Plan: | Kruisstraat 9/9a Rosmalen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002478-1402 |
Voorliggend plan betreft het wijzigingsplan ''Kruisstraat 9/9a Rosmalen'' van de gemeente 's-Hertogenbosch.
Op de locatie aan de Kruisstraat 9/9a te Rosmalen – percelen gemeente 's Hertogenbosch sectie F nr. 2396 en nr. 2397 - is een voormalige (intensieve) veehouderij aanwezig, waar momenteel geen milieuvergunning meer van kracht is. De locatie heeft een agrarische bestemming, maar is op dit moment niet als zodanig in gebruik. De eigenaar is niet voornemens om op de locatie (weer) een veehouderij of agrarisch bedrijf te beginnen. Een groot deel van de bebouwing staat al langere tijd leeg, waardoor deze locatie dreigt te verrommelen. De huidige eigenaar heeft een passende alternatieve functie/bestemming gevonden. De eigenaar wil hier een 'verhuurbedrijf van mobiele staloplossingen voor de paardensector' beginnen. De geldende bestemming 'Agrarisch bedrijf', biedt de mogelijkheid om middels artikel 4.5.4 de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' (milieucategorieën 1 en 2).
Voorgeschiedenis
Op de planlocatie is jarenlang een intensieve veehouderij gevestigd geweest. Medio jaren 1970 is het bedrijf zich steeds meer gaan specialiseren in de varkenshouderij en medio 2005 is de varkenshouderij vervangen door een kalvermesterij in combinatie met fouragehandel.
Omdat opvolging echter uit bleef en daardoor de agrarische toekomst ongewis, zijn de agrarische activiteiten gestopt en is medio 2011/2012 gekeken naar een nieuwe bestemming van de bestaande bebouwing om verdere leegstand en dreigende verrommeling te voorkomen. Alleen de bedrijfswoning was in gebruik en de stallen werden niet gebruikt. Na veelvuldig overleg met de gemeente over een nieuwe bestemming voor het perceel is in 2014 een anterieure overeenkomst gesloten (welke in 2019 opnieuw is bekrachtigd) en besloten tot het mogelijk maken van kleinschalige bedrijvigheid.
Het voorontwerpwijzigingsplan (met wijziging naar algemene kleine bedrijvigheid) is in oktober 2014 ter inzage gelegd. Naar aanleiding van de ingediende inspraakreacties diende het plan nader bekeken te worden om aan de bezwaren van de omgeving tegemoet te komen.
Voorliggend, naar aanleiding van de inspraakreacties en zienswijzen aangepast, wijzigingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing, regels en verbeelding voor het realiseren van de bestemmingswijziging.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend wijzigingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente 's-Hertogenbosch, sectie F, nummers 2396 en 2397. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 8.575 m². De gronden zijn particulier in eigendom.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied noord en Kloosterstraat", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 25 juni 2013. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de verbeelding weer.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Ter plaatse van het plangebied ligt de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf', bedoeld voor maximaal één agrarische bedrijf niet zijnde een intensieve veehouderij. De gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' zijn bestemd voor agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen en behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden.
Voorts ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' over het plangebied. Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan die een grondoppervlakte betreffen groter dan 100 m² en meer dan 50 cm beneden maaiveld plaatsvinden. Omdat de bouwactiviteiten zich beperken tot het aanbrengen van een nieuwe kap over de twee bestaande schuren, het verwijderen van de binnenmuren en het verbinden van de voor- en achtergevels van de twee schuren is er geen aantasting van archeologische waarden te verwachten.
Daarnaast ligt de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' over het plangebied heen. Deze aanduiding voorziet in beperkende uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen. Het initiatief voorziet in een omzetting naar een bedrijf en geen uitbreiding van een intensieve veehouderij.
Wijzigingsbevoegdheid
'Artikel 4.5.4 Bedrijf' van het vigerende bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid voor het college om onder voorwaarden de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' te wijzigen naar 'Bedrijf'. Dit artikel is hierna integraal overgenomen en hieraan wordt het initiatief getoetst.
4.5.4 Bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' voor zover deze niet is gelegen binnen de gebiedsaanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied" wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van kleinschalige vormen van bedrijvigheid, agrarisch-technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf, onder voorwaarde dat:
Conclusie
Samenvattend kan worden gesteld dat aan alle voorwaarden wordt voldaan.
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de ruimtelijk-functionele situatie in de wijdere en de directe omgeving alsmede de bestaande toestand van het plangebied.
Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.
WIJDERE OMGEVING
Het plangebied ligt in het dorp Kruisstraat en is ontsloten op de weg Kruisstraat die op een hoger gelegen dekzandrug ligt. Deze weg vormt de oost-west verbinding tussen Rosmalen en Nuland. Via de Kruisstraat en de Vliertwijksestraat kan men de autosnelweg A59 bereiken. Het plangebied is daarmee goed ontsloten. Ten zuiden van het plangebied loopt de spoorlijn 's-Hertogenbosch - Nijmegen.
Op de hoge delen aan de Kruisstraat hebben zich de eerste boeren gevestigd en na het ontginnen van de achterliggende gronden zijn de gebruiksmogelijkheden van de bodem verder ontwikkeld. Nu is het lint aan de Kruisstraat verder verdicht waarbij de agrarische functie, met name in de laatste jaren, op de achtergrond is geraakt. Er zijn steeds meer burgerwoningen en niet-agrarische bedrijven gerealiseerd.
Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
Het bedrijfsperceel is rechtstreeks ontsloten op de Kruisstraat via een in- en uitrit aan de oostzijde van het perceel. Aan de westzijde van het plangebied ligt een in- en uitrit ten behoeve van de garage van de bedrijfswoning.
De Kruisstraat kent een functiemenging van agrarische en niet-agrarische bedrijvigheid en burgerwoningen. Direct ten westen van het plangebied is de rundvee- en varkenshouderij met bedrijfswoning op het adres Kruisstraat 7 gevestigd. Aan de oostzijde van het plangebied liggen de sportvelden van de voetbalvereniging RKKSV. Deze zijn omrand met een brede bossingel. Aan de overzijde van de Kruisstraat liggen twee burgerwoningen op de nummers 24 en 26. Op het adres Kruisstraat 28 is een dierenkliniek gevestigd.
De bebouwing aan dit deel van de Kruisstraat bestaat voornamelijk uit burgerwoningen en oude boerderijgebouwen van één laag met een kap. Achter de agrarische bedrijfswoningen bevinden zich de grootschalige agrarische opstallen.
De boerderij op Kruisstraat 9/9a Rosmalen is gebouwd rond 1855 en was van oorsprong een gemengd bedrijf met koeien en varkens.
De bebouwing binnen het plangebied bestaat onder andere uit de bedrijfswoning 9a; een restant van een historisch boerderijgebouw van één laag met een kap en een grondoppervlak van circa 75 m². Zoals getoond op bovenstaande luchtfoto staan daarachter een zestal voormalige varkensstallen (A t/m F - circa 2.500 m²) en een kleine schuur (G).
Op dit moment is alleen de bedrijfswoning in gebruik en worden de stallen niet gebruikt.
![]() ZICHT OP LOCATIE EN BEDRIJFSWONING VANUIT HET OOSTEN |
![]() ZICHT OP BEDRIJFSWONING VANUIT HET OOSTEN |
![]() INRIT NAAR BEDRIJFSBEBOUWING TEN OOSTEN VAN WONING |
![]() LOODSEN A EN B DIRECT ACHTER DE WONING IN ZEER SLECHTE STAAT |
![]() STALLEN C EN D MIDDELSTE STALLEN NOG IN GOEDE STAAT EN WORDEN VERBOUWD TOT ÉÉN LOODS. |
![]() MEEST ZUIDELIJKE GEBOUWEN E EN F IN GOEDE STAAT EN BLIJVEN IN GEBRUIK |
Langs de Kruisstraat staan op sommige plaatsen laanbomen. De meeste percelen in het lint worden aan de zijdelingse perceelgrenzen afgeschermd middels houtsingels en bomenrijen. Ook onderhavige percelen zijn aan de zijdelingse en achterste perceelgrenzen voorzien van een circa 3 à 4 meter brede houtsingel met bomen. Hierdoor wordt de bebouwing grotendeels aan het zicht onttrokken (alleen de bedrijfswoning is goed zichtbaar) en zorgt het geheel voor een landschappelijke inpassing van het bedrijf. Ten zuiden van de stallen ligt een klein grasveld. De zuidzijde van het perceel grenst aan een sloot met daarachter het weide- en graslandgebied tussen de Kruisstraat en de spoorlijn.
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. De inrichtingsschets met daarop de functionele en ruimtelijke invulling van het perceel is opgenomen als bijlage 1 en hieronder als afbeelding weergegeven. Hierna volgt de uitleg van het plan.
