direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Theater aan de Parade 2020
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002416-1401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het Theater aan de Parade is technisch en kwalitatief verouderd. In 2005 is geconcludeerd dat grote investeringen nodig zouden zijn om het theater te laten voldoen aan de technische en kwalitatieve eisen van deze en komende tijd. De huidige stand van zaken maakt het steeds moeilijker om een (volwaardig) aanbod te realiseren, waar bezoekers om vragen. Om die reden is een aantal jaren geleden een proces gestart om tot een nieuw, toekomstbestendig theater te komen.

In dat kader heeft de gemeenteraad in de loop der jaren meerdere besluiten genomen. In 2017 heeft de gemeenteraad op voorstel van het college van burgemeester en wethouders, besloten om het op dat moment opgestelde nieuwbouwplan stop te zetten omdat de kosten ervan te hoog waren. Tegelijkertijd is besloten om een goedkoper alternatief plan uit te werken op de huidige locatie, waarbij bv. de bestaande kelder wordt behouden. Het bestaande financiële kader (50 miljoen Euro, prijspeil 2013, exclusief indexatie) is daarbij taakstellend.

1.2 Begrenzing plangebied

Het huidige theater is gelegen aan de Parade 21/23. Het plangebied van het bestemmingsplan omvat de bestaande locatie van het theater. De locatie wordt begrensd door de Parade, de Triniteitstraat en door de naburige percelen aan de noord- , de oost- en de zuidzijde.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Ruimtelijke structuur

De locatie voor het nieuwe theater betreft dezelfde plek waar het huidige theater is gebouwd. Deze locatie is gelegen in de historische binnenstad, aan de zuidoostzijde van de Parade. Aan de noordzijde van Parade ligt de Sint Janskathedraal.

Het theater ligt aan de zuid oostelijke hoek van de Parade. De wand aan de oostzijde van de Parade, die grenst aan de theaterlocatie bestaat uit bebouwing met religieuze en wereldlijke functies. Direct grenzend aan de noordzijde van het theater ligt enigzins naar achter, een voormalig koetshuis dat inmiddels een woonfunctie heeft gekregen. Langs het theater (noordzijde) loopt een (overbouwde) toegang tot het achtergelegen gebied van het wooncomplex Choorstraat - Papenhulst.
De bebouwing ten noorden van het theater, aan de oostzijde van de Parade bestaat overwegend uit twee bouwlagen met kap. De bouwhoogte bedraagt rond de 13 - 14 meter.

De westzijde van de Paradewand bestaat voor een deel uit het Bisschoppelijk paleis en een deel horeca met terrassen. De hoofdgebouwen aan deze zijde van de Parade bestaan overwegend uit drie bouwlagen. De bouwhoogte varieert tussen de 11 en 15 meter.

De zuidelijke wand van het plein wordt ingenomen door kantoren en woningen, bestaande uit twee bouwlagen. De bouwhoogte bedraagt circa 12 - 13 meter.

Vanuit de casinotuin loopt de Cavaleriestraat schuin richting het theater. Aan de noordzijde van deze straat liggen vier woningen die met het perceel direct grenzen aan het theater. De dichtstbijgelegen woning (Cavaleriestraat 2) bestaat uit drie bouwlagen met een bouwhoogte van circa 10 meter. De andere woningen bestaan uit twee bouwlagen en zijn iets lager.

Direct aan de achterzijde, de oostelijke richting, grenst het theater aan het kloostercomplex van de Zusters van de Choorstraat (Officieel de Orde van de dochters van Maria en Joseph). Het totale complex had de naam "In Omnibus Charitas", en was gericht op de zorg voor weeskinderen en weesvrouwen. Deze bebouwing staat deels op de perceelsgrens met het theater. De bebouwing is daar ongeveer 10-12 meter hoog.

De een aantal jaren geleden gereedgekomen parkeergarage St.Jan langs de Hekellaan biedt ruime mogelijkheden voor het parkeren van de bezoekers. De looproute via de Casinotuin vormt een logische en aantrekkelijke route naar het theater en de Binnenstad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002416-1401_0001.jpg"

Luchtfoto Parade

2.2 Geldend bestemmingsplan

Het huidige theater is gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan Binnenstad. Dit plan is door de gemeenteraad vastgesteld op 23 april 2013. Het theater heeft in dat plan de bestemming 'Cultuur en Ontspanning' gekregen.
Binnen de bestemming 'Cultuur en Ontspanning' zijn voor het plangebied de volgende functies rechtstreeks toegestaan:

  • bioscoop;
  • creativiteitscentrum;
  • dansschool;
  • museum;
  • muziekschool;
  • muziektheater;
  • theater.


Bij genoemde hoofdfuncties is ook functie-ondersteunende horeca toegestaan. Dit houdt in dat binnen de hoofdfunctie ondergeschikte (maximaal 20% van het netto-vloeroppervlak) en niet zelfstandige horeca (in de zin van het verstrekken van maaltijden en dranken voor gebruik ter plaatse) aanwezig mag zijn. De openingstijden van deze horeca dienen gekoppeld te zijn aan de openingstijden van de hoofdfunctie. Ook mag de horeca geen aparte toegang hebben en niet fysiek gescheiden zijn van de hoofdfunctie.


afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002416-1401_0002.png"

Uitsnede geldende bestemmingsplan Binnenstad. In roze de bestemming 'Cultuur en ontspanning'


In het geldende bestemmingsplan is aan de locatie een bouwvlak toegekend waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd. Het bouwvlak, dat mag voor 100% mag worden bebouwd, komt nagenoeg overeen met de plattegrond van het huidige theater.

Het bestemmingsplan geeft vervolgens via de bijlage 'Lijst van gebouwen binnenstad met hoogtematen bouwlagen' de maximaal aantal bouwlagen en maximaal toegestane goot- en bouwhoogtes aan per gebouw. Het huidige theater is daarbij onderverdeeld in drie vlakken (I, II en III), die ieder een eigen hoogtenorm kennen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002416-1401_0003.png"

Drie deelgebieden van huidige theater op basis van 'Lijst van gebouwen binnenstad met hoogtematen bouwlagen' bestemmingsplan Binnenstad

  maximale goothoogte (meters)   maximale bouwhoogte (meters)  
I   12,4   16,4  
II   16,8   20,8  
III   22,7   26,7  


In de regels is verder opgenomen dat hoofdgebouwen met een plat dak, waaronder ook het theater valt, uitsluitend mogen worden verhoogd tot de aangegeven maximale bouwhoogte om het hoofdgebouw te kunnen voorzien van een kap, dakschild of attiek.

2.3 Verleende bouwvergunning

Op 4 september 2006 is een bouwvergunning verleend voor het vergroten van de expeditie bij het zijtoneel. Deze vergunning is destijds verleend met toepassing van een vrijstelling van het toen geldende bestemmingsplan 'Binnenstad Oost'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002416-1401_0004.jpg"

Rood omcirkeld: het vergunde deel

Dit in 2006 vergunde deel is in het bestemmingsplan Binnenstad uit 2013 abusievelijk niet in het bouwvlak meegenomen. In het nu voorliggende bestemmingsplan wordt dit hersteld.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Uitgangspunt bestemmingsplan

Het nu voorliggende bestemmingsplan betreft het vastleggen van de in 2006 vergunde (en ook gerealiseerde) uitbreiding van het theater. Dat betekent dat de gebruiks- en bouwmogelijkheden ter plekke van het Theater aan de Parade, zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan Binnenstad worden aangevuld met de vergunde uitbreiding uit 2006. Deze uitbreiding wordt opgenomen in het bouwvlak, zodat dit deel kan worden betrokken in het ontwerp van het nieuwe theater.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002416-1401_0005.jpg"

In blauw is aangegeven met welk deel het bouwvlak wordt vergroot.

Daarnaast zijn enkele kleine, reeds bestaande en vergunde afwijkingen van het bestemmingsplan v.w.b. de bebouwing (bv. deel van het bestaande dak dat in huidige situatie reeds hoger is dan maximale hoogtemaat in het bestemmingsplan), planologisch vastgelegd. Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is dan ook de bestaande, vergunde bouwmassa (waar deze afwijkt van het geldende bestemmingsplan) en de planologische mogelijkheden van het bestemmingsplan Binnenstad. Het bestemmingsplan biedt in beginsel derhalve geen ruimere bouwmogelijkheden dan in de huidige situatie reeds benut of aanwezig.

Bij de vaststelling van het bestemmigsplan is op 3 onderdelen van dat uitgangspunt afgeweken:

  • 1. Aan de voorgevel zit over een deel van de eerste en tweede verdieping een verspringing naar voren (deels binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' en deels buiten het bestemmingsplan). Deze verspringing zorgt voor de stedenbouwkundig gewenste geleding van de bouwmassa zowel horizontaal als verticaal. Het zorgt voor ondersteuning en variatie in de gewenste afwisseling in het gebouw. Ook levert deze zogenaamde erker een betere relatie op tussen het theater en het plein van de Parade. De transparante erker levert een nabijer zicht op de openbare ruimte op en doordat er zijramen inzitten levert dit ook een enorme verrijking op in de richting van de Sint Jan omdat deze nog nadrukkelijker zichtbaar is vanuit de foyer. In de ontwerp omgevingsvergunning is om die reden ook een afwijking voor deze verspringing opgenomen conform artikel 3.4 onder 6 van het nieuwe bestemmingsplan. Geconstateerd is dat voor de juridische toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid op de verbeelding van het bestemmingsplan nog wel het bestemmingsvlak 'Cultuur en ontspanning' wat uitgebreid moet worden (ter plekke van de verspringing). Het bouwvlak behoeft geen aanpassing.

