direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Bedrijventerreinen Empel 3e fase
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002008-1501

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Economisch beleid

's Hertogenbosch heeft een sterke werkgelegenheidsfunctie voor de regio. Om deze positie ook in de toekomst te behouden is het noodzakelijk voldoende en kwalitatief goede werkgelegenheidslocaties beschikbaar te hebben, zowel nieuwe als bestaande. De locaties moeten passend blijven bij de ambities van de stad en de marktvraag. In de afgelopen jaren hebben zich de volgende ontwikkelingen in de regio 's-Hertogenbosch gemanifesteerd:

  • aanhoudende vraag naar bedrijventerrein vanuit de markt;
  • het inzicht, dat ruimte schaars is, groeit. De afweging om gronden voor een nieuw bedrijventerrein te bestemmen wordt steeds lastiger. Dit heeft geleid tot meer aandacht voor de mogelijkheden van inbreiding, zorgvuldig ruimtegebruik en herstructurering;
  • er is sprake van een regionalisering van het bedrijventerreinenbeleid. Het wordt voor afzonderlijke gemeenten steeds moeilijker de totale vraag van het bedrijfsleven te bedienen. Voor de regio 's-Hertogenbosch wordt binnen Waalboss-verband samengewerkt;
  • de bedrijvigheid zelf verandert: productie vindt steeds vaker elders plaats, er is voortgaande automatisering van productieprocessen en 'verkantorisering' van de bedrijvigheid. Mede door deze ontwikkelingen stellen bedrijven hogere eisen aan de nieuwe huisvesting en bedrijfsomgeving. De ruimtevraag verandert van karakter;
  • de opvattingen over de inrichting en het beheer van bedrijventerreinen zijn gewijzigd. Er worden nieuwe beleidsthema's als functiemenging, intensief ruimtegebruik, ruimtelijke kwaliteit en bedrijventerreinenmanagement geïntroduceerd. Bovendien vindt een meer integrale benadering van (her)ontwikkeling van werkgebieden plaats, waarbij rekening gehouden wordt met de ontwikkeling van de leefomgeving en de dynamiek in bedrijfstakken. Deze benadering bevordert een differentiatie van type werklandschappen en zorgt voor een grotere menging van werken met andere functies met kansen voor realisering van kwaliteit in een gebied;
  • wat betreft de invulling van segmenten zijn regionale afspraken gemaakt. Onze ontwikkelingstaak is voornamelijk gericht op het ontwikkelen van hoogwaardige locaties voor de sectoren kennis, groothandel en diensten. Daarnaast is er op kleine locaties ruimte voor vestiging van lichte industrie en ABC-goederen;
  • ook in 's-Hertogenbosch zijn diverse bedrijven gevestigd, die vanwege de onderlinge hinder met andere bedrijven, lastig te handhaven zijn op de huidige locatie en in meer of mindere mate overlast veroorzaken voor de omgeving. Een aantal van die bedrijven heeft ook serieuze uitbreidingsplannen, die op de huidige locatie niet kunnen worden verwezenlijkt. In de gemeente is gezocht naar mogelijkheden om voor deze categorie bedrijven een apart bedrijventerrein te ontwikkelen. Dit onderzoek heeft niet geleid tot het gewenste resultaat. De voornaamste redenen zijn met name de korte afstanden tot de woongebieden, de kwetsbare natuurlijke omgeving en de potentiële bedreiging van industriële waterwinning. Dit laat onverlet dat deze problematiek in regionaal verband om een oplossing vraagt.


