direct naar inhoud van 5.1 Milieu
Plan: Helvoirtsestraat 16, Helvoirt
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.BP1201BGHVTSTRP103-OH01

5.1 Milieu

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer moet een toetsing plaatsvinden aan de relevante milieuaspecten. In deze paragraaf worden deze aspecten afzonderlijk genoemd. Naast bovengenoemde wetten gelden per aspect afzonderlijke wetten en/of besluiten.

5.1.1 Bodemkwaliteit

Er moet inzichtelijk worden gemaakt of bodemverontreiniging de voorgenomen bestemmingswijziging in de weg staat. Hiertoe heeft Lankelma een verkennend bodemonderzoek (NEN5740) uitgevoerd: rapport "verkennend bodemonderzoek locatie aan de Helvoirtseweg 16 te Helvoirt" (17 juni 2011, nr. 65047). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 2. De conclusies en aanbevelingen van het onderzoeksrapport zijn hieronder weergegeven.

"In onderstaande tabel zijn de aangetoonde overschrijdingen weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.BP1201BGHVTSTRP103-OH01_0016.jpg"

Daar zware metalen in het grondwater en lood en som PCB in de bovengrond de desbetreffende streefwaarden/achtergrondwaarden overschrijden dient de onderzoekshypothese "onverdacht" te worden verworpen.

Formeel gezien is de bodem op de locatie niet geheel vrij van bodemverontreiniging en is een nader bodemonderzoek noodzakelijk naar het voorkomen van nikkel in het grondwater. Dit wordt echter niet zinvol geacht en wel om de volgende redenen:

  • In de vaste bodem wordt geen verhoging van nikkel aangetoond. Er zal derhalve geen sprake zijn van een bron op de locatie die in verband kan worden gebracht met de aangetoonde verontreiniging;
  • In de huidige situatie zijn er geen humane risico's;
  • In het algemeen kan worden gesteld dat er in deze regio lokaal verhoogde gehalten zware metalen voorkomen zonder dat er een mogelijke bron in de directe omgeving is.

Aan de hand van het totaal aan resultaten kan worden geconcludeerd dat er vanuit bodemkwaliteitsoogpunt geen beperkingen bestaan ten aanzien van de nieuwbouwplannen. De gemeente is in deze echter het bevoegd gezag.

In het kader van dit onderzoek is geen specifiek onderzoek (conform NEN 5707) verricht naar het voorkomen van asbest in de grond en op het maaiveld. Wel heeft een visuele inspectie plaatsgevonden. In de vrijkomende grond zijn geen aanwijzingen aangetroffen die zouden kunnen duiden op het voorkomen van asbesthoudende materialen.

Opgemerkt dient te worden dat een bodemonderzoek niet kan worden gebruikt voor het bepalen van de kwaliteit van een partij vrijkomende grond. Hiertoe dient formeel een partijkeuring uitgevoerd te worden."

Algemene conclusie
De bodemkundige situatie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie. De Besluiten externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en externe veiligheid buisleidingen (Bevb) moeten individuele en groepen personen een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het binnenwater is de "circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" gepubliceerd op 4 augustus 2004.

Personen moeten voldoende beschermd zijn tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het basisbeschermingsniveau is een basisnorm die de kans uitdrukt dat een persoon, die een jaar lang permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats aanwezig is, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen. Het is uitgedrukt in een getal: het plaatsgebonden risico (PR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten kunnen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Daarnaast leggen het Bevi en het Bevb een verantwoordingsplicht op voor het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft de kans aan dat een groep personen door een ongeval bij een inrichting of buisleiding overlijdt. De gemeente moet een verantwoording afleggen bij veranderingen van het groepsrisico in het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen kunnen voordoen: het invloedsgebied.

Analyse
In de directe omgeving bevinden zich wel routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen en/of objecten op basis waarvan een gevarencontour geldt. Tevens zijn er geen Bevi-inrichtingen en buisleidingen gevaarlijke stoffen in de directe omgeving gesitueerd.

Op ca 500 m afstand van het plangebied ligt de spoorlijn Tilburg - 's-Hertogenbosch waarover wel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Conform het gestelde in de "circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen", paragraaf 5.2.3 worden in principe geen beperkingen gesteld aan ruimtelijke ontwikkelingen op meer dan 200 m afstand van een route of tracé.

Conclusie
Het plan is niet in strijd met het Bevi en is niet gelegen in de directe nabijheid van een transportroute of buisleiding vervoer van gevaarlijke stoffen. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.

5.1.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteitseisen voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde plannen met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging als gestelde grenswaarden voor PM10 en NO2 niet worden overschreden.