  • 2. De op de verbeelding opgenomen hoogtescheidingslijn ter plaatse van de omloop van de grote zaal was in het ontwerpbestemmingsplan abusievelijk iets te ver in noordelijke richting gelegd. Deze had de bestaande bebouwing ter plekke moeten volgen. De hele omloop van de grote zaal valt daardoor binnen deze hoogtescheidingslijn. Indien de hoogtescheidingslijn ca. 1,5m in zuidelijke richting wordt verplaatst (conform de bestaande bebouwing), kan een deel van de omloop niet gerealiseerd worden. Verplaatsing van deze hoogtescheidingslijn zou aansluiten bij het voor het bestemmingsplan gekozen uitgangspunt: de bestaande, vergunde bouwmassa (waar deze afwijkt van het geldende bestemmingsplan Binnenstad) en de planologische mogelijkheden van het bestemmingsplan Binnenstad. Hier hebben wij er echter voor gekozen om van dat uitgangpunt af te wijken. De omloop van de grote zaal is voor het goed functioneren van het theater onmisbaar. Vanuit duurzaamheid is gekozen voor hergebruik van de constructie van de grote zaal. Dat betekent dat verplaatsing van de omloop in zuidelijke richting fysiek gezien niet mogelijk is. Gelet op de geringe overschrijding van de bouwmogelijkheden (t.o.v. het voor het nieuwe bestemmingsplan gekozen uitgangspunt) die hierdoor ontstaat (circa 130m3) en dit volume nauwelijks zichtbaar is vanuit de omgeving, hebben wij ervoor gekozen om de betreffende hoogtescheidingslijn, zoals opgenomen in het ontwerpbestemmingplan te laten staan. Daarmee kan de omloop om de grote zaal in het plan gehandhaafd blijven.
  • 3. Aan de noord- en oostzijde van het nieuwe theater wordt op een tweetal plekken een ondergrondse voorziening aangebracht om een droge bouwplaats te creëren. Deze voorzieningen vallen deels, over een beperkte lengte, buiten de bestemmingsgrens/bouwvlak. Gelet op het belang van een veilige bouwplaats, het belang van risicominimalisatie, de geringe overschrijding van de bouwmogelijkheden die hierdoor ontstaan en het gegeven dat het gaat om een ondergrondse voorziening, hebben wij ervoor gekozen om het bestemminsplan hierop aan te passen. Het gaat om een kleine verruiming van de begrenzing van het bestemmingsplan (aan de noordzijde). Daaraan wordt de bestemming 'Cultuur en ontspanning' toegekend. In de algemene bouwregels (artikel 7) is een aanvulling voor deze voorzieningen opgenomen.

In het ontwerp voor het nieuwe theater is ter hoogte van de laad- en loszone een aanvullende constructie nodig om de bestaande kelderbak te ondersteunen tegen verzakken t.g.v. de aanvullende nieuwbouw. Deze constructie valt voor een gedeelte buiten de bestemmingsgrens/bouwvlak. Gelet op het belang van het behoud van de bestaande kelder, de geringe overschrijding van de bouwmogelijkheden die hierdoor op deze plek ontstaat, en het gegeven dat het gaat om een ondergronds te realiseren constructief element, hebben wij er voor gekozen om ook hier het bestemmingsplan op een zelfde wijze aan te passen (kleine verruiming van de begrenzing van het bestemmingsplan en toekenning bestemming 'Cultuur en ontspanning'). De aanvulling in de algemene bouwregels is ook van toepassing op deze voorziening.

3.2 Ruimtelijke inpassing

De ruimtelijke inpassing van het nieuwe theatergebouw, op de plek van het bestaande theater aan de Parade, vindt op een zorgvuldige wijze plaats. Er is rekening gehouden met de directe omgeving en de nabijheid van de Sint Jan, met de ligging binnen het van rijkswege beschermd stadsgezicht en met de bestaande bouwmogelijkheden op deze locatie.

Het theater ligt in het Rijks beschermd Stadsgezicht. Wijzigingen in dit gebied dienen daarom zorgvuldig te worden afgewogen, met het doel de ruimtelijke structuur van straten en bebouwing te behouden en "oud" en "nieuw" op een harmonische wijze te integreren. Dit betekent echter niet dat het stadsbeeld niet kan wijzigen. Wij zijn van mening dat het nieuwe Theater aan de Parade zorgvuldig is ingepast in het beschermd stadsgezicht.

De Parade wordt gekenmerkt door een carré aan bomen. Om dit carré liggen de straten die verbinding maken met de pleinwanden. De meest in het oog springende pleinwand ligt aan de noordzijde met de Sint Jan. De andere bebouwing is opgedeeld in een diversiteit aan panden, die elk hun eigen karakter en voornaamheid hebben aan het plein. Binnen het carré is altijd een gelaagd zicht op de bebouwing doordat de bomenrijen dominant in het beeld staan. Aan de straatzijde is dan altijd een intiemere zone te vinden waar men tussen de gebouwen en bomenrijen staat en men op de rest van het plein altijd een dubbel gelaagd beeld heeft door twee bomenrijen. Dit geeft het plein de karakteristieke uitstraling en zorgt voor een divers beeld door de seizoenen heen.
Zoals aangegeven zijn de andere wanden aan het plein minder nadrukkelijk aanwezig dan de Sint Jan. Dit komt onder meer door de hoogte, expressiviteit en kleurstelling van de gevels. Wel verschillen de schaal en het karakter van de panden al naar gelang de functie van de panden. Ook het theater, een bijzondere en openbare functie voor de hele stad en regio, vraagt om een eigen uitstraling en relatie met de parade. Tegelijkertijd is door zijn bijzondere ligging, in de nabijheid van belangrijke monumenten, de aansluiting met de omgeving cruciaal. In de historische binnenstad hebben gebouwen met maatschappelijke en/of openbare functies, zoals kerken, kloosters, musea vaak een afwijkende maat en schaal en zelfs richting. De grotere 'korrel' en hoogte t.o.v. de historische pandsgewijze woonbebouwing in de binnenstad, zorgen ervoor dat dergelijke bebouwing vaak de aandacht trekt in het straatbeeld. Dit verschil in maat en schaal tussen grotere gebouwen en de meer kleinschalige woonbebouwing is een belangrijke karakteristiek en te koesteren kwaliteit van de historische binnenstad. De 'grotere' gebouwen worden vaak gekenmerkt door een geleding van de massa en verfijning van de architectuur en gevels, zodat een logische overgang ontstaat tussen beide schalen en geen hard contrast. Dit is ook belangrijk uitgangspunt geweest bij het ontwerp voor het nieuwe Theater aan de Parade. Daarnaast is de Parade een plein van formaat dat grotere bebouwing kan 'dragen'. De pleinwanden zorgen voor een duidelijke begrenzing en geven deze prachtige plek een mate van intimiteit.

Het nieuwe theater is ontworpen als een gelaagd gebouw, waarin parcellering en verfijning in architectuur ingezet worden om het gebouw in gesprek te laten gaan met haar omgeving. Dit is niet ingezet om het gebouw anoniem vorm te geven, maar een van de blikvangers aan de Parade te laten zijn zonder dat het de omgeving wegdrukt. Dit is een opzet die passend is bij de publieke functie van het theater. Qua bouwhoogte, omvang en uitstraling zal de Sint Janskathedraal ook in de toekomst het dominante gebouw aan de Parade blijven. Het nieuwe theater zal in hoofdmassa niet verder naar voren richting Parade worden gebouwd dan het bestaande theater. Het zicht op de Sint Jan vanuit de Triniteitstraat wordt daardoor geborgd. Bovendien verbeterd de visuele relatie met de Sint Jan door het verdwijnen van de bestaande, forse luifels (die tot wel 6 meter voor het theater uitkomen) aan de voorzijde van het theater.

De gevel aan de Parade bestaat uit een schakering van transparant glas en metselwerk van donkere rode bakstenen. Met dit laatste materiaal wordt aansluiting gezocht op het dominante gevelmateriaal van de (woon) bebouwing in de omgeving. De gevel is een compositie van verschillende omgang met materialen, de schaal van de gevelopeningen en geleding in de gevel. Dit levert verschil in transparantie van de gevel op al naar gelang de functie die erachter zit. Altijd is gekozen voor aansluiting op het aanliggende stedelijk weefsel met een meer gesloten vlak van de donkere baksteen. Terwijl rondom de entree en de functies van de foyers gekozen is voor meer openheid in de gevel door meer glas toe te passen en daarmee een sterke relatie tussen de openbaarheid van het plein en deze publieke functies te krijgen. Al met al leveren deze een soort parcellering aan de Parade op die het gebouw qua schaal verkleinen en op de juiste momenten laten communiceren met de stad. Dit wordt nog versterkt doordat beide theaterzalen ook van buiten zichtbaar zijn door een eigen kleurstelling, die ook zichtbaar is in het daklandschap.