De gemeente 's-Hertogenbosch heeft op basis van deze ontwikkelingen en het provinciale beleid haar bedrijventerreinen- en kantorenbeleid in december 2004 geactualiseerd. De gemeente heeft voor de opvang van de toekomstige behoefte voor de volgende meervoudige aanpak gekozen:

  • prioriteit heeft het beter laten functioneren van de bestaande bedrijventerreinen;
  • daarnaast worden de mogelijkheden van inbreiding in het stedelijk gebied maximaal benut;
  • de ontwikkeling van nieuwe terreinen is een sluitstuk, gezien de (zeer) beperkte mogelijkheden. Intensief ruimtegebruik en hoogwaardigheid zijn bij de invulling ervan centrale uitgangspunten;
  • een aantal bedrijven, met name de meer ruimte-extensieve bedrijven, zal voor invulling van zijn huisvestingsvraag aangewezen zijn op bedrijventerreinen in de regio;
  • bestaande mogelijkheden voor de vestiging van zware bedrijven behouden en maatwerkgerichte oplossingen zoeken (handhaven/verplaatsen/uitkoop) voor die recyclingbedrijven die een bedreiging vormen voor de industriële waterwinning op bedrijventerrein De Rietvelden.


De inzet blijft om in de stad een substantieel deel van de werkgelegenheid van de regio te huisvesten. Op dit moment heeft 's-Hertogenbosch als centrumstad een werkgelegenheidsaandeel van 46% in de regio Waalboss. Bijna een derde daarvan is gehuisvest op bedrijventerreinen. Nieuwe terreinen blijven nodig om schuifruimte te hebben bij de uitvoering van herstructureringsplannen en de groei en uitbreiding van de werkgelegenheid mogelijk te maken.

Op 25 januari 2011 is het nieuwe kantoren en bedrijventerreinenbeleid 2010-2020 vastgesteld door de gemeenteraad. In de beleidsnota is aangegeven, dat het kantoren- en bedrijventerreinenbeleid op een keerpunt staat. De behoefteprognoses gaan uit van een lagere groei van de beroepsbevolking en minder ruimtebehoefte. Mede door de economische crisis is het aanbod en de leegstand van kantoor- en bedrijfspanden toegenomen. De vraag naar bedrijfsruimte stagneert. Een ander type bedrijventerrein en gebouwen wordt gevraagd; gemengde economsiche zones naast de traditionele terreinen. Een meer vraaggerichte benadering is nodig om de werkterreinen en nieuwbouwpanden aan de eisen van het bedrijfsleven te laten voldoen. Het is verstandig met de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en kantorenlocaties pas op de plaats te maken, waarbij rekening wordt gehouden met harde en zachte plannen. Er is behoefte de ontwikkelingen uit de markt goed te volgen en goed in te spelen op de dynamiek in de economie. Dit betekent niet bij de pakken neer gaan zitten, maar bij stagnatie de zaak los te trekken en waar mogelijk kansen te benutten. Want er zijn steeds weer bedrijven die het zelfs in tijden van economische crisis goed doen. Deze bedrijven moeten de ruimte krijgen. De gemeenteraad heeft met de vaststelling van het beleid besloten:

  • 1. voor de korte en middellange termijn rekening te houden met een lagere ruimtebehoefte voor kantoren- en bedrijventerreinen;
  • 2. uit te gaan van het programma bedrijventerreinen en kantoorlocaties 2010-2020, zoals vastgelegd in de visie (de terreinen Empel-Zuid en Rosmalense Plas worden beide in dit programma genoemd);
  • 3. actief in te zetten op de uitvoering van het herstructureringsprogramma;
  • 4. het beleid om zelfstandige kantoren op bedrijventerreinen te weren, voort te zetten, met uitzondering van een aantal locaties die op onderhavig plan geen betrekking hebben;
  • 5. vestiging van detailhandel, medische, sport- en vrije tijdsvoorzieningen op bedrijventerreinen zoveel mogelijk tegen te gaan;
  • 6. voor milieubedrijven naar maatoplossingen te zoeken op de Rietvelden en in de de toekomst mogelijk op de Brand II en Heesch West;
  • 7. dat duurzaamheid een belangrijk uitgangspunt is bij de (her)ontwikkeling van de werkterreinen;
  • 8. dat gekozen wordt voor een regionale samenwerking van onderaf, gedragen door de gemeenten en bedrijfsleven.


