direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijvenpark Kaatsheuvel, gebied 2 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0809.bedrparkKH21eherz-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan ‘Bedrijvenpark Kaatsheuvel, gebied 2 1e herziening' met identificatienummer NL.IMRO.0809.bedrparkKH21eherz-VG01 van de gemeente Loon op Zand.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 afhaalpunt:

een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waarbij uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aangebouwd bijgebouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd bijgebouw, dat een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw, maar dat in bouwkundig opzicht (afmetingen) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

het oppervlak dat maximaal mag worden bebouwd met bouwwerken, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

1.8 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen danwel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.10 bedrijfskavel:

de bij één en dezelfde bedrijfsvesting behorende gronden.

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):

de gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van de betreffende functie met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bevi-plichtig bedrijf:

een bedrijf, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.15 bezoekersintensiteit:

het aantal bezoekers van een bedrijf en/of voorziening, waarbij het volgende onderscheid wordt gemaakt:

  • a. laag (extensief): vrijwel nooit of incidenteel bezoekers in het kader van de bedrijfsvoering (>300m2/bezoeker);
  • b. regelmatig: regelmatig contact met klanten of relaties die het bedrijf bezoeken (100-300 m2/bezoeker);
  • c. hoog (intensief): dagelijkse stroom bezoekers, substantieel onderdeel van de bedrijfsvoering, bedrijfsactiviteit gericht op klanten/bezoekers, baliefuncties etc (<100 m2/bezoeker).
1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 cultuur en ontspanning:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning.

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel moet ook verstaan worden commerciële dienstverlening zoals kapperszaken, schoenmakers en vergelijkbare bedrijven.

1.23 detailhandel in dagelijkse goederen:

detailhandel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen.

1.24 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, te weten detailhandel in de branches auto’s, boten, caravans, vrachtwagens, keukens, badkamers, sanitair, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen.

1.25 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafe.

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.28 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.29 internethandel:

een vorm van dienstverlening, waarbij de handel voornamelijk plaatsvindt via een elektronische transactie en/of via internet en/of via andere media.

1.30 internetwinkel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden via internethandel, zonder fysieke bezoekmogelijkheid (zonder showroom en afhaalpunt). Er is geen sprake van het ter plaatse afhalen of retourneren van een product dat via internet is besteld (en betaald). Het product wordt via de post aan de koper verzonden.

1.31 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.32 kantoorachtige bedrijvigheid:

kantoorachtige bedrijven: bedrijven met productieruimte en/af assemblageruimte, zoals ateliers/studio's/praktijkruimtes in de vorm van een werkplaats, gecombineerd met kantoorruimte als onderdeel van het bedrijf waarin het ontwerpen en de voorbereiding van productie plaatsvindt, met een kantoorhoudendheid van maximaal 80%.

1.33 kantoorhoudendheid:

percentage van de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel dat als kantoor mag worden gebruikt.

1.34 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede een soortgelijke voorziening van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.35 overkapping:

een dakconstructie in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.36 overstek:

een overstekend deel van een dak of gootconstructie, waarbij het overstekende deel niet dieper is dan 0,50 m.

1.37 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.38 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.39 seksinrichting:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin bedrijfsmatig handelingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden tevens begrepen:

  • a. een seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin filmvoorstellingen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • b. een sekstheater: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • c. een seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en liveshows van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • d. een sekswinkel: een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van seksartikelen.
1.40 sport:

bedrijfsmatige voorzieningen en activiteiten, niet zijnde detailhandel en horeca, gericht op vrijetijdsbesteding op het gebied van sport en ontspanning waaronder fitnesscentra, sportscholen, zwembaden en sauna's.

1.41 voorgevellijn:

een denkbeeldige lijn ter plaatse van de voorgevel en het verlengde daarvan.

1.42 weg:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de (achter/zijdelingse) perceelgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (achter/zijdelingse) perceelgrens.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van beide zijgevels en/of harten van scheidingsmuren gezien vanaf de voorgevel of het verlengde daarvan.

2.4 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 diepte overstek of luifel:

de horizontale lijn gemeten vanaf de buitenzijde van de gevel tot het verste punt van het overstek of de luifel.

