Plan: | Bedrijventerrein GDC-Noord 2009 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0772.80040-0303 |
De slechtdoorlatende deklaag in het gebied maakt onderdeel uit van de Nuenengroep, een afwisseling van fijn zand, klei en leem. In de omgeving van Eindhoven komt in deze afzetting het zogenaamde Brabant leem voor. De deklaag is in het gebied circa 30 m dik en reikt daarmee tot een diepte van circa 10 m –NAP. Onder de deklaag bevindt zich het eerste watervoerende pakket, bestaande uit de formaties van Veghel en Sterksel. Dit pakket bestaat uit uiterst grof tot middel grof zand met een doorlatendheid groter dan 2.500 m/dag (grondwaterkaart Centrale Slenk). Onder dit goed doorlatende pakket zijn de Formaties van Kedichem en Tegelen gelegen, een afwisselend pakket van klei en fijne zanden. Door de slechte doorlatendheid van dit pakket, wordt het pakket tot de eerste scheidende laag gerekend. In tabel 4.3 is de geologische opbouw schematisch weergegeven.
Tabel 4.3 Geohydrologische schematisering
Diepte | Formatie | Samenstelling | Geohydrologische opbouw |
0-28 m | Nuenen groep | Afwisselend fijn zand, leem en klei | Slecht doorlatende deklaag |
28-88 m | Veghel en Sterksel | Uiterst grof tot middel grof zand | Eerste watervoerend pakket |
> 88 m | Kedichem en Tegelen | Afwisselend kei en fijn zand | Eerste scheidende laag |
Bron: Hergebruikplan voormalige stortplaats Acht Noord
Op de bodemkaart van Nederland (zie figuur 4.1) wordt de omgeving van het plangebied aangeduid als Leek/Woudeerdgronden, bestaande uit zandige leem. Deze bodemtypen kenmerken zich door een hoog leemgehalte in de ondergrond. Dit blijkt ook uit de vroegere leemwinning binnen het plangebied. Door de aanwezigheid van een voormalige vuilstortplaats is de ondergrond echter sterk verstoord ten opzichte van het oorspronkelijk profiel. Er is daarom geen sprake (meer) van bijzondere bodemtypen die het behouden waard zijn.
De diepere bodemopbouw wordt niet beïnvloed door de doorontwikkeling van GDC-Noord, aangezien deze bodemlagen niet verstoord worden bij het bouwrijp maken.
Figuur 4.1 Bodemkaart
Bron: Stiboka, Bodemkaart van Nederland
De voormalige stortplaats ligt op circa 1 kilometer ten westen van de kern Acht (gemeente Eindhoven) in de meest noordelijke punt van het bedrijventerrein GDC-Noord (zie het donkere vlak in figuur 4.2). De locatie wordt aan de noordwestzijde begrensd door de snelweg A2/A58 en ligt circa 100 meter westelijk van de spoorlijn Eindhoven – Tilburg/'s-Hertogenbosch.
De voormalige stortplaats betreft een opgevulde ontgronding. Ter plaatse is in het verleden leem gewonnen ten behoeve van de baksteenfabricage. In de periode 1960-1976 is de ontgronding opgevuld met stortmateriaal. Dit stortmateriaal bestond uit (bron: verkennend onderzoek 1992):
Het maaiveld van de voormalige stortlocatie ligt op circa NAP +18 m. De onderzijde (zool) van het stortmateriaal ligt op een diepte van 3 tot 4,5 m beneden maaiveld (gemiddeld circa 4 m beneden maaiveld). Boven op het stortmateriaal ligt een afdeklaag met een gemiddelde dikte van 1,1 meter. Aan de hand van diverse in het verleden uitgevoerde grondboringen is te zien dat het materiaal van de afdeklaag soms tot aan het stortmateriaal volledig uit leem bestaat. Op basis van een gemiddelde stortdikte van 3 m en een oppervlakte van 34 hectare (inclusief Leeuwerik Plaat B.V.) bedraagt de inhoud van de stortplaats circa 1.000.000 m³.
Figuur 4.2 Ligging voormalige stortplaats
Verontreinigingssituatie op hoofdlijnen
Op de locatie zijn in het verleden diverse milieukundige onderzoeken uitgevoerd. De meest relevante rapporten zijn in bijlage 1 weergegeven. Hierin en in het hergebruikplan is gedetailleerde informatie te vinden over de verontreinigingssituatie. Hierna wordt de verontreinigingssituatie op hoofdlijnen weergegeven.
Afdeklaag
In de afdeklaag zijn op twee plaatsen sterk verhoogde concentraties aan verontreinigingen aangetroffen (de zogenaamde hot spots). De ene hot spot is verontreinigd met koper. De andere hot spot is verontreinigd met minerale olie. De totale hoeveelheid verontreinigd materiaal wordt geschat op 100 m³. De overige delen van de afdeklaag zijn niet of licht verontreinigd en kunnen worden beschouwd als herbruikbare categorie 1 grond.