De andere zijden van het gebouw zijn niet openbaar en daardoor nauwelijks transparant. Het zijn voornamelijk baksteengevels, die wel op gelijke wijze opgemetseld worden als de andere gevels. Om de gevel te verzachten en de blik vanuit privé-tuinen aangenamer te maken is deels gekozen voor groene gevels als verrijking van de baksteengevel.
Ten slotte is het ook mogelijk om de laad-en losgebieden bij uitzondering om te vormen tot buiten podium, waarmee het gesloten deel van het gebouw zich op maaiveld soms verrassend extravert kan tonen aan de parade.

De parcellering van de gevel aan de voorzijde is ingezet om aansluiting te vinden met het omliggende stedelijk weefsel. Aan de noordzijde is het gebouw op de hoek nadrukkelijk van baksteen. Iets ten zuiden daarvan ligt een tweede zone waar de paradezaal ligt. Alleen boven de paradezaal ligt een kap met de kenmerkende kleurstelling voor deze zaal. Deze kapvorm die een ronding heeft, ligt ca. 5 meter terug van de voorgevel. Daarmee wordt alleen hier de maximale hoogte van 16,4 meter bereikt. Bovenop deze kap zijn nog diverse installaties geplaatst. Door deze vorm te geven, passend bij de kapvorm, ontstaat een architectonische verrijking in plaats van afbreuk door individuele en autonoom vorm gegeven installatie elementen.

Het bouwplan is ontwikkeld op basis van de in het geldende bestemmingsplan opgenomen hoogtematen. Aan de noordzijde zorgt het echter voor een verlaging van de bouwhoogte met 3 meter t.o.v. de ruimte in het geldende bestemmingsplan (13,4m t.o.v. 16,4m). Deze lagere bouwhoogte zorgt daarmee voor een betere aansluiting op de bebouwde omgeving.

Aan de zuidzijde zit ook in de parcellering op de hoek weer een veel meer gesloten baksteengevel. Het deel ervoor is juist transparanter waardoor vanaf maaiveld een relatie met de toneeltoren ontstaat. De toneeltoren van het nieuwe theater is gesitueerd op dezelfde plek als de huidige toneeltoren en heeft hoogte van 26,7 meter conform de bouwhoogte van het geldende bestemmingsplan. De kapvorm loopt hier ook in een ronding, wat het een karakteristieke en eigen uitstraling geeft. Daarmee is de vorm, zoals het voor een theater mag, eigenwijs en een expressief onderdeel van het stadsbeeld. Wel is gekozen voor een lichte kapmaterialisatie, waardoor de kapvorm luchtiger oogt en vaak naadloos zal overgaan in de lucht.

De gevel tussen beide zalen wordt gekenmerkt door de entree en veel openheid. De transparantie is hier tot boven uitgewerkt en hier zit dan ook een eigen parcellering die duidelijk in de gevel het tussendeel tussen beide zalen markeert. De noordelijke aansluiting wordt gekenmerkt door transparantie van de entree en de interne ontsluiting, terwijl de aansluiting richting de grote zaal gemarkeerd wordt door het oplopen van het gebouw richting de grote zaal en een boven de laad- en loszone gelegen groene foyer. Hier komt het groen nadrukkelijk naar voren in en op het gebouw, waardoor hier niet alleen een aantrekkelijk binnenklimaat ontstaat maar ook een aanvulling in de parcellering van het gebouw.

Voor een nieuw theater zijn uiteraard ook voorzieningen nodig die moeten zorgen voor een goed binnenklimaat en een goede toegankelijkheid, zoals lucht- en liftkokers. Deze voorzieningen zijn in een aantal gevallen bovenop het dak geplaatst. Waar deze hoger zijn dan de maximale bouwhoogte, vallen deze binnen een afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan. Doordat het hier gaat om beperkte volumes met beperkte oppervlakte, die onderdeel zijn van het architectonisch ontwerp, is dit ruimtelijk ook acceptabel.

Aan de zuidelijke en oostelijke gevels wordt baksteen afgewisseld met groen om een overgang naar de omliggende woningen en tuinen te creëren. De verfijning van het metselwerk in combinatie met groen is een verrijking t.o.v. de huidige situatie waarin deze gevel dit momenteel niet heeft. Ook vanuit de Casinotuin en het Bossche Broek krijgt het theater een deels groene aanblik, waardoor de gevel minder nadrukkelijk naar voren komt en een gevarieerder beeld ontstaat. Groene gevels dragen bovendien bij aan de vergroening en verduurzaming van de stad.

Naast de afweging over de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de nieuwbouw in het kader van het bestemmingsplan is het bouwplan ook getoetst aan de redelijke eisen van welstand. In dat kader is het plan meerdere keren aan de Monumenten- en Welstandscommissie voorgelegd. De commissie is akkoord met het bouwplan en heeft grote waardering uitgesproken voor het ontwerp voor het Theater aan de Parade. 'De middelen die zijn ingezet leiden er toe dat niet alleen de ruimtebehoefte en de technische problemen worden opgelost maar vooral ook dat het nieuwe pand goed landt op deze belangrijke locatie aan de Parade. De transparantie, het in het ontwerp opgenomen groen en de conceptuele vernieuwingen door het theater zich te laten openen en onderdeel uit te laten maken van de stad zorgen voor een theater welke een verrijking betekent voor de stad.'

Ook de Monumenten- en Welstandscommissie heeft derhalve geen aanleiding gezien te oordelen dat de nieuwbouw van het theater in strijd komt met het beschermd stadsgezicht of niet passend zou zijn in de omgeving.

In de planvorming is ook rekening gehouden met de belangen van omwonenden en andere belanghebbenden. Er is onderzocht wat de effecten zijn van het nieuwe theatergebouw op de bezonning van de omliggende percelen. Hiervoor is een schaduwstudie gemaakt, die uitgaat van een vergelijking tussen de bestaande en nieuwe situatie (op maaiveldniveau). Er is daarbij gekeken naar 4 verschillende dagen per jaar (21 maart, 21 juni, 21 september en 21 december) op verschillende tijdstippen. Aan de oostzijde van de nieuwbouw ontstaat aan het einde van de dag wat extra schaduw. Door de oriëntatie van de woningen heeft de extra schaduw nauwelijks tot geen invloed op de zoninstraling in de woningen. Er blijven ook voldoende momenten waarop de zon aanwezig is in de tuin. Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat de schaduweffecten op de omliggende percelen, op basis van de vergelijking tussen het bestaande theatergebouw en het nieuwe ontwerp van het theater, beperkt zijn en deze niet leiden tot onaanvaardbare situaties. Daarbij merken wij nog op dat de bouwmogelijkheden van het geldende bestemmingsplan nagenoeg even groot zijn als de bouwmogelijkheden van het nieuwe bestemmingsplan en dat bij benutting van de bouwmogelijkheden van het geldende bestemmingsplan er helemaal geen sprake zou zijn van schaduwwerking. Voor het betreffende onderzoek verwijzen wij naar Bijlage 5 Bezonningsstudie.

Daarnaast zijn bouwmogelijkheden aan de noordzijde van het theater wat verlaagd. Over een lengte van ca. 30 meter en een breedte van 4 meter is de maximale bouwhoogte verlaagd van 16,4 meter naar 13,4 meter. Daarmee sluit de nieuwbouw daar goed aan op de gebouwde omgeving.

3.3 Parkeren

Het aan het theater gerelateerde autoverkeer van bezoekers, werknemers en artiesten kan, net als in de huidige situatie, voor het parkeren van de auto gebruik maken van de beschikbare openbare parkeerplaatsen in en om de binnenstad. De parkeergarage “Sint Jan” aan de Hekellaan ligt daarbij het meest voor de hand. In de huidige situatie maken veel bezoekers van het theater ook al gebruik van deze parkeergarage. De parkeergarage heeft voldoende capaciteit en ligt met circa 300 meter op relatief korte loopafstand. De looproute vanuit de garage door de Casinotuin en de Cavaleriestraat mag daarnaast als aantrekkelijk worden gekenschetst.

Fietsers kunnen voor het stallen van hun voertuig gebruik maken van de bewaakte fietsenstalling in de Kerkstraat. Het op maaiveld stallen, al dan niet dicht bij de ingang, is niet verboden. In de huidige situatie komt dat slechts op kleine schaal voor. In het ontwerp van de openbare buitenruimte rond het theater zal dan in eerste instantie ook niet worden ingezet op het aanbieden van (grootschalige) stallingsvoorzieningen in de directe nabijheid van de ingang. De plaatsing van fietsenrekken in de openbare ruimte kan wel worden overwogen om incidenteel stallingsgedrag te faciliteren of om het gebruik van de openbare ruimte te sturen. Dit is een verdere ontwerpopgave.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Met de Structuurvisie brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid:

  • 1. een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  • 7. het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.


Het laatstgenoemde nationaal belang houdt onder meer in dat bij stedelijke ontwikkelingen en de afweging daarbij aandacht dient te worden besteed aan de ladder van duurzame verstedelijking (zoals opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro). In paragraaf 4.2.2 wordt daar nader op ingegaan.

Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een nieuw theater op de locatie van het huidige theater mogelijk. Dit plan raakt geen nationale belangen.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. Hierin geeft de provincie Noord-Brabant de hoofdlijnen aan van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening haar biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch, mobiliteits-, sociaal, cultureel, milieu- en natuurbeleid. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen, zoals de concentratie van verstedelijking. De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen: regionaal samenwerken; ontwikkelen, zowel gebiedsgericht als thematisch zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen; beschermen van provinciale belangen zoals zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, door middel van de Verordening ruimte; stimuleren, door middel van subsidies en door het beschikbaar stellen van kennis en informatie. In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.

Op de Structurenkaart is het plangebied aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied'. In het stedelijk concentratiegebied wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. Het bestemmingsplan maakt (opnieuw) de nieuwbouw van een theater, dat voorziet in een regionale behoefte, mogelijk.

4.2.2 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is door Provinciale Staten vastgesteld 25 oktober 2019.

Het plangbied ligt in het stedelijk concentratiegebied. Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor, anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent het uitgangspunt van bundeling van verstedelijking dat het leeuwendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden. De stedelijke concentratiegebieden ziet de provincie als ruimtelijk samenhangende, verstedelijkte gebieden. Daarbinnen liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking.

Duurzame stedelijke ontwikkeling is belangrijk. Noord-Brabant heeft de ambitie tot de top van Europese kennis- en innovatie regio's te blijven behoren. Een aantrekkelijk leef-, woon- en vestigingsklimaat is hiervoor een essentiële voorwaarde. Dit zorgt ervoor dat bedrijven de weg naar Brabant weten te vinden, werknemers hier prettig wonen en innovaties sneller plaatsvinden. Daarom wordt gestreefd naar duurzame verstedelijking.

Ook zorgvuldig ruimtegebruik is belangrijk en wordt als uitgangspunt gehanteerd, vanuit de zorg voor een goede omgevingskwaliteit. Dat betekent dat een stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen in beginsel plaatsvindt binnen stedelijk gebied en dat de ruimte binnen stedelijk gebied zo goed als mogelijk wordt benut. Hierbij past ook dat er wordt gekeken naar eventuele hergebruiksmogelijkheden van leegstaand of leegkomend erfgoed, zoals industriële complexen, kloosters, verzorgingshuizen et cetera. Vanuit de ladder voor verstedelijking die in het besluit ruimtelijke ordening is opgenomen gelden dienaangaande ook voorwaarden.

Het bestemmingsplan maakt (opnieuw) de nieuwbouw van een theater mogelijk. Het realiseren van een dergelijke stedelijke functie op deze locatie past binnen het provinciaal beleid.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Op basis van artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit rumtelijke ordening en de Interim omgevingsverordening van de provincie, dient bij het opstellen van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de zogenaamde Ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

In het plangebied is op dit moment reeds een theater met een regionale functie gevestigd. Dit theater voorziet al jaren in een regionale behoefte. Ook voor de komende jaren zal deze behoefte aanwezig blijven. Aangezien het huidige theater aan de Parade technisch en kwalitatief is verouderd en het grote investeringen vergt om het bestaande gebouw te laten voldoen aan de technische en kwalitatieve eisen van deze en komende tijd, is ervoor gekozen om een nieuw, toekomstbestendig theater op dezelfde plek te realiseren.
Een nieuw theater zal nauwelijks effect hebben op de bezoekerscapaciteit. Het aantal stoelen zal in het nieuwe theater ongeveer gelijk zijn aan het aantal stoelen in de huidige situatie. In de nieuwe situatie komt er geen bioscoopzaal meer terug.

Door het nieuwe theatergebouw op dezelfde locatie te bouwen van het huidige theater, dat is gelegen in de binnenstad, wordt de ruimte in stedelijk gebied optimaal benut.

Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat aan de doelstelling van de Ladder van duurzame verstedelijking wordt voldaan.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Ruimtelijke StructuurVisie 's-Hertogenbosch

In juni 2003 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch de Ruimtelijke StructuurVisie vastgesteld, met de ondertitel 'Stad tussen stromen'. De Ruimtelijke StructuurVisie geeft richting aan de ruimtelijke ambities van de stad. Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de actualisatie van de structuurvisie uit 2003 vastgesteld. In deze geactualiseerde structuurvisie integreert gemeente het provinciaal beleid. De geactualiseerde structuurvisie bevat een integrale visievorming voor lange termijn, 10 jaar met een doorkijk naar 15 à 20 jaar. De structuurvisie bestaat uit het Ruimtelijk Casco, een visie geformuleerd op het plangebied. Een ruimtelijke analyse van de stad en het gemeentelijk beleid vormen de input voor deze visie. De visie formuleert de ontwikkelingskoers, beschrijft een wensbeeld van de stad voor de lange termijn en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een toetsingskader, en tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkeling. Zo wordt bepaald waar strakke contouren ter bescherming van kwetsbare waarden liggen en kansen voor ontwikkeling. En worden locaties aangeduid waar deze ontwikkeling tegen randvoorwaarden mogelijk zijn en afweegbare gebieden voor uitbreidingen en intensiveringen aangewezen. Het 'ruimtelijk motto' van compacte, complete en contrastrijke stad als het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de stad blijft gehanteerd, in de overtuiging dat dit de juiste basis biedt voor een duurzame ruimtelijk hoofdstructuur.

Het nieuwe theater wordt gerealiseerd in de historische binnenstad, op dezelfde locatie als het huidige theater. Met betrekking tot het stadscentrum in het algemeen en de historische binnenstad in het bijzonder wordt o.a. de volgende visie voorgestaan:

Typerend voor het Bossche centrummilieu is de dynamiek waarmee deze zich voortdurend vernieuwt, grotendeels geïnspireerd door historisch waardevolle kaders. Het is bij uitstek de plek van veelkleurigheid en diversiteit, van een mengeling van functies die ontstaan, groeien en soms ook weer afsterven. Culturele functies die onderscheidend zijn, bepalen in belangrijke mate de identiteit en de stedelijke cultuur van de stad. Dergelijke functies hebben vaak een centrumomgeving nodig om te kunnen overleven.

De oude binnenstad van 's-Hertogenbosch heeft zijn karakter behouden, gekenmerkt door dichtheid van bebouwing, historische gelaagdheid, intimiteit en kleinschaligheid. Hier bevindt zich een veelkleurige variatie van functies en een hoge intensiteit aan activiteiten. De oude woon- werkhuizen en vele monumenten vormen een interessante mix met de winkels, warenhuizen, musea, theaters en andere (culturele) instellingen. Met (eet)cafés, bars, restaurants, kleine bedrijfjes etc. Straten en pleinen functioneren als buitenpodia. Het uitgaansleven is verspreid over de binnenstad met concentraties rond de Parade, de Uilenburg en Kop van 't Zand.

De historische binnenstad betreft de oude vesting ('de driehoek'). Die vormt het belangrijkste onderdeel van het stadscentrum. Het is en blijft met zijn menselijke schaal en historische gelaagdheid het onvervreemdbare hart van de stad, het stedelijk podium voor ontmoetingen van allerlei bevolkingsgroepen voor sociale, zakelijke en culturele contacten. Het is als zodanig de natuurlijke plek voor allerlei centrumfuncties. In combinatie met de stedelijke uitgaansvoorzieningen oefent de binnenstad een grote aantrekkingskracht uit op bewoners en bezoekers van een grote regio. Maar een levende stad is nooit 'af'. Voortdurende veranderingen en aanpassingen blijven noodzakelijk. Het scala aan functies vereist maatwerk waardoor zwakkere culturele functies en de fijnmazige structuur kan worden behouden en onderlinge hinder wordt geminimaliseerd. Bij de doorontwikkeling van de historische binnenstad worden o.a. de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Versterking van de culturele, commerciële en toeristisch-recreatieve centrumfunctie in evenwicht met een gezonde stedelijke woonfunctie als basis van het stedelijk karakter.
  • Behoud van de binnenstad als belangrijk sociaal-cultureel uitgaans- en ontmoetingscentrum, waarbij rekening wordt gehouden met de schaarste in ruimte, het leefklimaat en het stadsaanzicht.
  • Behoud en versterking van culturele functies en een versterking van de diversiteit aan horeca en hotelfuncties.


Het realiseren van een nieuw theatergebouw op de locatie van het huidige theater aan de Parade, past binnen bovengenoemde visie.

4.3.2 Cultuurbeleid

Op 22 september 2009 heeft de gemeenteraad de Cultuurnota Maken, meemaken en meedoen vastgesteld. De nota onderstreept de kracht als stad van theatermakers. 's-Hertogenbosch is een podiumstad en dan vooral een theaterstad. In het cultuurbeleid worden twee landelijke speerpunten gehanteerd: Theater en Beeldende Kunst. Muziekcultuur, Cultuurhistorie en Amateurkunst zijn de lokale speerpunten.

Aan het cultuurbeleid wordt langs drie programmalijnen gewerkt. Met de programmalijn Maken (de productie van kunst) moet het sterk makersklimaat worden vastgehouden. In de lijn Meemaken (de presentatie van kunst) wordt gericht op een goed voorzieningenniveau. In de lijn Meedoen staat een brede participatie centraal.

