direct naar inhoud van Regels
Plan: II Limbeek-Woenselse Watermolen (hoek Marconilaan-Boschdijk)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80297-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan II Limbeek-Woenselse Watermolen (hoek Marconilaan-Boschdijk), identificatienummer NL.IMRO.0772.80297-0301 van de gemeente Eindhoven;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden beroep:

een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Bijvoorbeeld gastouderopvang; detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis; of het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf. Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-maatschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.9 bestaande situatie:

bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;

bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.10 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens:

De grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke, of bij benadering gelijke, hoogte liggende vloeren of bouwlagen is begrensd;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 cafe:

horeca, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het erstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.19 cafetaria/snackbar/afhaalservice

een bedrijf gericht op het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.20 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.21 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.22 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 gevel:

de buitenmuur van een gebouw;

1.25 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.26 hoofdgebouw:

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.27 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.28 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor het bestuurlijk/ambtelijk of bedrijfsmatig uitoefenen van juridische, financiële, administratieve en naar de aard daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, zoals sociaal wetenschappelijke onderzoek of een architectenbureau;

1.29 koffie-/theehuis:

een bedrijf gericht op het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren;

1.30 lunchroom:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken;

1.31 maatschappelijke voorziening:

educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.

1.32 Nota Parkeernormen 2016

parkeernormen vastgesteld op 17 mei 2016, gepubliceerd en in werking getreden op 10 juni 2016;

1.33 overig bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.34 peil:

0.30 m boven de kruin van de weg;

1.35 restaurant:

een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken;

1.36 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.37 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.38 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;

1.39 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 442), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;

1.40 windhinderonderzoek

een onderzoek conform NEN 8100:2006.

1.41 windklimaat

het klimaat dat heerst als gevolg van wind en beoordeeld wordt aan de hand van de kwaliteitsklassen (die tevens zijn onderverdeeld voor verschillende activiteiten) uit de NEN8100:2006. Deze kwaliteitsklassen zijn opgenomen in tabel 2.1 van de rapportage CDF-windhinderonderzoek dat als Bijlage 3 behorende bij de regels is opgenomen.

1.42 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend;

1.43 woongebouw:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerks gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woongebouwen uitsluitend in de vorm van gestapelde woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. kantoren uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • c. dienstverlening uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • d. maatschappelijke voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • e. horecabedrijven genoemd in de Lijst van horeca-activiteiten (Bijlage 1) behorende tot categorie 1a, 1b, ter plaatse van de aanduiding 'horeca',

met de daarbij behorende:

  • f. wegen, straten, paden en overige verhardingen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. tuinen, dakterrassen en erven;
  • i. bovengrondse parkeervoorzieningen;
  • j. ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.1.2 Nadere detaillering bestemming
  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 230;
  • b. de brutovloeroppervlak ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer dan 50 m2 bedragen.;
  • c. kantoren, dienstverlening, horecabedrijf en maatschappelijke voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond en/of de eerste verdieping;
  • d. de brutovloeroppervlak ten behoeve van kantoren, dienstverlening, horecabedrijf en maatschappelijke voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1.600 m², waarbij de brutovloeroppervlak ten behoeve van horecabedrijf niet meer dan 300 m2 mag bedragen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak´ worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen, die ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de maximum bouwhoogte van een gebouw mag:
    • 1. binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
    • 2. buiten het bouwvlak ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag maximaal 100% bedragen;
  • d. geluidsgevoelige hoofdgebouwen mogen slechts worden gebouwd indien voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder of mag uitsluitend worden gebouwd conform het door burgemeester en wethouders van gemeente Eindhoven verleende besluit hogere waarden Wet geluidhinder met de daarbij behorende voorwaarden, zoals opgenomen in Bijlage 2;
  • e. geluidsgevoelige gebouwen waarvoor geen hogere grenswaarden zijn vastgesteld mogen uitsluitend worden gebouwd indien de betrokken gevels als dove gevels worden uitgevoerd;
  • f. de verticale diepte van ondergrondse parkeervoorzieningen mag bestaan uit maximaal 2 bouwlagen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder sub b mag de maximum bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' worden verhoogd met maximaal 3 meter uitsluitend ten behoeve van het verhogen van gevels inclusief de bijbehorende bouwkundige constructie;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder sub b mag de maximum bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' worden verhoogd met maximaal 7 meter uitsluitend ten behoeve van het verhogen van gevels inclusief de bijbehorende bouwkundige constructie;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder sub b mag de maximum bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' worden verhoogd met maximaal 10 meter uitsluitend ten behoeve van het verhogen van gevels inclusief de bijbehorende bouwkundige constructie, alsmede een bouwkundige voorziening ter markering of verfraaiing van het gebouw;
  • j. indien balkons worden gerealiseerd dienen de balkons als volgt uitgevoerd te worden:
  • 1. met toepassing van de maatregelen zoals omschreven in paragraaf 7 van Bijlage 3 behorende bij de regels; daar waar geen maatregelen zijn benoemd hoeven geen maatregelen te worden getroffen, of
  • 2. zoals in optie 3 figuur 5.5. van Bijlage 4 behorende bij de regels, of
  • 3. zodanig uitgevoerd dat een vergelijkbaar windklimaat als voorgenoemde optie 3 onder punt 2 (zijnde windklimaat kwaliteitsklasse A) op minimaal 2/3 van het balkon gegarandeerd is.

