direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Tuincentrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002179-1401

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Ruimtelijke structuurvisie 's-Hertogenbosch 2003

De gemeente 's-Hertogenbosch heeft zijn ambities voor de komende jaren in beeld gebracht in de vorm van een Ruimtelijke Structuurvisie (vastgesteld op 17 december 2002). Deze Ruimtelijke Structuurvisie is een raamwerk en een gids voor de ruimtelijke activiteiten en investeringen van burgers, bedrijven, instellingen en overheid in de komende jaren. De visie bestrijkt de periode tot 2010 en geeft een doorkijk naar 2020.

De onderdelen uit de Structuurvisie, die relevant zijn voor het plangebied, zijn:

  • de kwaliteit van het leefmilieu kan worden verbeterd door de realisering van een duurzaam landschappelijk raamwerk waarin het water een prominente rol speelt. Hierdoor wordt de afwisseling tussen stad en land contrastrijker en de ligging van de stad in een delta herkenbaarder.
  • ruimte wordt geboden aan een grotere variatie van woon- en werkmilieus, gebaseerd op diverse leefstijlen en inkomens, segmentering van bedrijven, menging van functies en een goede spreiding van voorzieningen.
  • het open gebied tussen 's-Hertogenbosch en Rosmalen wordt ontwikkeld tot het stedelijke knooppunt Avenue2, gecombineerd met een natte verbindingszone tussen het Aadal en de Maas, de verbreding van de A2 en de omlegging van de Zuid Willemsvaart.

Conclusie

In het voorliggende bestemmingsplan 'Tuincentrum' wordt rekening gehouden met de relevante uitgangspunten uit de Ruimtelijke Structuurvisie.

3.3.2 Bestemmingsplan Tuincentrum (Intratuin)

In 1985 heeft de Intratuin Margriet, gevestigd in Vught, een verzoek ingediend om binnen de gemeente Rosmalen op een geschikte locatie een nieuw tuincentrum te mogen oprichten. Het bestemmingsplan 'Tuincentrum' (Intratuin), dat vastgesteld is op 31 maart 1992 en gedeeltelijk goedgekeurd is op 6 november 1992, maakte de vestiging van Intratuin Margriet aan de Empelseweg 9 in Rosmalen mogelijk.

In hoofdstuk II van de plantoelichting, dat deels ontleend is aan het ondernemersplan, wordt ingegaan op ontwikkelingen in de branche van de tuincentra. Één van die ontwikkelingen is de verbreding van het assortiment aan producten en diensten. Tot die assortimentsverbreding wordt ook gerekend de verkoop van dieren, dierbenodigdheden en dierverzorgingsartikelen (dibevo) gerekend.

Hoofdstuk V van de plantoelichting bevat de toetsing van het onderhavige verzoek aan het (boven)lokale detailhandelsbeleid. Volgens het bovenlokale beleid zijn bepaalde detailhandelsactiviteiten onder voorwaarden buiten de winkelgebieden toegestaan. Hiertoe wordt ook een tuincentrum gerekend. Het lokale beleid en in het bijzonder over tuincentra luidt als volgt:

'Daarbij moet als centraal uitgangspunt gehanteerd worden dat nieuwe detailhandelsvestigingen in principe gevestigd dienen te worden in de bestaande en eventueel nog te realiseren winkelgebieden. Vestiging van detailhandel buiten die aangewezen winkelgebieden is in principe alleen mogelijk voor detailhandel welke qua activiteit geen bijdrage levert aan het functioneren van die winkelgebieden. Voor alle andere detailhandelaktiviteiten, welke wel een bijdrage leveren aan het funktioneren van de reguliere winkelgebieden, kan toelating daarbuiten alleen overwogen worden voor grootschalige vestigingen, die niet op een planologisch verantwoorde wijze in een der 'bestaande winkelgebieden ingepast kunnen worden.

Een tuincentrum in traditionele zin is gericht op het voortbrengen door middel van het telen en kweken van gewassen en vervolgens het verkopen van deze produkten ten behoeve van het inrichten van tuinen. Van origine zijn deze bedrijven in de periferie gevestigd, hetgeen in overeenstemming met vermeld rijksbeleid is (volumineuze verkoop van goederen). In de loop van de tijd is hieraan toegevoegd het verkopen van kamerplanten en -bloemen alsmede de verkoop van attributen van de verfraaiing en het onderhoud van tuinen en alle daarbij benodigde hulpmaterialen.

