direct naar inhoud van 4.7 Vogelbevolking
Plan: Bedrijventerrein GDC-Noord 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80040-0303

4.7 Vogelbevolking

Het bestemmingsplan “GDC Acht” uit 1996 biedt de mogelijkheid tot het vestigen van afvalverwerkende bedrijvigheid. Momenteel zijn al twee afvalverwerkende bedrijven gevestigd in het plangebied. Het betrokken gebied ligt nabij Vliegbasis Eindhoven/Eindhoven Airport, op ongeveer twee kilometer van de kop van de start- en landingsbaan. De verandering van het huidige landschap (veelal agrarisch) in een bedrijventerrein, met mogelijke nieuwe afvalverwerkende bedrijven, zal leiden tot veranderingen in de vogelbevolking. Deze veranderingen kunnen leiden tot een verandering in het risico (op aanvaringen) voor het vliegverkeer van en naar Vliegbasis Eindhoven/Eindhoven Airport.

Fauna-effectonderzoek Bureau Waardenburg
De gemeente heeft aan bureau Waardenburg verzocht een zogenaamd fauna-effectenonderzoek uit te voeren. Hierin worden de veranderingen in de vogelbevolking ingeschat in relatie tot de vliegveiligheid op Vliegbasis Eindhoven/Eindhoven Airport. In de rapportage van dit onderzoek (Bureau Waardenburg BV, “Inschatting ontwikkeling vogelbevolking van het Goederen Distributie Centrum Noord in relatie tot risico's voor Vliegveld Eindhoven”, 06-049, d.d. 13 april 2006) staat de volgende conclusie.
Het concept voor het nieuwe bestemmingsplan van GDC-Noord zoals dat er ligt, zal tot een verhoging van het risico voor het vliegverkeer van en naar het Vliegbasis Eindhoven/Eindhoven Airport leiden. Hierin zijn de volgende punten van belang:

  • Bedrijventerrein GDC-Noord ligt onder de trog van inkomend en uitgaand vliegverkeer;
  • Meeuwen (maar ook andere vogelsoorten) en vliegtuigen delen boven GDC-Noord het luchtruim tot 250 m hoogte;
  • Vestiging van afvalverwerkende bedrijven (met organisch afval/materiaal) zal (foeragerende) meeuwen aantrekken en in mindere mate ook andere opportunisten als de zwarte kraai en kauw;
  • Door de ligging nabij Aqua Best en de aanwezigheid van voedsel (afval) is de kans reëel dat een slaapplaats op de daken van de bedrijfshallen in GDC-Noord zal ontstaan;
  • Voornoemd risico is substantieel te verlagen door geen afvalverwerkende bedrijven op GDC-Noord te vestigen met enige vorm van organisch afval en voor de bouw van bedrijfshallen de meest meeuwonvriendelijke vorm van daken te verkiezen (daken onder 2-3%, 1-2 graden, afschot met bedrading boven het dak).

De ontwikkeling van het bedrijventerrein met afvalverwerkende bedrijven is ruim tien jaar geleden in gang gezet met het van kracht worden van het bestemmingsplan "GDC Acht". Een terreinbezoek in april 2006 leert dat rond de reeds aanwezige afvalverwerkers overdag een groep meeuwen hangt. Daarmee is het risico voor het vliegverkeer, zoals in het voorgaande is betoogd, feitelijk al toegenomen. Vergroten van de ruimte voor dit type bedrijven, zoals gedacht bij de herziening van het bestemmingsplan, zal kunnen leiden tot een hoger risico.

Veldonderzoek 2006/2007
De opgestelde rapportage is gebaseerd op ervaringen, inschattingen en redeneringen. Om een gedegen afweging te kunnen maken heeft de gemeente Eindhoven in navolging op deze rapportage besloten een nader onderzoek uit te voeren. Zo zal er een veldonderzoek worden uitgevoerd, dat zal dienen als nulmeting. Het veldonderzoek beoogt de volgende vragen te beantwoorden:

  • Welke risicosoorten komen in de huidige situatie in het gebied voor, in welke aantallen en hoe is het gebiedsgebruik van deze soorten?;
  • Zijn er bewegingen van slaaptrek (vliegbewegingen naar en/of van slaapplaatsen) over het gebied GDC-Noord?;
  • Welke soorten worden aangetrokken tot bedrijven zoals te verwachten op GDC-Noord, en welk gedrag/keus etc. vertonen deze vogels daar?

