direct naar inhoud van 4.9 Luchtkwaliteit
Plan: Bedrijventerrein GDC-Noord 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80040-0303

4.9 Luchtkwaliteit

4.9.1 Algemeen

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in de 'Wet luchtkwaliteit' (Staatsblad 2007, nummer 434, in werking getreden 15 november 2007). Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (m.n. hoofdstuk 5, onder titel 5.2) op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De aanleiding van de wijziging is de maatschappelijke discussie die ontstaan is als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.

De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt o.a. voor woningbouwlocaties die niet meer dan 500 nieuwe woningen omvatten.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.

De Nederlandse overheid heeft de EU verzocht om verlenging van de termijn (derogatie) waarbinnen de luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten worden. Per 1 augustus 2009 is het NSL in haar volle omvang in werking getreden. De uitvoeringsregels rond saldering zijn verruimd en de definitie van 'niet in betekenende mate' is verlegd van 1% naar 3% van de grenswaarde.

Kort samengevat dienen projecten te worden beoordeeld op basis van de 'Wet luchtkwaliteit' c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

In de Wet luchtkwaliteit 2007 zijn regels en grenswaarden opgenomen voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen, zwaveldioxide (SO2) en koolmonoxide(CO). Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. Hiertoe zijn grenswaarden voor verschillende stoffen opgenomen (zie ), waaraan moet worden getoetst.

Tabel 4.8 Grenswaarden Besluit luchtkwaliteit 2005

  Grenswaarden  
Stof   Type norm   Concentratie (mg/m3)   Max. aantal overschrijdingen per jaar  
NO2   Jaargemiddelde   40    
  Uurgemiddelde   200   18  
PM10   Jaargemiddelde   40    
  24-uurgemiddelde   50   35  
Benzeen   Jaargemiddelde   5    
SO2   24-uurgemiddelde   125   3  
CO   98-percentiel van 8 uurgemiddelde   10.000    

De Nederlandse overheden zijn verplicht de grenswaarden in acht te nemen bij de uitvoering van hun taken en bevoegdheden (vaststellen bestemmingsplannen, verstrekken milieuvergunningen en verkeersregulerende maatregelen).

Een verslechtering van de luchtkwaliteit kan optreden door een toename van het aantal vervoersbewegingen met motorvoertuigen. Luchtkwaliteitonderzoek is gericht op de effecten van het toenemend aantal vervoersbewegingen (conform het verkeersonderzoek van Goudappel en Coffeng, waarbij gebruik is gemaakt van het verkeersmodel van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven) als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen. Om de invloeden van het plangebied op de luchtkwaliteit ter plaatse te beoordelen zijn berekeningen uitgevoerd.

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen lucht-relevante bedrijventerreinen gesitueerd. De provincie Noord-Brabant heeft een berekening (verspreidingsmodel Pluim-plus) gemaakt voor een aantal bedrijven, dat in Noord-Brabant verantwoordelijk is voor het grootste deel van de emissie inzake de stoffen uit de Wet luchtkwaliteit. Uit de berekeningen kan worden geconcludeerd dat de bijdrage van de onderzochte bedrijven aan de immissieconcentratie gering is. Aangezien de bijdrage van de onderzochte bedrijven al gering is, zullen de inrichtingen binnen GDC-Noord (geen lucht-relevante inrichtingen) geen rol van betekenis hebben op de optredende luchtconcentraties in het plangebied.

Uit gegevens van het RIVM blijkt dat het overgrote deel van de emissies door verkeer en vervoer wordt veroorzaakt door het wegverkeer. Voor fijn stof (PM10) en NO2 is de verhouding tussen de emissie door wegverkeer en railverkeer gelijk aan respectievelijk 1:0,007 en 1: 0,01. Alleen bij fijn stof en zwaveldioxide is een belangrijk deel van de emissie afkomstig van de zeescheepvaart. Gezien de geringe emissie van het railverkeer ten opzichte van het wegverkeer en de afstand van de bestaande woningen c.q. gevoelige bestemmingen tot het spoor van tenminste 25 m, zal het spoor Eindhoven – Tilburg/'s-Hertogenbosch geen rol van betekenis hebben op de optredende luchtconcentraties in GDC-Noord.

