Plan: | 'Leembaan, Deurne' |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0762.BP201706-C001 |
Aan de Leembaan in Deurne liggen gronden die eigendom zijn van zes verschillende eigenaren (hierna ook te noemen: de initiatiefnemers). De initiatiefnemers hebben het voornemen om op deze gronden 6 zogenaamde eco-woningen te realiseren. Het betreft hier vrijstaande woningen waarbij zowel de bouwkundige vormgeving als de gebruikte materialen en - vooral - toegepaste energievoorzieningen, leiden tot woningen die in een zeer hoge mate duurzaam en energiezuinig zijn.
Op 28 januari 2017 is een verzoek ingediend om principemedewerking voor het bouwen van deze 6 passieve woningen. Het college van burgemeester & wethouders van Deurne (hierna: het college) staat positief ten opzichte van dit initiatief. Op 7 maart 2017 heeft het college een besluit tot principe-medewerking gegeven.
De gronden maken deel uit van het bestemmingsplan 'Sint Jozefparochie' en zijn daarin bestemd als 'Woondoeleinden nader uit te werken Wu'. De planregels van deze bestemming maken de realisatie van maximaal 6 vrijstaande woningen echter niet mogelijk. De gemeente Deurne acht deze ruimtelijke ontwikkeling echter wenselijk en aanvaardbaar en wil dan ook medewerking verlenen aan deze woningbouw door de vaststelling van een planologisch-juridische regeling in de vorm van een herzien bestemmingsplan.
Het voorliggende bestemmingsplan 'Leembaan, Deurne' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor het project . Het bestemmingsplan 'Leembaan, Deurne' bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar.
Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan bestaat uit een open, onverharde en onbebouwde ruimte. Het plangebied is echter wel gelegen binnen de bebouwde kom van de kern Deurne en maakt deel uit van het bestaande stedelijke gebied. Het plangebied ligt ingeklemd tussen een (toekomstig) zonnepanelenpark aan de west-en zuidzijde, de woonwijk St. Jozef parochie aan de noordzijde en het bedrijventerrein aan de oostzijde.
Het plangebied is plaatselijk bekend als 'Leembaan' en is kadastraal bekend als gemeente Deurne, sectie F, nrs. 2102 t/m 2106 en 2169. Het plangebied heeft een oppervlakte van 11.813 m2.
ligging plangebied op gemeentelijk niveau
De kadastrale situatie is op onderstaande afbeelding weergegeven. Tevens is de grens van het onderhavig plangebied ingetekend. De plangrens is zodanig getrokken dat deze samenvalt met openbare ruimte ((woon)straten) en perceelsgrenzen. Verder is de plangrens zodanig getrokken dat er ten opzichte van de plangebieden van andere bestemmingsplannen geen 'gaten' vallen.
plangrens
Voor het plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:
Naam bestemmingsplan | Bestemmingen | Vaststelling Raad | Onherroepelijk in werking |
Sint Jozefparochie | Woondoeleinden, nader uit te werken | 13 juli 2004 | 3 mei 2006 |
De gronden maken deel uit van het bestemmingsplan 'Sint Jozefparochie' en zijn daarin bestemd als 'Woondoeleinden nader uit te werken Wu'. Het geldende planologisch-juridische regime betekent dat het college in principe de verplichting heeft om de woonbestemming uit te werken, indien voldaan kan worden aan de gestelde uitwerkingsvoorwaarden. Het niet voldoen aan deze uitwerkingsplicht is in wezen alleen mogelijk indien het bevoegd gezag besluit om tot de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan over te gaan en deze woningbouwmogelijkheid te schrappen.
Aan één van de kernvoorwaarden van de uitwerkingsplicht – namelijk dat binnen het bestemmingsvlak minimaal 220 en maximaal 260 woningen worden gebouwd (artikel 13.2.1 van de planregels) – kan door veranderde marktomstandigheden en de noodzakelijke kosten van bodemsanering niet langer voldaan worden. De oorspronkelijke woningbouwopgave is daardoor niet langer financieel-economisch realiseerbaar gebleken. Hierdoor kan het thans beoogde woningbouwproject alleen gerealiseerd worden door een herziening van het geldende bestemmingsplan.
verbeelding BP Sint-Jozefparochie (bouwlocatie rood omcirkeld)
Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide analyse van (de waarden van) het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten en hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De economische uitvoerbaarheid is neergelegd in hoofdstuk 9. Hoofdstuk 10 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure en de maatschappelijke uitvoerbaarheid .
In dit hoofdstuk wordt de ligging van het plangebied op gemeentelijk niveau en de feitelijke situatie van het plangebied beschreven. Ook wordt er ingegaan op de aanwezige ruimtelijk-functionele structuren binnen het plangebied en omgeving.
