direct naar inhoud van 4.1 M.e.r.-beoordeling
Plan: High Tech Campus Eindhoven-Klotputten
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80022-0501

4.1 M.e.r.-beoordeling

Milieu is een aspect dat in belangrijke mate bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving (wonen, werken, recreëren en natuur). Dit is in relatie tot het toekennen van functies aan een gebied van belang. Door een goede ordening van verschillende functies en voldoende ruimtelijke scheiding tussen functies met verschillende kwaliteiten wordt een belangrijk basisniveau voor een goed en geordend leefklimaat gegeven.
In deze paragraaf wordt de feitelijke milieusituatie van het plangebied vanuit twee verschillende invalshoeken toegelicht. Enerzijds gaat het om het garanderen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen woonomgeving en bedrijvigheid, door het beperken van de zwaarte van bedrijven ten aanzien van mogelijke milieuemissies (zonering). Anderzijds gaat het om garanties die een aantasting van de leefomgeving op het vlak van de milieuthema's lucht, geluid, externe veiligheid en bodem beperken c.q. voorkomen. In verband met de beoordeling van deze milieuthema's in relatie tot het plangebied heeft een toetsing van de situatie “maximale invulling van het nieuwe bestemmingsplan” aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving plaatsgevonden. De beoordeling richt zich op de effecten van de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van het nieuwe bestemmingsplan op de omgeving. Daarbij moet worden bedacht dat HTCE al grotendeels is bebouwd en het nieuwe bestemmingsplan de feitelijk bestaande bebouwing en het feitelijk bestaande gebruik vastlegt met toepassing van de bestemmingen zoals beschreven in paragraaf 6.4. Voor de braakliggende gronden en een deel van de reeds bebouwde gronden heeft de wijziging van het bestemmingsplan tot gevolg dat bestaande bouwmogelijkheden aanzienlijk worden geclausuleerd.

In de m.e.r.-beoordeling wordt uitgegaan van de effecten die verwacht mogen worden vanwege de beoogde eindsituatie ten opzichte van de effecten die in een autonome ontwikkeling vanuit het vigerende bestemmingsplan zouden kunnen optreden. In deze autonome ontwikkeling is de huidige gegroeide situatie binnen de bestemming "industrie I" meegenomen. Voor een beoordeling van effecten is de situatie zoals deze is ontstaan en door de omgeving wordt ervaren relevant. Omwonenden zijn met name geïnteresseerd in de effecten zoals deze nog extra ten opzichte van de huidige situatie verwacht mogen worden.

Vanaf 1963 is het terrein in gebruik als natuurkundig laboratorium van Philips onder de voorschriften gesteld onder de algemene bestemmingscategorie "industrie I". Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn binnen deze bestemming géén beperkingen gesteld aan de soort bedrijven of de milieucategorieën die zijn toegelaten. Verder gelden er nauwelijks bouwregels voor de bedrijfsgebouwen. In de loop der tijd is de HTCE uitgegroeid tot een gebied waar met name R&D bedrijven gehuisvest zijn. Omdat het vigerende bestemmingsplan weinig regels kent zijn met name vanuit de Wet milieubeheer regels aan de HTCE gekoppeld. In die zin is er nu sprake van een wijziging van een bestemmingsplan dat voorziet in een aanzienlijke inperking van mogelijkheden ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

De vergelijking van milieueffecten in de m.e.r.-beoordeling wordt gemaakt op basis van de resultaten van milieuonderzoeken die zijn gedaan ter voorbereiding van dit bestemmingsplan High Tech Campus Eindhoven/Klotputten. Deze resultaten zeggen iets over de te verwachten effecten van de eindsituatie zoals deze in het nieuwe bestemmingsplan mogelijk worden, ook ten opzichte van de huidige situatie. Daarnaast worden deze te verwachten effecten afgezet tegen de formele situatie zoals deze in het bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in hoofdzaken, herziening 1963" mogelijk is gemaakt.