Visie op herstructurering van bedrijventerreinen

In 's-Hertogenbosch is sprake van een omvangrijke verouderingsproblematiek van bedrijventerreinen. Driekwart van de Bossche bedrijventerreinen vertoont verouderingsverschijnselen in technische en functionele zin. Gelukkig is dit vroegtijdig onderkend. Het georganiseerde bedrijfsleven en de overheid hebben al in de negentiger jaren de handen ineengeslagen om knelpunten op de bedrijventerreinen op te lossen. Geleidelijk aan heeft de aanpak een meer integraal karakter gekregen.

Het belangrijkste herstructureringsproject is het project De Rietvelden- De Vutter (omvang 270 ha, ontwikkeld 1930 - 1970). Eind tachtiger jaren is gestart met een upgrading van het gebied. Rond 1996 is het traject van duurzame revitalisering ingezet. De Rietvelden werd een landelijk boegbeeldproject. Voor de herinrichting van de natte zone tot multimodaal logistiek centrum is StiREA-subsidie ontvangen. Het grondgebruik op De Rietvelden is, op initiatief van de markt, aanmerkelijk geïntensiveerd door onder andere vestiging van logistieke bedrijvigheid en ver- en nieuwbouwactiviteiten van gevestigde bedrijven.

Het bedrijventerrein Ertveld-Noord heeft in 2004/2005 door een integrale aanpak van de bedrijfsomgeving een aanzienlijk hoger kwaliteitsniveau gekregen, waardoor de economische functie is versterkt. De integrale aanpak bestond uit de volgende vier hoofdcomponenten: upgrading en herinrichting van de openbare ruimte, vernieuwing van riolering Ertveldweg, ontwikkeling van de Kop van het Ertveld, kwaliteitsverbetering van bedrijfspanden en omliggende kavels. De voornaamste maatregelen die zijn getroffen, betreffen: aanleg extra parkeerplaatsen in openbaar gebied, aanleg extra groenvoorziening en verbetering van het wegdek (van klinkers naar asfalt), inclusief aanbrengen keerlus noordzijde Ertveldweg, herinrichting openbaar gebied gecombineerd met vernieuwing van de riolering. Er ligt echter nog een forse herstructureringsopgave te wachten bij de doortrekking van de Parallelweg via de Zandzuigerstraat naar de A59.

In 2001 zijn de ontwikkelingsperspectieven van binnenstedelijke Bossche bedrijventerreinen onderzocht. In dit onderzoek is aangetoond, dat de bedrijventerreinen, die liggen in of grenzen aan woongebieden, sterk onder druk staan, maar tegelijkertijd een belangrijke broedplaatsfunctie hebben. Na het onderzoek zijn enkele verbeteracties gestart: herontwikkeling van Ertveld-Noord en aanpak parkeerproblematiek Empel-Maasakkers. Er is een stimuleringsregeling kwaliteitsverbetering bedrijventerreinen opgezet om ondernemers te stimuleren hun bedrijfspanden en hun inrichting van hun bedrijfsterrein te verbeteren.

Voor de periode 2008 - 2012 bestaan in 's-Hertogenbosch concrete herstructureringsplannen voor in totaal circa 41 hectare netto bedrijventerrein. Er zal in die periode echter ook bedrijventerrein aan de voorraad worden onttrokken (transformatie) ten behoeve van woningbouw en andere functies. Het betreft in totaal minimaal 23 hectare. Het saldo van extra aanbod door herstructurering en verlies van aanbod door transformatie bedraagt naar verwachting circa 18 hectare.

3.3.2 Ruimtelijke structuurvisie en Integrale structuurvisie A2/Kanaalzone

Ten tijde van de vaststelling (januari 2003) van de Ruimtelijke Structuurvisie "Stad tussen stromen" waren de uitbreidingen rond Empel reeds voorzien. In de Ruimtelijke Structuurvisie worden de ontwikkelingen rondom de stad, waaronder rondom Empel, in een ruimtelijk en functioneel kader geplaatst. Voor de totale stad is hiertoe het zogenaamde "vleugelmodel" opgesteld. In het kaartbeeld van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de bedrijventerreinen Rosmalense Plas en Empel-Zuid aangeduid als bedrijventerrein.