2.6 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 inhoud van een gebouw:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van een gemeenschappelijke scheidsmuur en de buitenzijde van de daken, zulks met inbegrip van dakkapellen en erkers. Ondergrondse bebouwing, zoals kelders, (parkeer)garages en zwembaden, wordt voor de bepaling van de inhoud niet meegerekend.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage), ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met catergorie 2', met uitzondering van Bevi-plichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel in de vorm van bouwmarkten en tuincentra en detailhandel in volumineuze goederen;
  • c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • d. kantoren ten dienste van de onder a genoemde bedrijven;
  • e. opslag en uitstalling;
  • f. opslag van bouwmaterialen en benodigheden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - opslag van bouwmaterialen en benodigheden';
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. tuinen, erven en verhardingen;
  • i. wegen, voet- en fietspaden;
  • j. parkeervoorzieningen ten dienste van de bestemming;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. er mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht;
  • b. gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.
3.2.2 Bouwvlak

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak zijn gebouwen en daarbij behorende bouwwerken toegestaan;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte die ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte die ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  • d. de dakhelling van gebouwen mag niet meer bedragen dan 60°.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten, antennes en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van hekwerken op een balkon of dakterras mag niet meer bedragen dan 1,2 m gemeten vanaf de bovenkant van de vloer van het balkon of dakterras;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een overkapping, mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • f. overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd die waarvoor krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, indien dit noodzakelijk is in verband met het bewerkstelligen van voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoeken, met name op hoeken van wegen en paden.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Omvang bouwperceel

De grootte van een bouwperceel mag niet meer dan 5.000 m2 bedragen.

3.4.2 Kantoren

De oppervlakte aan kantoren als bedoeld in 3.1 onder d mag niet meer bedragen dan 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte.

3.4.3 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. zelfstandige kantoren (niet behorende bij een bedrijf);
  • b. detailhandelsactiviteiten behoudens bouwmarkten, tuincentra, productiegebonden detailhandel en detailhandel in volumineuze goederen;
  • c. handel en opslag van vuurwerk behoudens bij bouwmarkten en tuincentra;
  • d. de verkoop van motorbrandstoffen;
  • e. de vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • f. internethandel in de vorm van een internetwinkel en/of afhaalpunt.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Andere bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1, teneinde bedrijven toe te staan die niet zijn opgenomen in de bedrijvenlijst, maar die naar aard en milieubelasting vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, dan wel bedrijven die één categorie zwaarder zijn dan de in de onderscheiden gebieden nieuw toe te laten bedrijven uit de bedrijvenlijst, en die daarmee qua milieubelasting vergelijkbaar zijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden plaats;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu.
3.5.2 Sport

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van sportvoorzieningen, waarbij voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vestiging mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat dit kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer danwel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • b. er dienen voldoende parkeerplaatsen te worden aangelegd op eigen terrein om in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien;
  • c. er dient aangetoond te worden dat geen passende alternatieve locaties aanwezig zijn;
  • d. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • e. er mag geen sprake zijn van onevenredige beperking van reeds gevestigde bedrijven.
3.5.3 Cultuur en ontspanning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1, ten behoeve van functies in de vorm van cultuur en ontspanning, waarbij voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vestiging mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat dit kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer danwel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • b. seksinrichtingen en/of prostitutie zijn niet toegestaan;
  • c. er dienen voldoende parkeerplaatsen te worden aangelegd op eigen terrein om in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien;
  • d. er dient aangetoond te worden dat geen passende alternatieve locaties aanwezig zijn;
  • e. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • f. er mag geen sprake zijn van onevenredige beperking van reeds gevestigde bedrijven.
3.5.4 Dienstverlening

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1, ten behoeve van dienstverlening, waarbij voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vestiging mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat dit kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer danwel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • b. er dienen voldoende parkeerplaatsen te worden aangelegd op eigen terrein om in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien;
  • c. er dient aangetoond te worden dat geen passende alternatieve locaties aanwezig zijn;
  • d. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • e. er is sprake van een lage arbeids- en/of bezoekersintensiteit;
  • f. er mag geen sprake zijn van onevenredige beperking van reeds gevestigde bedrijven.
3.5.5 Vergroting kantoorhoudendheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.4.2, voor het vergroten van kantoorhoudendheid tot een maximum van 40%, indien er een aantoonbare behoefte is aan het uitbreiden van de kantoorfuncties.