Het onderzoek

In de beoordelingsnotitie milieueffectrapportage bestemmingsplan “High Tech Campus Eindhoven - Klotputten” uit december 2010 (Bijlage 3) is aan de hand van drie criteria beoordeeld of een milieueffectrapportage noodzakelijk is:

  • a. Kenmerken van het project.
    • 1. omvang van het project;
    • 2. het gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
    • 3. de productie van afvalstoffen, verontreiniging, hinder en risico;
    • 4. en de samenhang en cumulatie met andere projecten;
  • b. Plaats van het project;
  • c. Potentiële milieueffecten van het project;

a.) Kenmerken van het project;

Het plangebied is in de huidige situatie al volledig gericht op de activiteiten van de HTCE. Alle ontwikkelingen passen binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan. Er zal in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan een strenger toelatingsbeleid gelden voor nieuw te vestigen bedrijven: er is een beperkende bedrijvenlijst opgesteld, er wordt vereist dat de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op 'research en development' dan wel hieraan dienstbaar zijn (synergiebedrijvigheid), er wordt milieuzonering toegepast, en er geldt een verbod voor geluidzoneringsplichtige bedrijven en buiten de veiligheidscontour een verbod voor risicovolle bedrijven. De omvang van de ontwikkelingen in het plangebied zoals die mogelijk worden gemaakt door het bestemmingsplan High Tech Campus Eindhoven-Klotputten worden in de notitie niet als zodanig beoordeeld dat sprake is van een bijzondere omstandigheid en belangrijke nadelige milieugevolgen. Dat geldt zowel voor het geval de ontwikkelingen - nieuwbouw en herontwikkeling - separaat worden beschouwd als voor het geval waarin beide in het licht van de bestaande situatie ten aanzien van bebouwing en gebruik worden beoordeeld.

Ten aanzien van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen leidt de vestiging van kennisintensieve bedrijvigheid, niet tot een zodanig gebruik van natuurlijke hulpbronnen en productie van afvalstoffen dat sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij moet worden bedacht dat bij kennisintensieve bedrijvigheid slechts op experimentele schaal wordt geproduceerd. Aan nieuwe bedrijven zullen eisen vanuit de Wet milieubeheer worden gesteld om zo de omvang van de productie van afvalstoffen te beperken.

De productie van afvalstoffen, verontreiniging, hinder en risico wordt door de wijziging van het bestemmingsplan niet zodanig gewijzigd dat sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De activiteiten binnen het plangebied dienen te voldoen aan wetgeving, die sinds het opstellen van het vigerende bestemmingsplan steeds strenger is geworden, als het gaat om afvalstoffen, verontreiniging, hinder en risico's. In het nieuwe bestemmingsplan worden onder voorwaarden en enkel binnen de, in het noordelijk deel gelegen, veiligheidscontour nieuwe risicovolle bedrijven toegelaten. Dit leidt niet tot belangrijke nadelige veiligheidsrisico's, zie ook paragraaf 4.6 Externe veiligheid.

Tot slot is geen sprake van andere ontwikkelingen in de nabijheid die leiden tot een cumulatie van milieueffecten.

b.) Plaats van het project

In de opzet van de campus is nadrukkelijk aansluiting gezocht met de functies van de omliggende gebieden, met aan de noord- en westkant de Dommel, aan de zuidkant de rijksweg A2, aan de oostkant de begrenzing de Professor Holstlaan en aan de westzijde het natuurgebied de Klotputten. Dit natuurgebied wordt als zodanig ook behouden in het nieuwe bestemmingsplan High Tech Campus Eindhoven-Klotputten. Uitvoering van het plan zal geen nadelig effecten hebben om deze gebieden. Per deelaspect is dat hierna onder c nader afgewogen.

c.) Potentiële milieueffecten van het project.

In de beoordelingsnotitie is op de aspecten externe veiligheid, mobiliteit, luchtkwaliteit, geluid, bodem, miliuezonering, geur, water, ecologie en archeologie getoetst of uitvoering van het bestemmingsplan leidt tot negatieve milieueffecten. Op geen van deze aspecten blijkt sprake van belangrijke nadelige milieueffecten. Voor een nadere toelichting per milieuaspect wordt verwezen naar Bijlage 3 Beoordelingsnotitie milieueffectrapportage bestemmingsplan High Tech Campus EindhovenKlotputten en de hoofdstukken 4 en 5 van deze plantoelichting.

Conclusie

Uit de beoordelingsnotitie blijkt dat op basis van de gestelde criteria geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit geldt zowel voor de situatie waarin de beoordeling ziet op de wijzigingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan (nu geldende juridische situatie), als voor de situatie waarin de beoordeling ziet op de wijzigingen ten opzichte van de feitelijk bestaande situatie (huidige invulling van de HTCE). Door met het bestemmingsplan HTCE een nieuw juridisch kader neer te leggen, worden ongewenste ontwikkelingen beperkt en wordt voorkomen dat belangrijke nadelige milieueffecten zullen optreden. In dat opzicht kan worden gesproken over een verbetering van de milieusituatie. Met de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden ook andere milieugevolgen zoveel mogelijk gereduceerd. Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat geen sprake is van belangrijke nadelige effecten voor het milieu die noodzaken tot het opstellen van een milieueffectenrapport (MER).