4.9.2 Uitkomsten onderzoek

In 2006 is door Grontmij een luchtonderzoek uitgevoerd voor het bedrijventerrein GDC Noord te Eindhoven. Middels een quick-scan is onderzocht in hoeverre de realisatie van het bedrijventerrein invloed heeft op de luchtkwaliteit en welke belemmeringen hier een rol kunnen spelen. Bij de berekeningen is gebruik gemaakt van het rekenmodel CAR II versie 5.0.

In het onderzoek uit 2006 is geconcludeerd dat in de jaren 2010 en 2015 op de beschouwde wegen soms een verslechtering optreedt van de luchtkwaliteit, afhankelijk van de berekende wegvakken en varianten. Het betreft zowel een overschrijding van de grenswaarde voor het jaargemiddelde NO2 als het 24-uurgemiddelde voor PM10. Opgemerkt wordt dat de resultaten alleen een verslechtering laten zien ter plaatse van de rekenpunten op de snelwegen, in het geval van de varianten met een tweede ontsluiting op de A2 en/of de ingebruikname van de Pendelweg en de Mispelhoefstraat. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zou er een knelpunt kunnen zijn voor het realiseren van het GDC. Gemeld wordt dat CAR een overschatting geeft van de luchtkwaliteit en dat het model niet geschikt is om te gebruiken voor snelwegen of de directe omgeving daarvan. Om een goede toets uit te voeren voor het Besluit luchtkwaliteit is het noodzakelijk om de berekeningen uit te voeren met een ander rekenmodel.

Op 27 november 2006 is het Meet- en Rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit (Mrv) in werking getreden. Conform artikel 8 van het Mrv moeten de concentraties van stikstofdioxide en zwevende deeltjes op respectievelijk maximaal 5 meter en 10 meter van de wegrand bepaald worden. In het onderzoek uit 2006 is uitgegaan van afstanden tot de weg-as van 9 meter voor de Rijkswegen en 5 meter voor de overige wegen. In 2007 is een nieuwe versie van het rekenmodel CAR II uitgekomen, te weten versie 6.1.1. Tevens is op 15 november 2007 de nieuwe Wet luchtkwaliteit van kracht geworden. Om aan te sluiten bij de huidige wet- en regelgeving is door de SRE Milieudienst het luchtonderzoek uit 2006 geactualiseerd.

Omdat het CAR II-model niet geschikt is voor het berekenen van Rijkswegen, zijn in het kader van het SRE-onderzoek onderzoek voor de rijkswegen de berekeningen uitgevoerd met het programma GeoStacks 1.02.

Voor verschillende wegvakken in en nabij het plangebied zijn berekeningen gemaakt. Daarbij zijn de jaren 2007, 2010 en 2015 als toetsjaar gehanteerd, waarbij bovendien een onderscheid is gemaakt in de autonome ontwikkeling en de doorontwikkeling van het bedrijventerrein GDC-Noord. De rekenpunten van het CAR-model zijn weergegeven in Figuur 4.11.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80040-0303_0031.jpg"

Figuur 4.11 Rekenpunten luchtkwaliteit GDC-Noord

De berekeningen zijn uitgevoerd op 5 m en 10 m afstand van de rand van de weg.

Voor GDC-Noord zijn zes varianten getoetst, waarbij onderscheid is gemaakt naar de ontsluiting van het bedrijventerrein:

  • 1. zonder Pendelweg exclusief extra aansluiting A2;
  • 2. zonder Pendelweg inclusief extra aansluiting A2;
  • 3. zonder Pendelweg inclusief Mispelhoefstraat;
  • 4. met Pendelweg exclusief extra aansluiting A2;
  • 5. met Pendelweg inclusief extra aansluiting A2;
  • 6. met Pendelweg inclusief Mispelhoefstraat8.