In de lijn Meemaken, waarin de presentatie van kunst centraal staat, wordt ingezet op een goede en volledige basisstructuur. De podiumstructuur van de stad is er primair om de stad en regio van een mooi evenwichtig aanbod te voorzien. Daarbij wordt ingezet op het investeren in goede accommodaties. Omdat publiek niet alsmaar blijft groeien, wordt daarbij zorgvuldig gekeken naar het publieksdraagvlak van die accommodaties ten opzichte van elkaar. Ook is het belangrijk dat de podia hun functie voor makers versterken, zodat er verbindingen kunnen ontstaan tussen makers onderling.

Het Theater aan de Parade is een van de oudste stedelijke voorzieningen. Het heeft zowel een programmering die een breed publiek aanspreekt als ook voorstellingen van een bijzondere kwaliteit. Ook het Theater aan de Parade speelt een rol in de ambitie om te zorgen voor een goed voorzieningenniveau. Om die reden wordt ingezet op een goede nieuwe accommodatie.

Op 10 decmber 2019 heeft de gemeenteraad, vooruitlopend op een nieuwe Cultuurnota, ingestemd met een drietal hoofdlijnen voor het cultuurbeleid vanaf 2021. Dit zijn:
1. Versterken van het PROFIEL
2. Vernieuwen van het AANBOD
3. Verbinden van MENSEN

De bouw van een nieuw theater maakt onderdeel uit van hoofdlijn 1, het versterken van het PROFIEL.

4.3.3 Besluiten gemeenteraad

Het proces om te komen tot een nieuw theater loopt al geruime tijd. Tijdens dat proces zijn ook andere locaties in beeld geweest, maar uiteindelijk heeft de gemeenteraad ervoor gekozen om het nieuwe theater te realiseren op de huidige locatie aan de Parade. De gemeenteraad heeft daarover tussen 2011 en 2017 meerdere besluiten genomen. In 2016 heeft dat geresulteerd in een modern nieuwbouwplan met 2 zalen, een grote diepere kelder t.b.v. de bevoorrading en een speciaal bevoorradingssyteem (met expeditielift in de openbare ruimte). De beoogde bebouwing paste niet binnen de bouwkaders van het geldende bestemmingsplan, zodat een wijziging van het bestemmingsplan in procedure is gebracht.

Besluit gemeenteraad 11 juli 2017
De voor het nieuwbouwplan doorlopen aanbestedingsprocedure zorgde voor een tegenvallende uitkomst. De kosten voor de bouw van het nieuwe theater waren zodanig hoog dat het college van burgemeester en wethouders de raad heeft voorgesteld dit nieuwbouwplan en de bestemmingsplanprocedure stop te zetten. De raad heeft met dit voorstel ingestemd.
Aangezien niets doen geen optie is, zijn er daarnaast ook verschillende scenario's onderzocht. De raad heeft ertoe besloten een alternatief plan uit te werken en daarbij de volgende uitgangspunten te betrekken:

  • a. De locatie blijft 'aan de Parade' (de huidige locatie).
  • b. Het alternatief moet een oplossing zijn voor een jaar of 30 à 40, maar moet ook vanuit het oogpunt van exploitatie toekomstbestendig zijn.
  • c. De functie van de grote zaal blijft op deze locatie, waarmee (inter)nationale voorstellingen in de toekomst zoveel als mogelijk ontvangen kunnen blijven worden in 's-Hertogenbosch. In een multifunctionele ruimte/ tweede zaal vinden minder grote voorstellingen plaats en een deel van de stadsprogrammering. De grote zaal en de multifunctionele ruimte/ tweede zaal voorzien samen met een foyer in de functie van 'huiskamer van de stad'.
  • d. De bestaande podiumstructuur wordt verrijkt door samen met het Theater aan de Parade en de gezamenlijke podiumvoorzieningen een stedelijke/ regionale programmering uit te werken en actief op te pakken. Dit met als uitgangspunt gebruik te maken van de bestaande podia in onze gemeente en de regio. Ook het aanbod dat mogelijk niet terecht kan in het nieuwe theater krijgt hierin een plek.
  • e. Een stevige horecafunctie wordt toegevoegd, ten faveure van de theaterexploitatie.
  • f. In het Programma van Eisen zitten minimaal een grote zaal met circa 1.000 stoelen en een optimaal, voldoende groot podium en backstage, een multifunctionele ruimte/ tweede zaal zonder toren, een foyer, een stevige horecafunctie en een zoveel als mogelijk interne oplossing voor laden en lossen. Met dit Programma van Eisen krijgt het theater volop ruimte voor cultureel ondernemerschap.
  • g. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de locatie, de kelder wordt behouden en waar dat kan worden bestaande elementen gebruikt.
  • h. Uitgangspunt is om binnen het vigerende bestemmingsplan te blijven.
  • i. Kwaliteitsniveau in architectuur en inrichting is: met uitstraling, maar ook functioneel, duurzaam en doelmatig. Dit zijn belangrijke criteria bij de architectenkeuze.
  • j. De tijd waarbinnen het theater gebruik moet maken van een tijdelijke oplossing (de slooptijd en de bouwtijd van het nieuwe theater) moet zo kort mogelijk zijn, zodat geen onnodige kosten gemaakt worden.


Daarnaast is besloten om het bestaande financiële kader (50 miljoen Euro, prijspeil 2013, exclusief indexatie) als uitgangspunt aan te houden en dat als taakstellend te zien.

Besluit gemeenteraad 3 juli 2018
Op basis van het raadsbesluit 11 juli 2017 is er onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om een nieuw theater binnen de gestelde uitgangspunten te ontwikkelen. Dus passend binnen het geldend bestemmingsplan, met behoud van de bestaande kelder en binnen de financiële kaders. Daarvoor is een Programma van eisen 2018 en een Functioneel Ontwerp opgesteld. Daaruit is geconcludeerd dat een alternatief plan vanuit programmatisch en fysiek oogpunt kansrijk en haalbaar is binnen de door de raad gestelde kaders.

De raad heeft het Functioneel Ontwerp en het Programma van Eisen 2018 vastgesteld en bepaald dat deze als basis dienen voor de verdere uitwerking van een bouwplan voor een nieuw Theater. Daarbij wordt uitgegaan van de realisatie van een grote zaal met ongeveer 900-1000 stoelen en een tweede zaal met ongeveer 450-500 stoelen. Voor wat betreft horeca is gekozen voor een ondersteunende functie aan het theater en niet voor een zelfstandige functie. De ruimtelijke voorwaarden die het pand en de locatie bieden voor het creëren van zelfstandige horeca zijn minder optimaal, waardoor het een risicovolle onderneming wordt. Daarnaast gaat een zelfstandige horeca ook ruimtelijk ten koste van de andere beoogde functies in het theater.

Daarnaast heeft de raad besloten de bestemmingslanprocedure te starten om het bouwvlak, zoals dat in het geldende bestemmingsplan Binnenstad uit 2012 is opgenomen, aan te passen aan de in 2006 vergunde uitbreiding van het theater. Deze uitbreiding van circa 25m2 was in het geldende bestemmingsplan abusievelijk niet opgenomen. Met een bestemmingsplanherziening kan dit nu worden hersteld.

Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten en waarden

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. Tussen milieuaspecten en ruimtelijke ordening bestaat een duidelijke relatie. De milieukwaliteit vormt namelijk een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies (zoals woningen). Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende of hinderlijke situaties moeten voorkomen worden.

5.1 Impact planologische wijziging

Binnen de planlocatie bevindt zich reeds een theatergebouw die de inwoners van de stad (en ook daarbuiten) al decennia lang voorziet van een breed theateraanbod van grote en middelgrote zaalvoorstellingen. Het theater heeft ook een brede lokale functie voor amateur- en theatergezelschappen, verenigingsleven, carnaval en andere (lokale) evenementen. In het huidige theater bevindt zich ook een filmzaal.

Een theaterfunctie op deze locatie, namelijk in de levendige binnenstad van 's-Hertogenbosch, is passend te noemen. Een klachtensituatie is er niet. Omdat het huidige gebouw van het theater hoe langer hoe minder aan de eisen die vanuit het gebruik en de beleving aan een theatergebouw worden gesteld kan voldoen, zal het theatergebouw worden vernieuwd.

Het nu voorliggende bestemmingsplan heeft tot doel de in 2006 vergunde en gerealiseerde uitbreiding alsnog binnen het bouwvlak op te nemen, zodat bij het ontwerp van de nieuwbouw dat deel kan worden betrokken. Daarnaast worden enkele kleine, reeds bestaande en vergunde afwijkingen van het bestemmingsplan v.w.b. de bebouwing (bv. deel van het bestaande dak dat in huidige situatie reeds hoger is dan maximale hoogtemaat in het bestemmingsplan), planologisch vastgelegd. Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is dan ook de bestaande, vergunde bouwmassa (waar deze afwijkt van het geldende bestemmingsplan) en de planologische mogelijkheden van het bestemmingsplan Binnenstad.

Het bestemmingsplan biedt derhalve geen ruimere bouwmogelijkheden dan in de huidige situatie reeds benut of aanwezig.

De impact van de planologische wijziging op milieugebied zal dan ook beperkt zijn.

