direct naar inhoud van 2.4 Archeologische waarden
Plan: Bedrijventerreinen (Treurenburg, Maaspoort, Hambakenwetering, Brabantpoort, D...
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002178-1401

2.4 Archeologische waarden

In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de bekende en te verwachten archeologische waarden in het plangebied. De landschappelijke en archeologische achtergronden en kenmerken van het gebied worden toegelicht. Vervolgens wordt een overzicht geboden van de randvoorwaarden die het gemeentelijke archeologische monumentenzorgbeleid stelt aan bodemingrepen. Deze zullen een vertaling krijgen in het bestemmingsplan.

2.4.1 Landschappelijke informatie

Het bestemmingsplangebied bestaat uit vier deelgebieden te weten: Maaspoort-Hambaken Wetering – Treurenburg, De Herven, Brabantpoort en De Brand (afbeelding 6).

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002178-1401_0009.jpg"

Afbeelding 9
De landschapskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in zwarte stippellijn de globale grens van het bestemmingsplangebied Bedrijventerrein Midden. 1. Dekzandrug, 2. Dekzandwelving, 3. Dekzandvlakte, 4. Laagte met veen, 5. Oeverwal, 6. Oeverwal op dekzandwelving, 7. Overslag op oeverwal, 8. Kom op oeverwal, 9. Fossiele geul, 10. Kom op dekzandwelving, 11. Kom
Op basis van archeologisch onderzoek is ter plaatse van de rode cirkel de landschappelijke ondergrond aangepast.

Het plangebied omvat vrijwel alle landschappelijke zones die de gemeente 's-Hertogenbosch rijk is. In het noorden bevindt zich het rivierenlandschap met de oeverwallen, overslaggronden en komgebieden van de Maas. Dit landschap gaat naar het zuiden toe geleidelijk over in het dekzandlandschap met ruggen, welvingen en vlaktes. Met name op de overgang van het rivierenlandschap naar het dekzandlandschap is een complex geheel ontstaan waar geulen, oeverwallen, dekzandkoppen en komgebieden door elkaar heen liggen.

Sinds de (aanvankelijk plaatselijke) bedijking van de Maas rond 1300 is de dynamiek grotendeels verdwenen maar bij overstromingen en/of dijkdoorbraken vond ook nog na die tijd geregeld afzetting van riviersedimenten (overslaggronden) plaats. De oudste vermeldingen van de dijken bij Empel dateren uit het begin van de 14de eeuw (1309 en 1315). Vermoedelijk bestond de dijk toen reeds enige tijd. Om dijkdoorbraken te voorkomen werd al vroeg gebruik gemaakt van een overlaat, waarbij rivierwater via een verlaging in het dijklichaam in de lagergelegen komgebieden werd ingelaten en verder stroomafwaarts weer naar de bedijkte rivier werd teruggeleid. Op deze manier ontstond een tijdelijke rivierbedding waardoor de dreiging van dijkdoorbraken werd voorkomen maar wel grote delen van het landschap periodiek niet bruikbaar waren voor landbouw. Het noordelijke deel van het plangebied (Maaspoort-Hambakenwetering-Treurenburg) ligt midden in het overlaatgebied van de Beerse Maas. Om de hoger gelegen gronden in het zuiden van het plangebied tegen het wassende water te beschermen werd in de 15e eeuw een dijk aangelegd (Boshoven & Van Genabeek, 2008). Deze dijk is nu nog zichtbaar ten noorden van De Herven (afbeelding 9). Dat deze dijk geen overbodige luxe was, wordt duidelijk wanneer men naar het kronkelende verloop van de dijk kijkt. De kronkels zijn namelijk veroorzaakt door dijkdoorbraken waarbij ronde spoelgaten (zgn. wielen) werden gevormd. Door deze wielen binnen of buiten te dijken kreeg de dijk haar kronkelende uiterlijk. De overlaat van de Beerse Maas werd in 1942 gesloten waardoor de directe dreiging van het water verdween. Zijn in het noorden de dekzandkoppen en welvingen nog (deels) overdekt met rivierafzettingen, ter hoogte van De Herven heeft de Maas geen invloed gehad op het dekzandlandschap. In deze zone is voornamelijk sprake van een laaggelegen dekzandvlakte met af en toe een hogere dekzandwelving. Het plangebied wordt aan de noord- en zuidkant begrensd door een smalle dekzandrug. Vermoedelijk is de dekzandvlakte door haar lage ligging relatief nat geweest en zal er al snel veenvorming hebben plaatsgevonden. Ter hoogte van bedrijventerrein De Brand is sprake van een vergelijkbare situatie. Dit gebied bestaat voornamelijk uit een met veen afgedekte dekzandvlakte.