Stortgas
Tijdens de uitgevoerde onderzoeken is een beperkte hoeveelheid stortgas waargenomen. De verwachting is dat de hoeveelheid vrijkomend stortgas in de toekomst zal afnemen. Dit zal worden geverifieerd door periodiek onderzoek (stortgasmonitoring). Bij toekomstige ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van stortgas.
Grondwater
Ter plaatse van de noordoosthoek van de stortplaats is in één grondwaterput een grondwaterverontreiniging bestaande uit vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen aangetroffen. Bij de overige grondwaterputten zijn slechts lichte verontreinigingen waargenomen. De condities voor natural attenuation zijn echter gunstig voor de aangetroffen verontreinigingen, waardoor mogelijk natuurlijke processen wellicht in de toekomst een positieve bijdrage kunnen leveren. De aangetroffen verontreinigingen zullen in de toekomst worden bewaakt door middel van periodiek onderzoek (grondwatermonitoring). Als de situatie in de toekomst blijkt te verslechteren kunnen beheersmaatregelen aan de oostgrens worden genomen.
Percolaatwater
Het water in het stortmateriaal (=percolaatwater) is sterk verontreinigd met diverse stoffen. Bij toekomstige ontwikkelingen dient men rekening te houden met de aanwezigheid van de aangetroffen verontreinigingen (o.a. funderingen gebruiken van beton dat bestand is tegen de verontreinigingen).
Hergebruikplan voormalige stortplaats Acht Noord
Voor de voormalige stortplaats Acht Noord is een Hergebruiksplan stortplaatsen opgesteld, Royal Haskoning, Hergebruikplan voormalige stortplaats Acht Noord te Eindhoven, rapportnummer 9P4083/R00007/TPen/DenB, d.d. 21 februari 2005.
In de beschikking staat onder andere beschreven dat:
De provincie Noord-Brabant heeft op 25 mei 2005 ingestemd met het hergebruikplan middels een beschikking ingevolge de artikelen 4.4.1 tot en met 4.4.7 van de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant.
Saneringsplan voormalige stortplaats Acht Noord
Voor de voormalige stortplaats Acht Noord is ook een Saneringsplan opgesteld, Royal Haskoning, Saneringsplan voormalige stortplaats Acht Noord te Eindhoven, rapportnummer 9P4083/R00008/HvME/DenB, d.d. 10 maart 2005.
In het saneringsplan staat onder andere beschreven hoe zal worden omgegaan met:
De gemeente Eindhoven heeft op 18 mei 2005 ingestemd met het saneringsplan middels een beschikking ingevolge de artikelen 29, 37 en 39 van de Wet Bodembescherming (Wbb).
Herontwikkeling mogelijk onder voorwaarden
Uit de uitgevoerde onderzoeken en de opgestelde plannen blijkt dat herontwikkeling van de voormalige stortplaats Acht Noord mogelijk is als rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van de stortplaats en als maatregelen worden genomen zoals hierna beschreven. De herontwikkelingsmogelijkheden worden bevestigd door de beschikking op het hergebruikplan die is afgegeven door de provincie Noord-Brabant.
De belangrijkste maatregelen die - zoals beschreven in het hergebruikplan - worden genomen om toekomstige risico's te voorkomen, zijn:
Tenslotte dient te worden benadrukt dat herontwikkeling van de voormalige stortplaats ook positieve effecten heeft op de bestaande situatie. De belangrijkste positieve effecten zijn:
De eigenaar van de voormalige stortplaats beschikt over alle benodigde vergunningen om de stortplaats verantwoord te kunnen herontwikkelen. De provincie is ten aanzien hiervan bevoegd gezag en heeft hiervoor een beschikking afgegeven. Tevens heeft de milieudienst goedkeuring gegeven aan het saneringsplan. De monitoring van het grondwater dient als controle voor het juist nakomen van de gestelde voorwaarden.
Zettingen
In 2002 is een geotechnisch onderzoek in het gebied uitgevoerd waarbij op drie locaties op de voormalige stortplaats voorbelastingsproeven zijn uitgevoerd om het zettingsgedrag van de stortplaats te bestuderen. Ook zijn er diverse sonderingen geplaatst om indicatieve funderingsadviezen op te stellen. Voor de draagconstructie van gebouwen en bedrijfshallen wordt een fundering op palen geadviseerd. Het paalpuntniveau ligt tussen de 7 en 10 meter beneden maaiveld. Funderingen van gebouwen in de omgeving hebben een vergelijkbare constructie.
Voor wegen en verhardingen is in het genoemde onderzoek een indicatieve funderingsconstructie voorgesteld, die in onderstaande is weergegeven.
