direct naar inhoud van 4.2 Provinciaal beleid
Plan: TU-e Science Park
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80060-0501

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Interimstructuurvisie

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening is per 1 juli 2008 de Interimstructuurvisie Noord-Brabant 'Brabant in ontwikkeling' in werking getreden. De Interimstructuurvisie, vastgesteld door Provinciale Staten, geeft een overzicht van de ruimtelijke belangen en doelen van de provincie Noord-Brabant en de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid. Het provinciaal ruimtelijk beleid wordt op termijn opgenomen in een overkoepelende Structuurvisie RO, waarvan op dit moment een ontwerp in procedure is gebracht. Het beleid zoals opgenomen in de Interimstructuurvisie wordt voor een belangrijk deel overgenomen in de nieuwe Structuurvisie RO.

De Interimstructuurvisie komt inhoudelijk grotendeels overeen met de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant, zoals uiteengezet in het Streekplan Noord-Brabant 2002 'Brabant in balans'. Actualiseringen van beleid zijn meegenomen. Zorgvuldig ruimtegebruik is het voornaamste streven. Dit moet worden gerealiseerd door in te zetten op een concentratie van verstedelijking, waarbij het merendeel van de nieuwe woningen en bedrijventerreinen in de stedelijke regio's terechtkomt. In landelijke regio's is ruimte voor de opvang van de lokale vraag. Zuinig ruimtegebruik in de vorm van inbreiden, herstructureren en intensiveren heeft de voorkeur boven uitbreiding, om zo het ruimtebeslag te beperken.

Het hoofdbelang, zorgvuldig ruimtegebruik, is thematisch uitgewerkt in provinciale belangen en doelen. De hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid worden uiteengezet aan de hand van de vijf leidende ruimtelijke principes:


- meer aandacht voor de onderste lagen;
- zuinig ruimtegebruik;
- concentratie van verstedelijking;
- zonering van het buitengebied;
- grensoverschrijdend denken en handelen


De hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid, inclusief de hoofdzonering van het buitengebied, zijn weergegeven op de kaart 'Ruimtelijke Hoofdstructuur'. In de uitvoeringsagenda geeft de provincie aan welke instrumenten worden ingezet om de belangen en doelen te realiseren.

4.2.2 Richtlijn Ecologische verbindingszone

Als richtlijn voor het ontwerp en de realisatie van verbindingszones is door de provincie Noord- Brabant een leidraad vastgesteld (provincie Noord-Brabant, 1996). Op basis van de leidraad worden plannen gekeurd en wordt eventueel subsidie (A2-regeling, Bijdragen Regeling Provincie, Stimuleringsfonds Herstel Watersystemen) verstrekt. Aangegeven wordt dat voor de realisatie van de EHS/GHS uitgegaan wordt van een flexibel streefbeeld. Dit vanuit het oogpunt van haalbaarheid en optimale benutting van kansen. Het streefbeeld bestaat uit een corridor van circa 10 meter breed, aangevuld met stapstenen. In de praktijk komt dit dan neer op een flexibele invulling van 1 ha per kilometer verbindingszone, exclusief de stapstenen. De stapstenen, met een grootte van 0,2 à 0,4 ha, zouden elke 300 à 400 meter aanwezig moeten zijn. Inclusief de stap-stenen komt men dan op 2 à 2,5 ha te realiseren oppervlakte per kilometer verbindingszone. (Tauw/Waterschap De Dommel, 2006).

4.2.3 Verordening Ruimte

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd hoe de bevoegdheden voor de ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen gemeenten, provincies en rijk.

Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor, anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent het uitgangspunt van bundeling van verstedelijking dat het leeuwendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de vijf stedelijke regio's. De stedelijke regio's zijn zodanig ruim aangeduid, dat zij naar huidige inzichten - met het perspectief van 20 à 25 jaar - kunnen voorzien in de ruimtebehoefte voor wonen, werken en andere verstedelijkingsopgaven.

Zo heeft de provincie Noord-Brabant regels laten opstellen waarmee de gemeente Eindhoven rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen: de provinciale planologische verordening. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.

De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij één van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De regels in de verordening gelden voor gemeenten en niet rechtstreeks voor burgers.

Ten aanzien van de stedelijke ontwikkeling heeft de provincie aangegeven waar het bestaand stedelijk gebied en de zoekgebieden voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen zoals nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen een plek mogen krijgen. Ook de ecologische hoofdstructuur (EHS) is aangegeven, en heeft tot doel om te komen tot een robuust netwerk van natuurgebieden inclusief de verbindingen daartussen.

De ecologische hoofdstructuur is aangegeven over de Dommel en een deel van het omliggende onverharde gebied. De ecologische hoofdstructuur valt niet binnen het bestaande stedelijke gebied, maar wel binnen de zone die dient als zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling.

4.2.4 Ontwerp Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op dit moment is de Interimstructuurvisie (2008) van kracht. Tegelijkertijd werkt de provincie aan een nieuwe structuurvisie. Deze wordt in het najaar 2010 vastgesteld.

De provincie Noord-Brabant zet zich in voor de ruimtelijke kwaliteit van Brabant. Mens, markt en milieu zijn binnen de provincie in evenwicht. Daarom kiest de provincie in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in deze structuurvisie de ‘rode’ draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt.

De provincie wil het contrastrijke Brabantse landschap herkenbaar houden en verder versterken. Daarom zet de provincie in op de ontwikkeling van robuuste landschappen, een beleefbaar landschap vanaf het hoofdwegennet en behoud en versterking van aanwezige landschapskwaliteiten.

In de verschillende gebiedspaspoorten geeft de provincie aan welke landschapskenmerken zij bepalend vindt voor de kwaliteit van een gebied of een landschapstype. De provincie geeft ook de ambities weer voor de ontwikkeling van de landschapskwaliteit in die gebieden.

Brabant heeft een gunstig vestigingsklimaat. Dit komt door haar strategische ligging, het krachtige stedelijke netwerk, de verschillende economische clusters en het aantrekkelijke landschap. Brabant ligt in de zogenaamde Eurodelta tussen de Randstad, Vlaamse Ruit en het Duitse Ruhrgebied. Brabant heeft een unieke combinatie van kennisintensieve bedrijven, hoogwaardige maakindustrie en een logistieke sector. Dit maakt Brabant tot het ‘trekpaard’ van de nationale economie. De (inter)nationale bereikbaarheid van Brabant is echter nog niet optimaal. Bovendien loopt het goederenvervoer per spoor dwars door de Brabantse steden waardoor er veiligheidsrisico’s zijn.

Kenmerkend voor Brabant is de fijnmazige structuur van steden, dorpen, bossen, heideterreinen en open landschappen. Rivieren, beeklopen, kanalen, land- en snelwegen dooraderen en doorsnijden het landschap. Behoud en ontwikkeling van de ecologische- , bodem- en waterstructuur zijn belangrijk om deze waardevolle kenmerken te behouden.

Bovenstaande visies hebben verschillende invloeden op het plangebied. Hierin dient namelijk ruimte gereserveerd te worden voor de belangrijke waterstructuur op het terrein, alsmede een ruimtereservering in het plangebied ten behoeve van het gunstige vestigingsklimaat van Eindhoven.