Door menselijk ingrijpen zijn veel elementen van het oorspronkelijke landschap intussen grotendeels verdwenen of aangetast. Hoge zandkoppen werden vaak gebruikt als zandwinningslocaties of zijn tijdens de na-oorlogse ruilverkaveling geëgaliseerd. Archeologische vindplaatsen op de hoogste delen van het dekzand zijn hierdoor vaak sterk aangetast. In sommige gevallen zijn hier alleen nog diep ingegraven sporen bewaard gebleven. Op de lagergelegen flanken van de dekzandkoppen kunnen nog wel intacte vindplaatsen aanwezig zijn.

Ten behoeve van de aanleg van de verschillende bedrijventerreinen in het plangebied heeft vermoedelijk veel grondverzet plaatsgevonden. Dit kan betekenen dat mogelijk al veel archeologische resten verloren zijn gegaan maar anderzijds kunnen archeologische resten door het aanbrengen van een ophogingspakket juist zijn afgedekt waardoor ze min of meer beschermd zijn tegen latere bodemingrepen.

2.4.2 Bewoningsgeschiedenis

Tijdens diepe ontgravingen en ontzandingen in de omgeving van 's-Hertogenbosch en Rosmalen zijn herhaaldelijk werktuigen aangetroffen die er op wijzen dat in dit gebied al ruim 35.000 jaar geleden mensen en dieren leefden. Met name uit de zandput van De Groote Wielen (Rosmalen) en de Noorderplas zijn dergelijke oude resten aangetroffen. De kampjes van de jagers-verzamelaars uit deze periode liggen echter verstopt onder vele meters zand en klei en komen daarom alleen bij diepe bodemingrepen aan het licht. Vanwege de diepe ligging (10 tot 13 meter onder het maaiveld) en de geringe omvang van de kampementen zijn de resten van deze oudste bewoningsfasen vrijwel niet op te sporen met archeologisch onderzoek. De vindplaatsen uit latere perioden liggen minder diep onder het maaiveld zodat deze makkelijker worden ontdekt. Voorbeelden hiervan zijn aangetroffen ten zuiden van de Noorderplas. Op deze locatie zijn resten van een rendiergewei uit het Laat-Paleolithicum, versierde botten en stukken gewei uit het Mesolithicum en vuursteen en enkele fragmenten aardewerk uit het Neolithicum gevonden. Om te kunnen bepalen of er in deze zone wellicht sprake is van archeologische vindplaatsen, is in 1989 en 1990 een archeologisch onderzoek uitgevoerd (Verhart & Wansleeben, 1991). Het onderzoek heeft aanwijzingen voor bewoning uit het Mesolithicum en Neolithicum opgeleverd. De bewoning vond plaats in de top van het dekzand. Dit dekzand is later overgroeid met een dikke laag veen. In deelgebied Maaspoort-Hambakenwetering-Treurenburg ter hoogte van de Goudenheuvel en de Larenweg, zijn tijdens een opgraving sporen van bewoning uit de Bronstijd en de IJzertijd aangetroffen (Verwers, 1990). Vermoedelijk was er in de Bronstijd sprake van aardewerkproductie, want tijdens het onderzoek werd afval aangetroffen dat hiermee verband houdt. De sporen bevonden zich op de flank van een dekzandkop die later door stuifzand is afgedekt. De top van de dekzandkop is al in de Bronstijd grotendeels geërodeerd, maar vervolgens in de IJzertijd opnieuw bewoond. Op basis van losse vondsten en verschillende opgravingen is duidelijk geworden dat in het gebied ook in de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen bewoning heeft plaatsgevonden.
In het gebied van De Brand zal de bewoning na de Romeinse tijd vermoedelijk zijn gestopt. Door de relatief lage ligging zullen grote delen van deze gebieden door veen bedekt zijn geraakt waardoor de bewoning zich waarschijnlijk naar de hogere en drogere dekzandruggen verplaatste.
Het lijkt er op dat in het hele plangebied geen structurele bewoning heeft plaatsgevonden in de Late Middeleeuwen. Een uitzondering vormt echter een kleine cluster van bewoning in het uiterste noordoosten van het gebied van De Herven. Hier zijn tijdens de aanleg van de A2 sporen uit de Vroege en Late Middeleeuwen aangetroffen. Tijdens opgravingen in 1990 werden nog meer sporen uit de Late Middeleeuwen gevonden. Dit deel van het plangebied ligt op een dekzandrug en achter de dijk en zal dus langere tijd bewoonbaar zijn geweest.