INRICHTINGSSCHETS
De initiatiefnemer is voornemens een passende alternatieve functie/bestemming voor het voormalige agrarische bedrijf te realiseren: kleinschalige bedrijvigheid in de vorm van een verhuurbedrijf van mobiele staloplossingen voor de paardensector, passend binnen de voorwaarden die worden gesteld aan een milieucategorie 2-bedrijf.
Sloop
LUCHTFOTO MET AANDUIDING GEBOUWEN
Ten behoeve van het nieuwe bedrijf worden de varkensstallen A, B en G van de huidige bedrijfsbebouwing gesloopt. Deze gebouwen zijn in slechte staat. Op de foto's in paragraaf 3.2.2 is de huidige staat van de bebouwing te zien. Stallen C, D, E en F (ligging zie bovenstaande afbeelding) zijn nog in goede staat en kunnen hergebruikt worden waarvoor ze moeten gaan dienen (zie verderop in deze paragraaf). Het zou kapitaalvernietiging zijn om deze te slopen.
Met de sloop van de gebouwen A en B komen gronden vrij waarmee het directe zicht op bedrijfsbebouwing vanaf de weg wordt weggenomen. Ook worden hiermee de gewenste bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van de woning van de buren op Kruisstraat 7 gesitueerd (zie ook paragraaf 6.5), zodat de mogelijke hinder wordt gereduceerd.
Bedrijfsvoering
Conflexverhuur heeft zich gespecialiseerd in de verhuur van mobiele tijdelijke staloplossingen voor de paardenhouderij. Door het bedrijf zelf ontworpen stallen worden verhuurd aan evenementen en concoursen, professionele stalhouderijen en de particuliere paardenhouderijen. Op dit moment worden de staloplossingen opgeslagen op drie locaties in Uden en Veghel bij agrariërs.
Conflexverhuur is nooit op een bedrijventerrein gehuisvest geweest.
Door alle staloplossingen op één locatie op te slaan kan er een efficiëntere bedrijfsvoering worden gerealiseerd waarbij jaarlijks ruim 15.000 km aan woon-werkverkeer kan worden bespaard. Net als op de huidige locaties zal op voorliggende locatie voornamelijk worden gebruikt voor opslag van de tijdelijke staloplossingen en de vervoersmiddelen.
Het bedrijf voorziet dus in de levering van verplaatsbare stallen voor de paardensector. Vanuit de locatie Kruisstraat worden de stallen naar afnemers vervoerd en weer teruggebracht. De stallen moeten door huurders schoon opgeleverd worden. Bij terugkomst worden de stallen, indien toch nodig, schoongemaakt en vinden er, indien nodig, kleine reparaties plaats. Grote reparaties worden uitbesteed aan externe partijen elders. Door de kleinschaligheid van de bedrijfsactiviteiten zijn er maar drie werknemers actief waarvan de eigenaar met partner in de bedrijfswoning woont en er één werknemer parttime (2 à 3 dagen per week) komt werken.
Alle bedrijfsbebouwing is voor eigen gebruik er vindt geen verhuur aan derden plaats.
Terrein en bebouwing
Het terrein bestaat uit twee delen. Het voorste deel direct aan de Kruisstraat bestaat uit de bedrijfswoning (gebouw 1 op de inrichtingsschets) met bijbehorende tuin. De huidige bedrijfswoning is het restant van het historische boerderijgebouw (circa 1850) dat hier eens stond. Het oppervlak is derhalve klein (75 m²). De huidige garage (gebouw 2 op de afbeelding) met oprit aan de westzijde blijft behouden. Door het slopen van stallen A en B komen gronden vrij die als dierenweide in gebruik worden genomen. Een deel van de gronden wordt als paardenbak ingericht.
INDELING GEBRUIK GEBOUWEN (ZIE OOK BIJLAGE 1)
Het tweede deel achter het perceeldeel van de bedrijfswoning is bestemd voor het bedrijf. Door de herontwikkeling van de stallen C en D tot één loods is er ruimte om het perceel/gebouwen opnieuw efficiënt in te delen ten behoeve van het nieuwe bedrijf. Voornemen is de buitenste muren en vloeren van de twee stallen te behouden en daaroverheen een nieuwe kapconstructie te bouwen. Ook de stallen E en F, met een gezamenlijk oppervlak van 850 m², blijven behouden en krijgen een nieuwe invulling, omdat deze recent zijn verbouwd en in goede bouwkundige staat verkeren. Hiermee wordt de bestaande bebouwing van de gebouwen C t/m F behouden en hergebruikt.
Ten behoeve van het laden en lossen en een deel van de opslag worden de gebouwen C en D herontwikkeld tot een gebouw met een oppervlak van 1.000 m² (gebouw 3). Bij levering en terugkomst worden de verplaatsbare stallen geladen en gelost in dit gebouw. De gewenste goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk 6 en 10 meter conform het vigerende bestemmingsplan. Het zicht op de bebouwing wordt weggenomen door de bestaande groenstructuur. De aanpassing van de kap van gebouw 3 zal dan ook nauwelijks zichtbaar zijn vanaf de weg (zie ook paragraaf 4.3).
Voor het verschillende gebruik binnen deze gebouwen (bedrijfsadministratie, kantine, stalling voertuigen, reparatie, opslag) wordt verwezen naar bovenstaande afbeelding en bijgevoegde inrichtingsschets (zie bijlage 1). Na het laden en lossen in gebouw 3 worden de stallen, indien nodig, per elektrische heftruck vervoerd naar gebouwdeel 7. Daar worden de stallen, indien nodig, schoongemaakt en vinden er kleine reparaties plaats. Deze reparatiewerkzaamheden vergen slechts enkele uren per week, verdeeld over de week en worden door verschillende personen uitgevoerd.
Na deze eventuele handeling worden de stallen opgeslagen in gebouwen 3, 4 en/of 6, waarna ze weer gereed zijn voor verhuur. Voor het vervoer van grote en kleine aantallen stallen richting klanten worden twee voertuigen gebruikt. Voor het verplaatsen van de stallen binnen het plangebied wordt een elektrische heftruck gebruikt. Alle drie de voertuigen worden gestald in gebouwdeel 6. De ruimte voor het verzorgen van de bedrijfsadministratie en de kantine wordt gevestigd in de bestaande kantine in gebouwdeel 5.
In totaal wordt op het perceel maximaal 2.000 m2 aan bebouwing in gebruik genomen:
Woning | 75 m2 |
Garage bij woning | 45 m2 |
Opslagloods / laden-lossen | 1.000 m2 |
Opslagloods / reparatie / kantine | 850 m2 |
Totaal | 1.970 m2 |
Manier van regelen
Over het grootste deel van het plangebied is de bestemming 'Bedrijf' opgenomen, waar gebouwen, die bedoeld zijn voor langdurig menselijk verblijf, zijn uitgesloten. Een uitzondering hierop betreft de bedrijfswoning. De bestaande bedrijfswoning staat buiten de hindercirkel van het agrarisch bedrijf aan de Kruisstraat 7. Op de verbeelding is ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning de aanduiding 'bw' opgenomen. Daarmee is juridisch vastgelegd dat de bedrijfswoning ook alleen op deze locatie is toegestaan en juridisch verzekerd dat het agrarisch bedrijf aan de Kruisstraat 7 niet belemmerd wordt in zijn bedrijfsvoering en dat ter plaatse van het geurgevoelig object in het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Naar aanleiding van een zienswijze is een geurcontour in het plan opgenomen als `milieuzone- geurzone' waarin geen geurgevoelige functies in bijgebouwen zijn toegestaan.
In de bij de anterieure overeenkomst bijgevoegde inrichtingstekening is 2.000 m2 aan bebouwing opgenomen binnen een bestemmingsvlak van 5.000 m2. In de nieuwste inrichtingsschets is een zelfde bebouwd oppervlak voor de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen geprojecteerd binnen een even groot bestemmingsvlak. In de regels is een maximum bebouwd oppervlak van 2.000 m2 binnen de bestemming 'Bedrijf' opgenomen.
Buiten de bestemming 'Bedrijf' is de bestemming 'Groen' opgenomen waarbinnen de bestaande en nieuwe groenelementen van het plan zijn opgenomen. Binnen de bestemming 'Groen' is de aanduiding 'specifieke vorm van groen - dierenweide' opgenomen waarbinnen de hierboven genoemde paardenbak mag worden gerealiseerd.
Het samenbrengen van de opslag van de staloplossingen op één locatie bij de woning van de eigenaar betreft een grote logistieke verbetering ten opzichte van de huidige bedrijfsvoering van de verhuur van mobiele paardenstallen vanuit de drie locaties in Uden en Veghel. De staloplossingen staan nu op meerdere gehuurde locaties opgeslagen, waardoor er meerdere verkeersbewegingen nodig zijn om de stallen op te halen en terug te brengen. Daarnaast zijn er door alles op één locatie onder te brengen minder verkeersbewegingen vanaf de locatie waar ze opgeslagen zijn en ze soms schoongemaakt moeten worden nodig.