In de Integrale Structuurvisie A2/Kanaalzone wordt Empel-Zuid gekarakteriseerd als een terrein, primair geschikt voor lokale bedrijvigheid in tegenstelling tot Rosmalense Plas, dat wordt gekarakteriseerd als hoogwaardige zichtlocatie, primair geschikt voor kantoorachtige bedrijvigheid en bedrijven met een (boven)regionale en nationale oriëntatie.

De voorgenomen ontwikkeling zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan past uitstekend binnen dit gemeentelijk beleid.

3.3.3 Nota ruimte voor bedrijven

In de nota "Ruimte voor bedrijven, bedrijventerreinenvisie 2005-2015" is het beleid voor de bedrijventerreinen vastgelegd. De gemeente maakt meer ruimte voor bedrijven, vanwege de ambitieuze werkgelegenheidsdoelstelling (20.000 nieuwe arbeidsplaatsen vóór 2020) door een meervoudige aanpak, die bestaat uit:

  • 1. bestaande bedrijventerreinen beter laten functioneren;
  • 2. inbreidingsmogelijkheden maximaal benutten;
  • 3. uitsluitend nieuwe terreinen ontwikkelen, indien dit strikt noodzakelijk is;
  • 4. terreinen in de regio voor bedrijven, waarvan de huisvestingsplan niet in de gemeente kan worden gehonoreerd.


Nadrukkelijk wordt gekozen voor economische structuurversterking en het benutten van de potenties van de A2. Locaties langs de A2 (waaronder Rosmalense Plas) zullen worden ontwikkeld voor hoogwaardige bedrijven.

3.3.4 Nota parkeernormen

Parkeernormen geven het aantal parkeervoorzieningen aan bij een bestemming. De gemeentelijke parkeernormen zijn door de gemeenteraad in 2003 vastgelegd in de nota Parkeernormen. Deze normen worden in nieuw te ontwikkelen gebieden toegepast en bij verbouw en nieuwbouw in bestaande gebieden. Functies, waaraan parkeernormen kunnen worden gekoppeld (waaronder in relatie tot werkgelegenheid) zijn opgenomen in de nota. Bij het opstellen van het stedenbouwkundig ontwerp en het bepalen van de bebouwingsmogelijkheden is rekening gehouden met deze parkeernormen. In de planbeschrijving worden de parkeernormen in paragraaf 5.2 toegelicht.

3.3.5 Milieubeleidsplan

Op basis van het milieubeleidsplan 2000-2003 is het milieu-uitvoeringsplan 2004-2007 opgesteld. Het milieubeleid zoals geformuleerd in het milieu-uitvoeringsplan is uitgewerkt en geactualiseerd in een aantal andere documenten. Voor bedrijventerreinen is met name het "Basispakket duurzame ontwikkeling werklocaties" van belang.

3.3.6 Landschapsvisie 's-Hertogenbosch

De gemeente heeft in haar gemeentelijke groenbeleid ook natuur- en landschapsdoelen geformuleerd. Deze zijn opgenomen in de Landschapsvisie (1999). Tussen het toekomstige bedrijventerrein en de Rosmalense Plas ligt een waterloop. Deze waterloop, de Groote Wetering, verbindt de diverse groengebieden binnen en buiten de stad. De gemeente heeft de waterloop als ecologische verbindingszone (EVZ) aangewezen in het vigerende bestemmingsplan Empel-Zuid 3e fase. Deze ecologische verbindingszone heeft niet de status van een EVZ, zoals opgenomen in het provinciale beleid. Net als in het provinciale beleid is de ligging van de EVZ in het bestemmingsplan niet plaatsgebonden. Het gaat er om dat het doel wordt gerealiseerd. De invulling is daarmee flexibel qua locatie.