Behalve de zogenaamde kwekerijproducten hebben tuincentra zich ook toegelegd op de verkoop van artikelen in verwante groepen zoals tuingereedschap, tuinmeubelen, bepaalde bouwmaterialen en sfeerartikelen. De verkoop van artikelen in deze aanverwante groepen kan in beginsel ook in het primaire winkelcentrum plaatsvinden. De verkoop van deze artikelen op beperkte schaal (tot 150 m²) zal echter niet leiden tot het aantasten van de distributie-planologische ruimte, die in het winkelgebied aanwezig is en kan om die reden zonder meer worden toegestaan. Een uitzondering moet evenwel gemaakt worden voor de verkoop van tuinmeubelen,, waarvan de verkoop overeenkomstig het rijks- en provinciaal beleid alleen via een vrijstellingsprocedure mogelijk wordt gemaakt.

Intratuin Margriet behoort tot de groep tuincentra die vooruitstrevend zijn in hun produktbenadering en produktaanbod. Ten aanzien van de in hoofdstuk II onder vermelde produktlijnen/dienstenpakket wordt opgemerkt dat van belang is dat deze niet mag/mogen leiden tot een verstoring van het vestigingsbeleid van de bestaande winkelcentra. Op grond van de bovenstaande overwegingen wordt de navolgende produkt- en branchessamenstelling aanvaardbaar geacht:

  • 1. tuinplanten in de ruimste zin van het woord;
  • 2. tuingereedschappen en -meststoffen;
  • 3. kamerplanten in de ruimste zin van het woord;
  • 4. snijbloemen in de ruimste zin van het woord;
  • 5. bouwmaterialen voor de tuin waaronder tuinhuisjes, serres en hobbyschuren
  • 6. tuinmeubelen (via vrijstellingsprocedure);
  • 7. bloempotten en vazen, plantenbakken en soortgelijke hulpmiddelen ter verfraaiing van de kamer en tuin alsmede tuininrichtingsartikelen waaronder tuinverlichting en barbecues.

In verband met de gemeentelijke plannen tot het verbeteren van het kernwinkelapparaat van Rosmalen wordt het wenselijk geacht, dat beperkingen in kwantitatieve zin worden gesteld aan de omvang van de verkoopmogelijkheden van de produktgroepen vermeld onder 6 en 7'.

Vervolgens zijn in de planvoorschriften voorwaarden opgenomen ten aanzien van het assortiment en de bedrijfsvloeroppervlakte voor de verkoop van tuinmeubelen, horeca en de verkoop van sfeerartikelen, cadeau-artikelen en verlichtingsartikelen binnenshuis. Volgens de planvoorschriften maken dieren, dierbenodigdheden en diervoeders (dibevo) geen deel uit van het toegestane assortiment. Dit betekent dat verkoop ervan niet is toegestaan.

In het besluit omtrent goedkeuring hebben Gedeputeerde Staten (ter bevestiging) aangegeven dat er geen verkoop van artikelen in het kader van een dierenspeciaalzaak met uitzondering van vijverartikelen mag plaatshebben.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan houdt rekening met het bestemmingsplan 'Tuincentrum' (Intratuin) uit 1992. Het bestemmingsplan sluit de verkoop van dieren, dierbenodigdheden en voeders (dibevo) uit.

3.3.3 Raadsbesluit van 17 maart 2009

Op 17 maart 2009 is aan de raad het voorstel 'voorbereidingsbesluit Intratuin' ter besluitvorming voorgelegd. In het raadsvoorstel is de raad gevraagd een voorbereidingsbesluit te nemen ten behoeve van het verlenen van een vrijstelling ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Met de te verlenen vrijstelling werd beoogd de legalisering van de verkoop van 350 m² voor dierbenodigdheden en 50 m² aan tuinkleding in de vestiging van Intratuin aan de Empelseweg 9 in Rosmalen. De raad heeft toen het voorstel verworpen (inhoudende het niet vaststellen van het voorbereidingsbesluit). Met het verwerpen van het voorstel heeft de raad het ingezette beleid zoals vastgelegd in het bestemmingsplan 'Tuincentrum' (Intratuin) uit 1992 bestendigd.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan houdt rekening met het raadsbesluit van 17 maart 2009 (inhoudende het niet vaststellen van het voorbereidingsbesluit).Het voorliggende bestemmingsplan sluit de verkoop van dieren, dierbenodigdheden en voeders (dibevo) uit.