5.2 Geluid

Zoals hierboven al aangegeven is de planologische wijziging minimaal, waardoor ook de gevolgen op het aspect geluid te verwaarlozen zijn.

Het theater zal voor wat betreft de geluidsuitstraling worden getoetst aan de wettelijke geluidsnormen van de Wet Milieubeheer. Een theater valt namelijk – net als vele andere bedrijven - onder de milieuregels van het Activiteitenbesluit. Dit Besluit stelt allerlei milieuvoorschriften, waaronder geluidsnormen. Het theater is met al zijn activiteiten verplicht zich te houden aan deze geluidsnormen, die in de avond strenger zijn dan overdag, en in de nachtelijke uren weer strenger dan in de avond. Voldoen aan deze geluidsnormen voorkomt in het algemeen hinder bij geluidsgevoelige objecten zoals de diverse woningen in de omgeving. Verwacht wordt dat (ook) het nieuwe theater aan alle gangbare geluidsnormen zal kunnen voldoen, zodat het huidige woon- en leefklimaat niet onevenredig zal worden aangetast. Bijgevoegd is het geluidsonderzoek dat in het kader van de melding Activitetenbesluit is gedaan (zie Bijlage 4 Geluidsrapportage bij melding activirteitenbesluit). Het geluidsonderzoek toont aan dat het nieuwe theater in zijn representatieve bedrijfssituatie van activiteiten en installaties voldoet aan de geldende geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit.

Daarbij speelt een rol dat geluid voor een theater van essentieel belang is. Enerzijds dient er in de theaterzalen een hoge geluidproductie mogelijk te zijn tijdens voorstellingen en muziekoptredens zonder dat dit overlast veroorzaakt bij omliggende woningen. Anderzijds dienen stoorgeluiden van installaties, evenementen in andere zalen en van omgevingsgeluiden (denk aan evenementen op de Parade) zeer laag te zijn om hier tijdens “stille” passages geen last van te ondervinden. Deze bijzondere (bouwkundige) aandacht in zowel de buitenste bouwschil als interne zaalwanden zullen een gunstig effect hebben op de geluiduitstraling naar de omgeving toe. Ook het feit dat het laden en lossen, in tegenstelling tot nu, volledig inpandig zal plaatsvinden heeft een positief effect op de geluidstraling naar de omgeving.

5.3 Luchtkwaliteit

Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen – waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn – als om de zorg van kwetsbare functies in luchtbelaste zones uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.

Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 ligt vanaf 1 augustus 2009 op 1,2 µg/m3. Een omslagpunt waarbij een plan als gevolg van extra verkeer (nog net) niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ligt bij meer dan 1000 vervoersbewegingen (van auto's) plus 20 vrachtwagenbewegingen (2% van 1000) per etmaal.

Dat betekent dat onderhavig plan niet in betekenende mate zal bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het plan hoeft daarom niet wettelijk te worden getoetst aan de grenswaarden voor de luchtkwaliteit.

5.4 Bodemkwaliteit

Bij plannen en ontwikkelingen, het daarvoor opstellen van bestemmingsplannen of het wijzigen daarvan is altijd de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Derhalve dient de bodemkwaliteit binnen het plangebied bekend te zijn. Hiermee kan worden beoordeeld of de aanwezige bodemkwaliteit wel of niet geschikt is voor de toekomstige bestemming.

Het plangebied ligt in de historische binnenstad waar sprake is van een door de eeuwen heen opgehoogde bodemlaag van circa 4m dikte. Deze historische ophooglaag is heterogeen sterk verontreinigd met zware metalen. Hieronder is de grond schoon. Het grondwater in de historische binnenstad bevat incidenteel slechts licht verhoogde concentraties van met name zware metalen.

In de omgeving van het Theater zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken onderschrijven steeds het algemene beeld van de heterogeen voorkomende sterk verhoogde concentraties aan zware metalen (met name koper en lood).
Het grondwater zal naar verwachting, conform het algemene beeld van de historische binnenstad, slechts licht verhoogde concentraties zware metalen bevatten.

Bij het realiseren van het nieuwe theater zal de bestaande kelder worden gehandhaafd en op twee plekken wat worden uitgebreid.
Voor de uitbreiding aan de voorkant hoeft geen nieuw onderzoek plaats te vinden. Deze locatie valt binnen het verkennend bodemonderzoek dat in 2016 is uitgevoerd. Ter plaatse van de nieuw te graven kelder aan de achterkant (oppervlak ca 250 m2) is wel nog een verkennend bodemonderzoek nodig om de kwaliteit van de grond daar vast te stellen. Aangezien hier nu nog de bebouwing van het theater aanwezig is, wordt dit als voorwaarde in de te verlenen omgevingsvergunning opgenomen.

5.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's – met het voldoen aan normen – aanvaardbaar zijn en wanneer ze verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.

De aanvaardbare risico's zijn vast gelegd in diverse besluiten. De belangrijkste in de ruimtelijke ordening zijn:

  • 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
  • 2. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)
  • 3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)


Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.


Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico wordt gedefinieerd als "de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit". In Nederland heeft de overheid bepaald dat in principe nergens in Nederland iemand een groter plaatsgebonden risico mag lopen dan 1 op de 1 miljoen per jaar (10-6/jaar). Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten (zoals woningen, ziekenhuizen, scholen) geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren, winkels en bedrijfsgebouwen) geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Beschouwing plan
Het theater is en blijft ook in de nieuwe situatie een 'kwetsbaar object' voor wat betreft de externe veiligheid. Qua gevoeligheid vindt met onderhavige planwijziging hierin geen verandering plaats. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven waarbij activiteiten, handelingen en/of opslagen met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Ook bevinden er zich in de directe nabijheid van het theater aan de parade geen transportroutes (wegen of spoorwegen) alsook geen ondergrondse buisleidingen ten behoeven van het transport of doorvoer van gevaarlijke stoffen. Hierdoor valt het plangebied ver buiten contouren van een PR of invloedsgebieden waar het GR moet worden beschouwd. Daarmee wordt voldaan aan alle gangbare normeringen voor de externe veiligheid.

5.6 Milieueffectrapportage

Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een m.e.r. beoordeling opgesteld moet worden.

Aangezien de gebruiks- en bouwmogelijkheden niet wijzigen t.o.v. de bestaande vergunde situatie is er geen sprake van een m.e.r.-plicht.
Daarnaast heeft wel een vormvrije mer beoordeling plaatsgevonden. De conclusie daarvan is (ook vanwege het gelijk blijven van de gebruiks- en bouwmogelijkheden) dat het plan geen negatieve gevolgen zal hebben voor de kenmerken van het gebied zelf en voor het woon- en leefmilieu in de omgeving. Het opstellen van een m.e.r. wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

5.7 Water

Ruimte maken voor water: dat is de kern van het nationaal waterbeleid voor de 21e eeuw. Met de ondertekening van de Startovereenkomst Waterbeheer op 14 februari 2001 door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen, werd 'de watertoets' van toepassing verklaard op alle ruimtelijke plannen. Vanaf 1 november 2003 is deze juridisch verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

De watertoets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is het evenwichtig meewegen van de waterbelangen in het planvormingsproces. Hierbij wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Zowel waterkwantiteits- als waterkwaliteitsaspecten zijn daarbij belangrijk. Kansen worden benut en functies zoveel mogelijk gecombineerd. De primaire waterbelangen gaan met name het waterschap Aan en Maas aan. Hiervoor hanteert het waterschap de “Keur”. De keur (2015) is een verordening met de regels die het waterschap hanteert voor de bescherming van waterbelangen zoals waterkeringen, watergangen (sloten, beken en rivieren) en bijbehorende kunstwerken (gemalen, stuwen).

Voor ontwikkelingen binnen de gemeente 's-Hertogenbosch geeft het gemeentelijk Waterstructuurplan het hemelwaterbeleid. In het Waterstructuurplan is beschreven op welke wijze in 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem gerealiseerd kan worden, dat geschikt is voor zowel nu als in de toekomst.

Naast de primaire waterbelangen, is het gescheiden houden van vuil (afval)water en schoon hemelwater een wettelijke verplichting ten gunste van een integraal en goed waterbeheer. Vanzelfsprekend zal deze scheiding van waterstromen binnen het nieuwe theater worden gerealiseerd. Het uitgangspunt is dat (een deel van) het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct wordt afgevoerd naar de riolering of het oppervlaktewater. Na berging is infiltratie in de bodem vaak gewenst. Met het vasthouden en infiltreren van hemelwater wordt in het algemeen bereikt dat de waterzuiveringsinstallaties beter functioneren, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater worden voorkomen.
Infiltratie van hemelwater is echter in de binnenstad op veel locaties niet mogelijk c.q. onwenselijk vanwege het intensieve gebruik van de bodem en een ongeschikte bodemgesteldheid.

Bij de nieuwbouw van theater wordt ca. 625m2 groendak gerealiseerd. Het overige hemelwater, wat niet door het groendak wordt afgevangen, wordt afgevoerd via aansluiting op het bestaande hemelwaterriool in de Triniteitstraat.