Tabel 4.4 Funderingsconstructie wegen
Wegen | Terreinverhardingen |
170 mm asfalt | 0,08 m betonstraatstenen |
400 mm fundering betongranulaat | 0,05 brekerzand |
Grondverbetering (dikte afhankelijk van de lokale grondslag) | 0,60 m zandbed (dikte afhankelijk van ondergrond) |
De mate van verspreiding van verontreinigingen als gevolg van heiwerkzaamheden worden als gering ingeschat. Alternatieve funderingstechnieken of aanvullende maatregelen ter voorkoming van de verspreiding worden niet noodzakelijk geacht.
Grond- en oppervlaktewater
Uit de Grondwaterkaart van Nederland en uit het Nazorg- en het Hergebruikplan die voor de voormalige stortplaats zijn opgesteld, blijkt dat het grondwater in het plangebied in het eerste watervoerend pakket in noordoostelijke richting stroomt. De grondwatersnelheid is berekend op 45 meter per jaar, uitgaande van een verhang van 0,6 meter per kilometer en een doorlatendheid van 70 meter per dag. Noch binnen het plangebied, noch in de directe omgeving ervan vinden grootschalige grondwateronttrekkingen plaats. Het plangebied is niet gelegen in een openbaar drinkwaterwinningsgebied.
Aan de noordzijde van het plangebied ligt de in oostelijke richting afwaterende beek de Ekkersrijt. De waterbodem van deze beek bevat klasse 2 materiaal. Naast de Ekkersrijt zijn in zijn in het plangebied twee leggerwatergangen aanwezig, namelijk de ER40.3 en ER43. Overige oppervlaktewateren zijn niet aanwezig in het plangebied.
Doordat de hoeveelheid verhardingen in het plangebied in de toekomst zal toenemen, worden de mogelijkheden om in contact te komen met eventuele verontreinigingen in het grondwater (o.a. ter plaatse van de voormalige stortplaats) sterk beperkt. Ook wordt hierdoor de directe infiltratie van regenwater door de stortplaats heen sterk verminderd, waardoor de kans op toekomstige emissie van verontreinigingen vanuit de stortplaats wordt verkleind.
Voor diverse delen van het plangebied is door Tauw een verkennend bodemonderzoek (Tauw BV, Verkennend onderzoek, rapportnummer R001-4431737SEJ-avk-V02-NL, d.d. 20 juli 2006) uitgevoerd, waarbij de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grondwater in kaart zijn gebracht. Hierbij is tevens gebruik gemaakt van eerder uitgevoerde bodemonderzoeken of daaraan gerelateerde onderzoeken in het gebied.
Tijdens het onderzoek is in de bovengrond een lichte verontreiniging met voornamelijk zware metalen en EOX aangetroffen. Plaatselijk zijn er in de bovengrond ook lichte verontreinigingen met PAK (som 10) en minerale olie aangetroffen. In de bovengrond ter plaatse van de meest zuidwestelijke punt van GDC-Noord (deellocatie III) is ook een matige verontreiniging arseen aangetroffen. In de ondergrond zijn plaatselijk lichte verontreinigingen PAK (som 10), minerale olie en EOX aangetroffen. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen aangetroffen met zware metalen en minerale olie.
Naast het bovengenoemde onderzoek van Tauw zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd in het plangebied. Globaal kan gesteld worden dat het terrein licht verontreinigd is met diverse zware metalen, PAK en minerale olie.
Op een drietal locaties zijn sterkere verontreinigingen aangetroffen, Mispelhoefstraat 2, 12/14 en 126. Op deze locaties dient aanvullend onderzoek plaats te vinden naar de exacte omvang van de verontreinigingen. Het betreft verontreinigingen welke voorafgaand aan de ontwikkeling van het terrein wellicht gesaneerd moeten worden. Eventuele sanering heeft tot doel de bodem geschikt te maken voor de geplande functie. De sanering dient uitgevoerd te worden conform een door het bevoegd gezag van de Wet Bodembescherming goedgekeurd saneringsplan.
Samenvattend kan worden gesteld dat op basis van de onderzoeksresultaten het onderzochte gebied niet geheel vrij is van verontreinigingen. De resultaten leveren geen milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling van het bestemmingsplan.
Zoals elders in dit bestemmingsplan beschreven is, wordt aan de noordelijke en westelijke zijde van het plangebied GDC-Noord een groenzone ingericht, gecombineerd met voorzieningen voor waterberging. Ten behoeve van de aanleg van deze zone en de waterberging zijn ontgrondingswerkzaamheden noodzakelijk. Gedeputeerde Staten heeft de gemeente Eindhoven hiervoor een ontgrondingsvergunning verleend (nummer 1197926, d.d. 7 juni 2006).