In Hintham, ter hoogte van de Vliertsesteeg, stond in 1273 een melaatsen- of leprozenhuis. Uit historische bronnen weten we dat het in de 15e eeuw was uitgegroeid tot een omvangrijk complex met een kapel, een brouwhuis en een bakhuis. In verband met oorlogsdreiging moest het complex in 1542 worden afgebroken, maar vermoedelijk is het kort daarop toch weer opgebouwd want op kaarten van 1629 staat het afgebeeld. In de loop van de 17e eeuw moet het complex zijn verdwenen. De exacte locatie van het leprozenhuis is lastig te achterhalen, omdat de historische kaarten moeilijk aan de huidige topografie zijn te koppelen.

In het noorden van het plangebied, ter hoogte van de Sluisweg, wordt rond 1500 een sluis (de Grote Sluis) aangelegd. Deze sluis blijft in gebruik tot het midden van de 19e eeuw. Tijdens een opgraving in 2003 zijn hiervan resten teruggevonden.

Van het beleg van 1629 zijn in het plangebied maar beperkte resten te verwachten. Slechts langs de randen zijn verdedigingswerken uit 1629 aanwezig geweest en dit betreft dan voornamelijk langwerpige wallen met af en toe een klein schansje. Op historische kaarten uit 1832 is in het plangebied geen bebouwing zichtbaar. Een uitzondering is een gebouw dat zichtbaar is langs de doorgaande weg naar Hintham.

2.4.3 Archeologische waarden en verwachtingen

In 2008 is een archeologische verwachtingskaart opgesteld voor het deel van de gemeente buiten de middeleeuwse stadskern van 's-Hertogenbosch (afbeelding 10). De archeologische verwachtingskaart bevat niet alleen de reeds bekende archeologische vindplaatsen maar geeft ook een overzicht van de gebieden waar archeologische vindplaatsen verwacht kunnen worden, de zogenaamde verwachtingsgebieden. Gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologie hoog is, worden aangeduid als gebieden met een hoge archeologische verwachting. Verder wordt nog een onderscheid gemaakt in gebieden met een middelhoge en gebieden met een lage archeologische verwachting. Of er ook daadwerkelijk archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, moet archeologisch onderzoek uitwijzen, maar de verwachtingsgebieden geven al wel aan in welke mate men met mogelijke archeologische resten rekening moet houden. Voor deze kaart is gebruik gemaakt van meest gedetailleerde en beschikbare bodemkundige en geo(morfo)logische gegevens, zodat de archeologische verwachtingszones zo gedetailleerd mogelijk kunnen worden begrensd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002178-1401_0010.jpg"

Afbeelding 10
De archeologische verwachtingskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in zwarte stippellijn de globale grens van het bestemmingsplangebied Bedrijventerrein Midden. 1. Zone met een hoge verwachting, 2. Zone met een middelhoge verwachting, 3. Zone met een lage verwachting, 4. Verdedigingswerken 1629 (met buffer), 5. Locatie Melaatsenhuis (exacte locatie onbekend).
Op basis van archeologisch onderzoek is ter plaatse van de rode cirkel de archeologische verwachting aangepast.

De oeverwallen van de Maas (al dan niet afgedekt door overslaggronden), de dekzandkoppen en de contouren van de verdedigingswerken van 1629 hebben een hoge archeologische verwachting. De oeverwallen afgedekt door komkleien en de lagere delen van het dekzand (al dan niet afgedekt door oeverwallen) hebben een middelhoge archeologische verwachting. De laagste delen van het dekzandgebied tot slot hebben een lage archeologische verwachting.
Op de dekzandruggen, -flanken en -welvingen kunnen in theorie vindplaatsen vanaf het Laat-Paleolithicum worden aangetroffen. Het lijkt er op dat in het plangebied over het algemeen geen sprake is van continue bewoning tot heden, maar dat er sprake is van een hiaat in de bewoning tussen de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen. Mogelijk houdt dit verband met het natter worden van de leefomgeving en de hiermee samenhangende groei van veen.

De archeologische vindplaatsen uit de periode Laat-Paleolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen bevinden zich in de top van het dekzand. Deze top bevindt zich naar verwachting, afhankelijk van het dekzandrelief en de dikte van een bouwvoor of afdekkende laag, tussen 0,5 en 1,5 meter beneden het maaiveld. In de lager gelegen delen van het dekzandgebied kunnen oude bewoningsniveaus zijn afgedekt door veen en/of kleilagen. De diepte van dergelijke lagen kan onder invloed van recente ophogingspakketten tussen 1,5 en 2,5 meter beneden het maaiveld liggen. Sporen uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd kunnen aan of direct onder het maaiveld voorkomen of direct onder de bouwvoor of, indien aanwezig, het (recente) ophogingspakket.

