direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Anna van Berchemlaan 2 - 4
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Etten-Leur is voornemens om 95 woningen te realiseren op het terrein aan de Anna van Berchemlaan 2 - 4 in het centrum van Etten-Leur. Aannemersbedrijf Van Agtmaal B.V. voert deze ontwikkeling uit. De woningen zijn bedoeld voor verschillende doelgroepen, namelijk een mix van starters (koop), senioren, gezinnen en alleenstaanden. Op het terrein aan de Anna van Berchemlaan 2 tot en met 4 was tot begin 2022 het cultuurcentrum Nieuwe Nobelaer gevestigd. Het cultuurcentrum heeft een nieuwe locatie op de hoek Parklaan/Rode Poort gekregen. Begin 2022 is het nieuwe cultuurcentrum (genaamd De Nobelaer) op de nieuwe locatie opgeleverd. Het huidige pand aan de Anna van Berchemlaan wordt gesloopt, waarna er vanaf 2023 gebouwd kan worden. De bouw van de woningen is volgens het geldend bestemmingsplan niet toegestaan. De gemeente is eigenaar van de grond en heeft een overeenkomst gesloten met Aannemersbedrijf Van Agtmaal om dit gebied opnieuw in te richten als woningbouwlocatie. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken, moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

De locatie - hierna ook aangegeven met plangebied - ligt aan de rand van het centrum van Etten-Leur en wordt aan de oostzijde begrensd door de Van den Elsenstraat, aan de zuidzijde door de Oranjelaan en aan de westzijde door de Anna van Berchemlaan. Het perceel Anna van Berchemlaan 2 tot en met 4 was tot begin 2022 in gebruik voor cultuurcentrum Nieuwe Nobelaer.

De ligging van het plangebied is op figuur 1.1 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied in Etten-Leur (Bron: Basisviewer Rho)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is het op 11 juni 2013 vastgestelde bestemmingsplan 'Markt-Centrum e.o.'. Het plangebied heeft hierin de enkelbestemming 'Cultuur en ontspanning' met bouwvlak en de enkelbestemming 'Verkeer - Verblijf'.

Gronden met de bestemming 'Cultuur en ontspanning' zijn bestemd voor theaters, poppodia, dans-/theater en toneelscholen, bibliotheken/ speelotheken/ kunstuitleen, ateliers en andere voorzieningen t.b.v. het uitvoeren van kunstzinnige beroepen, congressen/ beurzen / presentaties en tentoonstellingen, horeca van ten hoogste categorie 2, waarbij zaalverhuur is toegestaan, nutsvoorzieningen en daarmee qua aard vergelijkbare voorzieningen van sociaal culturele/ educatieve en/of religieuze aard. Alsmede voor bijbehorende magazijn, kantoor, kantine, overige logistieke ruimten, ondergeschikte detailhandel, (overdekte) parkeervoorzieningen en overige verharding, (overdekte) fietsvoorzieningen, kunstobjecten, tuinen en andere groenvoorzieningen, water en waterhuiskundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming. Op het perceel gelden vier verschillende maximale bouwhoogtes, te weten; 10 meter, 8 meter, 6 meter en 4 meter. Tenslotte is het maximum toegestane bebouwingspercentage van het terrein 80%.

In het plangebied is de enkelbestemming 'Verkeer - Verblijf' aanwezig. Gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijf' zijn bestemd voor wegen, woonstraten en erven, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, evenementen en terrassen ten behoeve van de aanliggende horecabestemming. Alsmede voor bijbehorende speelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, bruggen en viaducten, taluds en oevers, straatmeubilair, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, water en waterhuiskundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

Het plangebied heeft een groot bouwvlak, met een maximum bebouwingspercentage van 80% en vier maximale verschillende bouwhoogtes (10, 8, 6 en 4 meter). De bebouwing van de beoogde ontwikkeling past niet binnen deze bouwregels. Omdat de functie wonen niet is toegestaan, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0002.png"

Figuur 1.2 Aanduiding plangebied in geldend bestemmingsplan (Bron: Ruimtelijke Plannen)

1.4 Opzet van de toelichting

In deze toelichting worden de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan weergegeven. De bestaande situatie en de beoogde herontwikkeling worden beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de actuele en relevante beleidskaders, doelstellingen en wet- en regelgeving van het rijk, de provincie en de gemeente. Diverse mogelijke randvoorwaarden zoals bijvoorbeeld archeologie, geluidhinder, bodemverontreiniging en water, komen aan bod in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op het juridische deel van het bestemmingsplan, de planregels en verbeelding. Hoofdstukken 6 en 7 hebben betrekking op de economische uitvoerbaarheid respectievelijk de maatschappelijke toetsing en het overleg zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. In de fase van vaststelling van het bestemmingsplan wordt hoofdstuk 8 ingevuld.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie en nieuwe ontwikkelingen

Voor het formuleren van beleid en het opstellen van het bestemmingsplan is het van belang dat de historische en bestaande situatie goed in beeld worden gebracht. Met het oog hierop is het plangebied geïnventariseerd en geanalyseerd. In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke en functionele opbouw van het plangebied en de huidige kwaliteiten beschreven. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de voorgenomen herontwikkeling.

2.1 Gebiedsbeschrijving

2.1.1 Historie

Etten-Leur bestond tot in de tweede helft van de 20e eeuw uit twee afzonderlijke dorpen Etten en Leur die van elkaar gescheiden waren door landbouwgebieden. Etten was daarbij in de 13e eeuw al een flink dorp toen het voor het eerst werd genoemd in een akte van Stift Thorn uit 1261. Leur wordt voor het eerst genoemd in 1450 in verband met de grote hoeveelheden veen die van hieruit werden verscheept. Het plangebied ligt buiten de historische kern van Etten.

Op historische kaarten blijkt dat het plangebied in het begin van de 19e eeuw tussen het Hambroekstraatje (huidige Oranjelaan) in het zuiden en de weg van Etten naar de Leur in het noorden (huidige Stationsstraat) ligt. Destijds waren de percelen ter hoogte van het plangebied in gebruik als landbouwgrond. Tussen 1922 en 1947 wordt het noordelijke deel van het plangebied bebouwd. Uit informatie van de heemkundekring 'Jan uten Houte' uit Etten-Leur blijkt dat het hier ging om het pand van de Boerenbond dat inmiddels is gesloopt. De rest van het terrein was tussen 1922 en 1958 voornamelijk in gebruik als weiland. In 1958 wordt de Anna van Berchemlaan aangelegd en wordt ook het Cultureel Centrum 'De Nobelaer' gebouwd. In de jaren 80 is het complex aangepast tot de uiteindelijke vorm.

2.1.2 Bestaande situatie en omgeving

Het plangebied betreft het cultuurcentrum Nieuwe Nobelaer. Nieuwe Nobelaer was tot begin 2022 in gebruik als bibliotheek, voor kunsteducatie/onderwijs, een speelotheek, voor evenementen en als een middelgroot theater. Ook beschikt het perceel over parkeervoorzieningen. De randen van het perceel zijn groen ingericht met o.a. opgaande struiken en hoge bomen. In het voorjaar van 2022 is het cultuurcentrum verhuisd naar een andere plek; de hoek Parklaan/Rode Poort in Etten-Leur.

Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de in 2013 gerealiseerde woningen in het Hof van Ballaert.

Aan de oostzijde grenst het plangebied aan de Van den Elsenstraat. Hier zijn twee onder één kap woningen aanwezig. Aan de westzijde grenst het plangebied aan de Anna van Berchemlaan. De Anna van Berchemlaan is één van de belangrijkste verkeersontsluitingen van het centrum van Etten-Leur. Langs de weg is laanbeplanting aanwezig.

Tenslotte grenst het plangebied aan de zuidzijde aan de Oranjelaan. Hier zijn voornamelijk vrijstaande woningen, rijwoningen, twee onder één kap woningen en pizzeria ristorante 'Lo Stivale' aanwezig. Tussen de beoogde ontwikkeling en de woningen in de Oranjelaan staan langs beide zijden van de weg hoge bomen.

In de omgeving van het plangebied is kleinschalige detailhandel en horeca aanwezig en op ongeveer 400 meter is IKC de Vincent aanwezig.

Het plangebied wordt begrensd door:

  • in het noorden: woningen langs de Anna van Berchemlaan en het Hof van Ballaert;
  • in het oosten: Van den Elsenstraat;
  • in het zuiden: Oranjelaan;
  • in het westen: Anna van Berchemlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0003.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (Bron: Basisviewer Rho)

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0004.png"

Figuur 2.2 Cultuurcentrum Nieuwe Nobelaer (Bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0005.png"

Figuur 2.3 Cultuurcentrum Nieuwe Nobelaer gezien vanaf de Oranjelaan (Bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0006.png"

Figuur 2.4 Het plangebied gezien vanaf het Vincent van Goghplein (Bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0007.png"

Figuur 2.5 Het plangebied gezien vanaf de Anna van Berchemlaan (Bron: Google Maps)

2.2 Beoogde ontwikkeling

Binnen de gemeente Etten-Leur is er behoefte aan woningen (zie hiervoor paragraaf 3.1.4). Op het terrein aan de Anna van Berchemlaan 2 tot en met 4 was tot begin 2022 het cultuurcentrum Nieuwe Nobelaer gevestigd. De locatie wordt, na nieuwbouw van het cultuurcentrum op een andere plek, ingevuld met woningbouw. Begin 2022 is het nieuwe cultuurcentrum op de hoek Parklaan/Rode Poort opgeleverd en is het cultuurcentrum naar de nieuwe locatie verhuisd. Aannemersbedrijf Van Agtmaal B.V. gaat op de vrijkomende locatie 95 woningen bouwen.

De woningen zijn bedoeld voor een mix van starters (koop), senioren, gezinnen en alleenstaanden, waarbij tenminste 25% van de aangeboden woningen geschikt is voor jonge gezinnen en starters op de woningmarkt. Voor de doelgroep senioren geldt dat levensloopbestendige woningen worden gebouwd. Op deze manier kan worden voorzien in de behoefte aan woningen voor verschillende doelgroepen waarbij 20 betaalbare koopwoningen worden gerealiseerd, waarvoor een zelfbewoningsplicht zal gelden. Ook worden 20 middeldure huurwoningen (klasse 1 Doelgroepenverordening) gerealiseerd. Ten slotte worden 6 grondgebonden koopwoningen, 3 dure huurappartementen in de vrije sector en 46 dure koopwoningen gerealiseerd. Door Van Agtmaal B.V. en de gemeente zijn verschillende inrichtingsvarianten uitgewerkt. Een klankbordgroep, bestaande uit omwonenden en de wijkvereniging, heeft een voorkeur uitgesproken voor inrichtingsvariant C. Deze variant is weergegeven in figuur 2.6 t/m 2.11.

In deze voorkeursvariant worden drie woongebouwen gerealiseerd met een hoogte van 4, 4,5 en 5,5 lagen. De bovenste bouwlaag van de nieuwe gebouwen aan de Anna van Berchemlaan komt iets terug te liggen ten opzichte van de gevel. Hierdoor ontstaan open zichtlijnen vanuit de Oranjelaan en Hof van Ballaert en is de bouwmassa goed in verhouding met de woningen in de omgeving. In de drie woongebouwen komen respectievelijk 25, 18 en 23 appartementen. Op de hoek bij de Oranjelaan en Van den Elsenstraat komen 23 appartementen verdeeld over 3 en 4 lagen. Tenslotte worden er in het noordoostelijke deel van het plangebied 6 aaneengesloten woningen gerealiseerd. Het plan voorziet verder in de aanleg van het nodige openbaar groen.