De ontwikkeling wordt als verkeerskundig acceptabel beschouwd. In de basis is de verkeersgeneratie van de nieuwe functies van het perceel lager tot vergelijkbaar met de verkeersgeneratie van de voormalige functies van het perceel, waardoor er geen reden of grondslag bestaat om het plan verkeerskundig te verwerpen.
Om de verkeersgeneratie van een ontwikkeling te berekenen, wordt normaliter gebruikgemaakt van de kengetallen van het CROW. Kengetallen geven slechts een theoretische benadering en zeker in het geval van bedrijfsondernemingen kan de praktijk sterk afwijken van het kengetal. Derhalve is er ook gekeken naar maatwerk. In onderstaande tabel zijn de verkeersgeneratiegegevens weergegeven van de voormalige voorziening en de nieuwe voorziening:
Maatwerk verkeersgeneratie
Voormalige voorziening (op grond van milieuvergunning 15 mei 2003). Hier was sprake van veetransport,
vervoer voor dierlijk mest, voer, personeel, dierenarts en 2 woningen.
Type verkeersbeweging |
Motorvoertuigbewegingen per dag |
Vrachtauto | 8 |
Bestelauto/kleine trekker/bakwagen | 8 |
Personenauto | 10 |
Bij de nieuwe voorziening (gebaseerd op Akoestisch onderzoek Caubergh Huygen, 10 februari 2020) is er sprake van transport door verhuur van verplaatsbare stallen, een werknemer die een paar dagen per week aanwezig is en 1 woning.
Type verkeersbeweging | Motorvoertuigbewegingen per week |
Vrachtauto | 8 |
Bestelauto/kleine trekker/bakwagen | 8 |
Personenauto | 10 |
Theoretische verkeersgeneratie
Gebaseerd op het CROW 2021. Kengetallen voor het bedrijf: arbeidsextensief en bezoekersintensief. (locatie: buitengebied), 3,9 – 5,7 mvt/e per 100m2 bvo. Kengetal voor woning betreft 'landelijk wonen' (7,4 mvt/e per woning).
Voormalige voorziening
Functie | Mvt/e laag | Mvt/e hoog |
Bedrijfsvoorziening 2.400 m2 bvo | 94 | 137 |
Woning (2x) | 15 | 15 |
Nieuwe voorziening
Functie | Mvt/e laag | Mvt/e hoog |
Bedrijfsvoorziening 1.850 m2 bvo | 72 | 106 |
Woning (1x) | 8 | 8 |
Samenvattend, is de verkeersgeneratie als volgt:
Voormalige situatie | Nieuwe situatie | |||
laag | hoog | laag | hoog | |
Maatwerk benadering | 26 mvt/e | 26 mvt/e | 26 mvt/e | 26 mvt/e |
Theoretische benadering |
109 mvt/e | 152 mvt/e | 80 mvt/e | 114 mvt/e |
Op basis van de theoretische benadering is er sprake van een afname van motorvoertuigen. Op basis van de maatwerk benadering is het aantal motorvoertuigen gelijk.
Afwikkeling verkeer
Ook zonder een vergelijking te maken met de voormalige voorziening, zijn de intensiteiten van de beoogde voorziening goed en veilig te verwerken via het bestaande wegennet en kunnen als verwaarloosbaar worden beschouwd (26 mvt/e).
De verkeersintensiteit van motorvoertuigen op de Kruisstraat (ter hoogte van het Eikenhof) bedraagt gemiddeld circa 2.000 motorvoertuigen per etmaal. Vanuit een kruispunttelling uit 2019 is de gemeten (brom)fietsintensiteit op de Kruisstraat (ter hoogte van het Eikenhof) circa 200 (brom)fietsers per etmaal. De intensiteiten voor motorvoertuigen zitten nog ver onder de norm van Duurzaam Veilig voor dergelijke erftoegangswegen (3.000 mvt/e – 5.000 mvt/e) en laten groei toe. Daarbij is de weg geschikt, zowel verkeerskundig als constructief, voor auto- en vrachtverkeer.
Bedenkingen over gemeende hoge snelheden en sluipverkeer dat (al) op de aangrenzende weg aanwezig zou zijn, houden geen verband met deze ontwikkeling en worden daarom buiten beschouwing gelaten.
De parkeersituatie is beoordeeld op grond van de parkeernormennota 2016. De parkeernormennota 2016 kent normen en richtlijnen en biedt ruimte voor maatwerk. Er bestaat geen parkeernorm voor een bedrijf in de verhuur van mobiele paardenboxen en is maatwerk in dergelijk gevallen aan de orde. De daadwerkelijke behoefte ligt met één externe werknemer feitelijk op 1. De bewoners parkeren op het perceel van de bedrijfswoning en alle bedrijfsvoertuigen worden binnen in de loods 6 gestald (zie ook inrichtingsschets in vorige paragraaf). Desalniettemin is er rekening gehouden met 5 parkeerplaatsen op het midden van het terrein.
Manier van regelen
Omdat binnen dit wijzigingsplan specifiek alleen een 'verhuurbedrijf van mobiele staloplossingen voor de paardensector maximaal behorend tot categorie 2' mogelijk gemaakt wordt, wordt voor dit specifieke bedrijf de verplichte aanleg van 5 parkeerplaatsen vastgelegd.
Het plangebied heeft een langgerekte vorm. Langs beide zijdelingse perceelgrenzen staan op dit moment bomen, die een goede landschappelijke inpassing van het terrein vormen en de bestaande gebouwen aan het zicht onttrekken. Op het perceel van de bedrijfswoning staan een aantal hagen en solitaire bomen. Ten zuiden van het perceel ligt een grasveldje ingesloten tussen de houtsingels en de bedrijfsbebouwing. Op de westelijke perceelgrens ligt een sloot die van achter het perceel tot ongeveer de noordelijke voorgevel van gebouw 3 loopt. Al deze bestaande landschappelijke elementen blijven behouden.
Binnen het perceel worden nog enkele nieuwe groenelementen aangeplant (zie landschaps/beplantingsplan in bijlage 2). In het landschaps/beplantingsplan is een onderbouwing opgenomen waarom de hierna te noemen groenelementen passend zijn op dit perceel en een bijdrage leveren aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.
In de voortuin van de woning wordt een rij leibomen geplant die de nieuwe sloot begeleiden. Tegen de westgrens van het perceel (ter hoogte van de stallen op Kruisstraat 7) en ten oosten van de zuidelijke schuren is een houtsingel voorzien.
Aan de achterzijde van het plangebied, ter plaatse van het grasveldje, wordt een hoogstamfruit boomgaard aangeplant.
Het water wat terecht komt op de terreinverharding stroomt oppervlakkig naar de omliggende groenzones en via de sloot aan de westzijde af. Door middel van een sloot in de voortuin wordt ook het hemelwater afkomstig van de bedrijfswoning opgevangen en de bodem in geïnfiltreerd.
Manier van regelen
Voor het perceel is een landschaps/beplantingsplan (zie bijlage 2) opgesteld. Middels voorwaardelijke verplichtingen, in zowel de bedrijfs- als groenbestemming, wordt de aanleg (en behoud) van de aangegeven (nieuwe en bestaande) beplanting ook juridisch geborgd (zie ook paragraaf 4.4).
Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied eist de Interim Omgevingsverordening (IOV) in bepaalde gevallen een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap, zie paragraaf 5.2.2. Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap. Aan de orde komen:
Ruimtelijke ontwikkelingen zijn volgens het regionale `Afsprakenkader kwaliteitsverbetering Landschap 2015’ (zie paragraaf 5.3.4) in drie categorieën ingedeeld. In deze bestemmingswijziging wordt de agrarische bestemming omgezet naar een bedrijfsbestemming en groenbestemming. Voorliggend initiatief is daarmee een zogenaamde categorie 3-ontwikkeling. De provincie eist bij een categorie 3-ontwikkeling dat sprake is van:
De basisinspanning plus de extra inspanning moeten samen ten minste 20% van de waardevermeerdering van de grond bedragen.
Voorliggend initiatief betreft een bestemmingswijziging van de bestemming 'Agrarisch' naar de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Groen'. Een deel van de bestemming 'Groen' heeft de aanduiding 'specifieke vorm van groen - dierenweide'. Hiermee ontstaat een waardevermeerdering van de gronden.
De berekening is als bijlage 3 'Berekening Kwaliteitsverbetering landschap' opgenomen. De waardevermeerdering betreft € 345.200,00 waarvan 20% geïnvesteerd moet worden in het landschap: € 69.040,00.
