direct naar inhoud van 3.7 Externe veiligheid
Plan: Buitengebied 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0784.BPBuisleiding40bar-VG01

3.7 Externe veiligheid

Toetsingskader

Algemeen

Wat betreft normstelling, begrippenkader en rekenmethodiek voor het bepalen van de risico's, wordt in het beleidsveld voor externe veiligheid gewerkt met twee begrippen:

  • het plaatsgebonden risico (PR);
  • het groepsrisico (GR).

Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is omschreven als de kans dat een persoon die gedurende een heel jaar onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, tengevolge van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof komt te overlijden. Voor het PR geldt de risicocontour van de kans één op een miljoen (10-6) als grenswaarde voor kwetsbare objecten (zoals woningen, afwijken is niet mogelijk). Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals bedrijfsgebouwen) geldt deze norm als richtwaarde (afwijken is mogelijk maar alleen na motivering).

Groepsrisico (GR)

Het GR is de cumulatieve kans dat een groep personen van 10, 100 en 1.000 personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het GR kan grafisch worden weergegeven in een curve, de zogenaamde fN-curve. De (f) staat hierbij voor de kans op een ongeval en (N) voor het aantal personen dat komt te overlijden. Het GR is niet wettelijk genormeerd. Voor het GR geldt enkel de oriënterende waarde als richtlijn. De oriënterende waarde wordt gevormd door een rechte lijn in de fN-curve (figuur 3.5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPBuisleiding40bar-VG01_0007.png"

Figuur 3.5. Oriënterende waarde (rood) van het GR (fN-curve)

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Op het transport van risicovolle stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Het besluit werkt met een vaste norm voor het PR die in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Deze norm betreft de contour van het PR met kans 10-6. Binnen deze contour is de bouw van kwetsbare objecten geheel niet toegestaan. Daarnaast verplicht het Bevb tot het opnemen van een adequate bestemming van solitaire buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen in het bestemmingsplan. In elk geval dient de belemmeringenstrook op de verbeelding te worden weergegeven. Binnen deze belemmeringenstrook mogen geen nieuwe bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken toestaan; met een afwijkingsbevoegdheid kan bouwen voor aanwezige positief bestemde functies worden toegestaan, mits het geen kwetsbare objecten betreft. Het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze strook, dient aan een vergunningenstelsel te worden gekoppeld. In de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) is een verdere technische uitwerking gemaakt van onderdelen van het Bevb. In het Revb is onder andere de rekenmethodiek voor het beoordelen van het PR en het GR voorgeschreven.

Het Bevb treedt gefaseerd in werking. Dat houdt in dat per 1 januari 2011 alleen het transport van aardgas en aardolieproducten binnen de werkingssfeer van het Bevb is gebracht.

Op grond van artikel 12 van het Bevb dient het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding te worden verantwoord.

Onderzoek risicocontouren en invloedsgebied

Toetsing aan het Bevb

Voor de nieuwe leiding van maximaal 6 inch en een ontwerpdruk van 40 bar volgt uit het Revb dat het PR van deze leiding op een afstand van 4 meter gemeten uit het hart van de leiding niet hoger mag zijn dan 10-6 per jaar.

Ten behoeve van de aanleg van de hoofdtransportleiding is daarom een risicostudie uitgevoerd voor het tracé (Gasunie, Kwantitatieve Risicoanalyse Z-528-07, 16 november 2012; zie bijlage 5).

Diepteligging en wanddikte

Voor de leiding geldt een standaard minimale gronddekking van 1,0 m en een wanddikte van 6,3 mm. Lokaal kan de situatie een grotere gronddekking vereisen, bijvoorbeeld in verband met reeds aanwezige drainage.

Berekening en analyse

Uit de berekening blijkt dat de leiding geen 10-6 en 10-7 per jaar PR contouren heeft en dat de leiding ter hoogte van de (gestuurde) boring ook geen 10-8 per jaar PR contouren heeft. Om deze redenen zijn deze contouren dan ook niet zichtbaar in figuur 3.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPBuisleiding40bar-VG01_0008.png"

Figuur 3.6. Ligging van gastransportleiding Z-528-07 (blauw); de contouren van het PR van 10- 8 per jaar van de leiding wordt weergegeven als (licht)blauw gebied.

Het PR van de geprojecteerde gastransportleiding Z-528-07 voldoet in het beschouwde gebied aan de in het Bevb gestelde voorwaarde. Het niveau van 10-6 per jaar wordt niet bereikt en dus wordt tevens voldaan aan de voorwaarde dat er zich geen kwetsbare objecten binnen deze contour bevinden.