In het plangebied worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd, deels onder de appartementengebouwen langs de Anna van Berchemlaan en deels langs de ontsluitingswegen in het plangebied (openbaar gebied) (zie figuur 2.6). In paragraaf 2.3 wordt hier verder op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0008.png"

Figuur 2.6 Indicatieve weergave wooneenheden en parkeerplaatsen (Bron: Quadrant architecten bna)

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0009.png"

Figuur 2.7 Helikopterview beoogde ontwikkeling (Bron: Quadrant architecten bna)

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0010.png"

Figuur 2.8 Artist impression beoogde ontwikkeling, gezien vanaf de Anna van Berchemlaan (Bron: Quadrant architecten bna)

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0011.png"

Figuur 2.9 Artist impression beoogde ontwikkeling, gezien vanaf de Oranjelaan (Bron: Quadrant architecten bna)

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0012.png"

Figuur 2.10 Artist impression beoogde ontwikkeling, gezien vanaf de hoek Oranjelaan - Van Den Elsenstraat (Bron: Quadrant architecten bna)

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0013.png"

Figuur 2.11 Artist impression van de 6 aaneengesloten woningen (Bron: Quadrant architecten bna)

2.3 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel dient in het bestemmingsplan te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Voor de beoogde ontwikkeling wordt de parkeerbehoefte berekend op basis van de CROW publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' (CROW-publicatie 381). Voor de te hanteren parkeerkencijfers wordt voor de kern Etten-Leur uitgegaan van een stedelijkheidsgraad van “sterk stedelijk". Het plangebied ligt volgens de gebiedsindeling van de parkeernormen zoals de gemeente Etten-Leur die hanteert in de schil van het centrum. Gemeente Etten-Leur kiest ervoor om het gemiddelde te hanteren van de gestelde bandbreedte van het CROW. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie wordt ook uitgegaan van de gemiddelden van het CROW.

Verkeersstructuur

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied wordt ontsloten via de Anna van Berchemlaan en de Oranjelaan. Ten westen van het plangebied ligt de Anna van Berchemlaan. Deze sluit, in noordelijke richting aan op de Spoorlaan en de Liesbosweg. In zuidelijke richting sluit de Anna van Berchemlaan aan op de Parklaan. Zowel de Anna van Berchemlaan, de Spoorlaan, Liesbosweg als de Parklaan zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg. Op deze wegen geldt een maximum snelheid van 50 km/uur. De Oranjelaan is gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom en heeft een maximum snelheid van 30 km/uur.

Langzaam verkeer

Binnen het 30 km/uur gebied waarvan onder meer de Oranjelaan deel uitmaakt, deelt de fietser de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer. Langs beide zijden van de Anna van Berchemlaan liggen vrijliggende fietspaden die in één richting bereden mogen worden. Langs de wegen rondom het plangebied zijn voetpaden voor voetgangers aanwezig. Vanaf de Anna van Berchemlaan zijn het centrum, het station en andere belangrijke voorzieningen goed bereikbaar per fiets.

Openbaar vervoer

Het plangebied is goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Binnen 400 meter loopafstand ligt het NS station Etten-Leur. Hier stopt 2x per uur de intercitytrein tussen Roosendaal en Zwolle en stopt daarbij op station Breda. Daarnaast ligt op circa 400 meter het busstation van Etten-Leur. Hier halteren meerdere buslijnen voor de richting Breda, Roosendaal, Oud Gastel en de woonwijk Schoenmakershoek.

Verkeersintensiteiten omliggende wegen

De gemeente Etten-Leur heeft verkeerstellingen beschikbaar van de Anna van Berchemlaan uit 2016 en Oranjelaan uit 2022. De verkeersgegevens zijn doorgerekend naar 2032. Doorgerekend is met een algemeen kencijfer voor autonome verkeersgroei van 1% per jaar.

Tabel 2.1 Verkeersgegevens omliggende wegen in mvt/etmaal op een werkdag

Weg   Intensiteiten 2016   Intensiteiten 2022   Intensiteit 2032  
Anna van Berchemlaan tussen Stationsstraat en Oude Bredaseweg (2016)   7.802 mvt/etmaal
 
8.282 mvt/etmaal   9.148 mvt/etmaal  
Oranjelaan tussen Anna van Berchemlaan en Van den Elsenstraat (2022)  
 
1.207 mvt/etmaal   1.332 mvt/etmaal  

Planontwikkeling

De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 95 woningen op het terrein aan de Anna van Berchemlaan 2 - 4 in de schil van centrum van Etten-Leur. Etten-Leur kent een stedelijkheidsgraad van 'sterk stedelijk' (bron: CBS).

Verkeersgeneratie

Bij het bepalen van de verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van CROW publicatie 381 en is het gemiddelde van de bandbreedte aangehouden.

Huidige situatie

In het plangebied was tot eind 2021 het cultuurcentrum de Nieuwe Nobelaer gevestigd. Hier waren o.a. een theater/schouwburg, bibliotheek, praktijkonderwijs (gerelateerd aan drama en theater), kantoor en een expositieruimte aanwezig. Dit genereerde verkeer.

Voor een expositieruimte is geen kencijfer voor de verkeersgeneratie bekend. Omdat de ruimte deel uitmaakte van de bibliotheek, is aangesloten bij het kencijfer voor een bibliotheek.

Praktijkonderwijs: In het gebouw kregen in totaal 900 leerlingen praktijkles / workshops. Dit gebeurde zowel overdag als in de avond. Dit was geen onderwijsinstelling waarbij het totaal aantal leerlingen dagelijks aanwezig was, maar verspreid over de week. Voor dit soort onderwijs is geen kencijfer bekend en daarom is aangehaakt bij het kencijfer ROC onderwijs omdat dit voornamelijk praktijkonderwijs was. Voor het berekenen van de verkeersgeneratie van het praktijkonderwijs wordt uitgegaan van het minimum van de bandbreedte.

Tabel 2.2 Huidige situatie verkeersgeneratie mvt/etmaal

Functie   Aantal   Kencijfer   Verkeersgeneratie weekdag mvt/etmaal   Verkeersgeneratie werkdag mvt/etmaal  
Theater/schouwburg   1.850 m2 bvo   10,5 per 100 m2 bvo   194,3 mvt/etmaal   194,3 mvt/etmaal  
Bibliotheek   1.200 m2 bvo   7,4 per 100 m2 bvo   88,8 mvt/etmaal   88,8 mvt/etmaal  
Expositieruimte   528 m2 bvo   7,4 per 100 m2 bvo   39,1 mvt/etmaal   39,1 mvt/etmaal  
Kantoor   534 m2 bvo   5,3 per 100 m2 bvo   28,3 mvt/etmaal   37,6 mvt/etmaal  
(praktijk) onderwijs   -   -   81,0 mvt/etmaal   113,4 mvt/etmaal  
      432 mvt/etmaal   474 mvt/etmaal  

Tabel 2.2 toont op basis van CROW publicatie 381 de verkeersgeneratie van de huidige situatie. De verkeersgeneratie bedraagt circa 432 motorvoertuigen per etmaal op een gemiddelde weekdag. Vervolgens is dit getal omgerekend naar de gemiddelde werkdag. Voor de functies (behalve het kantoor) ligt het weekdagcijfer gelijk aan de werkdagcijfer. Voor werkfuncties geldt een omrekenfactor van 1,33 voor het omrekenen van de weekdagcijfer naar werkdagcijfer. De verkeersgeneratie op een gemiddelde werkdag bedraagt circa 474 motorvoertuigen per etmaal.

Toekomstige situatie

De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 89 appartementen en 6 grondgebonden woningen. De verkeersgeneratie van de toekomstige woningbouw is ook berekend aan de hand van kengetallen uit CROW-publicatie 381 voor gebied 'schil centrum' en het gemiddelde van de bandbreedte.

In het definitieve woningbouwprogramma wordt uitgegaan van:

  • 46 dure koopappartementen;
  • 20 goedkope koopappartementen;
  • 3 dure huurappartementen;
  • 20 middeldure huurappartementen;
  • 6 grondgebonden koopwoningen (tussen/hoek).

Tabel 2.3 Verkeersgeneratie beoogde ontwikkeling in mvt/etmaal

Functie   Aantal   Kencijfer   Verkeersgeneratie weekdag mvt/etmaal   Verkeersgeneratie werkdag mvt/etmaal  
Koop, appartement, duur   46   6,8 per woning   312,8 mvt/etmaal   347,2 mvt/etmaal  
Koop, appartement, goedkoop   20   4,3 per woning   86,0 mvt/etmaal   95,5 mvt/etmaal  
Huur, appartement, duur   3   5,1 per woning   15,3 mvt/etmaal   17,0 mvt/etmaal  
Huur, appartement, middenduur   20   3,2 per woning   64,0 mvt/etmaal   71,0 mvt/etmaal  
Koop, woning, tussen/hoek   6   6,8 per woning   40,8 mvt/etmaal   45,3 mvt/etmaal  
  95     519 mvt/etmaal   576 mvt/etmaal  

De beoogde ontwikkeling heeft een verkeersgeneratie van 519 motorvoertuigen per etmaal gedurende de gemiddelde weekdag. Om van weekdag- naar werkdagintensiteit te gaan geeft het CROW een omrekenfactor van 1,11 voor woningen.

Omdat de bestaande situatie al verkeer genereert kan deze verkeersgeneratie van de toekomstige verkeersgeneratie worden afgetrokken. De extra verkeersgeneratie van de ontwikkeling is op een gemiddelde werkdag (576-474=) 102 motorvoertuigen per etmaal. Op een gemiddelde weekdag gaat het om (519-432=) 87 motorvoertuigen per etmaal.

Verkeerstoedeling

Het plangebied wordt via 2 aansluitingen ontsloten, via de westzijde op de Anna van Berchemlaan en via de zuidzijde op de Oranjelaan. Voor de verdeling van het verkeer tussen de twee ontsluitingen, wordt uitgegaan van een evenredige verdeling. Dit betekent dat 50% van het verkeer via de westelijke aansluiting wordt ontsloten en 50% via de zuidelijke ontsluiting. De verkeerstoedeling van de zuidelijke in-/uitrit is weergegeven in figuur 2.10 en de verkeerstoedeling van de westelijke in-/uitrit is weergegeven in figuur 2.11.

Het verkeer vanuit de zuidelijke ontsluiting wikkelt op de Oranjelaan voor 40% af naar de Anna van Berchemlaan en voor 10% naar het Vincent van Goghplein. De 40% die wordt afgewikkeld op de Oranjelaan zal op de Anna van Berchemlaan voor 5% naar het noorden ontsluiten en 35% richting het zuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0014.png"

Figuur 2.10 Verkeerstoedeling zuidelijke ontsluiting plangebied (Bron: Quadrant Architecten, bewerking Rho adviseurs)

Het verkeer vanaf de westelijke in- en uitrit ontsluit direct op de Anna van Berchemlaan. Het verkeer wikkelt voor 15% af naar het noorden en voor de overige 35% af naar het zuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0015.png"

Figuur 2.11 Verkeerstoedeling zuidelijke ontsluiting plangebied (Bron: Quadrant Architecten, bewerking Rho adviseurs)

Effecten verkeersafwikkeling

Bij het beoordelen van de verkeersafwikkeling is het van belang te weten wat de verkeersgeneratie is in het maatgevende uur. Als vuistregel geldt dat deze gelijk is aan 10% van de etmaalwaarde op een gemiddelde werkdag. In dit geval gaat het in het drukste uur dan om (102 *10%=) 11 voertuigen. Deze geringe toename van verkeer kan zonder problemen worden afgewikkeld op de omliggende kruispunten en wegen.

Effecten verkeersveiligheid

In aansluiting op het omliggende gebied, zal ook binnen het plangebied een 30 km/uur regime gelden met bijbehorende inrichting. Daarnaast wordt er tussen het plangebied en het Hof van Ballaert een verbinding voor langzaam verkeer gerealiseerd.

Voor de beoordeling van de verkeersveiligheid kan gesteld worden dat met de geringe toename van het verkeer na planontwikkeling (11 motorvoertuigen in het drukste uur) dit nauwelijks een merkbaar effect heeft op de verkeersveiligheid. De verkeersveiligheid wordt dan ook niet negatief beïnvloed als gevolg van de planontwikkeling.

Parkeren

Parkeerbehoefte

De parkeerbehoefte is bepaald aan de hand van de door de gemeente Etten-Leur gehanteerde parkeernormen. Tabel 2.4 geeft de normatieve parkeerbehoefte weer. Daarin is voor de woningen onderscheid gemaakt tussen bewoners en bezoekers.

Tabel 2.4 Normatieve parkeerbehoefte beoogde ontwikkeling

Functie   Aantal   Kencijfer   Aandeel bewoners   Kencijfer bezoekers   Parkeerbehoefte bewoners   Parkeerbehoefte bezoekers   Totale Parkeerbehoefte  
Koop, appartement, duur   46   1,6 per woning   1,3   0,3   59,8   13,8   73,6  
Koop, appartement, goedkoop   20   1,3 per woning   1,0   0,3   20   6   26  
Huur, appartement, duur   3   1,5 per woning   1,2   0,3   3,6   0,9   4,5  
Huur, appartement, middenduur   20   1,3 per woning   1,0   0,3   20   6   26  
Koop, woning, tussen/hoek   6   1,6 per woning   1,3   0,3   7,8   1,8   9,6  
  95         111,2   28,5   139,7  

De totale normatieve parkeerbehoefte komt uit op afgerond 140 parkeerplaatsen.