De waarde van de landschappelijke inpassing/kwaliteitsverbetering van het landschap wordt berekend aan de hand van:
De landschappelijke inpassing/fysieke prestatie in en rondom het plangebied bestaat uit verschillende elementen die in landschaps- en beplantingsplan in bijlage 2 zijn opgenomen. In paragraaf 4.3 'Groen en water' is een korte beschrijving opgenomen van de (geplande en reeds aanwezige) landschappelijke inpassing. Naast de bescherming en uitbreiding van de bestaande landschappelijke inpassing bestaat de kwaliteitsverbetering ook uit de sloop van overtollige bedrijfsbebouwing.
In de 'Berekening Kwaliteitsverbetering landschap' (bijlage 3) is op basis van de landschappelijke inpassing berekend dat de geplande investering op het eigen terrein €18.050,88 bedraagt. Deze investering is kleiner dan de benodigde investering (€ 69.040,00). Daarmee wordt nog niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 3 van de Interim Omgevingsverordening. De initiatiefnemer zal het resterende bedrag van € 50.989,12 overdragen aan de gemeente waarmee door de gemeente een investering gedaan zal worden in de verdere realisatie van het landschapspark Kanaalpark.
De gemeente zal het bedrag dat de initiatiefnemer betaalt investeren in de aankoop, waardevermindering en inrichting van een perceel landbouwgrond dat een verbinding vormt tussen het Kanaalpark en het Uiterwaardengebied De Koornwaard. Dit perceel (Uiterwaardengebied De Koornwaard, betreft 's-Hertogenbosch, sectie U, nummer 1282 (27.640 m2)), vormt samen met een ander perceel een essentiële schakel tussen lokale nieuwe natuur en de uitgebreide biodiversiteit van een rijk uiterwaardengebied van de Maas.
LOCATIE AAN TE KOPEN PERCEEL IN HET KADER VAN DE KWALITEITSVERBETERING VAN HET LANDSCHAP
De Interim Omgevingsverordening eist dat bij het vaststellen van een ruimtelijk besluit is aangetoond dat de kwaliteitsverbetering van het landschap financieel, juridisch en feitelijk is geborgd. In de planregels is een voorwaardelijk verplichting opgenomen waarmee de aanleg en het beheer en de duurzame instandhouding van de aan te planten groenelementen op de planlocatie en de geldelijke bijdrage aan aankoop, waardevermindering en inrichting van een van een perceel in het Kanaalpark is geborgd. Hiermee wordt voldaan aan de criteria van de Interim Omgevingsverordening.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
De gemeente 's-Hertogenbosch heeft de duurzaamheidsvisie 'samen werken aan duurzaam s-Hertogenbosch' (mei 2019) opgesteld. In deze visie zijn 4 thema's opgenomen:
Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie en klimaatbestendigheid om mee te werken aan de gemeentelijk duurzaamheidsvisie alsook aan de ambitie van het van het bestuur (bestuursakkoord): 'een energieneutrale bebouwde omgeving in 2035, stappen maken naar een aardgas-vrije gemeente'.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het rijk voor minder nationale belangen en eenvoudige regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
Conclusie
Het project is niet in strijd met het beleid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
Conclusie
Het Barro is niet van toepassing op het plan.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Onderhavig plan betreft de transformatie van een voormalige veehouderij naar kleinschalige bedrijvigheid, verhuurbedrijf van mobiele staloplossingen voor de paardensector maximaal behorend tot categorie 2'. Deze ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De bedrijfsgebouwen vragen enerzijds niet om hoge stookkosten en bieden anderzijds mogelijk ruimte voor zonnepanelen. Het bedrijf zal hierdoor een laag energie verbruik hebben en kan tegelijkertijd voorzien in duurzame energie. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Onderhavig plan voorziet niet in nieuw ruimtegebruik, een bestaande plek in het buitengebied wordt getransformeerd. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Vestiging van het bedrijf op deze locatie is logistiek gezien een verbetering ten aanzien van de huidige bedrijfsvoering van het bedrijf. De afstanden tot klanten worden korter wat leidt tot minder verkeersbewegingen. Daarnaast wordt een verrommeld landschap voorkomen doordat er opnieuw kwaliteit op deze locatie wordt toegevoegd. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.
De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
Onderhavig plan betreft de transformatie van een voormalige veehouderij naar kleinschalige bedrijvigheid (verhuurbedrijf van mobiele staloplossingen voor de paardensector) verwant aan de paardensector in het 'Landelijk gebied'. Conform artikel 3.73 van de Interim Omgevingsverordening (IOV) is hier de vestiging van niet-agrarische functies toegestaan. Onderstaand is dit artikel overgenomen en wordt hieraan getoetst.
Artikel 3.73 vestiging niet-agrarische functie in landelijk gebied
Lid 1
Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied kan voorzien in de vestiging van een niet-agrarische functie op een bestaand bouwperceel als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Lid 2
Het bestemmingsplan dat de vestiging mogelijk maakt, borgt dat de functie, ook op langere termijn, past binnen de ontwikkelingsrichting en stelt daartoe regels:
Lid 3
Als een binnen de omgeving passende omvang geldt voor:
Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende gebiedskenmerken:
Beperkingen veehouderij en Stalderingsgebied
De artikelen 3.51 en 3.52 IOV stellen regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderijen. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.
De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van
functies zijn:
Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met:
Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.7 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Zowel binnen het perceel (door aanplant landschapselementen) als in het Kanaalpark (aankoop en inrichting perceel) zal een kwaliteitsverbetering van het landschap plaatsvinden. Deze kwaliteitsverbetering is beschreven in paragraaf 4.4.
Het plan is niet in strijd met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.
In januari 2014 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de 'Ruimtelijke Structuurvisie, Stad tussen Stromen (Actualisatie) vastgesteld. De ruimtelijke structuurvisie omvat de uitgangspunten en ambities van de gemeente voor het - door haar te voeren - ruimtelijk beleid in de komende 10 jaar, met een doorkijk naar 15 á 20 jaar. De Ruimtelijke Structuurvisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. De omgeving van het plangebied is aangeduid als groen consolidatiegebied, kleinschalig waardevol landschap.
Analyse
Met de herontwikkeling van de locatie wordt leegstand en verrommeling voorkomen en wordt de ruimtelijke uitstraling met de aanvullende groenelementen verder versterkt. Hiermee past het plan binnen de aangegeven kaders.
Conclusie
Voorliggend plan past binnen de kaders van de 'Ruimtelijke Structuurvisie, Stad tussen Stromen (Actualisatie)'.
De gebiedsvisie 'Hooge Heide Noord Sprokkelbosch' (vastgesteld op 25 juni 2013) dient als toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen in het gebied tussen Rosmalen, de Kruisstraat, de bebouwingsconcentratie Kruisstraat en de spoorlijn Oss - 's-Hertogenbosch.
Analyse
Het gebied uit de visie 'Hooge Heide Noord Sprokkelbosch' bestaat uit verschillende herkenbare deelgebieden en landschapstypen. Grofweg is het gebied op te delen in bebouwde gebieden en onbebouwde gebieden. Relevant voor voorliggend plangebied zijn de deelgebieden 'Sprokkelbosch' en 'Kruisstraat'.
Het centraal gelegen Sprokkelbosch is een kenmerkend agrarisch 'kampenlandschap' waarbij de randen bepalend zijn voor de landschapsbeleving. Dit kampenlandschap kenmerkt zich door een onregelmatige verkaveling doordat het land veelal vanuit kleine boerderijen aan het lint individueel ontgonnen werd. Er is sprake van een halfopen karakter met kronkelende wegen- en waterpatronen en beplanting op de perceelsgrenzen. Helaas is op veel plekken de perceelbeplanting verdwenen en is het bebouwingsbeeld verdicht. Hierdoor werd het gebied eenvormiger en is de oorspronkelijke kleinschaligheid aangetast.
Het lint Kruisstraat ten noorden daarvan is een origineel landschappelijk lint dat tegenwoordig sterk verdicht is en waarvan de landschappelijke kwaliteit wisselend is. De relatie met het achterliggende Sprokkelbosch is veelal nog aanwezig, maar de bebouwing is vooral gericht op het lint. Er is op veel plekken een ongewenste confrontatie tussen de achterkanten van de lintbebouwing en het landschap van Sprokkelbosch. Tussen de bebouwing zijn nog wel zichten op het achterliggende kampenlandschap of richting het Maasdal. In het lint zijn naast de grootschalige agrarische bedrijven andere gebiedsvreemde functies bijgekomen.
Visie
De gemeente 's-Hertogenbosch wil met de visie 'Hooge Heide Noord Sprokkelbosch' dit totale gebied ontwikkelen tot een kleinschalig landschap met historische kenmerken. Om het gebied ruimtelijk en functioneel te versterken is het belangrijk nieuwe c.q. meer functies naast de agrarische functie mogelijk te maken.
