direct naar inhoud van Artikel 12 Algemene afwijkingsbevoegdheden
Plan: Akkerweg-Poppelseweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0785.BP2010008Akkerweg-vg02

Artikel 12 Algemene afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en indien de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast, bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het gebruik van een bijgebouw al afhankelijke woonruimte, mits,
    • 1. het een vrijstaand of aangebouwd bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bestemming waarbinnen een permanente (bedrijfs)woning is toegestaan;
    • 2. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring van in ieder geval de behandelende huisarts;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    • 4. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
    • 5. het bijgebouw een onlosmakelijk geheel vormt met de woning van waaruit de mantelzorg wordt verleend;
    • 6. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning zowel op naam van de mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen vier weken na beëindiging van het gebruik van het vrijstaand of aangebouwd bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijk melding wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders en het vrijstaand of aangebouwd bijgebouw binnen twaalf weken na beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor bewoning;
  • b. kleinschalig kamperen, waarbij dit is toegestaan bij de woningen, mits,
    • 1. het oppervlak van het aaneengesloten sterrein, waarvan het terrein voor kleinschalig kamperen onderdeel uitmaakt, bedraagt minimaal 1 hectare;
    • 2. het totaal aantal kampeermiddelen niet meer dan 15 bedraagt;
    • 3. er geen bebouwing plaatsvindt;
    • 4. de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. een goede landschappelijke inpassing op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd is;
    • 6. als gevolg van het kleinschalig kamperen de bestaande bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende agrarische bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
  • c. het gedeeltelijke gebruik van woningen of daarbij behorende bijgebouwen als appartementen voor het verlenen van tijdelijk recreatief verblijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. het aantal appartementen mag per woning niet meer dan 2 bedragen;
    • 2. de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
    • 3. alleen bestaande bebouwing mag voor de recreatieve verblijfsfunctie worden gebruik;
    • 4. in totaal mag niet meer dan 100 m² van het vloeroppervlak van de woning (inclusief het verdiepingsniveau) of daarbij behorende bijgebouwen worden gebruikt of medegebruikt in het kader van de recreatieve verblijfsfunctie;
    • 5. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
    • 6. diegene die het recreatief verblijf exploiteert, dient tevens de hoofdgebruiker van de woning te zijn;
    • 7. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden voor of ten dienste van de recreatieve verblijfsrecreatie, behoudens het eventueel treffen van een extra parkeergelegenheden behoudens een overeenkomstig artikel 9 lid b verleende omgevingsvergunning voor kleinschalig kamperen;
    • 8. er dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te zijn, welke tevens afdoende landschappelijk ingepast moet zijn;
    • 9. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan de locatie gelegen is;
    • 10. omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden;
  • d. het afwijken van de voorgeschreven maten voor de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen binnen een bestemmingsvlak, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven maten;
  • e. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de plankaart, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
  • f. de bouw van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dan toegestaan ingevolge deze regels, met dien verstande dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag worden vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • g. het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
  • h. het aanleggen van buitenrijbanen en het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij buitenrijbanen tot een hoogte van niet meer dan 3 meter;
  • i. de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes te behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer mag bedragen dan 50 m³;
    • 2. de (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
    • 3. de bebouwing landschappelijk inpasbaar is en de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.