Parkeersituatie

De ontwikkelaar realiseert binnen het plangebied 52 parkeerplaatsen in de parkeergarage, 2 parkeerplaatsen op eigen terrein bij de grondgebonden (hoek)woningen en 12 parkeerplaatsen op maaiveldniveau in de 'elleboog' bij de appartementen op de hoek Oranjelaan-Van den Elsenstraat. De gemeente realiseert de overige parkeerplaatsen in het openbaar gebied. Er worden binnen het totale plangebied 140 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarmee wordt voldaan aan de parkeernormen.

Conclusie

Het plangebied is goed bereikbaar voor zowel gemotoriseerd verkeer, fietsverkeer en openbaar verkeer. In de parkeerbehoefte wordt voorzien binnen het plangebied. De verkeerstoename is gering en zal worden verdeeld over de ontsluitingswegen en zodoende niet tot knelpunten leiden in de verkeersafwikkeling. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Wet ruimtelijke ordening

Toetsingskader

Een van de uitgangspunten van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een centrale rol voor actuele bestemmingsplannen voor het hele grondgebied van een gemeente. In de Wro is de plicht voor de gemeente opgenomen om eens in de tien jaar de bestemmingsplannen vast te stellen.

De rijksoverheid hecht grote waarde aan de digitalisering van bestemmingsplannen. Wijziging, uitwisseling, vergelijking, monitoring en toetsing van digitale bestemmingsplannen is technisch vele malen eenvoudiger dan van bestemmingsplannen in papieren vorm. Digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen ondersteunen de doelstelling van de nieuwe Wro met betrekking tot de actualisering. Het wijzigen van gedigitaliseerde bestemmingsplannen is technisch gemakkelijk hetgeen de actualiteit van bestemmingsplannen bevordert.

Toetsing

Het bestemmingsplan Anna van Berchemlaan 2 - 4 is opgesteld conform de Wro. Dit betekent dat de planverbeelding en de planregels zijn opgesteld volgens de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Daarnaast wordt er voldaan aan de verplichting om een digitaal gecodeerd plan aan te leveren conform het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012).

Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan de vereisten van de Wro.

3.1.2 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen, zowel in de stad als daarbuiten;
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen

Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening.

Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing en conclusie

Het mogelijk maken van nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied van Etten-Leur sluit aan bij de doelen uit het rijksbeleid.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De NOVI bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden.

3.1.4 Besluit ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) is geregeld dat voor stedelijke ontwikkelingen een onderbouwing in het bestemmingsplan noodzakelijk is (artikel 3.1.6. van het Bro). De toelichting bij een bestemmingsplan dat een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling.

Toetsing

Uitgangspunt is het toevoegen van 95 woningen, waarbij 20 betaalbare koopwoningen worden gerealiseerd waarbij de zelfbewoningsplicht zal gelden. Ook worden 20 middeldure huurwoningen (klasse 1 Doelgroepenverordening) gerealiseerd. Daarnaast worden 6 grondgebonden koopwoningen, 3 dure huurappartementen in de vrije sector en 46 dure koopwoningen gerealiseerd. De doelgroepen voor de beoogde woningen variëren ook. De woningen zijn bedoeld voor een mix van starters (koop), senioren, gezinnen en alleenstaanden, waarbij tenminste 25% van de aangeboden woningen geschikt is voor jonge gezinnen en starters op de woningmarkt. Voor de doelgroep senioren geldt dat levensloopbestendige woningen worden gebouwd.

De toevoeging van 95 woningen wordt gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling die getoetst moet worden aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Uit jurisprudentie blijkt dat de grens van een nieuwe stedelijke ontwikkeling ligt bij 12 woningen. Er is in voorliggend geval sprake van méér dan 12 woningen. Daarnaast is er sprake van een functie die op dit moment niet toegestaan is op basis van het geldende bestemmingsplan. Het plangebied ligt binnen het 'bestaand stedelijk gebied' van Etten-Leur. Daarom wordt hierna de behoefte beschreven.

Relevante woonregio

Het ruimtelijk verzorgingsgebied van de stedelijke ontwikkeling bepaalt tot welk gebied de beschrijving van de behoefte zich moet uitstrekken. De begrenzing van de regio is dus afhankelijk van wat als stedelijke ontwikkeling wordt gezien. Voor wonen is dat de gemeente Etten-Leur, binnen de regio West Brabant. De regio West-Brabant is verder onderverdeeld in een drietal subregio's. De gemeente Etten-Leur valt onder de subregio Breda e.o..

De kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan de beoogde ontwikkeling blijkt uit diverse bronnen die hierna worden behandeld.

Kwantitatieve behoefte

Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant (2020)

Voor het woningbouwprogramma van de gemeente Etten-Leur is de provinciale 'Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant (2020)' van de provincie Noord-Brabant richtinggevend. Hierin wordt de kwantitatieve woningbehoefte geraamd op het toevoegen van 1.735 woningen in de periode tot en met 2030. De cijfers in figuur 3.1 zijn richtinggevend voor het maken van nieuwe regionale afspraken. Versnelling van de woningbouw en (vervolgens) vasthouden van het bouwtempo is een belangrijke doelstelling van de Brabantse Agenda Wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0017.png"

Figuur 3.1 Indicatie toename woningvoorraad gemeente Etten-Leur 2020-2040, provincie Noord-Brabant


Regionale afspraken

De gemeente Etten-Leur heeft met de gemeenten van de sub regio Breda en de provincie

Noord-Brabant als uitwerking van het regionaal Perspectief wonen en woningbouw 2021 afspraken gemaakt over het aantal te bouwen woningen. Op grond van deze afspraken mogen in de periode 2020 - 2030 binnen de gemeente Etten-Leur ten minste 1.735 woningen netto worden toegevoegd aan de woningvoorraad (zie figuur 3.1). Het bestemmingsplan 'Anna van Berchemlaan 2 - 4' voorziet in de bouw van 95 woningen. Dit aantal past in de plannen die voor Etten-Leur ten grondslag liggen aan gemaakte regionale afspraken en het gemeentelijke woningbouwprogramma (versie april 2021).

Kwalitatieve behoefte

Woningmarktonderzoek Etten-Leur 2019

De gemeente Etten-Leur heeft in samenwerking met Alwel in 2019 een woningmarktonderzoek uitgevoerd. Hierin zijn uitsplitsingen opgenomen voor enkele specifieke doelgroepen die beleidsmatig in de aandacht staan.

Tabel 3.1 Actuele vraagaanbodverhoudingen en de toekomstige ontwikkeling van de behoefte per segment (Bron: RIGO)

Woningtype   Behoefte RIGO   Aanbeveling RIGO   Doelgroep   Beleidsdoel  
Koop grondgebonden   Blijft de komende periode sterk toenemen. Betreft alle prijssegmenten.   Tot en met 2022 tot maximaal 400 woningen.
Tot 2030 nog eens circa 500 woningen  
gezinnen, (semi) starters, lage en hoge middeninkomens, hogere inkomens
 
Doorstroming huur- en koopsector, bijdrage aan evenwichtige mix huishoudens, woningtypen, leeftijden.  
Koop appartement   De behoefte neemt in alle prijsklassen verder toe. Betreft voor het overgrote deel appartementen met lift (toe- en doorgankelijk).
 
Tot en met 2022 circa 100 woningen; Tot 2030 nog eens circa 200 woningen.   Ouderen, (semi) starters, lage en hoge middeninkomens, hogere inkomens
 
Doorstroming en start  
Sociale huur grondgebonden   Tot 2025 kan de behoefte licht toenemen. Daarna neemt de behoefte langzaam maar zeker af.
 
Geen nieuwe woningen meer toevoegen. Afbouwen aandeel door verkoop en/of omzetten naar middeldure huur   (Semi) starters en gezinnen, lage en hoge middeninkomens   Aantrekken van gezinnen bijdrage aan gezonde mix huishoudens ed.

 
Sociale huur appartement   De behoefte neemt de komende periode toe. Betreft voor het overgrote deel appartementen met lift (toe- en doorgankelijk).   Circa 100 woningen tot 2022 toevoegen. Daarna tot 2030 nog circa 300 woningen.   Ouderen en (Semi) starters, lage middeninkomens   Passend huisvesten doelgroep, doorstroming ouderen met koopwoning  
Vrije sector huur   Behoefte neemt geleidelijk toe.   Tot en met 2022 behoefte aan maximaal 85 woningen, overwegend appartementen; daarna tot 2030 behoefte aan circa 300 woningen
Rol voor zowel corporatie als particuliere verhuurders.  
Ouderen, gezinnen, hoge middeninkomens, hogere inkomens   Doorstroming uit sociale huur, omzetten van sociale huur naar vrije sectorhuur  

Raadsbrief woningbouwprogramma 2021 en volgende jaren

De meest recente kaderstellende woningbehoefte blijkt uit de raadsbrief 'woningbouwprogramma 2021 en volgende jaren' die op 15 april 2021 is opgesteld (zie bijlage 1). Voorliggend plan voorziet met betaalbare koopwoningen en middeldure huurwoningen in de wensen van de gemeenteraad. Verder levert dit plan geschikte woningen voor ouderen op.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling is aan te merken als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. De woningbouwplannen zijn afgestemd op de provinciale en regionale behoefte. Er is behoefte aan meer dan 1.700 woningen en er is in de periode tot 2025 programmatisch rekening gehouden met de bouw van woningen op deze locatie. Daarmee past het initiatief binnen de kaders van de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In de Omgevingsvisie Noord-Brabant (vastgesteld op 14 december 2018) is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zijn vier hoofdopgaven te onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie;
  • Werken aan een klimaatproof Brabant;
  • Werken aan de slimme netwerkstad;
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.

Toetsing

In de stedelijke structuur streeft de provincie naar concentratie van verstedelijking, zorgvuldig ruimtegebruik, meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit, betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur, inspelen op demografische ontwikkelingen en versterking van economische clusters. Herbestemmen en herstructureren wordt gezien als het nieuwe bouwen: als gevolg van economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen staan de steden en dorpen van Brabant steeds vaker voor (omvangrijke) herbestemmings- en transformatieopgaven in hun bebouwde gebied. Hier liggen namelijk de kansen om de forse woningbouwopgave van circa 120.000 woningen in de komende tien jaar te realiseren.

De beoogde ontwikkeling voorziet in de herstructurering van gronden ten behoeve van woningbouw op een binnenstedelijke locatie. Daarmee wordt ingespeeld op het streven naar concentratie van verstedelijking en zorgvuldig ruimtegebruik. De provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen de steden en de kernen in het landelijk gebied. De provincie wil dat er verschillende kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het landelijk gebied. Middels onderhavige ontwikkeling wordt een nieuw woongebied ontwikkeld met diverse woningtypologieën. Een dergelijk gebied bezit kwaliteiten die voornamelijk te vinden zijn in het stedelijk gebied. Etten-Leur kan worden aangemerkt als stad waarbij het als buurgemeente van Breda een rol vervult als gebied waar bovenlokale verstedelijkingsbehoefte wordt opgevangen. Gelet daarop is het logisch dat Etten-Leur uitbreidt in de kwantitatieve woonvoorraad. Dit draagt bij aan het onderscheid tussen steden en kernen in het landelijk gebied.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling is passend binnen de provinciale omgevingsvisie.

3.2.2 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Toetsingskader

Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Vanwege de Omgevingswet moet de provincie haar regelsysteem aanpassen. Straks heeft de provincie nog maar één verordening waarin alle regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de Omgevingsvisie Noord-Brabant. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.


In hoofdstuk 3 van de omgevingsverordening zijn zogenaamde instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun bestemmingsplannen. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit). Tevens zijn een aantal algemene basisprincipes opgenomen.