HOOFDUITGANGSPUNTEN VISIE 'HOOGE HEIDE NOORD SPROKKELBOSCH'
De ambities in de gebiedsvisie zijn:
Visie op het landschap
De visie op het landschap kan samengevat worden in de volgende uitgangspunten:
Visie op bebouwing
Voor het hele gebied gelden met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden de volgende voorwaarden:
Voor de linten in het gebied gelden de volgende ontwikkelingsvoorwaarden:
Bij afweging van initiatieven is het volgende van belang:
Naast de algemene geformuleerde ontwikkelingsvoorwaarden, gelden voor het lint Kruisstraat de volgende specifieke uitgangspunten:
Visie op gebruik
De richting die in de visie voor het Sprokkelbosch wordt uitgezet is de transformatie naar een multifunctioneel landelijk gebied. Het blijft een landelijk gebied. Landschap, natuur, recreatie en wonen, gaan een belangrijker rol spelen. Dit kan op verschillende manieren worden bereikt.
Toetsing
Voorliggend initiatief past door het hergebruik van de bestaande bebouwing op een bestaand erf, sloop van overtollige bebouwing (zie paragraaf 4.1), kwaliteitsverbetering van het landschap (zie paragraaf 4.4) en geen belemmeringen/hinder voor bestaande functies (zie hoofdstuk 6) binnen de hoofduitgangspunten van de visie.
Visie op erfinrichting
Naast de meer globalere hoofduitgangspunten voor ontwikkelingen binnen het visie gebied zijn ook voor het ordenen en inrichten van het erf zelf uitgangspunten geformuleerd:
Toetsing
De herontwikkeling van de planlocatie biedt kansen om bovenstaande uitgangspunten mogelijk te maken. De volgende landschapselementen worden aan het perceel toegevoegd:
In bijlage 2 is in het landschaps/beplantingsplan nader onderbouwd op welke wijze de ontwikkeling bijdraagt aan de gebiedsvisie.
Conclusie
Het initiatief draagt met het hergebruik van bestaande bebouwing, sloop van overtollige bebouwing en de toevoeging van landschapselementen op het perceel bij aan de uitvoering van de gebiedsvisie 'Hooge Heide Noord Sprokkelbosch'.
De komende jaren is er een toename te verwachten in stoppende veehouders en zogenaamde vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing (vab) locaties. In juli 2016 heeft de gemeenteraad een beleidskader vastgesteld om deze ontwikkeling te kunnen sturen. Dit beleidskader geeft een kader waarbinnen deze herbestemming moet passen. Hetgeen in deze paragraaf wordt getoetst.
De beoordeling van initiatieven voor nieuwe functies vindt op verschillende aspecten plaats:
Hergebruik van voormalige agrarische bedrijfslocaties is mogelijk voor een omschakeling naar een niet-agrarisch bedrijf, een agrarisch technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf.
De functiewijziging van intensieve veehouderij naar 'verhuurbedrijf van mobiele staloplossingen voor de paardensector maximaal behorend tot categorie 2' met bijbehorende inpandige opslag past binnen deze definities. Het is een passende functie in het buitengebied en te omschrijven als een niet-agrarisch bedrijf.
Het bedrijf dient te behoren tot milieucategorie 1 of 2 uit de bedrijvenlijst van de VNG, er mag geen concurrentie met een bedrijventerrein optreden en moet daarom kleinschalig zijn, de omvang van de bebouwing moet beperkt zijn en overtollige opstallen moeten worden gesloopt.
Door deze partiële herziening van het bestemmingsplan wordt planologisch-juridisch verzekerd dat er geen zwaardere milieubelasting (maximaal categorie 1 en 2 met specifieke bestemmingsomschrijving) kan ontstaan voor de omgeving dan nu is onderzocht.
Daarnaast zorgt deze functie niet voor concurrentie met het bedrijventerrein. De bedrijfsactiviteiten zijn kleinschalig en gekoppeld aan één bedrijf. Extra of andere bedrijfsactiviteiten op het perceel door de specifieke bestemming niet mogelijk. Zoals beschreven in 5.2.2.1 is de vestiging van dit specifieke bedrijf op een bedrijventerrein niet mogelijk voor de eigenaars.
Er worden op het erf wijzigingen doorgevoerd die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit en die aansluiten op het beleidskader. Bijvoorbeeld het slopen van de voorste overtollige stallen en het zorgen voor voldoende opslagmogelijkheden zodat alle bedrijfsactiviteiten binnen plaatsvinden. Het vastleggen van de oppervlakte aan toegestane bebouwing in de regels, met een goede bruto/nettoverhouding bebouwd oppervlak, in combinatie met het vastleggen van de specifieke bedrijfsomschrijving (verhuurbedrijf van mobiele staloplossingen voor de paardensector) zorgt voor passende bedrijfsvoering op deze locatie voor de toekomst.
Het bouwvlak dient verkleind te worden naar maximaal 5.000 m2 voor een niet-agrarische activiteit, opslag van goederen dient in beginsel inpandig plaats te vinden, parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden en de bestaande bedrijfswoning is uitgangspunt.
Op de inrichtingsschets wordt met de rode stippellijn getoond wat het nieuwe bouwvlak op de verbeelding is. Binnen dit bouwvlak is alle bebouwing (bedrijf en woning) opgenomen. Tussen de woning en de bedrijfsbebouwing is een parkeerterrein voor 5 parkeerplaatsen opgenomen en de bestaande bedrijfswoning blijft bestaan.
Er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaatsvinden, er mogen geen milieuhygiënische bezwaren zijn, andere bedrijven mogen geen belemmeringen ondervinden, transformatie dient plaats te vinden op het bestaande erf, binnen landschapsontwikkelingsgebieden kan geen omschakeling toegestaan en de gronden mogen niet binnen een ecologische verbindingszone liggen.
In paragraaf 4.2.1 en hoofdstuk 6 is aangetoond dat er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaatsvindt, geen milieuhygiënische bezwaren zijn en andere bedrijven geen belemmeringen ondervinden. De gehele ontwikkeling vindt plaats binnen het perceel van het voormalig agrarisch bedrijf gelegen buiten de landschapsontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszone.
Er dient een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaats te vinden, er dient een erfinrichtings/beplantingsplan te worden opgesteld, er mogen geen waarden worden aangetast, er dient een watertoets te worden uitgevoerd.
De sloop van de voorste stallen en landschappelijke inpassing van het bedrijf draagt bij aan versterking van de landschappelijke kwaliteit van het gebied. Daarnaast wordt er met de bijdrage aan de aankoop van een perceel in het Kanaalpark ook een externe bijdrage gedaan aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. De genoemde ruimtelijke inpassing, opgenomen in een inrichtingsschets en landschaps/beplantingsplan (bijlage 1 en 2 ), is nader beschreven in paragraaf 4.3 en 4.4. In paragraaf 6.7 en hoofdstukken 7 en 8 is onderbouwd dat de waarden en waterhuishouding op het perceel niet worden aangetast.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de voorwaarden uit het beleidskader, hiermee is het initiatief passend binnen het vab beleidskader.
Het 'Afsprakenkader kwaliteitsverbetering Landschap 2015' bevat eenduidige afspraken die de regio en de provincie Noord-Brabant gezamenlijk hebben gemaakt met betrekking tot de toepassing van het principe Kwaliteitsverbetering van het landschap. Dit principe vindt zijn oorsprong in de Structuurvisie ruimtelijke ordening van de provincie Noord-Brabant en de Verordening ruimte. Een nadere uitwerking van dit principe was de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap die is opgesteld door de provincie als hulpmiddel voor een nadere invulling van het kwaliteitsverbeteringsprincipe door de Brabantse gemeenten.
Het 'Afsprakenkader kwaliteitsverbetering Landschap 2015' is de nadere uitwerking van de kwaliteitsverbetering van het landschap voor de regio Oost-Brabant en bevat afspraken die in het regionaal ruimtelijk overleg (RRO) van Oost-Brabant zijn gemaakt over de wijze waarop kwaliteitsverbetering van het landschap dient te worden uitgevoerd .
Volgens het afsprakenkader dient 20 procent van de bestemmingswinst geïnvesteerd te worden in de kwaliteitsverbetering van het landschap.
In paragraaf 4.4 is beschreven op welke wijze voor dit project de kwaliteitsverbetering van het landschap is berekend en zal worden uitgevoerd.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Voor de locatie is een verkennend bodemonderzoek NEN 5740 uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek, Kruisstraat 9-9a te Rosmalen, 24 november 2011), zie bijlage 4. Uit het onderzoek volgt dat de boven- en ondergrond licht verontreinigd zijn. De gemeten concentraties zijn echter lager dan de tussenwaarde (Aw of Sw+lw2). De bodemkwaliteit vormt dus geen belemmering voor de geplande bestemmingswijziging.