 

Het veldonderzoek zal vervolgens dienen als basis voor een op te stellen beheersvisie. Deze beheersvisie beoogt een complete visie op het beheer van het toekomstige bedrijventerrein op het aspect van verhinderen van toename van de aantallen van risicosoorten, voor zover daarvan risicovol gedrag voor het vliegverkeer te verwachten is. De visie gaat vergezeld van de hiervoor bruikbare en zo nodig te nemen maatregelen.
Het totale onderzoek heeft de nodige tijd in beslag genomen. Het veldonderzoek heeft plaatsgevonden in de maanden november 2006 tot en met april 2007. Na een terugkoppeling van de resultaten van dit veldonderzoek aan de gemeente is in juli 2007 een beheervisie opgesteld.

De resultaten van het veldonderzoek ("Goederen Distributie Centrum Noord, Eindhoven Airport en vogels. Veldonderzoek 2006/2007", rapport 07-105, Bureau Waardenburg BV) luiden als volgt:
De risicosoorten die in aantallen van enige betekenis in het gebied voorkomen zijn kievit, meeuwen, holenduif en spreeuw. Ook kraaiachtigen zijn in grote aantallen vastgesteld, maar deze zijn niet direct als risicosoort aangemerkt. Het gebiedsgebruik van deze soorten is deels gekoppeld aan het huidige landgebruik, dat in de toekomst bij gebruik als bedrijventerrein juist zal verdwijnen, en deels aan het gebruik door bedrijven.
Er zijn bewegingen van slaaptrek (vliegbewegingen naar en/of van slaapplaatsen) over het gebied GDC-Noord. Deze slaaptrek wordt veroorzaakt door de ter plekke verblijvende vogels. Daarnaast zijn er vogels die van elders over het gebied vliegen, als gevolg van gebiedskarakteristieken die deze vogels aantrekken. In het geval van GDC-Noord betreft het alleen meeuwen. Op dit moment lijkt de aanwezigheid van water (zowel het plasje bij Van Gansewinkel als de plas-dras staande akker) daarin cruciaal te zijn: kokmeeuwen gebruiken dit deel van het gebied als voorverzamelplaats om later in groepen verder te vliegen naar Aqua Best.
Soorten die worden aangetrokken tot bedrijven, zoals die worden verwacht op GDC-Noord, zijn voornamelijk meeuwen en kraaiachtigen. Dit blijkt uit de aantrekkende werking van het reeds aanwezige bedrijf Van Gansewinkel. De aanwezigheid van het plasje en de natte akker lijken daarin een belangrijke rol te spelen. Echter, ook zonder deze twee zullen waarschijnlijk wel meeuwen en kraaiachtigen naar het bedrijf komen. Te verwachten is dat de aantallen dan wel (veel) kleiner zullen zijn: de mogelijkheden om voedsel te vinden lijken niet bijzonder groot. Ook de waarnemingen bij Van Happen wijzen niet direct in de richting van het aantrekken van grote aantallen vogels van risicosoorten, althans niet bij de huidige activiteiten en wijze van bedrijfsvoering. Dit geeft goede aanknopingspunten voor de voor GDC-Noord op te stellen beheervisie.