Toetsing

Figuur 3.2 geeft het thema van de planlocatie weer volgens de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. De planlocatie heeft het thema stedelijk concentratiegebied binnen het hoofdthema verstedelijking. Binnen deze gebieden kan worden voorzien in de ruimte voor wonen, werken en andere voorzieningen om zo de verstedelijking zo veel mogelijk te bundelen, met als hoofdregel dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling plaats moet vinden binnen het bestaande stedelijke gebied. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling kan enkel buiten het bestaande stedelijk gebied plaatsvinden in de daarvoor aangeduide gebieden in de verordening als er geen mogelijkheden zijn in het bestaand stedelijk gebied. Binnen het stedelijk gebied liggen verschillende mogelijkheden voor inbreiding, herstructurering en intensief, meervoudig ruimtegebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0018.png"

Figuur 3.2 Uitsnede themakaart stedelijke ontwikkeling uit Interim omgevingsverordening (Bron: Provincie Noord-Brabant)

Conclusie

De gewenste ontwikkeling is passend binnen de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

3.2.3 Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Provinciale Staten hebben op 11 maart 2022 de Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. De Omgevingsverordening treedt naar verwachting op 1 juli 2023, gelijktijdig met de Omgevingswet, in werking. De aanpassingen die zijn doorgevoerd in de Omgevingsverordening ten opzichte van de Interim Omgevingsverordening zijn niet van invloed op voorliggend planvoornemen.

3.2.4 Regionale afspraken

De gemeente Etten-Leur heeft met de gemeenten van de sub regio Breda en de provincie Noord-Brabant als uitwerking van het regionaal Perspectief wonen en woningbouw 2021, afspraken gemaakt over het aantal te bouwen woningen. Op grond van deze afspraken mogen in de periode 2020 - 2030 binnen de gemeente Etten-Leur tenminste 1.735 woningen netto worden toegevoegd aan de woningvoorraad.

Conclusie

De gewenste ontwikkeling is passend binnen de regionale afspraken. Zie voor een uitgebreide toelichting paragraaf 3.1.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 StructuurvisiePlus 2020, Etten-Leur in Bloei

Toetsingskader

Op 23 mei 2005 heeft de gemeenteraad de StructuurvisiePlus vastgesteld. In de visie was voor woningbouw bepaald dat een deel binnenstedelijk moest worden gerealiseerd, door het benutten van binnenstedelijke bouwlocaties. Een meerlaags grondgebruik moest voor zover stedenbouwkundig verantwoord worden bevorderd.

Toetsing en conclusie

Het plangebied is een binnenstedelijke bouwlocatie en er wordt voorzien in meerlaags grondgebruik. De beoogde ontwikkeling past dan ook binnen de StructuurvisiePlus. Op 11 juli 2022 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie Etten-Leur doet het gewoon! vastgesteld onder gelijktijdige intrekking van de StructuurvisiePlus.

3.3.2 Omgevingsvisie Etten-Leur doet het gewoon!

De gemeente Etten-Leur heeft een Omgevingsvisie voor het grondgebied opgesteld. Daarmee legt de gemeenteraad zijn lange termijnambities en -doelstellingen voor de fysieke leefomgeving vast. De gemeenteraad heeft op 11 juli 2022 de Omgevingsvisie Etten-Leur doet het gewoon! vastgesteld.

In de Omgevingsvisie zijn vijf ambities geformuleerd. Deze ambities worden gebruikt als rode draad voor het bepalen van de koers van het beleid. Het gaat om de volgende ambities.

  • Iedereen kan meedoen;
  • Behoud en versterking (basis)kwaliteit leefomgeving;
  • Zorg voor leefbaarheid en gezondheid;
  • Bevorderen van een goede (ook digitale) bereikbaarheid;
  • Duurzame economische ontwikkeling met haalbare en betaalbare doelen en oog voor innovatie.

Buiten deze vijf ambities zijn er gebiedsvisies geformuleerd voor verschillende gebieden binnen de gemeente. De situering van het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied binnen een woonwijk grenzend aan de rand van het centrum geeft aanleiding voor het toedelen van het gebied 'woongebieden'. Voor het gebied 'woongebieden' zijn acht speerpunten geformuleerd. Deze worden ieder kort toegelicht.

  • Beschermen en behouden groen stedelijk karakter;
  • Behoud, versterken en verduurzamen van de bestaande woningvoorraad;
  • Verbreden woningaanbod in bestaande wijken;
  • Wijk- en buurtwinkelcentra zijn plek voor ontmoeting;
  • Onderwijs, spel, sport, en andere maatschappelijke voorzieningen;
  • Zorgvriendelijke wijken;
  • Gezonde wijken met een goede omgevingskwaliteit;
  • Uitbreiding van en ruimte voor nieuwe woongebieden.

Toetsing

De beoogde planontwikkeling behelst de toevoeging van 95 woningen in een inbreidingslocatie binnen bestaand stedelijk gebied. De woningen zijn bedoeld voor een mix van starters, senioren, gezinnen en alleenstaanden waardoor er een divers aanbod is. De beoogde woningen worden gerealiseerd conform de nieuwste duurzaamheidstandaarden te vinden in de BENG normen en worden zonder gasaansluiting gebouwd (zie ook paragraaf 4.9). Uitgangspunt voor de herinrichting van het plangebied is een kwalitatief goed plan met een balans tussen verstening (bebouwing en verharding) en groen. Binnen het plangebied wordt voldaan aan de parkeernormen.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de Omgevingsvisie Etten-Leur doet het gewoon!

3.3.3 Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middeldure huur gemeente Etten-Leur, inclusief eerste wijziging

Toetsingskader

Onderdeel van de nieuwbouw voor de komende jaren is een programma sociale huur, middeldure huur en sociale koop. Het programma wordt via bestemmingsplannen en exploitatieplannen of anterieure overeenkomsten vastgelegd. Op 12 november 2018 heeft de gemeenteraad de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middeldure huur gemeente Etten-Leur vastgesteld. Via de doelgroepenverordening is het mogelijk om in bestemmingsplannen voorwaarden rondom de realisatie van sociale woningbouw en middeldure huur te kunnen vastleggen. Zo is in artikel 4 van de verordening vastgelegd hoe de huurprijsgrenzen moeten worden bepaald en bevat artikel 5 instandhoudingstermijnen voor sociale huurwoningen, middeldure huurwoningen en sociale koopwoningen. Als onderdeel van (de toelichting op) de doelgroepenverordening is een beleidsnotitie toegevoegd. In deze notitie staan diverse relevante feiten, cijfers en beleidsmatige conclusies en aanbevelingen.

Op 11 juli 2022 heeft de gemeenteraad de eerste wijziging van de doelgroepenverordening vastgesteld. Daarbij is de wettelijke grens voor goedkope koopwoningen verhoogd van maximaal € 200.000,- naar € 270.000,-. Dit houdt in dat koopwoningen tot maximaal
€ 270.000,- worden aangemerkt als sociale koopwoning.

Toetsing

Voor deze ontwikkeling is bepaald dat er minimaal 20 middeldure huurwoningen (klasse 1 Doelgroepenverordening) en minimaal 20 betaalbare woningen van € 220.000,- tot
€ 270.000,- worden gerealiseerd. De instandhoudingstermijn voor middeldure huurwoningen is op basis van de verordening vastgesteld op 20 jaar na de eerste ingebruikname. Voor sociale koopwoningen geldt een instandhoudingstermijn van 10 jaar na de eerste ingebruikname. De aantallen en type woningen (middeldure huur en sociale koop) alsmede de daarvoor geldende instandhoudingstermijnen zijn geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de doelgroepenverordening.

3.3.4 Beleidsnotitie 'Huisvesting mantelzorg gemeente Etten-Leur'

Toetsingskader

Op 14 juli 2009 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie 'Huisvesting mantelzorg gemeente Etten-Leur' vastgesteld. Deze notitie bevat regels voor de huisvesting voor mantelzorg bij woningen. Naast huisvesting in permanente aan-, uit- of bijgebouwen biedt de notitie ook de mogelijkheid tot het plaatsen van een tijdelijke woonunit. Aan deze afwijking hangt de voorwaarde dat indien de mantelzorg ten einde is een en ander weer terug gebracht moet worden conform het bestemmingsplan. Op 1 november 2014 trad het nieuwe Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking. Ofschoon de regeling met betrekking tot mantelzorg in het Bor qua strekking ruimer is, blijft de beleidsnotitie aanvullend van toepassing.

Toetsing

De regeling zoals opgenomen in de beleidsnotitie is verwerkt in de regels van dit bestemmingsplan.

Conclusie

De regels opgenomen in de beleidsnotitie gelden voor de nieuwe grondgebonden woningen.

3.3.5 Beleidsregel aan huis gebonden beroepen en bedrijven

Toetsingskader

Bestemmingsplannen kennen al een (ruime) regeling voor aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven. Uit de praktijk blijkt dat er soms onduidelijkheid bestaat over welke beroepen of bedrijven nu rechtstreeks toegestaan zijn. Om discussies te voorkomen, hebben burgemeester en wethouders op 16 maart 2010 de beleidsregel 'aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven' vastgesteld. Deze beleidsregel is op 22 maart 2010 in werking getreden.

Toetsing

Deze beleidsregel is in bijlage 2 bij de toelichting opgenomen en de regeling is verwerkt in de regels van dit bestemmingsplan.

Conclusie

De regels opgenomen in de beleidsregels gelden voor de nieuwe woningen.

3.3.6 Milieuvisie 2010-2020

Toetsingskader

De Milieuvisie is op 13 juli 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze visie formuleert onder meer een aantal ambities, doelstellingen en uitgangspunten met betrekking tot milieu en duurzame ontwikkeling. Eén daarvan is de integratie van milieubeleid met ruimtelijk beleid. Het is voor iedere ruimtelijke ontwikkeling dus van belang rekening te houden met bodem, water, flora en fauna, milieuzonering, geluidshinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid en duurzaamheid.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling wordt aan al deze milieuaspecten getoetst in hoofdstuk 4 van dit bestemmingsplan.

Conclusie

Op basis van de conclusies uit hoofdstuk 4 past de beoogde ontwikkeling binnen de Milieuvisie 2010-2020.

3.3.7 Beleidsvisie externe veiligheid

Toetsingskader

Op 15 december 2008 heeft de gemeenteraad de beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Deze visie bevat voor verschillende gebiedstypen de ambities en keuzes met betrekking tot het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij de opstelling van bestemmingsplannen wordt rekening gehouden met deze ambities en uitgangspunten.

Toetsing

Het plangebied valt binnen het stedelijk gebied zoals weergeven in figuur 3.3. Uitgangspunt binnen dit gebiedstype is dat bij een ontwikkeling geen overschrijding van de grenswaarde van het plaatsgebonden risico mag plaatsvinden. Een overschrijding van de richtwaarde is binnen het stedelijk gebied niet acceptabel. Een toename van het groepsrisico is bij een ontwikkeling in beginsel acceptabel mits er een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt. De vestiging van een nieuwe Bevi-inrichting is niet toegestaan in een stedelijk gebied evenals het toestaan van nieuwe kwetsbare objecten voor niet-zelfredzame personen.

Het aspect externe veiligheid is nader verantwoord in paragraaf 4.8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0019.png"

Figuur 3.3 Uitsnede gebiedsindelingen Beleidsvisie externe veiligheid (Bron: DHV)

Conclusie

Op basis van de conclusies uit hoofdstuk 4 past de beoogde ontwikkeling binnen de Beleidsvisie externe veiligheid.

3.3.8 Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2019-2023

Toetsingskader

Op 4 februari 2019 heeft de gemeenteraad het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2019-2023 vastgesteld. In dit nieuwe plan zijn het rioolbeleid en de maatregelen voor de komende planperiode vastgelegd en is tevens de financiële dekking geregeld voor nog te verrichten investeringen. Met dit rioleringsplan voldoet de gemeente aan haar wettelijke verplichting en geeft de gemeente invulling aan haar zorgplichten voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater, inzameling en verwerking van hemelwater en de zorgplicht voor grondwater. De gemeente heeft in de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in het rioolstelsel en dit is grotendeels technisch op orde. De komende jaren zal weer een deel van de riolering worden vervangen. Er wordt op een aantal locaties hemelwater afgekoppeld van het vuilwater en er vindt renovatie plaats van gemalen. Tot slot is er een beperkt budget gereserveerd voor klimaatadaptatie.

Toetsing

In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op de waterhuishoudkundige aspecten van de beoogde ontwikkeling.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de uitgangspunten zoals opgenomen in het gemeentelijk rioleringsplan.

3.3.9 Groenbeleidsnota

Toetsingskader

Op 3 december 2013 heeft de gemeenteraad de Groenbeleidsnota 2013-2018 vastgesteld. De Groenbeleidsnota heeft als doelstellingen het beschermen en versterken van het openbaar groen in bestaand stedelijk gebied evenals het versterken van de samenhang van het groen met oog voor landschappelijke, ecologische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische patronen. De nota dient als integraal beleidskader voor de stedelijke groenstructuur van de gemeente Etten-Leur, inclusief de randen tussen stedelijk gebied en buitengebied. De nota is in samenhang met andere beleidsterreinen een van de toetsingskaders voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het groene karakter van Etten-Leur wordt behouden door de verankering van verschillende thema’s samen met de ondergrens van de openbare groennorm van 80 m² per woning.