Uit het bodemonderzoek blijkt dat de voormalige gierkelders gevuld zijn met puin. De samenstelling van het puin en de hoeveelheid zijn niet nader onderzocht, omdat het puin slechts uit kalkzandsteen bestaat, dat afkomstig is van de binnenmuren van de stallen. Dit puin bevat dus geen verontreinigingen, zoals asbest. De hoeveelheid puin bedraagt circa 2.000 m³. Dit puin kan worden vermalen en worden hergebruikt worden de fundering van de nieuwe bestrating of bebouwing.
Bij het onderzoek zijn maximaal licht verhoogde concentraties aan onderzochte stoffen aangetoond in de bodem. De bodemkwaliteit wordt hiermee aanvaardbaar geacht voor de voorgenomen ontwikkeling. Sinds de uitvoering van het onderzoek zijn op de locatie geen bodembedreigende activiteiten uitgevoerd. Het is dan ook niet de verwachting dat de bodemkwaliteit significant is verslechterd sinds 2011.
Het uitgevoerde bodemonderzoek dateert uit 2011, maar een nieuw bodemonderzoek zal worden uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunning voor de sloop van de meest noordelijke stallen (indien asbest aanwezig is) en de vernieuwbouw van de nieuwe schuur.
Op basis van het onderzoek uit 2011 én het tussentijdse terreingebruik, vormt het aspect bodemkwaliteit geen belemmering voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. Het uitvoeren van (actualiserend) onderzoek is in dit stadium dan ook niet nodig en kan, zoals gemeld, uitgesteld worden tot het moment van de aan te vragen Omgevingsvergunning bouwen.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit. De gemeente 's-Hertogenbosch beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (Uitvoeringskader externe veiligheid gemeente 's-Hertogenbosch, deel A t/m C 2010). Hierin zijn aanvullende kaders gegeven voor de integrale aanpak van externe veiligheid.
Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluiten algemene regels ruimtelijke ordening.
Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.
Bron | Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico |
Inrichtingen (Bevi) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. |
Buisleidingen (Bevb) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Transportroutes (Bevt) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
Volgens de risicokaart liggen er binnen een straal van 500 meter geen buisleidingen, inrichtingen of transportassen met gevaarlijke stoffen, zoals op onderstaande afbeelding is weergegeven.
UITSNEDE RISICOKAART
Onderhavig planvoornemen leidt niet tot de realisatie van extra kwetsbare objecten. Daarnaast geldt dat bedrijven (tot 50 personen) in de regel beperkt kwetsbaar zijn. Dit vormt echter geen belemmering, daar het 'Externe veiligheidsbeleid 's-Hertogenbosch' (deel C) vermeldt dat binnen dit gebied (groen gebied) nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten zich mogen vestigen.
Het plangebied ligt wel in een gebied met een overstromingsrisico met een mogelijke overstromingsdiepte van 0,8 – 2,0 meter. Dit risico vormt echter geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Een advies van de regionale brandweer is niet gevraagd en betrokken. Dit conform het gemeentelijk EV-beleid, waarin is afgesproken dat in het kader van de verantwoording voor ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied buiten 325 meter van een transportas (spoor/weg/buis) geen eisen gesteld worden vanuit de externe veiligheid. Voor ruimtelijke ontwikkelingen van beperkte omvang – zoals deze - geldt dat buiten de 200 meter zelfs geen advies meer benodigd is.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Voorliggend plan omvat de wijziging van een agrarische bestemming (veehouderij) in een bedrijfsbestemming. Binnen het plangebied is één geurgevoelig object voorzien:
In de overige bebouwing binnen het plangebied worden geen geurgevoelige functies gerealiseerd. Voor de beoordeling van het aspect geur komt daarom alleen de bestaande (bedrijfs)woning in aanmerking.
Direct naast het plangebied – aan de Kruisstraat 7 - ligt één agrarisch bedrijf, dat relevant is voor de beoordeling van het aspect geurhinder. De overige omliggende agrarische bedrijven liggen op een zodanige afstand dat toetsing aan het aspect geurhinder niet aan de orde is.
Het bedrijf op Kruisstraat 7 heeft onlangs een nieuwe vergunning verkregen. Ten opzichte van de vorige vergunning is er toestemming voor de volgende inrichting:
Buiten de bestaande bedrijfswoning zijn binnen het perceel geen geurgevoelige objecten aanwezig. Hierna volgt de analyse met betrekking tot deze woning.
Belemmering naastgelegen agrarisch bedrijf
Op basis van de verleende vergunning voor Kruisstraat 7 is een beroep aangetekend en is er een uitspraak gedaan door Raad van State (201805679/1/A1). In deze uitspraak wordt geconcludeerd dat op basis van de aangepaste vergunningsaanvraag de emissiepunten van de betreffende stallen op een afstand van meer dan 50 meter van de woning op Kruisstraat 9a komen te liggen. Er is daarmee sprake van een goed woon en leefklimaat ter plaatse van de woning. Omdat er hier sprake is van een bestaande situatie, vormt de bedrijfswoning geen belemmering voor het agrarische bedrijf. Zie ook de geurhinderkaart in bijlage 5.
Om belemmeringen in de toekomst, door de bouw van geurgevoelige bijgebouwen, te voorkomen is op de verbeelding en in de regels een regeling voor bijgebouwen opgenomen die geurgevoelige functies expliciet uitsluit wanneer de bijgebouwen zich binnen de aanduiding `milieuzone - geurzone' bevinden. Daarnaast is, om te voorkomen dat bijgebouwen te ver van de bedrijfswoning worden gerealiseerd en daardoor elders op het erf voor een beperking van de agrarische bedrijfsvoering zouden kunnen leiden, tevens de bepaling opgenomen dat de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 20 meter.
Woon- en leefklimaat
In bovenstaande afbeelding geeft het onderste gele vierkantje de situatie bij locatie Kruisstraat 9 aan, te weten "Veehouderij gestopt na 19 maart 2000". Het (donker)blauw gekleurde vierkantje geeft de situatie bij buurbedrijf Kruisstraat 7 aan, te weten "Veehouderij met geur". Uit de afbeelding blijkt dat de geurbelasting op de woning van Kruisstraat 9 wordt bepaald door de geurbelasting van de veehouderij op Kruisstraat 7. Alle in de omgeving van het bedrijf aanwezige geurgevoelige objecten worden goed beoordeeld. De achtergrondgeurbelasting blijkt goed te zijn. Hieruit kan worden geconcludeerd dat vanwege achtergrondgeurbelasting er een goed woon- en leefklimaat ter plaatse heerst.
De veehouderij aan de Kruisstraat 7 wordt niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering als gevolg van voorliggend plan. Ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan betreft de transformatie van een voormalige veehouderij naar kleinschalige bedrijvigheid (verhuurbedrijf van mobiele staloplossingen voor de paardensector) verwant aan de paardensector en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.
De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'R Bruggen / 15523606'.
categorie | grenswaarde | 2018 | 2020 | 2030 | ||
jaargemiddelde concentratie NO2 | 40 µg/m³ | 21,0 | 18,9 | 10,8 | ||
jaargemiddelde concentratie PM10 | 40 µg/m³ | 20,3 | 18,9 | 15,5 | ||
jaargemiddelde concentratie PM2.5 | 25 µg/m³ | 12,8 | 11,6 | 8,7 | ||
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10 | 35 | 8,0 | 6,8 | 6,0 |
Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Verkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van 250 meter van de Kruisstraat. Aangezien de bedrijfswoning een reeds bestaande woning is, is een geluidsonderzoek naar wegverkeerslawaai niet noodzakelijk. Daarnaast worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten gerealiseerd.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van industrielawaai. Er is voor de geluidsbelasting op de toekomstige functies geen akoestisch onderzoek nodig.
De toekomstige functie kan mogelijk zelf wel geluidsbelasting veroorzaken daarom is een akoestisch onderzoek geluid/bedrijfslawaai uitgevoerd (zie ook paragraaf 6.6.2).
Op basis hiervan kan de conclusie worden getrokken dat:
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.
Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is 'gemengd gebied'. In de omgeving is immers sprake van matige tot sterke functiemenging. In het algemeen kan lintbebouwing in het buitengebied met agrarische en andere bedrijvigheid als gemengd gebied worden beschouwd. Langs de Kruisstraat, een lint in het buitengebied, wisselen woningen, agrarische en niet-agrarische bedrijven elkaar af.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft de functiewijziging van een agrarisch naar een niet-agrarisch bedrijf met maximaal milieucategorie 2.