Op de oeverwallen van de Maas en de overslaggronden kunnen vindplaatsen vanaf de IJzertijd verwacht worden. De bewoonbaarheid van deze landschappen is overigens sterk afhankelijk van de hoogteligging. De hogere delen zullen beter geschikt zijn geweest voor bewoning dan de lagere delen. De lager gelegen delen kunnen wel gebruikt zijn voor het aanleggen van akkers. Vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen kunnen naar verwachting tussen 0,5 tot 1,5 meter onder het huidige maaiveld verwacht worden.

Voor het hele plangebied geldt dat door (oudtijdse) ontzandingen, regulier grondgebruik en grootschalige ruilverkavelingen sterke verstoringen van de ondergrond zullen hebben plaatsgevonden. Met name hogere dekzandkoppen zijn hierbij vaak sterk aangetast, waardoor van archeologische vindplaatsen alleen nog dieper ingegraven grondsporen bewaard zijn gebleven. Op de flanken van de dekzandkoppen kunnen echter nog wel intacte vindplaatsen aanwezig zijn.

2.4.4 Archeologiebeleid

De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Dit beleid is in juni 2010 vastgesteld. Ten behoeve van het beleid zijn voor archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden binnen de gemeentegrenzen specifieke eisen of voorwaarden opgesteld en verwerkt tot een archeologische beleidskaart (afbeelding 11). De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn op de beleidskaart vertaald in zones waar verspreide nederzettingen en grafvelden uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen aanwezig zijn (al dan niet afgedekt door een recent ophogingspakket).

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002178-1401_0011.jpg"

Afbeelding 11
De archeologische beleidskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch met in zwarte stippellijn de globale grens van het bestemmingsplangebied Bedrijventerrein Midden (voor legenda zie afbeelding 12).
Op basis van archeologisch onderzoek is ter plaatse van de rode cirkel het archeologische regime aangepast.


Op basis van het algemeen archeologisch beleid van de gemeente is ten behoeve van dit bestemmingsplan bekeken in hoeverre de bestaande verwachting nader is te specificeren.
Voor De Brand is geen onderzoek uitgevoerd, omdat de geologische situatie relatief uniform is en grotendeels uit een met veen bedekte dekzandvlakte bestaat. Bovendien wordt in het uiterste zuidoostelijke deel onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de omlegging van de Zuid-Willemsvaart. In dit deel van het plangebied zijn tijdens archeologisch vooronderzoek de resten van de stelling van 1629 aangetroffen. Door middel van een opgraving zullen deze resten worden behouden.
Aan weerszijden van plangebied Brabantpoort hebben in het kader van de verbreding van de A2, Vinexlocatie Rosmalen Noord en de omlegging van de Zuid-Willemsvaart verschillende archeologische onderzoeken plaatsgevonden. Vanwege de sterke bebouwing van dit plangebied is geen aanvullend onderzoek uitgevoerd.
Voor het noordelijke deel van het plangebied (Maaspoort - Hambakenwetering - Treurenburg) geldt dat op basis van archeologisch onderzoek uit de afgelopen jaren voldoende informatie is verkregen over de archeologische verwachtingswaarden en dat de verwachtingswaarden voldoende onderbouwd zijn.
Voor plangebied De Herven is wel aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek was vooral om (de intactheid van) de bodemopbouw te bepalen. Tijdens het onderzoek is 1 oost-west georiënteerde boorraai gezet, waarbij met name de dekzandrug in de noord-oosthoek is meegenomen. In totaal zijn 6 boringen gezet. Uit het onderzoek is gebleken dat de te verwachten dekzandrug slechts gedeeltelijk aanwezig is. Er lijkt eerder sprake van een dekzandkop, terwijl de directe omgeving bestaat uit verspoeld dekzand. Uit het onderzoek is gebleken dat in het plangebied een ophogingslaag ligt met een dikte tussen 0,6 en 1,15 m beneden het huidige maaiveld.

Uitgaande van de archeologische beleidskaart is in afbeelding 12 het specifieke beleid voor het plangebied uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002178-1401_0012.jpg"

Afbeelding 12
Legenda van de archeologische beleidskaart + beleid voor dit bestemmingsplan