In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” wordt aangegeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwplan op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekenende mate'. De bijlage geeft een harde omschrijving van een aantal gevallen. Zo geldt bij één ontsluitingsweg een aantal van 1500 nieuwe woningen netto (vervanging van bestaande woningen geldt als bijdrageneutraal).

De Wet bevat geen 'omgekeerde werking'. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet toch worden getoetst of een plan gesitueerd is in een gebied met een te hoge fijnstofconcentratie.

Toetsing
De voorgestane ontwikkeling omvat de herbouw van een bestaande woning. Per saldo zullen dus geen woningen worden toegevoegd. Het plan draagt derhalve niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging.

Het plangebied ligt niet in de nabijheid van autosnelwegen of wegen met een zeer hoge intensiteit. Daarom kan worden aangenomen dat de fijnstofconcentratie van de omgeving voldoende laag is om in een gezond leefklimaat te voorzien.

Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet luchtkwaliteitseisen en de luchtkwaliteit van de omgeving is voldoende om in een gezond leefklimaat te voorzien.

5.1.4 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden getoetst of:

  • 1. de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen);
  • 2. bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling c.q. of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt op de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen.

Basis voor de bovengenoemde toetsing vormt de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

Invloed ontwikkeling op omgeving
De ontwikkeling betreft de sloop en nieuwbouw van een woning. Planologisch gezien wijzigt er dus niets voor de omgeving. Het plan heeft geen invloed op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op voorgestane ontwikkeling
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de (niet-veehouderij) bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.

bedrijf   SBI-code   categorie   richt-
afstand  
werkelijke afstand  
Helvoirtsestraat 7 (manege)   931   3.1   50 m   143 m  

Uit tabel volgt dat de afstand van het bedrijf tot het plangebied veel groter is dan de richtafstand.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de handreiking Bedrijven en milieuzonering.

5.1.5 Geurhinder veehouderijen

Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij moet worden beoordeeld of

  • 1. de bouw van nieuwe woningen of andere geurgevoelige objecten een belemmering vormt voor omliggende agrarische bedrijven.
  • 2. het leefklimaat in het plangebied voldoende is.

Bij deze toetsing is gebruik gemaakt van het provinciale "Bestand Veehouderij Bedrijven" (BVB) (via internet te raadplegen: bvb.brabant.nl). In de omgeving van het plangebied zijn de volgende veehouderijen gelegen:

  • Helvoirtsestraat 7: paardenhouderij en manege;
  • Helvoirtsestraat 10: paardenverblijven;
  • Helvoirtsestraat 11: veehouderij zonder geuremissie (Ou-contour).

Er zijn dus geen bedrijven in de directe omgeving van het plangebied waarvoor een Ou-contour geldt.

Helvoirtsestraat 7
Dit bedrijf betreft een paardenhouderij (met een manege). Een paardenhouderij valt onder het Besluit landbouw en milieubeheer. De nieuw te bouwen woning is aan te merken als een object categorie III, waarvoor een vaste afstand van 50 m moet worden aangehouden. De afstand, gemeten vanaf de buitenzijde van de woning tot het dichtstbijzijnde punt van de opslag, bedraagt ca. 140 m. De nieuwe woning valt dus ver buiten de contour van deze paardenhouderij.

De inrichting wordt niet beperkt in zijn rechten en in de woning is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Helvoirtsestraat 10
Op dit adres is een woning gevestigd, met daarbij overdekte dierenverblijven. Op de locatie mogen gehouden worden: negen paarden 'volwassen paarden (3 jaar en ouder) (categorie K1) en tien 'fokstieren en overige rundvee ouder dan 2 jaar' (categorie A7). De inrichting valt, op basis van artikel 2.1.f., onder het Besluit landbouw milieubeheer. De nieuw te bouwen woning is aan te merken als een object categorie III, waarvoor een vaste afstand van 50 m moet worden aangehouden. De afstand, gemeten vanaf de buitenzijde van de woning tot het dichtstbijzijnde punt van de opslag, bedraagt ca 35 m. Wanneer een gevoelig object op minder dan 50 m van de inrichting ligt is het Besluit landbouw en milieubeheer niet meer van toepassing en geldt de Wet geurhinder en veehouderij.

Op basis van artikel 4 lid 1 van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) geldt voor beide diercategorieën (K1 en A7) een vaste afstand van 50 m, omdat voor beiden categorieën geen geuremissiefactor is vastgesteld. De werkelijke afstand van de perceelsgrens tot de perceelsgrens van het geurgevoelige object bedraagt ca 35 m. Volgens artikel 4 lid 3 van de Wgv kan, in afwijking van artikel 4 lid 1, een omgevingsvergunning niet geweigerd worden indien de afstand tussen de woning en de veehouderij niet afneemt. Voor onderhavig plan neemt de afstand niet af, omdat het bestemmingsvlak 'wonen' niet dichter bij de veehouderij komt te liggen. Het plan voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij.