3.2.2 Voorwaardelijke verplichting

Voor gebouwen met een bouwhoogte hoger dan 30 meter geldt dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen uitsluitend mag worden verleend indien:

  • a. de maatregelen worden genomen in de vorm van technische maatregelen voor het automatisch dichtzetten van de onderdoorgang, zoals genoemd in de rapportage CDF-windhinderonderzoek dat als Bijlage 3 is opgenomen bij de regels, (opgenomen in paragraaf 5.1, waar de onderdoorgang is aangeduid als '*1' op figuur 5.1), en
  • b. ter plaatse van de smalle opening de bebouwing direct aansluitend tegen de bestaande bebouwing (gedeeltelijk) gerealiseerd wordt of een afdak of luifel gerealiseerd wordt tegen de diepte (gedeeltelijk) van de bestaande bebouwing (zoals bedoeld in paragraaf 6.2 van het in Bijlage 3 van de regels opgenomen CDF-windhinderonderzoek waarbij de locatie van de smalle opening is aangeven als '*2' op figuur 5.1);
  • c. in afwijking van het bepaalde in a andere maatregelen worden getroffen dan wel geen maatregelen worden getroffen, mits uit een windhinderonderzoek blijkt dat:
  • 1. minstens hetzelfde windklimaat vergelijkbaar met het thans bestaande windklimaat behaald wordt, of
  • 2. minimaal het windklimaat behaald wordt zoals volgt uit figuur 5.1 van de in Bijlage 3 opgenomen rapportage CDF-windhinderonderzoek.

3.2.3 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 15 m2 bedragen.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen is 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor onzelfstandige bewoning (kamerverhuur), tenzij sprake is van een bestaande situatie;
  • b. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 sub e, en tevens horecabedrijven toestaan die niet worden vermeld onder categorie 1a, 1,b, in de `Lijst van horeca-activiteiten´ doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de horecabedrijven die zijn genoemd onder categorie 1a en 1b, van voornoemde lijst.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene afwijkingsregels

5.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
  • c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is.
  • d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 50 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
  • e. de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m².

Artikel 6 Overige regels

6.1 Parkeereis
  • a. Bij de afgifte van een omgevingsvergunning wordt het aantal te realiseren parkeerplaatsen bepaald conform de Nota Parkeernormen 2016.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a, mag getoetst worden aan nieuwe dan wel gewijzigde parkeernormen, als deze in werking zijn getreden en leiden tot een lagere parkeernorm.

6.2 Afwijken van parkeereis

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 indien:

  • a. uit een parkeeronderzoek blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  • b. het voldoen aan de in lid 6.1 genoemde parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 6.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

7.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 7.1 met maximaal 10%.

7.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 7.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

7.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 7.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

7.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 7.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

7.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 7.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan “II Limbeek-Woenselse Watermolen (hoek Marconilaan-Boschdijk)”.