Rijkswaterstaat heeft onder de A2 kleinschalige faunavoorzieningen aangebracht. Kleine zoogdieren en amfibieën kunnen daarmee migreren tussen groengebieden aan beide zijde van de A2. Naar het oosten sluit de ecologische verbinding aan op het toekomstige Kanaalpark. Dit landschapspark zorgt op haar beurt voor een robuuste verbinding tussen het Aadal nabij Berlicum en het Maasdal. En daarmee wordt het gemeentelijke lokale ecologische raamwerk aangesloten op het regionale netwerk van Groene en Ecologische Hoofdstructuur. Dit landschapspark is geen onderdeel van dit plan. In het bestemmingsplan Kanaalpark (het voorontwerpbestemmingsplan heeft begin 2011 ter inzage gelegen) wordt de landschappelijke en ecologische ambitie verder uitgewerkt.

3.3.7 Waterplan

Het doel van het Waterplan "Waterstad 's-Hertogenbosch" (14 juli 2009) is het bereiken van een veilig en een duurzaam watersysteem in en om 's-Hertogenbosch, waarbij zo goed mogelijk aan de wensen van alle belanghebbenden tegemoet wordt gekomen. Het waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de afvoer van hemel- en afvalwater.

Het waterplan omvat het gemeenschappelijk beleid van gemeente en de waterschappen. Dit gemeenschappelijke beleid moet leiden tot een klimaatbestendig, robuust en mooi watersysteem in de Groene Delta. De bijdrage aan energiebesparing vanuit het watersysteem zijn verkend met het oog op de doelstelling om in 2050 als stad klimaatneutraal te zijn. Ambities zijn hierbij verwoord naar beleid op hoofdlijnen. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP) is het beleid ten aanzien van afvalwater, regenwater en grondwater verder uitgewerkt.

Het waterplan bevat een uitvoeringsprogramma met concrete projecten. Dit uitvoeringsprogramma is aan de hand van de volgende tien speerpunten samengesteld:

  • per deelgebied een visie op het watersysteem (waterstructuurplan);
  • gebruik beleidsruimte nieuwe wetgeving en geef helderheid in taken partijen (NBW);
  • klimaatsadaptieve stadsontwikkeling;
  • water maakt 's-Hertogenbosch mooi;
  • visie op de ondergrond;
  • actieve participatie in regionale ontwikkelingen;
  • benutten van kansen in het watersysteem voor de energieneutrale stad;
  • uitvoeren van maatregelen uit het Stroomgebiedbeheerplan;
  • uitvoeren overige maatregelen uit de waterprogramma's van het gebiedsproces;
  • werken aan water in West (de schop in de grond).


In hoofdstuk 7 'Waterparagraaf' van dit bestemmingsplan worden de belangrijkste beleidsuitgangspunten voor het plangebied genoemd. Ook wordt hier ingegaan op de wijze waarop met water wordt omgegaan.

3.3.8 Regionale afstemming

Ten aanzien van de ontwikkeling van de bedrijventerreinen Empel-Zuid en Rosmalense Plas is door GS in het kader van het Uitwerkingsplan stedelijke regio Waalboss (2004/2005) reeds als aanvaardbaar beschouwd.

Jaarlijks wordt door de Werkgroep Werken een Voortgangsrapportage Werken opgesteld om de bestuurders te informeren over de voortgang van de bedrijventerreinenontwikkeling. Op basis van de uitkomsten wordt bezien, of nieuwe terreinen in studie en ontwikkeling moeten worden genomen. De Stuurgroep Regionaal Planningsoverleg bepaalt, of zij instemt met de conclusies en aanbevelingen uit de nota. Het Regionaal Planningsoverleg Waalboss is inmiddels opgeheven; de samenwerking wordt voortgezet binnen de regio Noordoost Brabant en heet nu Regionaal Ruimtelijk Overleg.

Voortgangsrapportage Werken 2009

In de eerste helft van 2009 heeft de werkgroep werken het Kwaliteitsonderzoek bedrijventerreinen Waalboss-plus (Stec groep, 2009) afgerond. Hierin zijn belangrijke kwantitatieve en kwalitatieve conclusies gemaakt over de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio.