3.5.6 Zelfstandige kantoren

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1, ten behoeve van zelfstandige kantoren, waarbij voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een aantoonbare behoefte aan zelfstandige kantoren;
  • b. er is sprake van hergebruik van een bestaand gebouw;
  • c. er dienen voldoende parkeerplaatsen te worden aangelegd op eigen terrein om in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien;
  • d. er dient aangetoond te worden dat geen passende alternatieve locaties aanwezig zijn;
  • e. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • f. er mag geen sprake zijn van onevenredige beperking van reeds gevestigde bedrijven.
3.5.7 Kantoorachtige bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1, ten behoeve van kantoorachtige bedrijven, waarbij voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een aantoonbare behoefte aan kantoorachtige bedrijven, passend binnen of vergelijkbaar met de milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. er is sprake van hergebruik van een bestaand gebouw;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte aan kantoorhoudendheid mag niet meer bedragen dan 80%;
  • d. er dienen voldoende parkeerplaatsen te worden aangelegd op eigen terrein om in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien;
  • e. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • f. er mag geen sprake zijn van onevenredige beperking van reeds gevestigde bedrijven;
  • g. er dienen, naast de kantoorfunctie tevens bedrijfsmatige activiteiten uitgevoerd te worden in opslag, productie of logistieke sfeer;
  • h. er is sprake van een lage arbeids- en/of bezoekersintensiteit;
  • i. er mag geen sprake zijn van onderverhuur aan solitaire kantoorgebruikers.
3.5.8 Internetwinkels en afhaalpunten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.4.3 onder f, ten behoeve van de vestiging van een internetwinkel of een afhaalpunt, waarbij voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. verkoop van goederen (detailhandel) en/of de uitstalling ten verkoop zijn niet toegestaan; ter plaatse mag slechts sprake zijn van opslag en distributie (internetwinkel) dan wel het afhalen en retourneren van goederen (afhaalpunt);
  • b. de vestiging mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat dit kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer danwel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • c. er dienen voldoende parkeerplaatsen te worden aangelegd op eigen terrein om in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien;
  • d. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  • e. er mag geen sprake zijn van onevenredige beperking van reeds gevestigde bedrijven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
5.2 Parkeren
  • a. In het geval van nieuwbouw of functiewijziging waarbij de parkeerbehoefte toeneemt, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen. Hiertoe dienen de parkeernormen in acht te worden genomen zoals opgenomen in het Parkeerbeleidplan gemeente Loon op Zand.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a, met dien verstande dat:
    • 1. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte redelijkerwijs niet kan worden verlangd; of
    • 2. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering ten aanzien van dakhellingen, goothoogten, bouwhoogten en bebouwde oppervlakten alsmede voor het overschrijden van het bouwvlak c.q. de voorgevellijn met ten hoogste 10% wanneer door het toepassen van de afwijking een betere bouwkundige en/of stedenbouwkundige aansluiting ontstaat met bestaande direct aansluitende bouwwerken;
  • b. het afwijken van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; mits de bouwgrens met niet meer dan 0,50 m overschrijdend;
    • 3. balkons, mits:
  • de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m overschrijdend;
  • de breedte niet meer dan tweederde van de voorgevelbreedte bedraagt.
6.2 Voorwaarden afwijking
  • a. De in 6.1 genoemde omgevingsvergunningen voor het afwijken mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid kan alleen worden verleend indien sprake is van een algemeen belang of wanneer sprake is van een verbetering van het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

7.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 5,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, van het profiel van de staat alsmede de vorm van bouwvlakken, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  • c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld als onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld als onder a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Kaatsheuvel, gebied 2 1e herziening' van de gemeente Loon op Zand.