5.8 Energie en duurzaamheid

In ‘s-Hertogenbosch wordt gewerkt aan een gezonde, groene en klimaatbestendige gemeente. Hiervoor zijn diverse gemeentelijke ambities gesteld en vastgelegd, waardoor duurzaamheid binnen de gemeente concreter en tastbaarder wordt. De gemeente hanteert de volgende vier pijlers:

• Gezonde, groene en klimaatbestendige omgeving

• CO2 neutrale omgeving

• Waardebehoud van grondstoffen

• Duurzame mobiliteit

Het plan voor het nieuwe Theater aan de Parade dient aan te sluiten bij deze duurzame ambities Hieronder wordt beschreven op welke manier hieraan bij dit plan invulling wordt gegeven.

Gezonde, groene en klimaatbestendige omgeving 
Met het oog op het bewaken en waar mogelijk verbeteren van het ecologisch evenwicht in de stad, en de leefbaarheid van de omgeving, wordt het theater natuur-inclusief gebouwd. Dat betekent dat de natuur de ruimte krijgt van het gebouw te profiteren als broed- en nestelplaats. Ook circulariteit kan hierbij een rol spelen door naast een groen dak te kiezen voor gedeeltelijke dakbedekking met stenen en stammen voor insecten en als broedplaats voor vogels die op zandig terrein broeden, zoals de zwarte roodstaart, kleine plevier en scholekster.

Prominent is daarbij de botanische foyer op twee niveaus binnen het gebouw. Ook het groene dak en de groene gevel dragen bij aan een koelere omgevingstemperatuur. Zo kan het city-heatstress-effect van de stenige Parade worden afgezwakt. Het groen op het dak zorgt ook voor een optimale prestatie van de PV-panelen, die koeler blijven. Tenslotte draagt het groen op het dak bij aan hemelwaterberging. Concreet wordt 626m2 groendak gerealiseerd. Het overige hemelwater, wat niet door het groendak wordt afgevangen, wordt afgevoerd via het regenwaterriool in de Triniteitstraat.
Door ruimtegebrek, de binnenstedelijke locatie, bestaand gebouw met hergebruik kelder en vanwege de bouwkosten zijn verdere voorzieningen voor opslag of berging van hemelwater niet mogelijk gebleken. Uiteraard worden er in het gebouw wel waterbesparende kranen en toiletten toegepast.

CO2 neutrale omgeving
Het Theater aan de Parade voldoet aan de BENG-overheid eisen en wordt dan ook een bijna-energieneutraal gebouw. Dit wordt bepaald volgens de rekenmethodiek NEN7120. BENG-overheid is een voorloper van de BENG-methodiek conform de NTA8800 en sinds 1 januari 2019 verplicht voor overheidsgebouwen. Overheidsgebouwen voldoen hiermee aan hun voorbeeldrol op het gebied van energiezuinigheid. Het gebouw is ook volledig aardgasvrij.

De trias energetica is een belangrijk uitgangspunt voor de gebouwopzet.

Stap 1. Beperk de energievraag
Om te komen tot een zo laag mogelijke energievraag wordt uitgegaan van een hoogwaardige thermische schil van het gebouw. De belangrijkste onderdelen van stap 1 zijn:

• Verhoogde warmteweerstand van gevels, dak en nieuwe vloerdelen.
• Zonwering
• Infiltratie door de uitwendige scheidingsconstructie wordt beperkt door het toepassen van een goede dubbele naad- en kierdichting

Stap 2. Gebruik duurzame energie
Stap 2 van de trias energetica gaat uit van het zo veel mogelijk gebruikmaken van duurzame energiebronnen. Dat doen we voor Theater aan de Parade met:

• Warmtepompen in combinatie met warmte- en koudeopslag (WKO). WKO is een duurzame manier van verwarmen en koelen. In de zomer wordt er koud water uit de bodem gehaald om het theater te koelen. Het water wordt hierdoor warmer en dit verwarmde water wordt weer in de bodem opgeslagen. In de winter wordt het warme water gebruikt om het theater te verwarmen. Het water wordt hierdoor kouder en weer opgeslagen in de bodem voor de zomer.

• Fotovoltaïsche zonnepanelen op de verschillende daken. In totaal is 144.740 Wp aan zonnepanelen benodigd om aan de eisen van BENG-overheid te voldoen. Daarvoor realiseren we 684m2 aan zonnepanelen. Hiervoor kiezen we systemen met een zeer hoog rendement. Deze worden afgestemd op de verwachte commercieel verkrijgbare kwaliteit ten tijde van de bouw. Zo nodig wordt ook een deel van de panelen op andere gemeentelijke gebouwen in de buurt geplaatst (binnen 10 km afstand).

Stap 3 Verstandig gebruiken van energiebronnen
Stap 3 van de trias energetica betreft het verstandig gebruiken van energie(bronnen). Wij passen de volgende installaties toe:

• CO2-regeling voor ventilatiedebieten en energieterugwinning via warmtewielen.
• LED-verlichting en slimme schakelingen, zoals daglichtschakeling en aanwezigheidsdetectie.
• Laagtemperatuur verwarmen en hoogtemperatuur koelen door het gebruik van WKO.
• Watervoerende klimaatsystemen in de foyer door de toepassing van vloerverwarming en -koeling.

Waardebehoud van grondstoffen
Met het oog op duurzaam materiaalgebruik worden zowel materialen uit het bestaande gebouw gebruikt, als lokale, gerecyclede en biobased materialen voor de nieuwbouw toegepast.

Ten aanzien van de materiaalkeuzes worden duurzame keuzes gemaakt, bijvoorbeeld milieukeur voor de toe te passen houten vloeren en plafondafwerkingen en hergebruik van betongranulaat.

Daarnaast worden specifieke onderdelen vanuit het bestaande theater hergebruikt:

• Hergebruik van de kelderbak.
• Hergebruik van de constructie van de grote zaal: dit is niet alleen circulair maar levert ook een besparing in de bouwkosten.
• Hergebruik van een deel van de metselwerkbakstenen: de huidige bakstenen worden vermalen tot granulaat en gerecycled in nieuwe keramische producten op het dakterras.
• Hergebruik technische tegelpaden op het dak.
• Hergebruik van de bestaande theaterbruggen.

Duurzame mobiliteit
Theater aan de Parade ligt in de binnenstad van ’s Hertogenbosch op loopafstand van het station en vlakbij een bushalte. Bezoekers kunnen dus via het openbaar vervoer naar het theater komen. Parkeren is mogelijk in een parkeergarage net buiten de stadsring of bij één van de transferia, waarna de reis met het openbaar vervoer vervolgd kan worden. Op het eigen terrein zijn geen parkeervoorzieningen.

Het nieuwe theater wordt qua duurzaamheid getoetst aan GPR Gebouw, waarmee de duurzaamheidsprestaties van een gebouw inzichtelijk worden gemaakt. Een formele certificering is niet voorzien. GPR Gebouw is een bekende duurzaamheidsmethodiek voor utiliteitsbouw en woningbouw. GPR staat voor Gemeentelijke Praktijk Richtlijn en GPR wordt dan ook vaak door gemeenten gebruikt. De duurzaamheid van een gebouw wordt inzichtelijk gemaakt aan de hand van vijf thema’s: energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Daarnaast berekent GPR de circulariteitsprestatie. GPR is een helder communicatiemiddel en geschikt voor culturele instellingen, zoals een theater.

GPR Gebouw beoordeeld de duurzaamheid op een schaal van 1 tot 10. Een score van 6,0 geeft het Bouwbesluit-niveau (2006) weer. De definitieve GPR-berekening is nog niet gereed, maar met het ontwerp wordt minimaal een GPR-score van 8,0 gemiddeld gerealiseerd en waarschijnlijk zelfs 8,5 gemiddeld. Dit betekent een hoog niveau van duurzaamheid.

5.9 Ecologie

De bescherming van de natuur is vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming (Wnb) geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wnb ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en gebieden de uitvoering van het plan niet in de weg staan. De provincie is bevoegd gezag voor de toetsing van handelingen met mogelijke gevolgen voor beschermde dier- en plantensoorten (de soortenbeschermingsbepalingen) én voor Natura 2000-gebieden (de gebiedenbeschermingsbepalingen). Alleen bij ruimtelijke ingrepen waarmee grote nationale belangen zijn gemoeid, blijft het Rijk bevoegd gezag.

5.9.1 Flora en fauna

In 2014 is door Bureau Waardenburg een quickscan uitgevoerd naar potentiële natuurwaarden ter plekke van het Theater aan de Parade. In deze quickscan is gekeken naar broedvogels, beschermde planten en vleermuizen.

Beschermde planten
De brandgang en nooddoorgang achter het theater en delen van het dak zijn groeiplaatsen van klein glaskruid. Dit is een beschermde plant op grond van de Flora- en faunawet. Het is een kenmerkende plant van stedelijk gebied, vooral in het rivierengebied. In 's-Hertogenbosch is de plant zeer algemeen en overal in de binnenstad aanwezig. Het (tijdelijk) verdwijnen van deze groeiplaats heeft geen invloed op de duurzame staat van instandhouding van klein glaskruid, waardoor er bij de ingreep geen rekening mee gehouden hoeft te worden.