Toetsing

Zoals reeds in paragraaf 2.2 aangegeven, blijft de huidige groenstructuur langs de Anna van Berchemlaan en de Oranjelaan behouden. Doel is de bestaande bomen daarbij te behouden. Uitgangspunt voor de herinrichting van het plangebied is een kwalitatief goed plan met een balans tussen verstening (bebouwing en verharding) en groen. Er wordt niet gewerkt met een vooraf vastgestelde groennorm per woning. In de uitwerking is verbinding tussen de Anna van Berchemlaan en het nabij gelegen Oderkerkpark wenselijk.

Conclusie

Er wordt niet gewerkt met een vooraf vastgestelde groennorm per woning. Het plangebied zal na de herontwikkeling veel meer groen bevatten dan in de oude situatie met het cultuurcentrum met bijbehorende verharding (parkeerplaatsen). Zie hiervoor ook paragraaf 4.3.

3.3.10 Beschermde bomenlijst 2014

Toetsingskader

Op de beschermde bomenlijst staan beschermde houtopstanden, laanstructuren en losse bomen.

Toetsing

Langs de Anna van Berchemlaan en de Oranjelaan zijn bomen aanwezig die op de beschermde bomenlijst staan aangegeven (figuur 3.4). Uitgangspunt is dat deze bomen behouden blijven bij de herontwikkeling van het plangebied, tenzij blijkt dat de kwaliteit en/of toekomstwaarde van de bomen slecht is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0020.png"

Figuur 3.4 Uitsnede kaart behorend bij beschermde bomenlijst 2014 (Bron: gemeente Etten-Leur)

De bomen die met een oranje kleur zijn aangestipt in figuur 3.5 zijn gekapt. Dit zijn geen bomen die op de beschermde bomenlijst staan aangegeven. De overige bomen die in figuur 3.5 zijn aangegeven behoren wel tot de beschermde bomenlijst. Van deze bomen wordt één boom gekapt (rode stip). Hiervoor is een omgevingsvergunning benodigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0021.png"

Figuur 3.5 Uitsnede kaart aanwezige bomen in het plangebied

Conclusie

De bomen langs de Anna van Berchemlaan en Oranjelaan die op de beschermde bomenlijst staan blijven op één na behouden. Voor deze beschermde boom geldt een herplantplicht.

3.3.11 Welstandsnota

Toetsingskader

Op 24 mei 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota 2010 vastgesteld. Eén van de doelen van de welstandsnota is het leveren van een bijdrage aan het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteiten van een omgeving. Deze kwaliteiten worden met name bepaald door de stedenbouwkundige opzet, de inrichting van het openbaar gebied en de architectonische vormgeving van de gebouwen en bouwwerken. De stedenbouwkundige opzet, waaronder de verkaveling en de toegestane bouwmassa’s worden begrepen, wordt vastgelegd in een bestemmingsplan. Bij de inrichting en materiaalkeuze van het openbaar gebied wordt rekening gehouden met de omgeving zodat er een harmonisch geheel ontstaat. Het architectonisch kwaliteitsniveau van de bebouwing, zowel op zichzelf als in relatie tot de omgeving, wordt geregeld in een welstandsnota.

Toetsing en conclusie

Voor dit plan worden afzonderlijke welstandscriteria vastgesteld. Bij de verdere planuitwerking wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de aangepaste criteria van de welstandsnota.

3.3.12 Erfgoedverordening Etten-Leur 2018

Toetsingskader

In de 'Erfgoedverordening Etten-Leur 2018' (vastgesteld op 19 februari 2018) is onder andere vastgelegd op grond van en op welke wijze een gemeentelijk monument aangewezen kan worden en hoe de instandhoudingsplicht en bescherming geborgd is. Ook is hier een vergunningstelsel in opgenomen voor bescherming van monumenten.

Toetsing

De voormalige bebouwing binnen het plangebied was niet aangewezen als gemeentelijk- of rijksmonument.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders en randvoorwaarden van het gemeentelijk beleid. Voor een uitgebreide toetsing en conclusie zie paragraaf 4.1.

3.3.13 Hemelwaterverordening Etten-Leur

Toetsingskader

Op 6 december 2022 heeft de gemeenteraad de 'Hemelwaterverordening Etten-Leur' vastgesteld. Deze verordening bevat regels en afspraken over het verplicht opvangen van hemelwater in een hemelwaterberging. In de verordening zijn eisen opgenomen waaraan de hemelwaterberging moet voldoen. De verordening is o.a. van toepassing bij de bouw van een nieuw gebouw en/of aanleg van nieuw verhard oppervlak waarvoor een Omgevingsvergunning nodig is. Uitgangspunt is het (tijdelijk) bergen van 60 liter water per m² verharding (dakoppervlak en bestrating).

De Hemelwaterverordening treedt op 21 maart 2023 in werking. Conform artikel 10.3 van de verordening is het voor ontwikkelingen die reeds lang lopen mogelijk om gebruik te maken van de overgangsregeling. Hiervoor moeten dan voor de datum van inwerking treden specifieke afspraken gemaakt zijn.

Toetsing en conclusie

In totaal is er sprake van 7.700 m2 bebouwd c.q. verhard oppervlak. Dit betekent dat er circa 450 m3 aan (tijdelijk) waterbergende voorzieningen gerealiseerd dient te worden. Zie voor de berekening figuur 3.6.

Op hoofdlijnen zijn de uitgangspunten in relatie tot de Hemelwaterverordening:

  • 1. De afwatering van het bebouwd oppervlak van de koopappartementen (gebouwen N, Z en O) gaat voldoen aan de hemelwaterverordening.
    De appartementen op de locatie van het oude Nobelaerterrein (gebouwen N, Z en O) zijn reeds in de verkoop en deels verkocht. Bouwkundige aanpassingen doorvoeren is op dit moment niet meer mogelijk. Afgesproken is dat de ontwikkelaar zorgt voor een groen dak met waterbergende capaciteit op de half verdiepte parkeergarage. Het resterende hemelwater van de bebouwing wordt door middel van wadi's in het openbaar gebied geïnfiltreerd of vertraagd afgevoerd. De exacte uitwerking is afhankelijk van de waterdoorlatendheid van de bodem en de inpassing in het ontwerp van het park.
  • 2. De afwatering van het bebouwd en verhard oppervlak van de grondgebonden woningen en huurappartementen (zijde Van den Elsenstraat) gaat voldoen aan de hemelwaterverordening.
    Dit gedeelte van het terrein betreft volledig terrein van de ontwikkelaar. Uitgangspunt is dat de ontwikkelaar hier zorgt voor waterberging conform de Hemelwaterverordening binnen het perceel.
  • 3. Voor de afwatering van de verharding in het openbaar gebied wordt in lijn met de overgangsregeling en wordt zover mogelijk voldaan aan de hemelwaterverordening.
    Een groot deel van het verhard oppervlak in het openbaar gebied betreft bestaande verharding voor parkeervoorzieningen of trottoirs die op dezelfde locatie teruggebracht wordt als de huidige locatie. Deze telt ook mee voor de hemelwaterverordening. Idealiter wordt deze vervangen door waterdoorlatende verharding. De effectiviteit hiervan is afhankelijk van de infiltratiewaarde van de ondergrond. Deze verschilt sterk per locatie maar is over het algemeen slecht binnen Etten-Leur. Hetgeen er toe leidt dat het water niet infiltreert in de bodem maar op maaiveld zorgt voor plasvorming. Als de sloopwerkzaamheden ter plaatse zijn afgerond wordt ter plaatse onderzoek gedaan naar de infiltratiewaarde van de ondergrond.

    Het water van het verhard oppervlak stroomt richting de hoek Van Den Elsenstraat/ Oranjelaan. Dit betekent dat het afwateren richting en (tijdelijk) bergen in wadi's in het groene gebied geen reële oplossing is.

    Als de infiltratiewaarde van de ondergrond voldoende blijkt dan wordt een zogenaamd infiltratieriool aangelegd. Dit zodat een deel van het hemelwater infiltreert. Tevens wordt een deel van het water tijdelijk geborgen door overcapaciteit in het riool en door blokkades zodat het water vertraagd wordt afgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0022.png"

Figuur 3.6 Schematische weergave omgang met Hemelwaterverordening
(exacte grootte wadi's nog te bepalen)

3.4 Conclusie

Het bestemmingsplan 'Anna van Berchemlaan 2 - 4' is opgesteld conform de landelijke standaarden voor digitaal raadpleegbare bestemmingsplannen. Er kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan past binnen het landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk komen de onderwerpen met betrekking tot de kwaliteit van de leefomgeving aan de orde die van belang zijn voor de herziening van het plangebied Anna van Berchemlaan 2 - 4.

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

Toetsingskader

Erfgoedwet

In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. De uitgangspunten van dit verdrag dienen te worden vertaald in nationale wetgeving. In Nederland heeft deze vertaling plaatsgevonden in de Erfgoedwet, welke in werking is getreden op 1 juli 2016. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Besluit ruimtelijke ordening

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.

Beleid gemeente Etten-Leur

In oktober 2010 heeft de gemeenteraad een actualisatie van het archeologiebeleid, de archeologische beleidskaart en de Erfgoedverordening vastgesteld. De beleidskaart is gebaseerd op de laatste archeologische stand van zaken en de actuele inzichten over dit onderwerp. De beleidskaart is leidend voor lokale projecten.

Toetsing en conclusie

In juni 2009 is een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (Becker & Van de Graaf, 12-06-2009, 10510708/AW/brf2) uitgevoerd. Het rapport is opgenomen in bijlage 3. In dit onderzoek zijn twee locaties onderzocht, de Parklaan en Anna van Berchemlaan (het huidige plangebied).

Het volgende is geconcludeerd over de Anna van Berchemlaan:

Tijdens het veldonderzoek is geconstateerd dat de bodem ontstaan in het dekzand van het plangebied op enkele honderden vierkante meters na waarschijnlijk volledig verstoord is. Er wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek uit te laten voeren.

De regioarcheoloog heeft geconcludeerd dat voor de Anna van Berchemlaan voldoende is beargumenteerd dat er grote delen van het plangebied niet nader onderzocht hoeven te worden. Wel heeft de regioarcheoloog geadviseerd om op enkele locaties een proefsleuvenonderzoek uit te laten voeren.

Als uit het proefsleuvenonderzoek blijkt dat er geen sprake is van een behoudenswaardige archeologische vindplaats omdat de archeologische indicatoren niet meer in context liggen of dat de vindplaats in een te slechte staat is overgebleven, dan kan het terrein worden vrijgegeven.

Proefsleuvenonderzoek

Om het proefsleuvenonderzoek uit te laten voeren is een Programma van Eisen opgesteld. In september 2021 is een proefsleuvenonderzoek (Econsultancy, 18 november 2021, 15256.003) uitgevoerd. Het rapport is opgenomen in bijlage 4.

Tijdens het veldwerk zijn drie proefsleuven aangelegd met een totale oppervlakte van circa 70 m2. Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn geen behoudenswaardige archeologische resten aangetroffen. Het plangebied kan dan ook worden vrijgegeven voor verdere ontwikkeling. Er hoeft geen vervolgonderzoek te worden uitgevoerd.

Mochten tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

4.2 Bodem

Toetsingskader

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij nieuwbouwplannen. Wettelijk is bepaald dat een vergunningplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein dat er schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Indien een bodemonderzoek uitwijst dat er in de bodem wezenlijke verontreinigingen aanwezig zijn, dienen deze gesaneerd te worden voordat het gebied daadwerkelijk in ontwikkeling kan worden genomen. Voor de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan is het dus van belang om inzicht te hebben in de bodemkwaliteit van het plangebied.

Toetsing

Op 30 juni 2021 is het verkennend bodem- en asbestonderzoek in bodem en puin uitgevoerd (Econsultancy, 30 juni 2021, 15256.001). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 5.

Verkennend bodemonderzoek NEN 5740

De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met minerale olie, lood en/of PAK. De ondergrond is analytisch niet verontreinigd. Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met barium. Deze verontreiniging is hoogstwaarschijnlijk te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van zware metalen in het grondwater.

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als 'verdacht' dient te worden beschouwd, wordt op basis van de onderzoeksresultaten bevestigd. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er echter géén reden voor nader onderzoek. Met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem zijn er géén belemmeringen voor de voorgenomen sloop en nieuwbouw op de onderzoekslocatie.