Voor de beschouwde leiding is het GR berekend voor die kilometer die het hoogste GR oplevert (worst-casesegment). De kilometer met de hoogste overschrijdingsfactor van 0,01 wordt gevonden bij 27 slachtoffers (N) en een frequentie (F) van 1,43·10-7 per jaar. Hieruit blijkt dat het GR voor de leiding kleiner is dan de in het Bevb gestelde orientatiewaarde (zie figuur 3.7).

afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPBuisleiding40bar-VG01_0009.png"

Figuur 3.7. FN-curve van de kilometer met de hoogste overschrijdingsfactor (0,01) van de leiding Z-528-07

Hieruit blijkt dat invloed van de aanleg van de gastransportleiding op het GR ruim onder de orientatiewaarde blijft. Er is dan ook geen aanleiding om het GR nader te onderbouwen. De gemeente acht het GR en de beperkte toename daarvan acceptabel.

Wat betreft aspecten van zelfredzaamheid en beheersbaarheid kan het volgende worden opgemerkt.

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Dit kan door schuilen of vluchten uit het bedreigde gebied. Wat betreft het deel van het tracé dat door het landelijk gebied loopt, is het mogelijk om van de bron af te vluchten via de ontsluitingswegen van het gebied. In de nabijheid van de leiding, op de militaire basis, is een kinderdagverblijf gelegen. De aanwezigen in een kinderdagverblijf zijn verminderd zelfredzaam. Om de zelfredzaamheid te vergroten kan meerdere malen per jaar op evacuatie wordt geoefend en de bedrijfshulpverleners worden getraind op het in veiligheid brengen van de aanwezigen. Door het nemen van deze maatregelen en de relatief gezien lage externe veiligheidsrisico's (het kinderdagverblijf is niet gelegen naast de kilometer met de hoogste overschrijdingsfactor) is de gemeente van mening dat de verminderde zelfredzaamheid van de aanwezigen geen belemmering is voor de aanleg van de gastransportleiding. Naar aanleiding van het advies van de brandweer (zie hieronder) neemt de Gasunie extra maatregelen om de veiligheid te plaatse van het kinderdagverblijf te vergroten.

Bij de bestrijdbaarheid spelen twee aspecten een rol; is de ramp te bestrijden en is het gebied voldoende ingericht om bestrijding te faciliteren. Een ramp met een gasleiding wordt in omvang bestreden door direct de toevoer van gas af te sluiten bij lekkage. Dit is onderdeel van het veiligheidssysteem van de Gasunie. Binnen de veiligheidsregio is sprake van een goed georganiseerde rampenbestrijding met aandacht voor het informeren van burgers over vluchtroutes en hoe te handelen bij rampen en een adequate hulpverlening door hulpdiensten.

Advies brandweer

Door de Brandweer Midden en West-Brabant, concern brandweertaken, afdeling risicobeheersing is op 19 september 2012 een advies over de externe veiligheid uitgebracht (zie bijlage 6).

De brandweer heeft geen planologische bezwaren en adviseert de gemeente en initiatiefnemer het volgende:

  • een secundaire bluswatervoorziening in de vorm van een norton-boring op de nabijgelegen camping Linbergpark zo snel mogelijk te (laten) realiseren;
  • actief de risico's van de gasleiding te communiceren met bewoners, werknemers en anderen in het effectgebied van de gasleiding;
  • ter hoogte van het kinderdagverblijf de kans op ongevallen met de gasleiding tot een minimum te beperken; dit kan door het treffen en (één van) de volgende maatregelen:
    • a. afdekken van de leiding met betonplaten (dit voorkomt beschadiging van de leiding door (illegale) grondwerkzaamheden);
    • b. aanbrengen van 'attentie lint' in de bodem bij de gasleiding (dit attendeert de grondwerker nog eens extra op de aanwezigheid van de leiding bij het uitvoeren van (illegale) grondwerkzaamheden).

De brandweer constateert dat in geval van een calamiteit de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant voldoende is ingericht om binnen het eerste uur materieel te kunnen leveren en de ramp te bestrijden.

De Gasunie heeft naar aanleiding van het advies van de brandweer de aanleg en ligging van de leiding ter plaatse van het kinderdagverblijf aangepast. De aardgasleiding zal ter plaatse van het kinderdagverblijf worden aangelegd door middel van een verlengde horizontaal gestuurde boring. Dit houdt in dat de leiding lokaal op een diepte ligt van ongeveer 15 meter en pas na ongeveer 80 meter, gerekend vanaf het kinderdagverblijf, langzaam weer naar boven komt. De diepteligging heeft een dusdanig positief effect op de veiligheid nabij het kinderdagverblijf dat  de voorgestelde betonplaten en het waarschuwingslint achterwege kunnen worden gelaten. De Brandweer Midden en West-Brabant heeft per mailbericht van 31 oktober 2012 aangegeven akkoord te gaan met deze oplossing. In deze toelichting op het bestemmingsplan is het gewijzigde tracé en de gewijzigde aanleg verwerkt.

In aansluiting op het advies van de Brandweer is de gemeente voornemens om door middel van publicatie e.d. inwoners te informeren over vervolgproces en gevolgen van de aanleg van de aardgasleiding.

Conclusie

Er wordt voldaan aan het beleid omtrent externe veiligheid nabij buisleidingen.