3.3.4 Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011
3.3.4.1 Algemeen

Op 11 oktober 2011 heeft de raad de Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011 vastgesteld. De Nota Detailhandelsbeleid 's-Hertogenbosch 2011 is een actualisatie van het detailhandelsbeleid. Dit betekent dat de in 2006 door de raad vastgelegde drie hoofduitgangspunten voor het detailhandelsbeleid van kracht blijven.

De drie hoofduitgangspunten voor het detailhandelsbeleid luiden als volgt:

  • Binnenstad: het primaat voor vestiging van grootschalige non-food winkelformules met niet-volumineuze artikelen (megastores) ligt bij de binnenstad.
  • Periferie: streven naar clustering in winkelgebieden. Solitaire winkelvestiging en verspreide bewinkeling doen daaraan afbreuk.
  • Winkelcentra in wijken: de fijnmazige, hiërarchische winkelstructuur voor de dagelijkse boodschappen moet in stand blijven; megasupermarkten verstoren die structuur.

Conclusie

Het tuincentrum aan de Empelseweg 9 in Rosmalen moet worden beschouwd als grootschalige detailhandel, dat solitair is gevestigd op een perifere locatie. Deze bestaande situatie is vastgelegd in het voorliggende bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan betreft dus een uitzondering op het tweede uitgangspunt 'periferie' (= clustering van grootschalige winkels in winkelgebieden aan de rand van de stad) uit de Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011. Vanwege deze uitzonderingspositie dient het assortiment van het tuincentrum duidelijk afgebakend te worden (zie paragraaf 3.3.4.2 Tuincentra).

3.3.4.2 Tuincentra

In de nota Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011 is ook specifiek beleid voor tuincentra opgenomen. Dat beleid richt zich met name op assortimentsverbreding c.q. de verkoop van branchevreemde producten in tuincentra. In de nota is de volgende passage over assortimentsverbreding en in het bijzonder de verkoop van dieren, dierbenodigdheden en diervoeders (dibevo) opgenomen:

'Branchevervaging is al jaren gaande bij de grotere tuincentra. Wij hebben er begrip voor dat tuincentra iets proberen te doen aan de seizoensafhankelijkheid. Daaraan zit een werkgelegenheidscomponent, want in de herfst en winter kan men, indien een tuincentrum zich strikt beperkt tot het basisassortiment ‘plant en tuin’, niet alle mensen aan het werk houden, die men in het voorjaar en de zomer nodig heeft. Mede daarom is in 2006 het beleid voor tuincentra verruimd, door maximaal 500 m² wvo toe te staan voor woonaccessoires en andere cadeau- en sfeerartikelen voor binnenshuis (voor grote tuincentra). Ook voor dieren, dierbenodigdheden en diervoeders (in de detailhandelswereld hanteert men de term dibevo) was in beginsel maximaal 500 m² wvo toegelaten.

De gemeenteraad heeft in maart 2009 naar aanleiding van een voorbereidingsbesluit met betrekking tot bestemmingsplanwijziging voor de locatie Intratuin in Rosmalen besloten daaraan geen medewerking te verlenen. Het onderwerp is daaraan voorafgaand meermaals in de raad(scommissie) besproken.

Zoals bij bouwmarkten al aangegeven, kunnen wij onze ogen niet sluiten voor de realiteit van brancheverbreding. De ontwikkeling van tuincentra in Nederland beziend, is het voeren van een assortiment dat meer inhoudt dan plant en tuin gemeengoed geworden, of de formule nou Intratuin heet of Groenrijk, Overvecht, Life & Garden, Welkoop of Coppelmans, om er een paar te noemen. Dat geldt voor woonaccessoires en sfeerartikelen, maar ook voor dibevo. In de loop van de jaren is de consument het als vanzelfsprekend gaan ervaren dat dergelijke artikelen in tuincentra aangeschaft kunnen worden. Bij alle formules treft men in grote lijnen hetzelfde assortiment aan. En natuurlijk heeft deze gemeente – evenals al die andere - daarin een rol gespeeld door te gedogen dat men er producten verkoopt waarin het bestemmingsplan niet voorziet (of voorzag, daar waar het bestemmingsplan inmiddels op de nieuwe situatie is geënt).

