direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Tilburgsebaan 30
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0784.BPTilburgsebaan30-VG01

3.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant (2010)

De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (RO) geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt.

De belangrijkste opgave voor Noord-Brabant is om stad en land in samenhang te ontwikkelen. De provincie versterkt de (inter)nationale concurrentiepositie van de Brabantse steden door economische kerngebieden, waaronder hoogstedelijke zones en stedelijke knooppunten, te ontwikkelen. Dit vraagt om een zo goed mogelijke afstemming tussen infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen. Daarom is de opgave om zorgvuldig om te gaan met de beschikbare ruimte, zeker bij hoogstedelijke zones en knooppunten. In de structuurvisie zijn voor het wijzigingsgebied geen relevante passages opgenomen.

Verordening Ruimte (2011)

In de provinciale verordening geeft de provincie aan waarmee de gemeente rekening moet houden bij het opstellen van bestemmingsplannen. De Verordening Ruimte is op 8 maart 2011 in werking getreden.

Ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap

De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. Dat betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een bijdrage dienen te leveren aan de kernkwaliteiten van Brabant en dat gemeenten bij ruimtelijke afwegingen het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toepassen. Ook wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap om daarmee het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken.

Met het bedrijfs- en inrichtingsplan wordt rekening gehouden met deze beleidsuitgangspunten. Dit blijkt onder andere uit de beschrijving van de nieuwe situatie in hoofdstuk 2. In de eerste plaats kan gewezen worden op de uitbreiding van de groene inpassing, waarmee het bedrijfsperceel beter in de omgeving wordt ingepast. Daarnaast blijkt uit de functiebeschrijving per gebouw, dat er geen voormalige agarische bedrijfsbebouwing ongebruikt blijft. Verrommeling en verval worden hiermee voorkomen: de initiatiefnemers investeren in een kwaliteitsverbetring van het erf door het opknappen van gebouwen en het verbeteren van het aanzicht vanaf de weg. Deze twee aspecten kunnen worden aangemerkt als kwalitatieve verbetering, waarmee wordt ingespeeld op het provinciaal beleidskader. In een overeenkomst is vastgelegd dat deze kwaliteitsverbetering ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt. De overeenkomst is in Bijlage 2 van de toelichting opgenomen. De Verordening Ruimte staat de uitvoering van het plan zodoende niet in de weg.