De gereduceerde richtafstand voor een bedrijf met milieucategorie 2 in een gemengd gebied bedraagt 10 meter. Binnen deze afstand liggen geen milieugevoelige objecten. Het dichtstbijzijnde (beperkt) milieugevoelige object is de bedrijfswoning van de veehouderij aan de Kruisstraat 7. De afstand van de gevel van deze woning tot aan het bestemmingsvlak bedraagt 17 meter. Aan de richtafstand wordt dus ruimschoots voldaan. Tevens staat tussen de woning en het perceel van Kruisstraat 9 op circa 2 meter van de perceelgrens een gebouw met een lengte van circa 60 meter. Dit gebouw heeft een afschermende werking waardoor eventuele hinder wordt gereduceerd.
Het type bedrijf (opslag) zorgt niet voor hinder vanuit de aspecten stof, geur en gevaar. Alleen het aspect geluid zou een belemmering kunnen opleveren. Om aan te tonen dat het bedrijf past binnen de milieucategorie 2 conform de VNG-handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ met betrekking tot het aspect geluid, heeft onderzoeksbureau Cauberg Huygen een akoestisch onderzoek gedaan: rapport 'Conflexverhuur; akoestisch onderzoek Kruisstraat 9a te Rosmalen', 10 februari 2020 (05821-51807-03). Het rapport is toegevoegd als bijlage 6.
Cauberg Huygen concludeert dat het berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van de activiteiten binnen de inrichtingsgrenzen voldoet aan de normstelling van de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering”. Er is geen sprake van indirecte hinder. De toetswaarde ten aanzien van het maximale geluidniveau wordt evenmin overschreden. Geconcludeerd wordt dat de werkelijke geluidsituatie van de inrichting, past bij een milieucategorie 2 bedrijf.
Hieruit kan geconcludeerd worden dat – ten aanzien van het aspect geluid - de voorgenomen bedrijfsactiviteiten niet zullen leiden tot geluidshinder bij nabij gelegen woningen (o.a. Kruisstraat 7), alsook dat de beoogde bedrijvigheid aan Kruisstraat 9 voldoende zekerheid wordt geboden dat zij hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden – c.q. normen uit Activiteitenbesluit - uit kunnen blijven oefenen. Daarbij zal de (locatie van de) beoogde bedrijfswoning aan Kruisstraat 9 gehandhaafd blijven en niet dichterbij het agrarische bedrijf aan Kruisstraat 7 komen te liggen. Daarmee blijft de locatie van de geluidsgevoelig bestemming aan Kruisstraat 9 voor wat betreft de geluidsnormering onveranderd waardoor dit geen nadelige gevolgen zal hebben voor de geldende geluidsvoorschriften van het naast liggende bedrijf aan de Kruisstraat 7.
Het plan heeft geen grotere negatieve gevolgen voor de omgeving dan volgens het geldende bestemmingsplan mogelijk is. Geconcludeerd wordt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het dichtstbijzijnde milieugevoelige object.
Ook wordt de veehouderij aan de Kruisstraat 7 niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering ten gevolge van voorliggend initiatief, omdat:
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Op korte afstand van het plangebied zijn geen niet-agrarische bedrijven gevestigd.
Aan de Kruisstraat 28 ligt een dierenkliniek. Een dierenkliniek is niet opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Er is daarom aansluiting gezocht met artsenpraktijken en klinieken voor mensen. Daarbij is ervan uitgegaan dat in het bouwplan geen buitenverblijven voor dieren zijn voorzien. Eventueel verblijf van dieren vindt geheel binnen plaats. Uit de VNG-publicatie blijkt dat een richtafstand van 10 meter en een gereduceerde afstand van 0 meter geldt. De werkelijke afstand van de dierenkliniek tot aan de (bestaande) bedrijfswoning bedraagt meer dan 50 meter. Het bedrijf vormt dus geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Ten oosten van het plangebied liggen sportvelden. Volgens de VNG-handreiking hebben sportvelden met verlichting een richtafstand van 50 meter en een gereduceerde afstand van 25 meter. De werkelijke afstand van de sportvelden tot het plangebied bedraagt circa 90 meter. Aan deze afstand wordt dus ruimschoots voldaan.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing. Middels de Natuurbeschermingswet 1998 worden waardevolle natuurgebieden beschermd. De Flora- en faunawet bevat een soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant. Het dichtstbijzijnde Natuur2000 gebied ligt op ca, 7,75 km en het dichtstbijzijnde Natuurnetwerk Brabant ligt op ca. 850 meter.
Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat op deze afstand van de natuurgebieden dan met name om de stikstofdepositie. Andere mogelijke verstoringen door licht of geluid zijn door de grote afstanden tot het plangebied niet aan orde.
Stikstof
Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport (Kragten, 27 januari 2022, V03 220127 07419073) is als bijlage 7 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat de stikstofdepositie 0,00 mol/hectare/jaar bedraagt en daarmee onder de norm blijft. Het plan heeft geen negatief effect op natuurgebieden.
Soortenbescherming
Een groot deel van de locatie is bebouwd en verhard. De nieuwe ontwikkelingen zullen plaatsvinden ter plaatse van de bestaande terreinverharding en/of opstallen. Het bestaande groen blijft gehandhaafd en wordt beschermd door de bestemming Groen op te nemen. Eventueel in het groen aanwezige beschermde soorten worden dus niet verstoord. Hiermee is voldoende aangetoond dat het niet waarschijnlijk is dat eventueel aanwezige beschermde soorten in de groenzones worden verstoord.
In de toekomst worden twee van de zes stallen geheel en twee gedeeltelijk gesloopt. Omdat nu nog niet bekend is wanneer deze sloop zal plaatsvinden en de resultaten van een ecologisch onderzoek een beperkte houdbaarheid hebben is nu nog geen Quickscan Flora en fauna uitgevoerd.
Deze Quickscan en eventueel benodigde aanvullende onderzoeken zullen voor de aanvraag van de sloop- en bouwvergunning worden uitgevoerd. In dit wijzigingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het uitvoeren van de noodzakelijke onderzoeken en de eventueel daaruit voortvloeiende maatregelen.
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen.
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 endotoxine-eenheden per kubieke meter (EU/m³) voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode.
Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 2.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.
Analyse
Het plan omvat geen nieuwe milieugevoelige objecten. Een nadere beoordeling aan het aspect endotoxinen kan achterwege blijven.
Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het plan omvat geen nieuwe milieugevoelige objecten en ligt niet binnen de 2 km-contour van een geitenhouderij. Een nadere beoordeling aan het aspect geitenhouderijen kan achterwege blijven.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk 750 meter, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken.
Voor dit plan is nagegaan of een Milieueffectenrapport of een M.e.r. beoordeling opgesteld dient te worden. Voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:
In onderstaande analyse is beoordeeld of er een m.e.r (beoordeling) dient te worden opgesteld.
Ad 1.
In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is. De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen.
Ad 2.
In paragraaf 6.7.2 en bijlage 7 is onderbouwd dat een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) niet vereist is.
Vanuit beide aspecten is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling vereist.
Daarnaast is in voorgaande milieuparagrafen onderbouwd dat de ontwikkeling geen hinder veroorzaakt of milieutechnische belemmeringen kent.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een project. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf betreft een beschrijving van zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
Het nationale, provinciale en gemeentelijke waterbeleid is beschreven in:
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m) |
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse sprake is van een redelijk homogene bodemopbouw. De grondsoort wordt beschreven als: zand/matig fijn/zwak siltig/matig humeus. De waterdoorlatendheid is naar verwachting redelijk tot goed.
Op de westelijke perceelgrens ligt een sloot die van achter het perceel tot ongeveer de noordelijke gevel van gebouw 2 loopt. In de praktijk staat deze sloot bijna altijd leeg. De watergang heeft geen status. Ook in de directe omgeving zijn geen watergangen van betekenis aanwezig, zoals blijkt uit legger van waterschap Aa en Maas.
Volgens de Wateratlas van de Provincie Noord-Brabant ligt de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) op circa 80 – 100 cm -mv. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van het perceel bedraagt volgens de Algemene Hoogtekaart Nederland circa 4,5 m + NAP.
Het afval- en hemelwater wordt in de huidige situatie als volgt behandeld. In de Kruisstraat ligt een drukriolering. Het afvalwater van de woning wordt naar deze riolering afgevoerd. Er mag geen (overtollig) hemelwater naar de drukriolering worden afgevoerd.
Het bestaande verhard oppervlak bedraagt ca. 5.220 m². Planologisch gezien kan het hele bestemmingsvlak verhard worden, echter dient het perceel ingericht te worden zoals opgenomen in de inrichtingsschets in bijlage 1. Op de inrichtingsschets is een verhard oppervlak van (ca. 2.000 + ca. 1.550) = ca. 3.550 m2 opgenomen. Dit betekent een afname van het verhard oppervlak met ca. 1670 m2.
