direct naar inhoud van 6.4 Externe veiligheid
Plan: TU-e Science Park
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80060-0501

6.4 Externe veiligheid

Het onderzoekbureau Oranjewoud heeft de ontwikkelingsplannen voor het plangebied onderzocht. In het rapport "Milieuplanologisch beschouwing effecten externe veiligheid en luchtkwaliteit Ontwikkelingsplannen TU Eindhoven" (april 2009, Oranjewoud) is een kwalitatieve beschouwing gemaakt van de externe veiligheidssituatie binnen en in de buurt van het plangebied. En aansluitend heeft Oranjewoud haar bevindingen opgenomen in het document 'Beschouwing externe veiligheidsaspecten, ontwikkelingsplannen TU Eindhoven'. (april 2010, Oranjewoud).

6.4.1 Relevante risicobronnen

Allereerst volgt een korte opsomming van de risicovolle inrichtingen en transportassen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Bij de inrichtingen zijn niet alleen de Bevi-inrichtingen beschouwd, maar conform het beleid van de gemeente Eindhoven ook de overige risicovolle inrichtingen met een risicocontour .

Relevante risicovolle inrichtingen:

  • TUE BBC: PGS 15 opslag;
  • TNO Industrie & Techniek: opslag zwaveldioxide;
  • TUE Spectrum: opslag waterstof;
  • TUE Helix: opslag waterstof;
  • TUE Studentensportcentrum: opslag chloorbleekloog;
  • LPG-tankstation Hartmans;
  • Spooremplacement.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80060-0501_0021.jpg"

Plangebied met risicovolle inrichtingen.

Relevante transportassen met vervoer van gevaarlijke stoffen:

  • Insulindelaan / Onze Lievevrouwestraat (Rondweg);
  • Spoor (Tilburg - Venlo / Roermond).
6.4.2 Invloedsgebieden

Op basis van de gegevens die voor het rapport "Milieuplanologisch beschouwing effecten externe veiligheid en luchtkwaliteit Ontwikkelingsplannen TU Eindhoven" (april 2009, Oranjewoud) zijn verzameld, is bekend dat het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van brandbare vloeistoffen, brandbare gassen en toxische stoffen.

6.4.3 Visie Externe Veiligheid

In de Visie Externe veiligheid is voor de relevante (spoor)wegen een planologisch kader opgesteld waaraan nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen. Hierin worden drie zones onderscheiden:

  • A. 0 - 100 meter: binnen 30 meter mogen geen kwetsbare objecten gerealiseerd worden en tot 100 meter zijn functies met een lage personendichtheid en/of hoge zelfredzaamheid gewenst;
  • B. 100- 200 meter: functies met een lage personendichtheid en/of hoge zelfredzaamheid zijn gewenst, deze zone herbergt minder beperkingen dan de zone 0 - 100 meter;
  • C. 200 - en verder: Geen beperkingen aan het ruimtegebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80060-0501_0022.png"

Plangebied met 200 meter zones behorend bij de Rondweg (groen) en het spoor (geel).

6.4.4 Conclusies

Hieronder worden kort de belangrijkste constateringen en aan te raden maatregelen samengevat per aspect van de verantwoordingsplicht.

Groepsrisico

  • De rekenkundige hoogte van het groepsrisico verandert niet of nauwelijks door de ontwikkelingen.

Zelfredzaamheid

  • Aanwezigheid van kinderdagverblijf met jonge kinderen die beperkt zelfredzaam zijn;
  • Vluchtwegen zijn van risicobronnen af gericht;
  • Regel voor nieuwe gebouwen afsluitbaarheid van de mechanische ventilatie;
  • Risicocommunicatie : zorg voor een goed risicocommuncatieplan voor het plangebied en zorg voor een goede WAS-dekking in het gebied;
  • Er mogen geen nieuwe functies worden ontwikkeld die speciaal bedoeld zijn voor beperkt zelfredzame personen binnen 200 meter van de transportassen .

Bestrijdbaarheid

  • Opkomsttijden voor hulpdiensten voldoen aan zorgnorm;
  • Tertiaire blus watervoorziening aanwezig;
  • Overweging om opstelplaatsen voor bluswatervoertuigen op te nemen in het bestemmingsplan, alsmede primaire en secundaire bluswatervoorzieningen.

Ruimtelijke maatregelen

  • Zijn niet noodzakelijk met uitzondering van uitsluiting vestiging extra kwetsbare objecten (zie kopje zelfredzaamheid)