Daarbij komt dat de gemeente amper juridische instrumenten heeft om concurrentie te regelen. Planologische argumenten als verkeer en parkeren leggen onvoldoende gewicht in de schaal, omdat er meestal geen sprake is van overlast. Ook duurzame ontwrichting van de winkelstructuur – het verdwijnen van een substantieel deel van het winkelbestand als gevolg van de brancheverbreding - is niet aan de orde.

Daarbij komt dat als de gemeente ineens strikt zou gaan handhaven op basis van het geldende bestemmingsplan – door bijvoorbeeld in het geval van Intratuin in het nieuwe bestemmingsplan geen verruiming van het assortiment toe te staan – dat tuincentrum mogelijk zijn deuren zal moeten sluiten. De formule, zoals in het hele land uitgerold, raakt een substantieel deel van het bij de formule behorende basisassortiment kwijt.

Dit alles komt er op neer dat de assortimentsverbreding, zoals die zich in de bestaande tuincentra in onze gemeente heeft voltrokken, in onze ogen gelegaliseerd zou moeten worden. Het desbetreffende bestemmingsplan moet dan in die zin worden aangepast. Daarbij dient wel vastgelegd te worden, dat de basis van het bedrijf ‘plant en tuin’ is en dat het branchevreemde assortiment daaraan ondergeschikt moet blijven. Dat moet in kwalitatieve en kwantitatieve zin beschreven worden, gebaseerd op de huidige situatie in het tuincentrum. Echter, indachtig het besluit van de gemeenteraad in 2009, geldt de brancheverruiming niet voor dibevo.

In concreto gaat het vooral om de twee grote tuincentra Intratuin en Groenrijk. Voor beide zal het huidige assortiment branchevreemd op het gebied van sfeer-/cadeau-/wooninrichtingsartikelen worden gelegaliseerd. Wat kleding betreft dient men zich te beperken tot tuinwerkkleding.

Voor eventuele nieuwe tuincentra geldt dat het branchevreemde assortiment qua oppervlakte (maximaal) een vergelijkbare verhouding heeft tot het basisassortiment plant en tuin als de twee andere tuincentra.

Uit het voorgaande volgt dat, zonder dat we dit exact kwantificeren, tuincentra primair aan hun basisassortiment plant en tuin herkenbaar moeten blijven. De tuincentra mogen niet verworden tot een soort warenhuizen waar alles te verkrijgen is voor ‘in en om het huis’. In dat opzicht is het zeker niet zo dat alles waar de tuincentraformules mee komen, geaccepteerd wordt.

De bezoekintensiteit en bezoekduur krijgen andere dimensies door de branchevervaging. Consumenten bezoeken de grotere tuincentra steeds minder doelgericht. Het krijgt meer het karakter van een uitje, recreatief winkelen dus, zeker tijdens themamaanden rondom Kerst, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren. Planologisch relevante criteria als verkeersintensiteit, bezoekersaantallen en parkeerruimte op eigen terrein kunnen redenen zijn om handhavend op te treden. Ook de rechter zal aan deze criteria toetsen, meer dan aan assortiment. Bovendien baseert deze zich bij diens beoordeling eveneens op het detailhandelsbeleid van de gemeente'.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan houdt rekening met het beleid voor tuincentra uit de Nota Detailhandel 's-Hertogenbosch 2011. Het bestemmingsplan sluit de verkoop van dieren, dierbenodigdheden en voeders (dibevo) uit.

3.3.5 Beleidsplan Horeca

Het horecabeleid is vastgelegd in het Beleidsplan Horeca van maart 1994. Dit beleidsplan richt zich hoofdzakelijk op beleid voor horecavestigingen. In het beleidsplan wordt kort ingegaan op horeca in/bij detailhandelsbedrijven. Om niet (mede) als horecavestiging aangemerkt te worden, dient een detailhandelsvestiging aan de volgende criteria te voldoen:

  • het aantal m² vloeroppervlak dat gebruik is voor horecadoeleinden mag maximaal 30% van het netto vloeroppervlak bedragen;
  • het aangeboden assortiment moet samenhangen met de aard van de detailhandel;
  • er mogen geen activiteiten worden verricht waarvoor een horecavergunning is vereist;
  • het bedrijf mag niet geopend zijn buiten de winkelopeningstijden.

Aangezien het Beleidsplan Horeca van maart 1994 dateert, wordt in 2013 gestart met het opstellen van een nieuwe Horecanota.

Conclusie

In het voorliggende bestemmingsplan is een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 600 m² opgenomen voor het 'Tuincafé Intratuin'. Het bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met het Beleidsplan Horeca.