Kwantitatief is een groot aandachtspunt voor de regio het tijdig en voldoende toevoegen van nieuw aanbod aan bedrijventerreinen. De locaties hiervoor zijn in beeld, echter er worden te weinig zachte plannen in aanbod opgenomen. In de Voortgangsrapportage Werken 2009 wordt de noodzaak hiertoe verder onderschreven. Per 1 januari 2009 is de restcapaciteit aan bedrijventerreinen in de regio verder gedaald, terwijl geen nieuw aanbod aan de bedrijventerreinvoorraad is toegevoegd. In de komende jaren is het daarom belangrijk dat ingezet wordt op de planvorming van de zachte plannen.

Daarbij spelen uiteraard ook kwalitatieve aspecten een rol. In het Kwaliteitsonderzoek bedrijventerreinen zijn hierover conclusies en aanbevelingen gegeven, die voor de regio leidend zijn in het opstellen van een regionale visie op werklocaties. In het najaar van 2009 is door provincie in samenwerking met gemeenten en andere belanghebbende partijen een grootschalige inventarisatie uitgevoerd om de veroudering van bedrijventerreinen in beeld te brengen en tevens een kwaliteitsmeting te doen van de bestaande bedrijventerreinen. De uitkomsten van deze inventarisatie vormen de basis om te komen tot regionale herstructureringprogramma's en afspraken over segmentering naar verschijningsvorm, waarbij tevens rekening wordt gehouden met ruimte voor bedrijven met een hinder- en risicoprofiel.

Tegelijk met het Kwaliteitsonderzoek bedrijventerreinen Waalboss-plus, heeft de stuurgroep de vertaling van de belangrijkste conclusies en aanbevelingen in de vorm van een Uitvoeringsprogramma 2009-2010 voorgelegd gekregen. Met de acties en prioriteiten is door de stuurgroep van 8 juli 2009 ingestemd. Prioriteit wordt daarin gegeven aan de herstructureringsopgave, de segmentering naar verschijningsvorm en de grondprijzen. Voor de herstructureringsopgave en de segmentering naar verschijningsvorm wordt, zoals momenteel voorwerk verricht. Daarnaast is de werkgroep werken aan de slag gegaan met de grondprijzen.

Tenslotte zijn in de werkgroep dit jaar de resultaten van de Monitor ruimtegebruik op bedrijventerreinen 2008 besproken. De monitor geeft inzicht in de mate van zorgvuldig ruimtegebruik op bedrijventerreinen.

Voortgang tweede kwartaal 2009:

  • Kwantitatief en kwalitatief geeft deze Voortgangsrapportage Werken 2009 geen aanleiding tot aanpassing van de conclusies en aanbevelingen gemaakt in het Kwaliteitsonderzoek bedrijventerreinen Waalboss-plus (Stec groep, 2009), zoals vastgesteld in de stuurgroep van 8 juli 2009.
  • De werkgroep en de provincie zijn aan de slag met uitvoering geven aan de prioritair benoemde onderwerpen uit het Uitvoeringsprogramma 2009-2010 en vastgesteld in de stuurgroep van 8 juli 2009. Er vindt dit najaar een Brabantbrede inventarisatie van de verouderingsopgave van bedrijventerreinen en de kwaliteit van bestaande bedrijventerreinen plaats. De resultaten van deze inventarisatie zijn eind december bekend.
  • Uit de inventarisatie van grondprijzen blijkt, dat gemeenten de grondprijzen met de comparatieve methode berekenen. Eind 2009/begin 2010 worden de bandbreedten van de grondprijzen in beeld gebracht.


Gronduitgifteprotocol Waalboss

In januari 2009 hebben de gemeenten het gronduitgifteprotocol Waalboss ondertekend. In het uitgifteprotocol wordt beschreven welke afwegingen de gemeenten maken bij een verzoek van een bedrijf om een nieuwe bedrijfskavel. Het protocol maakt aan alle betrokken partijen inzichtelijk hoe de gemeenten omgaan met de uitgifte van grond. Het doel van het protocol is het bewust en zorgvuldig omgaan met de uitgifte van ruimte op bedrijventerreinen om het ruimtebeslag beperkt te houden. Het uitgifteprotocol kan een bijdrage kan leveren aan een efficiënte en transparante aanpak van de huisvestingsvraagstukken van in de regio gevestigde bedrijven, dan wel van bedrijven van elders die zich graag in de regio zouden willen vestigen. Tegelijkertijd kan het protocol dienen als instrument voor het verwezenlijken van economische doelstellingen en versterking van de economische structuur.

