisvesting van meerdere personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van meerdere personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
  • c. als seksinrichting.
  • d. voor recreatie;
  • e. voor ondergronds bouwen buiten het bouwvlak;
  • f. van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit.

5.4.3 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie
  • a. Het gebruik van de gronden conform de bestemming 'Wonen' is uitsluitend toegestaan indien bij de aanleg van nieuw verhard oppervlak of bij vervanging van bestaand verhard oppervlak is voldaan aan voldoende waterberging conform het gemeentelijk beleid, het waterschapsbeleid en de Keur (Waterschapsverordening onder de Omgevingswet).
  • b. Als het onder lid a bedoelde beleid of verordening worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
  • c. De omvang van de waterberging als bedoeld onder lid a wordt berekend conform de de rekenregel:
      • benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m);
      • de gevoeligheidsfactor bedraagt: 1.

5.4.4 Vereisten beeldkwaliteitsplan

De inrichting van de gronden dient te voldoen aan de beeldkwaliteitseisen zoals opgenomen in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Vinkenhofjes Nuenen, 3 november 2023.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Publiekaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.1.1, voor het binnen een woning en/of bijgebouwen toestaan van een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, mits:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;
  • e. de activiteit niet vergunningplichtig mag zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
  • f. er geen detailhandel mag plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.

5.5.2 Huisvesting anders dan een huishouden

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.4.2, voor het binnen een woning en/of bijgebouwen toestaan van:

  • a. de huisvesting van meerdere personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
  • b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan arbeidsmigranten;
  • c. de huisvesting van meerdere ouderen, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht;
    • 1. de huisvesting van meerdere personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van meerdere personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning,

mits:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • b. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • c. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in de woonomgeving.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

Het is niet toegestaan ondergronds te bouwen met uitzondering van ondergrondse afvalvoorzieningen binnen de bestemming 'Verkeer'.

7.2 Voorwaardelijke verplichting archeologisch proefsleuvenonderzoek

Een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden binnen het plangebied kan pas worden verleend indien middels archeologisch proefsleuvenonderzoek is aangetoond dat het uitvoeren van werkzaamheden geen nadelige effecten heeft op de archeologische verwachtingswaarden.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

8.2 Verboden gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • c. straatprostitutie;
  • d. het houden van evenementen, uitgezonderd evenementen die zijn toegestaan op basis van deze regels, dan wel die mogelijk zijn gemaakt door middel van een op basis van deze regels verleende omgevingsvergunning voor het afwijken ten behoeve van het gebruik van gronden voor evenementen;
  • e. de plaatsing van kampeermiddelen of andere onderkomens, niet zijnde een bouwwerk in de zin van de Woningwet, een en ander met uitzondering van een normaal gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • f. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • g. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.
8.3 Voorwaardelijke gebruiksbepaling waterberging
  • a. Bij de aanleg van nieuw verhard oppervlak of bij vervanging van bestaand verhard oppervlak dient voldoende waterberging te worden gerealiseerd conform het gemeentelijk beleid, het waterschapsbeleid en de Keur (Waterschapsverordening onder de Omgevingswet).
  • b. Als het onder lid a bedoelde beleid of verordening worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Overige zone - kwetsbare zone bomen

De voor 'Overige zone - kwetsbare zone bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en instandhouding van de bestaande boom- en beplantingsstructuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, van de in de artikel 5.2 bedoelde bouwwerken, dient door middel van een door het bevoegd gezag goedgekeurd inrichtingsplan van de buitenruimte aan te tonen dat er in voldoende mate sprake is van behoud, herstel en instandhouding van de bestaande boom- en beplantingsstructuur;
  • b. De inpassing zoals bedoeld onder a, dient na realisatie als zodanig duurzaam te worden beheerd en in stand gehouden;
  • c. Onder een gebruik in strijd met dit plan wordt verstaan het gebruik van de in artikel 5.2 bedoelde gebouwen indien geen sprake is van behoud, herstel en instandhouding van de bestaande boom- en beplantingsstructuur of, na realisatie van de maatregelen/veranderingen zoals aangegeven in een inrichtingsplan als bedoeld onder a, niet als zodanig duurzaam worden beheerd of in stand gehouden.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 10%-regeling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels een andere ontheffing is of kan worden verleend en mits dit geen onevenredige inbreuk maakt op het woon- en leefklimaat en/of de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen voor het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

12.2 Voorrangsregels
12.2.1 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

12.3 Parkeren en laden en lossen
12.3.1 Normen
  • a. Bij nieuwbouw, uitbreiding, verbouwing en/of functieverandering van een gebouw of een terrein, dan wel een gedeelte daarvan, dient de extra parkeerbehoefte als gevolg van deze ontwikkeling op eigen terrein te worden opgevangen, te weten in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • b. Bij de berekening van de ‘extra parkeerbehoefte’ als bedoeld onder a wordt een vergelijking gemaakt tussen de parkeerbehoefte in de bestaande situatie, voorafgaand aan de ontwikkeling, en de parkeerbehoefte in de nieuwe situatie, nadat de ontwikkeling is gerealiseerd. Daarbij wordt, voor zover beschikbaar gelet op de functie van het gebouw of terrein, uitgegaan van de parkeerkencijfers zoals vermeld in de CROW-publicatie 317 ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’. Daarbij dient de kolom te worden gehanteerd, die het meest representatief is voor de feitelijke situatie ter plaatse.
  • c. Indien de CROW-publicatie als genoemd onder b niet voorziet in kencijfers voor de betreffende functie van het gebouw of terrein in de bestaande of nieuwe situatie, dient los daarvan een onderbouwde berekening te worden gemaakt van de extra parkeerbehoefte als gevolg van de ontwikkeling.
  • d. De parkeervoorzieningen, als bedoeld onder a tot en met c dienen na realisering in stand te worden gehouden.

12.3.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.3.1:

  • a. als het voldoen aan die bepaling voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met die bepaling te dienen doelen;
  • b. als kan worden aangetoond dat voor de concreet voorgestane ontwikkeling met minder extra parkeerplaatsen kan worden volstaan;
  • c. als door de aard van de bebouwing fysiek geen ruimte beschikbaar is voor de benodigde parkeerplaatsen en/of ruimte voor laad- en losvoorzieningen op eigen terrein, mits:
    • 1. ter compensatie wordt voorzien in voldoende extra parkeerplaatsen en/of laad- en losruimte in de openbare ruimte, om de extra behoefte daar op te vangen;
    • 2. uit onderzoek blijkt dat de afwijking niet leidt tot:
      • onevenredige gevolgen voor de afwikkeling van het verkeer;
      • een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid;
      • een onevenredige aantasting van het straat- of bebouwingsbeeld in de directe omgeving.

12.3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering en/of inrichting van parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 12.3.1 of artikel 12.3.2.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Vinkenhofjes Nuenen".