Voor onderhavig plan is er geen sprake van een toename boven de 2.000 m², volgens de Keur is er derhalve geen sprake van een verplichte compensatie. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt echter de nieuwe situatie beoordeeld. Het is voor bedrijven verboden hemelwater op het vuilwaterriool te lozen; voor afstromend hemelwater geldt als voorkeur het terugbrengen in het milieu. Conform de Keur en het gemeentelijk hemelwaterbeleid betreft de benodigde bergingscapaciteit: verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m) = 3.550 m² x 1,0 x 0,06 = 213 m³.
Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn de volgende afwegingsstappen gehanteerd:
Op het terrein is voldoende ruimte aanwezig. De bestaande sloot aan de westzijde van het perceel staat meestal droog. Aan de oostzijde en zuidzijde van de bebouwing kan het water, net als in de bestaande situatie wegstromen in de aanwezig groenzone (ca. 53 m2). Langs de westzijde van het perceel ligt daarnaast een greppel met een bergingscapaciteit van (l x b x d) van 135 x 2 x 0,5 = 135 m³. In de voortuin wordt nog eens een schouwsloot van 25 m³ aangelegd om het water van de bedrijfswoning op te vangen.
Er is daarmee voldoende ruimte aanwezig is om de benodigde waterberging op eigen terrein te realiseren. Bij de concrete bouwaanvraag voor deze locatie, zal het ontwerp van de hemelwatervoorziening nader worden uitgewerkt in overleg met de gemeente.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden. Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Kruisstraat geloosd worden.
Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
Het project voldoet aan de eisen van Waterschap Aa en Maas en van de gemeente 's-Hertogenbosch.
Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Het plangebied ligt op de Archeologische verwachtingskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch binnen een aanduiding met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het deel van het plangebied waar de nieuwe bebouwing wordt opgericht is reeds bebouwd en de geplande bouwactiviteiten (funderingen voor overbouwen ruimte tussen twee bestaande loodsen) betreffen geen bouwwerkzaamheden met een grondoppervlakte groter dan 100 m2 én meer dan 50 cm beneden maaiveld. Omdat niet bekend is of er in de toekomst wel grotere grondverstorende activiteiten plaats gaan vinden is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen, zodat eventueel aanwezige archeologische waarden beschermd zijn. Bij toekomstige bodemverstorende activiteiten zal het uitvoeren van een archeologisch onderzoek dan noodzakelijk zijn.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het project.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Uit onderstaande afbeelding, een uitsnede van de provinciale Cultuurhistorische waardenkaart 2010, volgt dat binnen het plangebied een aanduiding voor historische bouwkunst en een aanduiding voor historische lijnen liggen.
UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART PROVINCIE NOORD-BRABANT 2010
Het resterende deel van de boerderij (bestaande bedrijfswoning) is aangeduid als een boerderij van cultuurhistorische waarde. Het pand blijft behouden, dus de cultuurhistorische waarde wordt niet aangetast. Bij een eventuele renovatie van de woning zal rekening gehouden worden met de cultuurhistorische waarden.
Het voorste deel van het plangebied is aangeduid als historische stedenbouw. Historische stedenbouw is de combinatie van de historisch gegroeide ruimtelijke structuur en de historische bebouwing. Het kan gaan om een gehucht, dorp, stad, woonwijk of industrieel complex. Binnen deze zone worden de meest noordelijk schuren die in slechte staat zijn gesloopt. Hiermee ontstaat meer ruimte rond de woning wat de uitstraling in het lint ten goede komt.
De ruimtelijke structuur wordt als gevolg van het plan niet aangetast, maar verbeterd. De cultuurhistorische waarde wordt niet aangetast.
De woning is op de gemeentelijke monumentenkaart niet aangeduid als beeldbepalend pand, rijks- of gemeentelijk monument. Aanvullende bescherming in het wijzigingsplan is daarom niet noodzakelijk.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het project.
In dit hoofdstuk is de opzet van het wijzigingsplan opgenomen.
Voorliggend wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied noord en Kloosterstraat" (NL.IMRO.0796.0002152-1401), vastgesteld op 25 juni 2013. Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels.
Met dit plan wordt de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' gewijzigd in de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Groen'. Deze wijziging is gebaseerd op artikel 4.5.4 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied noord en Kloosterstraat.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro). Tussen initiatiefnemer en gemeente is een anterieure overeenkomst gesloten waarmee het kostenverhaal verzekerd is.
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
Het wijzigingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure op grond van artikel 3.9a Wro. De voorziene procedurestappen zijn:
Het voorontwerpwijzigingsplan heeft in het najaar van 2014 ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de ingebrachte inspraakreacties is het wijzigingsplan aangepast.
Op de locatie wordt nu, in plaats van een algemeen bedrijf in de milieucategorie 2, alleen een specifiek bedrijf toegestaan. Hiermee zijn de mogelijke belemmeringen ten gevolge van geluid of verkeer verkleind en in de toelichting is middels onderzoek onderbouwd dat er voor de omgeving geen hinder is te verwachten.
Omdat de procedure van het plan een tijd stil heeft gelegen is er voor gekozen, voordat de officiële procedure weer verder gaat, de omgeving te informeren over de gewijzigde plannen voor de locatie.
Daarvoor zijn degenen die een inspraakreactie hadden ingediend én de omwonenden in een straal van ca. 500 meter per brief geïnformeerd. Zij zijn in de gelegenheid gesteld het concept-ontwerpwijzigingsplan te ontvangen, vragen te stellen, opmerkingen te maken en/of een afspraak te maken voor een persoonlijk gesprek.
Er heeft één omwonende een reactie op het plan ingestuurd met betrekking tot de mogelijke belemmering van het initiatief het blijven uitvoeren van de bedrijfsactiviteiten. Deze reactie is meegenomen in de aanpassingsronde naar het Ontwerpwijzigingsplan.
Het aangepaste Ontwerpwijzigingsplan is in vooroverleg gestuurd naar de instanties.
De Provincie Noord-Brabant heeft een vooroverleg reactie ingestuurd. Daarin wordt gevraagd de motivering dat de ontwikkeling van een niet-agrarische functie past binnen de voorwaarden van artikel 3.73 IOV uit te breiden, met name vanuit de gebiedsgerichte benadering.
Daarnaast zijn in het kader van de kwaliteitsverbetering van het landschap (artikel 3.9 IOV) opmerkingen gemaakt over de wijze van berekenen van de benodigde investering van de kwaliteitsverbetering, de wijze van landschappelijke inpassing en de borging van de noodzakelijk investering in de regels.
Om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de Provincie is paragraaf 5.2.2 aangevuld en een landschaps/beplantingsplan (zie bijlage 2) opgesteld. Op basis daarvan is de berekening van de noodzakelijke investering aangepast (zie paragraaf 4.4 en bijlage 3).
Tevens is de regeling met betrekking tot de borging van de landschappelijke investeringen in artikel 3.5 toegevoegd en in artikel 4.3 aangepast.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft met ingang van 10 mei 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn heeft ingevolge artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening eenieder schriftelijk of mondeling zijn zienswijze omtrent het ontwerp kenbaar kunnen maken bij het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch.
In deze periode zijn 9 zienswijzen ingediend, waarvan 8 ongegrond en 1 gegrond. Deze zienswijze heeft geleid tot een aantal aanpassingen van het ontwerpwijzigingsplan.
Hierna zijn de belangrijkste aanpassingen beschreven.
In de toelichting:
In de regels:
Op de verbeelding:
De beantwoording van de zienswijzen en het overzicht van de aanpassingen is opgenomen in bijlage 8.
Voorliggend wijzigingsplan 'Kruisstraat 9/9a Rosmalen', is op 25 januari 2022 gewijzigd vastgesteld.
Tegen het vaststellingsbesluit zijn twee beroepen ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van Sate. De behandeling daarvan heeft op 6 juli 2023 plaats gevonden waarna op 11 oktober 2023 uitspraak is gedaan (ECLI:NL:RVS:2023:3769).
Een beroep is deels gegrond verklaard. Als gevolg daarvan is het vaststellingsbesluit van 25 januari 2022 deels vernietigd voor zover het gebruik ten behoeve van geurgevoelige functies niet is uitgesloten. Ook is de zin 'Bij wijziging van de bedrijfsvoering dient te worden voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Parkeernorming 2016', zoals deze stond opgenomen in artikel 3.5 onder c van de planregels en artikel 3.5 onder d van de planregels, vernietigd.
De Afdeling heeft het college opgedragen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen, een nieuw besluit te nemen voor vaststelling van het plan voor het onderdeel 'geur'. Het college heeft op 12 maart 2024 aldus besloten. Dat besluit is vervolgens op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt.