direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Tuincentrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002179-1401

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Algemeen

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld.

De Structuurvisie RO geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-,cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

De provinciale Structuurvisie RO is een belangrijke schakel tussen de structuurvisies van het Rijk en de gemeenten op het vlak van ruimtelijke ordening. Met deze structuurvisie biedt de provincie helderheid aan gemeenten over de provinciale belangen en de wijze waarop de provincie daarbij haar instrumentarium inzet. Met deze structuurvisie geeft de provincie ook (mede) gestalte aan nationale ruimtelijke belangen en doelen.

In de structuurvisie RO benoemt de provincie haar provinciale ruimtelijke belangen en de wijze waarop zij deze behartigt. De structuurvisie is opgebouwd uit een ‘Deel A Visie en sturing’, waarin de ruimtelijke visie, de belangen en de sturingsfilosofie is opgenomen. De ruimtelijke visie is uitgewerkt in dertien provinciale ruimtelijke belangen:

  • 1. regionale contrasten;
  • 2. een multifunctioneel landelijk gebied;
  • 3. een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;
  • 4. een betere waterveiligheid door preventie;
  • 5. koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
  • 6. ruimte voor duurzame energie;
  • 7. concentratie van verstedelijking;
  • 8. sterk stedelijk netwerk: BrabantStad;
  • 9. groene geledingszones tussen steden;
  • 10. goed bereikbare recreatieve voorzieningen;
  • 11. economische kennisclusters;
  • 12. (inter)nationale bereikbaarheid;
  • 13. beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.

De wijze waarop de provincie deze ruimtelijke belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen, namelijk:

  • 1. Regionaal samenwerken: in vier regio’s West, Midden, Noordoost en Zuidoost stelt de provincie samen met de gemeenten regionale agenda’s op voor wonen en werken.
  • 2. Ontwikkelen: in negen gebiedsontwikkelingen (Brabantse Wal, Oostelijk Langstraat, Groene Woud,Levende Beerze, Brainport Oost, Grenscorridor, Waterpoort, Peelhorst en de As N65) neemt de provincie het initiatief en is zij bereid ontwikkelingsgerichte instrumenten in te zetten. Daarnaast onderscheidt de provincie een aantal thematische ontwikkelopgaven, zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de herstructurering van bedrijventerreinen.
  • 3. Beschermen: De provincie zet de Verordening ruimte in voor het veiligstellen van een aantal provinciale belangen. De kern is de zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit. Die omvat dat er zorgvuldig wordt omgegaan met het ruimtegebruik, er rekening wordt gehouden met de omgeving en dat de ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of de versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
  • 4. Stimuleren: De provincie ondersteunt andere partijen door middel van subsidies en stelt kennis en informatie beschikbaar. De provincie zet actief in op cultuurhistorische landschappen en heeft zogenaamde gebiedspaspoorten opgesteld.

In 'Deel B Structuren en beleid' staat op welke wijze de provincie stuurt op de functies in Noord-Brabant. Daarvoor zijn vier ruimtelijke structuren opgesteld: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Binnen deze structuren worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen en kiest de provincie voor een bepaalde ordening van functies. De structuren geven een integrale hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies.

De manier waarop dit perspectief wordt gerealiseerd is opgenomen in de uitvoeringsparagrafen van de structuren. Daarin komen de vier manieren van sturen terug en is af te lezen voor welke wijze van sturen de provincie kiest bij de realisatie van haar doelen. De ruimtelijke structuren zijn opgenomen in Deel B van deze structuurvisie. Samen vormen ze de provinciale ruimtelijke structuur.

Het laatste onderdeel van de structuurvisie is de uitwerking gebiedspaspoorten. De gebiedspaspoorten geven aan wat het provinciale belang van landschap is.

Structurenkaart en visiekaart

Voor het bestemmingsplan zijn de 'structurenkaart' en de 'visiekaart' uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening relevant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002179-1401_0013.jpg"

Afbeelding 3.1: Structurenkaart

Op de Structurenkaart is het plangebied aangeduid als 'Zoekgebied verstedelijking' en 'Groenblauwe mantel'. De verklaring voor de aanduiding 'Zoekgebied verstedelijking' is dat 's-Hertogenbosch samen met Breda, Tilburg, Eindhoven en Helmond 'Brabantstad' vormt. De verstedelijkingsopgave voor Noord-Brabant dient in deze vijf steden plaats te vinden c.q. geconcentreerd te worden. De verklaring voor de aanduiding 'Groenblauwe mantel' is dat het (overgangs)gebied tussen 's-Hertogenbosch en de wijk De Groote Wielen (Rosmalen) zich goed leent voor 'groene' en 'blauwe' ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002179-1401_0014.jpg"

Afbeelding 3.2: Visiekaart

Op de Visiekaart is het plangebied aangeduid als 'Stedelijk concentratiegebied'. Het plangebied maakt deel uit van een gebied, dat beschouwd kan worden als een overgangsgebied tussen 's-Hertogenbosch en de wijk De Groote Wielen (Rosmalen). Vanwege deze ligging ligt een stedelijke ontwikkeling voor de hand.

Conclusie

Het bestemmingsplan 'Tuincentrum' regelt het bestaande tuincentrum en de vigerende planologische rechten. Het plan maakt geen nieuwe (stedelijke en groenblauwe) ontwikkelingen mogelijk.

Het perceelsgedeelte van het tuincentrum, dat buiten het plangebied 'Tuincentrum' ligt, maakt onderdeel uit van de ecologische verbindingszone Rosmalense Aa en zal daarom 'groenblauw' worden ingericht zoals is aangegeven op de kaart 'natuur en landschap'.

3.2.2 Verordening Ruimte

Algemeen

De Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011 is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.

De Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011 bevat in grote lijnen de volgende onderwerpen:

  • bevordering van ruimtelijke kwaliteit;
  • stedelijke ontwikkeling;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • water;
  • groenblauwe mantel;
  • aardkunde en cultuurhistorie;
  • agrarisch gebied;
  • intensieve veehouderij;
  • glastuinbouw;
  • niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied;
  • regionaal ruimtelijk overleg;
  • bevoegdheden van Gedeputeerde Staten.

Kaarten 'stedelijke ontwikkeling' en 'natuur en landschap'

Voor het bestemmingsplan zijn de kaarten 'stedelijke ontwikkeling' en 'natuur en landschap' uit de Verordening Ruimte relevant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002179-1401_0015.jpg"

Afbeelding 3.3: Kaart stedelijke ontwikkeling

Op de kaart 'stedelijke ontwikkeling' ligt het plangebied in een gebied dat aangeduid is als 'gebied   integratie stad land'. Deze aanduiding houdt in dat onder voorwaarden een stedelijke ontwikkeling in beginsel mogelijk is. De stedelijke ontwikkeling dient gepaard te gaan met een groene en blauwe landschapsontwikkeling en mag geen betrekking hebben op een te ontwikkelen of uit te breiden bedrijventerrein of kantorenlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002179-1401_0016.jpg"

Afbeelding 3.4: Kaart natuur en landschap

Op de kaart 'natuur en landschap' ligt het plangebied in een gebied dat aangeduid is als 'groenblauwe mantel' en als 'ecologische verbindingszone'. De aanduiding 'groenblauwe mantel' houdt in dat gestreefd wordt naar het behoud en versterking van de groenblauwe structuur, gekoppeld aan het water- en natuursysteem. Ook tussen grote stedelijke kernen streeft de provincie naar behoud en ontwikkeling van gebieden met waarden op het vlak van natuur en water. Ook hier is het recreatieve medegebruik en de landschappelijke kwaliteit van groot belang. De aanduiding 'ecologische verbindingszone' heeft betrekking op de aan te leggen ecologische verbindingszone Rosmalense Aa.

Begrip 'tuincentrum'

In de Verordening Ruimte is een begripsomschrijving van 'tuincentrum' opgenomen. Deze luidt als volgt:

'bedrijf, geheel of in overwegende mate gericht op detailhandel van boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, kamerplanten, artikelen voor de aanleg en het onderhoud van de tuinen alsmede tuininrichtingsartikelen en aanverwante artikelen zoals bloempotten, vazen, plantenbakken en dergelijke'.

Met deze begripsomschrijving in combinatie regels voor tuincentra buiten bestaand stedelijk gebied beoogt de provincie oneigenlijke vormen van detailhandel binnen de branche van tuincentra (lees: de verkoop van branchevreemde producten) te voorkomen (zie ook paragraaf 3.3.4.2 Tuincentra).

Conclusie

Het bestemmingsplan 'Tuincentrum' regelt het bestaande tuincentrum en de vigerende planologische rechten. Het plan maakt geen nieuwe (stedelijke) ontwikkelingen mogelijk.

Het perceelsgedeelte van het tuincentrum, dat buiten het plangebied 'Tuincentrum' ligt, maakt onderdeel uit van de ecologische verbindingszone Rosmalense Aa en zal daarom 'groenblauw' worden ingericht zoals is aangegeven op de kaart 'natuur en landschap'.

Ter voorkoming van verdere branchevervaging c.q. assortimentsverbreding en in het bijzonder de verkoop van dieren, dierbenodigdheden en voeders sluit de regeling in het bestemmingsplan zoveel mogelijk aan bij de Verordening Ruimte.