De inrichting wordt niet in zijn rechten beperkt. Daarnaast wordt op basis van ervaring aangenomen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Gezien het beperkte aantal dieren wordt een geurberekening niet noodzakelijk geacht.

Helvoirtsestraat 11
Op het bedrijf aan de Helvoirtsestraat 11 worden 4 melkkoeien, 12 schapen en 6 vleesvarkens gehouden. De inrichting valt, op basis van artikel 2.1.f., onder het Besluit landbouw milieubeheer; er is sprake van een kleinschalige veehouderij. De nieuw te bouwen woning is aan te merken als een object categorie III, waarvoor een vaste afstand van 50 m moet worden aangehouden. De afstand, gemeten vanaf de buitenzijde van de woning tot het dichtstbijzijnde punt van de (mest)opslag, bedraagt ca 60 m.

De inrichting wordt niet beperkt in zijn rechten en in de woning is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie

In de omgeving van het plangebied bevinden zich drie kleinschalige veehouderijen met ieder enkele dieren. Na onderzoek blijk dat geen van deze inrichtingen in zijn rechten wordt beperkt. Daarnaast is in de nieuwe woning sprake van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6 Verkeerslawaai

Voorliggende ontwikkeling moet worden getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder, omdat de woning een geluidsgevoelige bestemming is die binnen de onderzoekszone van de Helvoirtestraat ligt.

In verband met verschillende (ver- en her)bouwmogelijkheden in het buitengebied van de gemeente Haaren is, naar aanleiding van het opstellen van een bestemmingsplan "Buitengebied", bij woningen binnen de onderzoekszones van rail- en wegverkeerswegen in mei 2009 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek wijst uit dat de onderhavige woning aan de Helvoirtsestraat 16 een geluidbelasting aan de gevel ondervindt van maximaal 63 dB vanwege het toekomstig verkeer op die weg. Voor nadere details hier verwezen naar het akoestisch onderzoeksrapport nr. RAO03-HAA00015-01B van mei 2009.

Burgemeester en wethouders hebben bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied", met de algemene beschikking "Hogere grenswaarden geluid" van 20 augustus 2009, voor herbouw van woningen op het zelfde perceel een maximale geluidbelasting van 63 dB vastgesteld.

In dit geval wordt de woning niet op de bestaande fundering gebouwd, maar op een iets grotere afstand van de weg. De bestaande woning ligt op ca. 8 m van de rand en op ca. 10 m vanaf de as van de rijbaan en heeft blijkens het voornoemde akoestisch onderzoek een geluidsbelasting op de voorgevel na afronding en aftrek art. 110g Wgh niet hoger dan 63 dB etmaal. De woning wordt op hetzelfde perceel herbouwd, maar op een afstand van ca. 15 m van de wegas. De verplaatsing van de woning wordt noodzakelijk geacht vanuit ruimtelijk economisch perspectief en om het woon- en leefklimaat binnen de woning te verbeteren. De akoestische aspecten rond deze woning zijn sinds het onderzoek van 2009, met uitzondering van de afstand tot de wegas, niet of nauwelijks gewijzigd. Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de voorkeursgrenswaarde op de gevel wordt overschreden. De maximale geluidbelasting van de gevel, tot waar ontheffing is verleend, wordt echter niet overschreden, aangezien de woning verder van de weg af komt liggen.

Het nemen van maatregelen aan de bron (aanleggen van stiller asfalt) of het treffen van overdrachtsmaatregelen (plaatsen van een geluidsscherm of een wal) is om financiële en stedenbouwkundige redenen niet haalbaar of wenselijk. Er zal dus een beroep moeten worden gedaan op de mogelijkheid tot verlenen van een ontheffing van de maximale grenswaarde conform de beschikking van 20 augustus 2009. Deze hogere waarde procedure zal tegelijkertijd met de bestemmingsplanprocedure worden doorlopen. Vermeld wordt nog dat de achterzijde van de woning geluidluw is en dat door het treffen van voorzieningen in de gevel ervoor zal worden zorg gedragen dat de maximale geluidbelasting binnen in de geluidgevoelige vertrekken (binnenwaarde in het kader van het Bouwbesluit) niet wordt overschreden.

Conclusie

De geluidsbelasting van de gevel van deze herbouw woning aan de Helvoirtsestraat is hoger dan de voorkeursgrenswaarde, maar lager dan de maximale grenswaarde, zoals die door de gemeente Haaren is vastgelegd met de beschikking "Hogere grenswaarde geluid" van 20 augustus 2009. Het nemen van bron-of overdrachtsmaatregelen voor deze ene woning is niet realistisch. Er zal een hogere waarde procedure worden doorlopen om ontheffing te verlenen voor de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van de gevel.