De Wet luchtkwaliteit 2007 geeft de mogelijkheid tot aftrek van een deel van het fijn stof dat zich van nature in de lucht bevindt en dat niet schadelijk is voor de gezondheid. De hoogte van deze zogenoemde “zeezoutaftrek” is vastgelegd in de Meetregeling luchtkwaliteit 2005. Deze correctie omvat een vast aftrek van 6 dagen voor de op gebruikelijke wijze bepaalde aantal overschrijdingsdagen van de grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie van fijn stof en omvat een plaatsafhankelijke correctie op de jaargemiddelde norm die voor Eindhoven is vastgesteld op 3 µg/m3. De in deze toelichting vermelde rekenresultaten zijn achteraf voor deze aftrek gecorrigeerd.

In de volgende tabellen zijn de overschrijdingen van de grenswaarden voor NO2 en PM10 samengevat.

Tabel 4.9 Huidig bestemmingsplan - 2007

Variant   Wegvak   Huidig bestemmingsplan   Aangepast bestemmingsplan  
    NO2 
jaargem.  
PM10 overschrijdingen
24 uurgemiddelde  
NO2 jaargem.   PM10 overschrijdingen
24 uurgemiddelde  
1   3
4
20  
49,3
51,2
43,4  
-
-
36  
-
-
-  
-
-
-  
2   3
4
16  
49,7
50,7
41,1  
-
-
-  
-
-
-  
-
-
-  
3   3
4-  
49,2
51,0  
-
-  
-
-  
-
-  
4   3
4  
49,5
50,7  
-
-  
-
-  
-
-  
5   3
4  
48,8
50,7  
-
-  
-
-  
-
-  
6   3
4  
48,8
50,7  
-
-  
-
-  
-
-  

Tabel 4.10 Huidig en aangepast bestemmingsplan - 2010

Variant   Wegvak   Huidig bestemmingsplan   Aangepast bestemmingsplan  
    NO2 
jaargem.  
PM10 overschrijdingen
24 uurgemiddelde  
NO2 jaargem.   PM10 overschrijdingen
24 uurgemiddelde  
1   3
4
20  
42,9
44,5
42,1  
-
-
-  
42,9
44,5
41,5  
-
-
-  
2   3
4  
43.4
44.1  
-
-  
43,3
44,7  
-
-  
3   3
4  
42,7
44,3  
-
-  
42,7
44,3  
-
-  
4   3
4  
42,8
44,0  
-
-  
43,0
44,0  
-
-  
5   3
4  
42,3
43,9  
-
-  
42,3
43,8  
-
-  
6   3
4  
42,4
43,9  
-
-  
42,4
43,9  
-
-  

Het benodigde aanvullende onderzoek is uitgevoerd met het CAR II-model en met Geostacks. Het laatstgenoemde model is specifiek gericht op snelwegen. Met deze modellen is de luchtkwaliteit berekend voor de situaties 2007 (huidig bestemmingsplan), 2010 (huidig en aangepast bestemmingsplan) en 2015 (huidig en aangepast bestemmingsplan). De planbijdrage van GDC-Noord is hierin verdisconteerd. Uit de berekeningsresultaten voor 2010 blijkt voor lokale wegen, dat ofwel wordt voldaan aan de te hanteren grenswaarden, danwel dat de planaanpassing een verbetering van de luchtkwaliteit tot gevolg heeft. Voor snelwegen geldt dat in 2010 in de meeste situaties de toename kleiner is dan 0,4ìg/m³, waardoor de plannen 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Bij één variant is de toename groter dan 0, 4ìg/m. Deze variant heeft betrekking op een situatie inclusief een extra aansluiting op de A2. De wijzigingsbevoegdheid, waarmee deze aansluiting zou kunnen worden gerealiseerd, is niet meer in het plan begrepen, waardoor dit buiten beschouwing gelaten kan worden. Uit de berekende resultaten voor 2015 blijkt voor alle wegen dat wordt voldaan aan de te hanteren grenswaarden.