Broedvogels
Er zijn geen (geschikte) broedplaatsen van huismussen of gierzwaluwen aangetroffen. Deze en overige vogelsoorten met een jaarrond beschermd nest zijn op en rond de locatie niet te verwachten. Overtredingen ten aanzien van de Flora- en faunawet zijn niet aan de orde voor vogels met een jaarrond beschermd nest.

Door toekomstige sloopwerkzaamheden buiten het broedseizoen van vogels uit te voeren, wordt tevens voorkomen dat eventueel op het gebouw broedende vogels waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn (bijvoorbeeld Turkse tortel of zwarte roodstaart), verstoord worden. Overtredingen van de Flora- en Faunawet ten aanzien van vogels waarvan de nesten niet jaarrond beschermd, worden daarmee voorkomen.

Vleermuizen
Er is geconstateerd dat het huidige theater spleetvormige ruimten bevat (spouwmuren en daklagen), die geschikt zijn als verblijfplaats voor met name gewone dwergvleermuizen en dat deze ruimten op verschillende punten ook toegankelijk zijn.

Er is onderzoek op locatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen vleermuizen. Op 11 juni 2014 is één zwermende en invliegende vleermuis aan de zuidkant van het gebouw gesignaleerd en één dier dat boven het dak zwermde. Op 5 juli 2014 is dit gedrag niet meer waargenomen, maar zijn wel aanwijzingen gevonden voor een verblijfplaats van gewone dwergvleermuizen in het gebouwblok schuin tegenover het Theater.
Bij drie deuren op het dak zijn ook uitwerpselen van vleermuizen aangetroffen. Dit wijst doorgaans op een daar aanwezige toegang tot een verblijfplaats, maar bij twee overdekt gelegen deuren kan het ook wijzen op een plek waar vleermuizen wel eens schuilen of rusten.
Op basis van deze bevindingen is geadviseerd nader onderzoek te doen.

Dit vervolgonderzoek is in 2016 uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat in het huidige theater zomerverblijfplaatsen, paarplaatsen en winterverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen aanwezig zijn. Bij de paar- en zomerverblijfplaatsen gaat het om ca. 3-15 dieren, bij de winterverblijfplaatsen om 10-30 dieren. Aangezien de gewone dwergvleermuis een beschermde soort is in het kader van de wet, is voor de uitvoering van het project een ontheffing vereist van de provincie. Om voor een ontheffing in aanmerking te komen zijn mitigerende maatregelen nodig. In de directe omgeving worden tijdelijke alternatieve verblijfplaatsen aangeboden. Ter vervanging van de paar – en zomerverblijfplaatsen zijn inmiddels al 12 vleermuiskasten in de directe omgeving van het theater geplaatst. Ter vervanging van de winterverblijfplaats wordt een plek gezocht bij de Binnendieze. In de nieuwbouw worden uiteindelijk permanente voorzieningen opgenomen.

Door de vertraging van het nieuwbouwplan van het theater is het veldonderzoek naar vleermuizen in 2019 geactualiseerd. De eerdere conclusies zijn daarbij bevestigd.

Vervolgens is een verzoek om ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming aangevraagd bij Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. Op 26 juli 2019 heeft Gedeputeerde Staten de ontheffing verleend.

5.9.2 Natura 2000-gebieden

Rondom 's-Hertogenbosch ligt Natura 2000-gebied 'Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek'. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Bij een dergelijk plan dient bekeken te worden of dit significante gevolgen heeft voor de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten.

Op de planlocatie bevindt zich nu reeds een theatergebouw, dat zal worden gesloopt. Op dezelfde locatie wordt een nieuw theater gebouwd. Daarbij wijzigen de gebruiks- en bouwmogelijkheden niet t.o.v. de bestaande vergunde situatie. Op basis van uitgevoerd onderzoek (zie Bijlage 1 en Bijlage 2) blijkt dat dit plan geen effecten heeft voor enig Natura 2000-gebied.

5.10 Archeologie en cultuurhistorie

5.10.1 Beschermd stadsgezicht

Het theater aan de Parade is gesitueerd binnen het van Rijkswege beschermd Stadsgezicht.
De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht heeft als consequentie dat de gemeente op grond van de voormalige Monumentenwet 1988 verplicht was een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het beschermd stadsgezicht. Het doel is dat de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied wordt onderkend als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen van het gebied. Het vigerende bestemmingsplan voor de Binnenstad voldoet aan deze verplichting.

Bij de nieuwbouw van het theater wordt eveneens rekening gehouden met bovengenoemde kwaliteiten van het beschermd stadsgezicht. Zo wordt het nieuwe theater op dezelfde locatie gebouwd als het huidige theater. Daarbij blijft men binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan en de in 2006 vergunde (en ook gerealiseerde) uitbreiding.

5.10.2 Archeologie

Met de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) d.d. 1 september 2007 behoren nieuwe bestemmingsplannen te omschrijven hoe omgegaan dient te worden met de bekende en de te verwachte archeologische waarden in het bestemmingsplangebied.

Op 8 oktober 2002 is de archeologische verwachtingskaart voor de binnenstad vastgesteld. Op deze kaart zijn verschillende gebieden aangegeven met een verschillende verwachting. Op 15 juni 2010 is voor de gehele gemeente, inclusief de binnenstad een archeologische verwachtingkaart vastgesteld. De in 2002 voor de binnenstad vastgestelde verwachtingen zijn hierin verwerkt en met nieuwe categorie-aanduidingen opgenomen. Op de in juni 2010 vastgestelde beleidskaart zijn de verschillende archeologische verwachtingen ingedeeld in categorieën.
Aan elk van de op de beleidskaart aangegeven categorieën zijn regimes gekoppeld, waarin wordt aangegeven in welke gevallen ter bescherming van (mogelijke) archeologische waarden archeologisch onderzoek noodzakelijk is en onder welke voorwaarden vrijstelling daarvan kan plaatsvinden, voor welke categorieën een omgevingsvergunning is vereist voor bouwen, slopen, en werken en werkzaamheden onder maaiveld of voor welke categorie geen vergunning noodzakelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002416-1401_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002416-1401_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002416-1401_0008.png" 

Uitsnede gemeentelijke beleidskaart archeologie

Uit het bovenstaande blijkt dat het plangebied (locatie van huidige theater) is aangemerkt als 'verstoord terrein'. Dit betekent dat daar een dusdanige bodemverstoring heeft plaatsgevonden door de bouw van het huidige theater dat archeologische resten tot op een diep niveau niet meer aanwezig zijn. Ter plekke van de bestaande bebouwing is in het geldende bestemmingsplan om die reden dan ook geen beschermingsregeling, in de vorm van een dubbelbestemming, opgenomen.

Die keuze was erop gebaseerd dat het theater geheel onderkelderd was. Dit blijkt echter niet zo te zijn. In dit bestemmingsplan is aan die delen nu alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' toegekend.

De bouw van het nieuwe theater wordt aan de westzijde (ca. 25m2) en aan de oostzijde (ca. 29m2) de kelder wat uitgebreid. Daarnaast wordt een gedeelte uitgegraven in de noordoost hoek (ca. 19m2) t.b.v. de vrachtwagenheffer.
Aan de westzijde is in 2016 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd om vast te stellen in hoeverre aan deze zijde nog archeologische sporen te verwachten zijn (zie Bijlage 3). Hieruit is gebleken dat aan de westzijde nog wel archeologische waarden aanwezig zijn. De nu beoogde minimale uitbreiding van de kelder aan de westzijde bevindt zich echter volledig binnen de verstoring van de insteek van het huidige theater, zodat aangenomen mag worden dat hier geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.

Aan de oostzijde heeft in 1987 in verband met voorgenomen nieuwbouw op het belendende perceel archeologisch onderzoek plaats gevonden. Vastgesteld is dat het terrein al vanaf de dertiende eeuw in gebruik is. Er is dan een waterloop aanwezig en vanaf de 14de eeuw vindt de eerste bebouwing op het terrein plaats. Hoewel niet zeker mag aangenomen worden dat de bebouwing bij het Begijnhof heeft gehoord.
Binnen de ca. 7 meter brede strook tussen de nieuwbouw op het belendende perceel en de kelder van het huidige theater zijn daarom nog archeologische waarden te verwachten.

Op basis van bovenstaande gegevens kan het westelijk deel vrij gegeven worden en is het wenselijk dat ter plaatse van de oostelijke strook nog archeologisch onderzoek plaatsvindt. Hiervoor zullen in de omgevingsvergunning voorwaarden opgenomen worden voor een archeologisch onderzoek in het oostelijk deel met het doel de archeologische waarden vast te leggen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Met het besluit op 3 juli 2018 heeft uw raad het totale krediet voor het bouwplan Theater aan de Parade, zijnde €50 miljoen, prijspeil 2013, exclusief indexatie, vastgesteld op een bedrag van € 62,7 miljoen, prijspeil 2023 ten laste van het structuurfonds. Dit is inclusief de reeds beschikbaar gestelde kredieten totaal € 2,4 miljoen voor voorbereiding, asbestsanering en achterstallig onderhoud. Eventuele restantruimte mag toegevoegd worden aan het bouwbudget.

De planvorming blijft, conform de meest actuele ramingen, binnen de kaders van deze besluitvorming. De nieuwbouw voor het theater aan de parade is financieel uitvoerbaar.