Verkennend onderzoek asbest in bodem/puin NEN 5707

Er zijn op het maaiveld geen asbestverdachte materialen aangetroffen.

In de bodem zijn zintuigelijk in de fractie > 20 mm geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Analytisch is in de fractie < 20 mm geen noemenswaardig gehalte aan asbest aangetoond.

Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek naar asbest in bodem/puin. In geval van grondwerkzaamheden op de locatie behoeven er ten aanzien van asbest geen specifieke maatregelen te worden getroffen.

Conclusie

De bodemkwaliteit is geschikt voor de beoogde ontwikkeling.

4.3 Waterhuishoudkundige aspecten

Toetsingskader

In ruimtelijke plannen dient aandacht besteed te worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk. De integratie van water in ruimtelijke plannen vindt plaats via de zogenaamde watertoets. Concreet betekent de watertoets, dat een plan een zogenaamde waterparagraaf dient te bevatten, die keuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschrijft. Daarin dient een wateradvies van de waterbeheerder te worden meegenomen. De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 lid 1, sub b Bro.

Beleid provincie Noord-Brabant

Vigerend is het Provinciale Milieu- en Waterplan 2016 – 2021 (PMWP) van 18 december 2015. Het PMWP is de structuurvisie voor o.a. het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Het plan bevat de verplichte onderdelen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water. Behalve dat het PMWP de uitgangspunten aangeeft voor het waterbeleid van waterschappen en gemeenten, toetst de provincie aan de hand van dit plan ook of de plannen van de waterschappen passen in het provinciale beleid. Als algemene uitgangspunten zijn onder andere te noemen de scheiding van relatief schone en vuile waterstromen en het benutten van mogelijkheden voor infiltratie en/of conservering van hemelwater.

Beleid waterschap Brabantse Delta

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer – waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen, zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021. Dit plan is tot stand gekomen in overleg met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema’s gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Daarnaast heeft het waterschap waar nodig toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema’s/speerpunten uit het waterbeheersplan. Ook heeft het waterschap een eigen verordening; de Keur en de Legger.

De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die gevolgen hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen vallen de werkzaamheden onder een Algemene regel. Dan kan er onder voorwaarden sprake zijn van vrijstelling van de vergunningsplicht. De Keur en de Algemene regels zijn te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij de uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'Hydrologische uitgangspunten bij Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen, 2015'. Het lozen van hemelwater op oppervlaktewater, door toename van verhard oppervlak, is in beginsel watervergunningplichtig op basis van de Keur. Bij het voldoen aan de criteria van de Algemene regels, wordt vrijstelling verleend van de vergunningplicht. Dit houdt onder andere in dat bij een toename van verhard oppervlak tot maximaal 500 m² vrijstelling wordt verleend van de vergunningplicht voor het afvoeren van hemelwater naar oppervlaktewater.

De waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel hebben in de Noord-Brabantse Waterschapsbond (NBWB) besloten om de keuren te uniformeren en tegelijkertijd te dereguleren. Hierbij is aangehaakt bij het landelijke uniformeringsproces van de Unie van Waterschappen. Er is conform het nieuwe landelijke model een sterk gedereguleerde keur opgesteld, met bijbehorende algemene regels en beleidsregels. Deze zijn voor de drie waterschappen gelijkluidend. De nieuwe uniforme keuren zijn gezamenlijk in werking getreden op 1 maart 2015. In de nieuwe keur is opgenomen dat het in beginsel verboden is om zonder vergunning neerslag door toename van verhard oppervlak of door afkoppelen van bestaand oppervlak, tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen. Dit verbod is van toepassing tenzij:

  • het afkoppelen van verhard oppervlak maximaal 10.000 m² is, of;
  • de toename van verhard oppervlak maximaal 500 m² is, of;
  • de toename van verhard oppervlak bestaat uit een groen dak;
  • de toename van verhard oppervlak tussen 500 m² en 10.000 m² is en compenserende maatregelen zijn getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, in de vorm van een voorziening met een minimale retentiecapaciteit conform de rekenregel:

'benodigde retentiecapaciteit (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06'

Daarbij dient de voorziening te voldoen aan de volgende voorschriften:

  • de bodem van de voorziening dient boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te liggen;
  • de afvoer uit de voorziening vindt plaats via een functionele bodempassage naar het grondwater en/of via een functionele afvoerconstructie naar het oppervlaktewater. Indien een afvoerconstructie wordt toegepast, dient deze een diameter van 4 cm te hebben;
  • daarnaast moet er altijd een overloopconstructie zijn, om uitspoeling naar de sloot te voorkomen.

Toetsing

Uit de kaarten behorende bij de Keur waterschap Brabantse Delta 2015 volgt dat het plangebied niet is gelegen binnen de beschermde gebieden. Het plangebied is alleen onderdeel van het grondwaterdeelgebied 'westelijke zandgronden'. Er is derhalve geen specifiek beschermingsregime uit de Keur van toepassing. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig dat beschermd is op basis van de Keur. Het plangebied ligt ook niet binnen de keurzone van een waterkering. In figuur 4.1 is een uitsnede te zien van het plangebied in relatie tot de informatie die beschikbaar is via de Watertoets Viewer van het waterschap Brabantse Delta.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0023.png"

Figuur 4.1 Uitsnede Watertoets Viewer met het plangebied rood omkaderd (Bron: waterschap Brabantse Delta)

Het plangebied heeft een oppervlakte van 13.167 m2. De totale verharding bedraagt in de huidige situatie 11.432 m2. In de toekomstige situatie bedraagt de verharding 7.543 m2. Een overzicht van alle oppervlaktes is te vinden in tabel 4.1.

Tabel 4.1 Overzicht huidige en toekomstige oppervlaktes

Locatie   Oppervlak huidig   Oppervlak nieuw  
Dakoppervlak gebouwen   5.889 m2   3.661 m2 (waarvan 372 m2 parkeerdek)  
Verharding bestrating + parkeren   5.543 m2   3.882 m2  
Halfverharding bestrating + parkeren   0 m2
 
0 m2
 
Tuinen/balkon   0 m2   487 m2
 
Groen   1.735 m2   5.137 m2 (waarvan 4.630 m2 als park en 507 m2 als rest openbaar groen)  
Water   0 m2   0 m2  
Totaal plangebied   13.167 m2   13.167 m2  

Het verhard oppervlak neemt af met 3.889 m2. De berekende oppervlaktes zijn opgenomen in bijlage 6. Hierdoor is het aanbrengen van een waterberging niet noodzakelijk.

Het plangebied heeft een oppervlakte van 13.167 m2. De totale verharding bedraagt in de huidige situatie 11.432 m2 (5.543 m2 bestrating en 5.889 m2 dakoppervlak). In de toekomstige situatie bedraagt de verharding 7.543 m2 (3.289 m2 bebouwing, 372 m2 parkeerdek en 3.882 m2 verharding). Het onverhard oppervlak is in de huidige situatie 1.735 m2 en in de toekomstige situatie bedraagt het onverhard oppervlak 5.624 m2 (4.630 m2 park, 507 m2 rest openbaar groen en 487 m2 tuinen/balkon). Omdat het verhard oppervlak afneemt, zijn compenserende maatregelen niet nodig. De getallen zijn te herleiden uit bijlage 6.

Conform het beleid van het waterschap wordt bij de ontwikkelende partij aandacht gevraagd voor het gebruik van milieuvriendelijke materialen en het achterwege laten van uitlogende materialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC. Dit kan echter niet afgedwongen worden. De toe te passen bouwmaterialen moeten namelijk getoetst worden aan het Bouwbesluit. Dit is een landelijke regeling. De wetgever biedt geen mogelijkheden om vanwege de mogelijke uitloging van materialen, aanvullende eisen te stellen ter bescherming van bijvoorbeeld het milieu.

Conclusie

Vanuit de eisen van het waterschap is watercompensatie in het kader van de voorgenomen ontwikkeling niet noodzakelijk. Het plan is voorgelegd aan het waterschap en op 27 oktober 2022 heeft het waterschap een positief wateradvies uitgebracht. Het wateradvies is opgenomen in bijlage 7.

4.4 Flora en fauna

Toetsingskader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Op grond van deze wet zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Daarnaast regelt de Wet natuurbescherming ook de bescherming van planten- en dierensoorten. In deze wet zijn de EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Nationaal beschermde soorten vallen ook onder deze wet. De doelstelling is bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing verboden zijn. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen vooraf de effecten op Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Brabant beoordeeld te worden. Ook dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten.

Bij de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantsoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Noord-Brabant uitgewerkt in het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

De gemeente beschikt over een generieke ontheffing krachtens artikel 3.3, eerste lid, en 3.8, eerste lid , van de Wet natuurbescherming voor veel voorkomende werkzaamheden aan woningen binnen de bebouwde kom. Een van de voorwaarden is dat nieuwbouw natuurinclusief wordt gerealiseerd. Dit betekent het aanbrengen van verblijf- en nestplaatsen voor vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Brabant

In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wild zwijn en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied (zie figuur 4.2). Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn 'Hollands Diep' op circa 15 kilometer ten noorden van het plangebied en 'Ulvenhoutse Bos' op circa 12 kilometer ten oosten van het plangebied. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. De gevolgen voor verzuring en vermesting zijn niet op voorhand uit te sluiten. Daarom is onderzoek uitgevoerd naar de stikstofdepositie, voor zowel de aanleg- als gebruiksfase.

Om de eventuele toename van stikstofdepositie op de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden te bepalen is met het programma AERIUS Calculator een berekening voor de aanleg- en gebruiksfase uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. De memo's en berekeningen zijn opgenomen in de bijlage 8, 9, 10 en 11.

Uit de rekenresultaten blijkt dat voor zowel de aanleg- als gebruiksfase geen sprake is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jaar op het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied. Derhalve is in het kader van de Wet natuurbescherming geen vergunning noodzakelijk. De stikstofdepositie vormt geen probleem voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0024.png"

Figuur 4.2 Ligging van de projectlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebieden

Natuurnetwerk Brabant

Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Brabant (NNB) (zie figuur 4.3). De dichtstbijzijnde gebieden zijn gelegen op ongeveer 2.000 meter afstand. Dit zijn de natuurgebieden N16.04 Vochtig bos met productie en N16.03 Droog bos met productie. De geplande activiteit ligt op voldoende afstand van deze gebieden en heeft geen negatief effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0025.png"

Figuur 4.3 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natuurnetwerk Brabant (Bron: Provincie Brabant)

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0026.png"

Figuur 4.4 Legenda Natuurnetwerk Brabant (Bron: Provincie Noord-Brabant)

Soortenbescherming

Voor de ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Ecodat, 25 maart 2020, 2020_130166-01_01) . Het onderzoek is opgenomen in bijlage 12. De conclusies van deze quickscan worden hierna kort weergegeven.

Quickscan

Op basis van het uitgevoerde onderzoek is geconcludeerd dat er mogelijkerwijs negatieve effecten op essentiële gebruiksfuncties van het leefgebied van beschermde flora en/of fauna door de geplande werkzaamheden aan de orde zijn. Er is een mogelijkheid dat zich in het bestaande complex gebouwbewonende vleermuizen bevinden en dat er vleermuizen foerageren in het plangebied. De functionaliteit van het plangebied kan worden aangetast bij doorgang van werkzaamheden. Derhalve is een vervolgonderzoek naar de functionaliteit van het plangebied voor vleermuizen noodzakelijk. Voor alle overige genoemde beschermde soorten geldt dat er geen geschikt biotoop aanwezig is. Ook soorten die niet uit het NDFF (Nationale Databank Flora en Fauna) of soortenatlassen voorkomen worden hier, door gebrek aan geschikt biotoop, niet verwacht.

De algemene zorgplicht, als beschreven in de Wet natuurbescherming, Wnb art 1.11, dient te allen tijde in acht genomen te worden. Of het nu wel of niet om beschermde soorten gaat en of er nu wel of geen ontheffing nodig is of vrijstelling geldt. De zorgplicht houdt in dat eenieder die kan vermoeden dat er een negatief effect op soorten (en individuen) is, maatregelen neemt om deze effecten te voorkomen of te minimaliseren.