Dit protocol bestaat uit drie stappen:

  • 1. Als een bedrijf zich meldt voor een nieuw terrein wordt eerst, via een ruimtescan, de ontwikkelingsmogelijkheden op de bestaande bedrijfskavel onderzocht. Als de huidige locatie mogelijkheden biedt krijgt het bedrijf hulp om de noodzakelijke procedures te doorlopen. Indien de huidige locatie geen mogelijkheden biedt wordt stap 2 doorlopen.
  • 2. In deze stap wordt aan het bedrijf gevraagd haar activiteiten en huisvestigingseisen nader te specificeren. Op basis daarvan worden de mogelijkheden binnen de bestaande bedrijventerreinenmarkt gezocht. Als deze stap geen oplossing biedt wordt stap 3 gevolgd.
  • 3. In deze laatste fase wordt onderzocht of vestiging op een nieuw bedrijventerrein mogelijk is. Centrale doelstelling in deze laatste stap is de schaarse beschikbare ruimte op nieuwe bedrijventerreinen zo goed mogelijk te verdelen.


Naar aanleiding van de ondertekenening van het protocol heeft de gemeente 's-Hertogenbosch de procedure bedrijventerreinen aangepast. De sturing op programmering en uitgifteprotocol is gebaseerd op een balans tussen het ontwikkelen van voldoende bedrijventerrein om in de vraag te voorzien en gelijktijdig met het beschikbare areaal bedrijventerrein zorgvuldig en zuinig om te gaan, zodat het beslag op het landelijke gebied voor nieuw bedrijventerrein beperkt kan blijven. Het protocol is een groei-instrument. Dat wil zeggen dat het op basis van ervaringen kan worden aangepast en aangevuld.

Voortgangsrapportage Werken 2010

In de rapportage 2010 doet de werkgroep werken haar jaarlijks verslag aan de stuurgroep over actuele onderwerpen op het vlak van bedrijventerreinen/werklocaties. In 2010 hebben centraal gestaan de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen en de nieuwe prognose voor bedrijventerreinen. Daarnaast geeft de rapportage inzicht in de uitgegeven gronden en nog beschikbare restcapaciteit aan bedrijventerreinen. Zorgvuldig ruimtegebruik is eveneens een belangrijk onderwerp. Tot slot heeft in 2010 een evaluatie plaatsgevonden van de eerste ervaringen met het werken met het regionaal gronduitgifteprotocol.

Ten aanzien van de uitgifte van bedrijventerreinen wordt aangegeven, dat wanneer het uitgiftegemiddelde over de afgelopen 10 jaar maatgevend zou zijn voor de uitgifte in de komende periode, de voorraad bedrijventerrein kwantitatief gezien nog voldoende zou moeten zijn voor de komende 10 jaar, mits in die periode ook de niet-direct uitgeefbare terreinen uitgeefbaar worden gemaakt.

Ten aanzien van de eerste ervaringen met het uitgifteprotocol wordt het volgende geconcludeerd. Het regionaal gronduitgifteprotocol wordt in Noordoost redelijk goed toegepast (71 procent van het totaal aantal verzoeken). Door toepassing van het protocol wordt er bewuster omgegaan met de uitgifte van bedrijfskavels. Het protocol heeft over het algemeen geen (negatief) effect op de gemeentelijke autonomie, de proceduretijd en de relatie met regiogemeenten en ondernemers. De meningen over het wel of niet hanteren van een uniform intakeformulier, zijn verdeeld. Uniformiteit en transparantie zijn belangrijke redenen om het wel te doen, het open houden van afwijkmogelijkheden een reden om het niet te doen. In het kader van de monitoring en periodiek uitvoeren van een effectmeting op de ruimte(winst) is het van belang, dat er meer uniformiteit en transparantie in het proces komt. Ook kunnen partijen elkaar dan beter aanspreken op de naleving van het protocol.