Beheervisie
In deze beheervisie is aandacht voor het beperken van vogelaantrekkende werking. Om de hieronder genoemde - door de gemeente genomen - maatregelen ook daadwerkelijk te bewerkstelligen, zijn twee typen toezicht van belang. Te weten het gebruik van de mogelijkheden van het bestemmingsplan en monitoring. In 2008 is opdracht verstrekt aan bureau Waardenburg en heeft de eerste monitoring van het gebied plaatsgevonden.
De gemeente heeft al besloten om een aantal maatregelen te treffen om de risico's voor het vliegverkeer niet verder te verhogen. Zo worden de volgende afvalverwerkende bedrijven niet toegestaan op GDC-Noord:

  • Afvalwaterzuiveringsinstalllaties;
  • Gierverwerkingsinrichtingen;
  • Mestverwerking/korrelfabrieken;
  • Destructieafval (dierlijk afval);
  • Radioactief afval;
  • Autowrakken;
  • Vuilstortplaats;
  • Afvalverbrandingsintallaties;
  • Groot chemisch afval.

Daarnaast is er een aantal maatregelen dat in ieder geval in acht wordt genomen bij het toestaan van afvalverwerkende bedrijvigheid:

  • Alle gebouwen dienen een dakafschot te hebben tussen de 2 en 3 procent (zijnde tenminste 1 à 2 graden);
  • Op de daken van de gebouwen zal een bedrading worden aangebracht, waardoor deze vogelonvriendelijk worden;
  • Opslag, verwerking en overslag van organische afvalstoffen zijn toegestaan, met uitzondering van berm- en slootmaaisel en dierlijk afval;
  • Organisch afval (groenafval) mag niet (tijdelijk) buiten worden opgeslagen, met uitzondering van A-, B- en C-hout;
  • Binnen het gebied dat in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan bestemd zal worden voor afvalverwerkende bedrijvigheid, mag slechts één bedrijf gevestigd worden dat huishoudelijk afval opslaat, verwerkt en overslaat.

Bovenstaande maatregelen worden publiekrechtelijk (regels voorliggend bestemmingsplan) en privaatrechtelijk geregeld.

In nauw overleg met Van Gansewinkel en Defensie is voor de locatie van Van Gansewinkel aan de Achtseweg Noord (in gebruik sinds 2005) en de direct aangrenzende gronden de navolgende regeling opgenomen. Aanleiding daarvoor is dat partijen op basis van een bezoek aan het terrein van Van Gansewinkel hebben vastgesteld dat van de buitenopslag van groenafval ter plaatse een veel mindere mate van vogelaantrekkende werking uitgaat dan aanvankelijk door Defensie werd aangenomen. De gronden hebben de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijf 2-4' gekregen. Op gronden met deze aanduiding is buitenopslag van groenafval toegestaan. Bij het opnemen van deze aanduiding hebben overigens ook de uitkomsten van de navolgende vogeltelling een rol gespeeld.

Veldonderzoek 2009/2010
In 2009/2010 is wederom een veldonderzoek uitgevoerd. ("Vogeltellingen GDC-Noord, Eindhoven Veldonderzoek 2009/2010", rapport 10-077, Bureau Waardenburg BV). Tijdens de winterperiode van 2006/2007 is het GDC-terrein volgens dezelfde methode onderzocht in de maanden november tot en met april. De resultaten waren als volgt. In vergelijking tot de winter 2006/2007 lag het aantal kraaiachtigen in 2009/2010 lager.Een van de oorzaken kan zijn dat door de diepe grondbewerking van enkele percelen in het gebied het voedselaanbod op deze gronden is afgenomen. Door de bewerking is immers een bodemlaag met weinig bodemleven naar boven gebracht. Het aantal dat in beide winters op of rond de afvalverwerker verbleef, lag in dezelfde orde van grootte. Ook het maximum aantal kieviten lag in 2009/2010 lager dan tijdens het eerdere onderzoek. Enerzijds komt dit voort uit het vergelijk van een winter zonder veel vorst en sneeuw met een vorst en sneeuwrijke winter. Anderzijds kan ook voor deze soort de diepe grondbewerking op een aantal percelen een rol spelen. Het aantal meeuwen lag in beide onderzoeksjaren in dezelfde orde van grootte met als meest talrijke de kokmeeuw. Ook het aantal meeuwen dat zich op en rond de afvalverwerker ophoudt lag in beide jaren in dezelfde orde van grootte.