Vervolgonderzoek

Naar aanleiding van de conclusies van de quickscan is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de functionaliteit van het plangebied voor vleermuizen (Ecodat, 30-09-2020, 2020_130166-02_02). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 13. De conclusies van dit aanvullende onderzoek worden hierna kort weergegeven:

  • Het plangebied fungeert als marginaal foerageergebied voor gewone en ruige dwergvleermuizen en laatvlieger. Gelet op dit kleine aantal foeragerende dieren en het ruime aanbod aan vergelijkbaar foerageergebied in de omvang is het plangebied geen essentieel foerageergebied.
  • Gedurende het onderzoek werden naast het plangebied enkele vliegroutes waargenomen. De ingreep zal geen invloed hebben op de vliegroutes en/of hun (lijnvormige) elementen.
  • Er zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen.

Effecten

Bij de ingreep zijn geen negatieve effecten te verwachten die schade zouden kunnen toebrengen aan beschermde en onderzochte soorten, hun verblijven of hun staat van instandhouding. De nieuwbouw zal natuurinclusief worden gerealiseerd door het aanbrengen van nest- en verblijfplaatsen voor vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen. Hiermee wordt gehandeld overeenkomstig de generieke ontheffing.

Conclusie

Gebiedsbescherming

De beoogde ontwikkeling leidt niet tot directe effecten op Natura 2000-gebieden. Er is daarnaast sprake van een stikstofdepositie van 0,00 mol/ha/jr. op het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuur Netwerk Brabant.

Soortenbescherming

Uit de resultaten van de uitgevoerde quickscan flora en fauna en het vervolgonderzoek is naar voren gekomen dat voor alle beschermde soorten (met uitzondering van de vleermuis) geldt dat er geen geschikt biotoop aanwezig is. Ook soorten die niet uit het NDFF of soortenatlassen voorkomen worden hier, door gebrek aan geschikt biotoop, niet verwacht. Het plangebied bleek na inspectie geschikt te zijn als leefomgeving voor gebouwbewonende vleermuizen. De resultaten van het aanvullend onderzoek geven aan dat bij de ingreep ten behoeve van de ontwikkeling geen negatieve effecten te verwachten zijn die schade zouden kunnen toebrengen aan beschermde en onderzochte soorten vleermuizen, hun verblijven of hun staat van instandhouding. De algemene zorgplicht blijft van kracht.

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient er een goede ruimtelijke scheiding te zijn tussen milieugevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningbouw) en milieubelastende activiteiten. Uitgangspunt daarbij is dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Afstemming van bestaande en nieuwe functies dient te gebeuren door voldoende afstand in acht te houden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de VNG-uitgave: Bedrijven en milieuzonering 2009. Hierin wordt een handreiking gegeven voor een goede ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende bestemmingen. Er worden richtafstanden gegeven voor de aan te houden afstanden tussen dergelijke bestemmingen.

De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen.

Toetsing

In de beoogde situatie worden 95 woningen gerealiseerd. Hiermee worden milieugevoelige functies opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden, zoals vermeld in de VNG-brochure. In de omgeving van het plangebied zijn maatschappelijke functies, horecavoorzieningen, woningen, detailhandel en bedrijven (nutsvoorziening) gevestigd. Hierdoor kan de omgeving van het plangebied getypeerd worden als 'gemengd gebied'.

Ten noordoosten van het plangebied bevindt zich een nutsvoorziening. Deze voorziening ligt buiten het plangebied. Volgens de VNG-brochure valt deze voorziening onder milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. De afstand van de beoogde woningen tot aan de nutsvoorziening is groter. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan. Ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich een horecabestemming. Volgens de VNG-brochure vallen restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. in milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Ook hier wordt aan de richtafstand voldaan.

Conclusie

Als gevolg van de beoogde ontwikkeling worden geen bedrijven belemmerd en ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de beoogde woningen. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.

4.6 Geluidhinder

Toetsingskader

Ingevolge artikel 74 Wet geluidhinder zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt en woonerven. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen waaronder woningen. Echter dit geldt alleen indien het bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk maakt. Dit geldt eveneens indien het bestemmingsplan de aanleg van een nieuwe gezoneerde weg mogelijk maakt.

Toetsing en conclusie

Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidzone (Wgh) van de Anna van Berchemlaan. Om deze reden is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai. Verder is in het kader van een goede ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie een beschouwing gegeven van de niet gezoneerde Oranjelaan.

Op 14 april 2022 is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd (Rho adviseurs, 14-04-2022, 20210150) . Het onderzoek is opgenomen in bijlage 14. Het volgende is geconcludeerd:

Resultaten

Uit het onderzoek blijkt dat:

  • de geluidbelasting ten gevolge van de gezoneerde Anna van Berchemlaan ten hoogste Lden = 57 dB is en daarmee hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB en dat de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet wordt overschreden;
  • de geluidbelasting ten gevolge van de niet gezoneerde Oranjelaan ten hoogste Lden = 52 dB is en daarmee hoger is dan de richtwaarde van Lden = 48 dB en dat de maximale waarde van 63 dB niet wordt overschreden;
  • maatregelen om de geluidbelasting terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn of op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke en financiële aard stuiten;
  • er kan worden voldaan aan het geluidbeleid mits met gebouwgebonden maatregelen aan de balkons een geluidluwe gevel en buitenruimte wordt gecreëerd voor de appartementen waarvoor een hogere waarde nodig is. Definitieve toetsing aan het geluidbeleid is in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning Bouwen nog nodig. Borging hiervan dient in het bestemmingsplan plaats te vinden of in het besluit hogere grenswaarden;
  • het laten vaststellen van hogere waarden nodig is.

Hogere waarden

Ten gevolge van het wegverkeer op de Anna van Berchemlaan is het vaststellen van een hogere grenswaarde van maximaal 57 dB noodzakelijk. Het besluit hogere waarden Wet geluidhinder is op 14 februari 2023 genomen door het college van burgemeester en wethouders. Dit besluit is opgenomen in bijlage 24.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate bijdragen' (het besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM.

Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2. weergegeven.

Tabel 4.2. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2))   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
Fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)

In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.

Toetsing en conclusie

Het plan voorziet in de realisatie van 95 woningen. Deze ontwikkeling valt binnen een vaste categorie (1.500 woningen aan een ontsluitingsweg) waarvan op voorhand al bekend is dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' zijn. Het plan is daardoor vrijgesteld van verdere toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan hoe het met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is gesteld. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde voor luchtkwaliteit relevante weg is de Anna van Berchemlaan (zie figuur 4.5). Hieruit blijkt dat zowel in 2020 als in 2030 voldaan wordt aan de geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.3.

Aangezien direct langs de Anna van Berchemlaan aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg af ligt. Vanwege de transitie naar elektrische voertuigen zal de luchtkwaliteit nabij wegen verbeteren.

Tabel 4.3 Toetsing aan grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   grenswaarde   maximale waarden in jaar 2020   maximale waarden in jaar 2030  
stikstofdioxide (NO2)   40 µg/m³   20,8 µg/m³   14,2 µg/m³  
fijn stof (PM10)   40 µg/m³   18,8 µg/m³   16,2 µg/m³  
  max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   6,7 µg/m³   6,0 µg/m³  
Fijn stof (PM2,5)   25 µg/m³   11,5 µg/m³   9,1 µg/m³  

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0027.png"

Figuur 4.5 Luchtkwaliteit (bron: NSL-monitoringstool).

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt voor het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkte kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg, Basisnet Spoor en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het plasbrandaandachtsgebied is een gebied als bedoeld in het Besluit transportroutes externe veiligheid. Dit is een gebied van 30 m parallel aan weerszijden van bepaalde transportroutes waarover grote hoeveelheden zeer brandbare vloeistoffen worden vervoerd. Het Besluit externe veiligheid transportroutes stelt beperkingen aan het in planologische zin toelaten van nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen deze zones en gebieden. Bij het bouwen van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten in plasbrandaandachtsgebieden moet in het bijzonder rekening gehouden worden met de effecten van een plasbrand die veroorzaakt kan worden door lekkage van een brandbare vloeistof. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 meter binnen de transportroute.

Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.0777.0169AVBERCHEMLAAN2-3001_0028.png"

Figuur 4.6 Uitsnede risicokaart met het plangebied rood omlijnd (Bron: risicokaart.nl)

Volgens de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn er geen risicovolle inrichtingen met een externe werking in de nabijheid van het plangebied. Ook vindt er in de omgeving geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via de weg, het water of door buisleidingen.

Ten noorden van het plangebied bevindt zich het spoortraject Roosendaal - Breda waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied van het spoor wordt bepaald door de stofcategorie D4 en bedraagt meer dan 4 kilometer. Met een afstand van circa 414 meter bevindt het plangebied zich in het invloedsgebied. Omdat de beoogde ontwikkeling op meer dan 200 meter afstand van het spoortraject ligt, hoeven volgens het BEVT in principe geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik ter plaatse van het plangebied. Desalniettemin is vanwege de ligging binnen het invloedsgebied een beknopte verantwoording noodzakelijk.

Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Anna van Berchemlaan en de Oranjelaan. Deze wegen sluiten aan op het overige wegennetwerk van Etten-Leur. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zullen woningen gerealiseerd worden. De aanwezigen zullen daarom hoofdzakelijk zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de verminderd zelfredzame kinderen en ouderen kunnen begeleiden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over het spoor geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het landelijke waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoortraject Roosendaal - Breda waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende kunnen worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Duurzaam bouwen

Toetsingskader

De gemeente Etten-Leur hecht belang aan een duurzame ontwikkeling. Samen met gemeenten in de regio, een aantal marktpartijen en woningcorporaties heeft zij in 2014 het 'Convenant duurzaam bouwen West-Brabant' ondertekend. Daarbij wordt GPR (een methode om de duurzaamheid van een gebouw of woning inzichtelijk te maken) ingezet als instrument om de duurzaamheid van gebouwen te kunnen meten. Etten-Leur heeft daarnaast in 2021 de 'RES 1.0 West-Brabant', de 'Transitievisie Warmte Etten-Leur' en de 'Visie op opwek duurzame energie' vastgesteld. De rijksoverheid stelt dat Nederland in 2050 klimaatneutraal moet zijn. Nieuwe woningen mogen daarom niet meer op het aardgasnet worden aangesloten en moeten aan wettelijke eisen voldoen op het gebied van woningisolatie en het opwekken van duurzame energie.

Toetsing en conclusie

Voor alle nieuwbouw geldt dat aanvragen omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan de BENG-eisen (Bijna Energieneutrale Gebouwen). Maatregelen waar aan gedacht kan worden zijn zonnepanelen, triple glas, zonwerend glas en verhoogde isolatiewaarden. Per 1 juli 2018 is het daarnaast verplicht aardgasloos te bouwen. De beoogde appartementen en woningen voldoen aan BENG en worden zonder gasaansluiting gebouwd.

4.10 Besluit milieueffectrapportage

Toetsingskader

In een m.e.r.- beoordeling wordt getoetst of een m.e.r. procedure doorlopen moet worden. De wettelijke regeling voor de m.e.r.-beoordeling gaat uit van het principe 'nee, tenzij'. Dat wil zeggen, een volwaardige m.e.r.-procedure is alleen noodzakelijk als sprake is van 'belangrijke nadelige gevolgen' die het betreffende project voor het milieu kan hebben. Daarbij moet het bevoegd gezag rekening houden met de omstandigheden zoals aangegeven in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling, te weten:

  • de plaats van het project;
  • de omvang van het project;
  • de kenmerken van de potentiële milieueffecten (in samenhang met de eerste twee criteria).

Het bevoegd gezag dient een m.e.r-beoordelingsbeslissing te nemen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de omvang van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.

Toetsing en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer betreft. De beoogde ontwikkeling betreft 95 wooneenheden en blijft ruim onder de drempelwaarden. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. Hiervoor is een aanmeldnotitie 'vormvrije m.e.r.' (Rho Adviseurs, 15 maart 2022 20210152_0002) opgesteld, deze is opgenomen in bijlage 15.

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 19 april 2022 besloten dat geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld. Dit besluit is opgenomen in bijlage 16.

Hoofdstuk 5 Beschrijving van het plan

5.1 Planvorm

Dit bestemmingsplan bevat het planologisch-juridisch instrumentarium voor de ontwikkeling van de locatie Anna van Berchemlaan 2 - 4. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om maximaal 95 woningen met bijbehorend openbaar gebied te realiseren. De planopzet kent een beperkt aantal bestemmingen en een gedetailleerde planverbeelding. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard voor Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012.

Het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de planverbeelding met planregels. Bij ieder plan hoort een toelichting. Deze heeft als zodanig geen rechtskracht. De planregels zijn opgebouwd uit inleidende regels (hoofdstuk 1), bestemmingsregels (hoofdstuk 2), algemene regels (hoofdstuk 3) en overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).

5.2 Toelichting op de bestemmingen

5.2.1 Algemeen

Alvorens per artikel een toelichting wordt gegeven, is het van belang om in te gaan op de regeling voor aan-huis-gebonden beroepen en de regeling om huisvesting voor mantelzorg mogelijk te maken.

Aan-huis-gebonden-beroep

Bij beide woonbestemmingen is bepaald dat het gebruik van een deel van de woning inclusief de aan- of uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen of een vrijstaande praktijkruimte voor een aan-huis-gebonden beroep onder voorwaarden niet strijdig is met de woonbestemming. Gezien de technologische en maatschappelijke ontwikkelingen zal dit gebruik in de toekomst alleen maar toenemen. In bijlage 2 bij deze toelichting is uiteengezet welke beroepen/bedrijven passend zijn in een woonomgeving. Hiermee worden eventuele onduidelijkheden voorkomen.

Mantelzorg

Bij de bestemming 'Wonen-Aaneengesloten' (en niet bij de bestemming 'Wonen - Gestapeld') zijn regels opgenomen om huisvesting voor mantelzorg mogelijk te maken. Dit kan rechtstreeks via inwoning of met een afwijking van de planregels voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit of voor het geschikt maken van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte.

Parkeren

Bij de beide woonbestemmingen (Wonen-Aaneengesloten en Wonen-Gestapeld) is bepaald dat bij de aanvraag omgevingsvergunning aangetoond moet worden dat binnen het totale plangebied van het bestemmingsplan ruimte beschikbaar is voor de realisatie van voldoende parkeerplaatsen. Voor het parkeren is tevens met een specifieke gebruiksregel vastgelegd dat parkeerplaatsen op eigen terrein in stand gehouden moeten worden.

5.2.2 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)

In dit artikel wordt aangegeven hoe de in de regels gehanteerde maten gemeten moeten worden.

5.2.3 Bestemmingsregels

Groen (artikel 3)

Belangrijke openbare groenelementen in het plangebied zijn bestemd voor 'Groen'. Deze groenvoorzieningen kunnen gebruikt worden voor bijvoorbeeld openbare groenvoorzieningen, voet- en fietspaden en perceelsontsluitingen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming 'Groen'. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen maken eveneens deel uit van deze bestemming. Er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van openbaar nut (nutsvoorzieningen), een half verdiepte parkeergarage en ontsluiting van een half verdiepte parkeergarage worden gebouwd. Daarnaast mogen tuinen en/of terrassen direct aansluitend op de bouwvlakken met de bestemming 'Wonen-Gestapeld' worden aangelegd, met een maximale diepte van 3,5 meter. (Ondergrondse) retentievoorzieningen maken eveneens deel uit van deze bestemming.

Tuin (artikel 4)

Deze bestemming geldt voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen. Het deel van de tuin dat is gelegen vóór de woning (hoofdgebouw) mag niet gebruikt worden voor parkeren.

Verkeer - Verblijf (artikel 5)

De openbare ruimte buiten de belangrijke groenelementen is bestemd voor 'Verkeer - Verblijf'. Deze gronden zijn bedoeld voor wegen met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie en parkeervoorzieningen. Binnen de bestemming zijn naast de verkeersfuncties ook andere voorzieningen toegestaan. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld openbare groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, taluds, straatmeubilair, speelvoorzieningen en kunstobjecten. De bouwregels bieden onder voorwaarden de mogelijkheid om gebouwen en overkappingen ten behoeve van voorzieningen voor het openbaar nut (nutsvoorzieningen) en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, te realiseren.

Wonen - Aaneengesloten (artikel 6) 

De beoogde grondgebonden woningen in het plangebied hebben de bestemming 'Wonen - Aaneengesloten' gekregen. Op de verbeelding is gekozen voor een ruim bouwvlak ten behoeve van de gewenste flexibiliteit. Binnen dit bouwvlak moeten de woningen opgericht worden. Op de verbeelding is tevens de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte aangegeven. Er zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de realisering van een praktijkruimte en/of het bieden van mantelzorg in een tijdelijke woonunit of vrijstaand bijgebouw. De voorwaarden waaronder gebruik gemaakt kan worden van deze afwijkingsmogelijkheden zijn in de planregels opgenomen.

Wonen - Gestapeld (artikel 7)  

De beoogde appartementen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Wonen - Gestapeld' gekregen. Op de verbeelding is door middel van een bouwvlak de plaats van het hoofdgebouw geregeld. Tevens bevat de verbeelding aanduidingen over de maximale toegestane bouwhoogte. Ook is in de regels vastgelegd dat de bovenste bouwlaag van de twee gebouwen aan de Anna van Berchemlaan terug moet liggen ten opzichte van de bouwlagen daar onder. In de planregels is ook het minimum aantal en de instandhoudingstermijn van middeldure huurwoningen geborgd. Het artikel heeft tevens een eigen parkeerregeling.

5.2.4 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 8)

Het is een wettelijke verplichting om dit artikel in het bestemmingsplan op te nemen. Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze regels is dat wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels (artikel 9)  

In dit artikel zijn regels opgenomen voor ondergronds bouwen.

Algemene gebruiksregels (artikel 10) 

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken in strijd met de bestemming.

Algemene afwijkingsregels (artikel 11)  

In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen om in geringe mate af te wijken van de maatvoeringen en bestemmings- en/of bouwgrenzen.

Algemene wijzigingsregels (artikel 12)

In dit artikel zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het onder voorwaarden verschuiven en/of overschrijden van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen of bouwvlakken.

5.2.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 13)  

Het is een wettelijke verplichting om dit artikel in het bestemmingsplan op te nemen. In lid 1 zijn de overgangsregels ten aanzien van het bouwen opgenomen. Bouwwerken, die op het moment dat het plan inwerking is getreden, bestaan of (kunnen) worden gebouwd op grond van een verleende omgevingsvergunning en die afwijken van het bestemmingsplan mogen gedeeltelijk worden veranderd of vernieuwd mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot. Is het bouwwerk verloren gegaan door een calamiteit dan mag het bouwwerk volledig worden vernieuwd of veranderd mits de aanvraag om omgevingsvergunning binnen 2 jaar na de calamiteit wordt ingediend. Lid 2 betreft het overgangsrecht voor het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het moment dat dit plan inwerking is getreden. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor niet wordt vergroot. Het overgangsrecht geldt niet voor bouwwerken die zonder omgevingsvergunning zijn gebouwd in strijd met het toen geldend plan en voor illegaal gebruik van bouwwerken en gronden.

Slotregel (artikel 14)

Deze regel verwijst naar de naam van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen die zijn doorlopen voor het zekerstellen van de economische uitvoerbaarheid van het project. Indien een bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente, moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Ook wordt ingegaan op de grondexploitatie en het verplichte kostenverhaal.

6.2 Toepassing afdeling 6.4 Wro (grondexploitatie)

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling daarvan is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of een omgevingsvergunning met afwijking. Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is. Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is.

De gemeente en initiatiefnemer hebben voor deze ontwikkeling een koopovereenkomst afgesloten waarin onder meer het kostenverhaal en de aanleg van het toekomstig openbaar gebied is geregeld. Een exploitatieplan is om deze reden niet nodig.

6.3 Financiële haalbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de financiële haalbaarheid van het plan. Doorgaans is relevant de vraag of er gemeentelijke kosten zijn en hoe deze verhaald worden. Deze vraag omhelst tevens eventuele planschade.

In de afgesloten koopovereenkomst zijn naast afspraken over kostenverhaal ook afspraken gemaakt over planschade. Voor de aankoop, planontwikkeling en uitvoering zijn door de initiatiefnemer voldoende middelen gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is hiermee voldoende gegarandeerd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke toetsing en overleg

7.1 Informatie en participatie

In de Raad Debatteert van 30 november 2020 is uitgebreid gesproken over kaderstelling van de herontwikkeling aan de Anna van Berchemlaan 2 - 4 (terrein Nieuwe Nobelaer). Zie ook bijlage 17. De gemeente is eigenaar van de grond en heeft een intentie overeenkomst gesloten met Aannemersbedrijf Van Agtmaal om dit gebied opnieuw in te richten. Op verzoek van de Raad zijn de volgende uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling opgenomen:

Er dient sprake te zijn van een door de directe omgeving gedragen programma, waarbij op vooraf benoemde momenten in het ontwikkelingsproces een zorgvuldige communicatie en afstemming met belanghebbenden plaats vindt.

  • Er wordt een communicatieplan in de vorm van een 'routekaart' opgesteld, waarin per fase wordt benoemd hoe en op welke momenten de belanghebbenden worden betrokken bij de planvorming.
  • De uitkomsten van overleg met belanghebbenden worden schriftelijk vastgelegd door de gemeente en daarover worden belanghebbenden in kennis gesteld.
  • In het huidige pand van de Nieuwe Nobelaer wordt een ruimte ingericht waarbij belangstellenden kennis kunnen nemen van de stand van zaken omtrent de planvorming. Ook worden daarbij belangstellenden uitgenodigd om hun reactie op de plannen te delen met de projectgroep.
  • Er wordt uit de groep omwonenden een klankbordgroep geformeerd, die bij belangrijke stappen in het ontwikkelproces van het plan wordt geconsulteerd. Het gaat om de omwonenden uit Hof van Ballaert, Bredaseweg (hoek Anna van Berchemlaan), Van den Elsenstraat, Oranjelaan en Anna van Berchemlaan.

Klankbordgroep

Aannemersbedrijf Van Agtmaal heeft op meerdere momenten bijeenkomsten gehouden voor de geformeerde klankbordgroep, bestaande uit omwonenden en de wijkomgeving. Een en ander conform de wens van de gemeenteraad. Tijdens deze bijeenkomsten zijn varianten voor de stedenbouwkundige invulling op het plangebied gepresenteerd. De input van de klankbordgroep en de denkrichting van de gemeenteraad zijn hierin meegenomen.

Op vrijdag 26 februari 2021 zijn 3 varianten voor de stedenbouwkundige invulling huis aan huis verspreid bij alle omwonenden. Deze varianten zijn ook gepubliceerd op de website van de gemeente Etten-Leur en er is de mogelijkheid geboden voor een fysieke toelichting op het gemeentehuis. Op 11 maart 2021 is voor alle omwonenden een digitale toelichting gegeven op de varianten. Tot 31 maart 2021 konden alle omwonenden, inclusief de wijkvereniging, reageren op deze varianten. Uit de ingekomen reacties bleek een duidelijke voorkeur voor variant C. Deze variant is vervolgens verder uitgewerkt.

Op woensdag 19 oktober 2022 is een presentatie gehouden voor de klankbordgroep. Hierbij is een terugblik op het proces tot heden, de uitwerking van het plan, een toelichting op het bestemmingsplan en de planning gegeven.

De notulen van de bijeenkomsten met de klankbordgroep zijn opgenomen in bijlage 18, 19, 20, 21 en 22.

7.2 Vooroverleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan toegestuurd naar de vaste overlegpartners. Dit zijn voor dit plan de provincie Noord-Brabant en het waterschap Brabantse Delta. Zoals reeds in hoofdstuk 4 aangegeven heeft waterschap Brabantse Delta op 27 oktober 2022 een positief wateradvies uitgebracht. De vooroverlegreactie van het waterschap is opgenomen in bijlage 7. Op 11 maart 2022 is het plan via het invullen van het e-formulier aangemeld bij de provincie Noord-Brabant. De provincie heeft aangegeven dat het ingevulde formulier geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De vooroverlegreactie van de provincie is opgenomen in bijlage 23.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor een periode van 6 weken, van 1 december 2022 tot en met 11 januari 2023, voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon iedereen over het ontwerpbestemmingsplan een schriftelijke of mondelinge zienswijze indienen. Er is één zienswijze ingediend.

De zienswijze is samengevat en beantwoord in de nota 'Beantwoording zienswijze ontwerpbestemmingsplan 'Anna van Berchemlaan 2-4', die als bijlage 25 bij de toelichting is opgenomen.

De zienswijze heeft geleid tot één aanpassing van het bestemmingsplan. Daarnaast hebben bij de vaststelling van het bestemmingsplan een aantal ambtshalve wijzigingen plaatsgevonden. Alle aanpassing zijn opgenomen in de 'Nota van wijzigingen', die als bijlage 26 bij de toelichting is opgenomen.