In de voortgangsrapportage 2010 is per gemeente de planning van nieuwe bedrijventerreinen overzichtelijk in beeld gebracht. Per gemeente en per terrein is aangegeven welk terrein het betreft, de omvang ervan en de status van de planvorming. Empel-Zuid fase 1 wordt in de voortgangsrapporte niet meer genoemd, omdat voor Empel-Zuid in 2010 een projectbesluit is genomen, waardoor de realisatie van dat deel van het terrein planologisch-juridisch mogelijk is. In de rapportage 2010 is de omvang van Rosmalense Plas 12,2 ha netto en van Empel-Zuid tweede fase 3,9 ha netto. Deze omvang komt overeen met het terrein, zoals in dit bestemmingsplan is voorzien.

Op regionaal niveau liggen de uitgifte, restcapaciteit en plannen ruimschoots binnen de prognose 2006, uitgaande van het hoogste economische groeiscenario. In dit hoogste groeiscenario is uitgegaan van een gemiddelde jaarlijkse uitgifte van circa 66 ha. Kijkend naar de prognose zou met de restcapaciteit nog circa 5,6 jaar kunnen worden toegedaan en inclusief de nieuwe plannen nog circa 10 jaar.

De provincie stelt periodiek nieuwe prognoses op. In de Verordening ruimte is aangegeven, dat eenmaal per bestuursperiode (4 jaar) een nieuwe prognose dient te worden opgesteld. De laatste prognose dateert van 2006. Najaar 2010 verschijnt de nieuwe prognose werklocaties. De prognoseresultaten zijn de basis voor regionale afspraken over planning en programmering van bedrijventerreinen en werklocaties. De prognose geeft daarbij inzicht in het te verwachten benodigde ruimtebeslag van bedrijven en is in die zin niet taakstellend. De daadwerkelijke ontwikkeling van de marktbehoefte is bepalend voor de ruimte die uiteindelijk benodigd is voor nieuwe werklocaties. Ook beleidsuitgangspunten kunnen een rol spelen in de wijze van planning van nieuwe werklocaties, bijvoorbeeld in relatie tot wijze van omgaan met bestaande bedrijventerreinen of zorgvuldig ruimtegebruik. Momenteel is de nieuwe prognose werklocaties nog geen door Gedeputeerde Staten vastgesteld kader.

Regio Noordoost gaat in 2011 (en verder) vertaling gaat geven aan een opgave. Het gaat deels om een kwantitatieve vraag, maar vooral om een kwalitatieve vraag. De vragen die voorliggen zijn:

  • 1. welke werklocaties met welke signatuur en in welke omvang zijn de komende decennia nodig voor een goed functionerende regionale economie. De prognose is hierin zogezegd richtinggevend;
  • 2. en op welke plekken in de regio kunnen deze werklocaties, rekening houdend met zorgvuldig ruimtegebruik (inbreiden en herstructureren voor uitbreiden), het beste gerealiseerd worden, al dan niet door economische herprofilering van de bestaande bedrijventerreinvoorraad, dan wel door benutting van mogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied.


Meer dan voorheen ligt dus het vraagstuk voor van hoe om te gaan met de bestaande voorraad en de mogelijkheden die het bestaand stedelijk gebied biedt, en in veel mindere mate het vraagstuk van de planning van nieuwe locaties. Naast een economisch vraagstuk (werkgelegenheid, economische profilering van de regio, omvang), ligt er ook een ruimtelijk vraagstuk hoe om te gaan met de bestaande bedrijventerreinvoorraad, de (traditionele) bedrijventerreinen die nog in planning zijn en de vraag welke werklocaties nodig zijn en op welke plekken. Door deze vragen gezamenlijk te beantwoorden, ontstaat in 2011 de eerste generatie Regionale visie werklocaties.