Het plangebied is momenteel in gebruik als akker (onlangs ingezaaid met een groenbemester),een weiland en een perceel dat in gebruik is geweest als volkstuin of vergelijkend. Op dit laatste perceel is nog een klein tuinhuisje aanwezig. De begroeiing is onlangs deels gekapt. Er is nog wat struik- en boomopstand aanwezig. Op dit perceel is tevens nog een container aanwezig. Binnen het plangebied zijn geen verhardingen aanwezig. In het zuidelijke gedeelte is daarnaast sprake van landschappelijke elementen, bomengroepen en bosschages. Het plangebied is een aaneengesloten gebied.
feitelijke staat plangebied en luchtfoto
Deurne groeide tot circa 1955 vooral langs de lintvormige patronen in het landschap, met een concentratie naar het zuiden. De aanleg van de spoorlijn gaf een enorme boost voor de stedelijke ontwikkeling. Vooral na 1960 maakte Deurne een explosieve groei door. De gebieden langs de spoorlijn hebben zich geleidelijk ontwikkeld. Het spoor heeft in die ontwikkeling een belangrijke rol gespeeld, daar ze als een magneet de ontwikkeling van bedrijventerreinen rondom het stationsgebied tot gevolg had en er van oost (Dr. Huub van Doorneweg) naar west (Daalder) een langgerekte bedrijvenzone tot stand kwam. Ten zuiden van deze bedrijven ontwikkelde zich de woonwijk St. Jozefparochie.
Na de ontwikkeling van het tuindorp aan de westzijde van de Sint Jozefstraat en verdichting van de woonbebouwing aan de Beukenstraat, Berkenstraat en Eikelstraat, werden in de jaren '60 van de vorige eeuw woningen gebouwd aan de oost-west gerichte wegen tussen Terp en de Sint Jozefstraat: o.a. de Jan Vermeerstraat. In de daarop volgende decennia heeft in het gebied ten oosten van de Sint Jozefstraat een forse verdichting van de stedenbouwkundige structuur plaatsgevonden. In de jaren '70 van de vorige eeuw begon ook de ontwikkeling van
de scholengemeenschap in het zuidelijk deel van de Sint Jozefparochie. In de jaren '80 en '90 van de vorige eeuw begon zich aan de oostzijde van de Sint Jozefparochie een scherpe begrenzing af te tekenen, doordat de gronden aan de oostzijde van de Leembaan werden ontwikkeld als
bedrijventerrein. Aan de Leembaan ontstond, aan de overzijde van de woningen in de Sint Jozefparochie, een zone met bedrijven in combinatie met bedrijfswoningen.
Uit historisch kaartmateriaal uit de periode 1935 - heden blijkt, dat de onderhavige plangebied altijd een agrarisch gebruik heeft gekend, of in gebruik is geweest als heidegebied. Het plangebied is op onderstaande uitsnedes van historische kaarten weergegeven.
uitsnedes topografische kaarten gebruik plangebied
De verstedelijkingstructuur van de gemeente Deurne laat een duidelijk patroon zien, met Deurne als hoofdkern met aan de zuidzijde enkele kerkdorpen. Vrijwel alle kerkdorpen zijn met de kern Deurne 'verbonden' door hun ligging aan één van de oude linten die uitkomen op de Markt van Deurne. De hoofdkern Deurne bestaat in hoofdlijnen uit een centrumgebied, woonwijken en bedrijventerreinen. De belangrijkste structuurlijnen van Deurne zijn de huidige hoofdwegenstructuur en de historische wegenpatronen en lintenstructuren. Daartussen heeft zich in de loop der tijd een proces van stedenbouwkundige (stedelijke) verdichting voltrokken. De ontwikkeling van de woonwijk Sint-Jozefparochie is daar een goed voorbeeld van.
Het plangebied e.o. is in het recente verleden gereserveerd geweest als uitleglocatie voor verdere woningbouw in het zuiden van Deurne. Inmiddels heeft de gemeente Deurne afgezien van woningbouw, onder meer vanwege de bodemsaneringsopgave die dan noodzakelijk zou zijn. Hierdoor behield het plangebied e.o. haar oorspronkelijke karakter van een open landelijk gebied waar de gronden vooral agrarisch gebruikt werden. Een gebied dat de overgang vormde tussen het stedelijk gebied van Deurne en het omringende buitengebied.
De verkeersstructuur van de kern Deurne kent een heldere opzet. De huidige wegenstructuur van de kern Deurne kenmerkt zich door een radiale opbouw van wegen: alle wegen voeren - min of meer - naar het centrum van Deurne. Het onderhavige plangebied wordt ontsloten via de Leembaan.Via de Leembaan wordt de verbinding gelegd tussen het centrum van Deurne, de woonwijk Sint Jozefparochie en het bedrijventerrein.
Op 27 januari 2010 heeft de gemeenteraad van Deurne het gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. In dit GVVP is een zogenaamde Duurzaam Veilig categorisering opgenomen waarbij het wegennet van de gemeente Deurne wordt onderverdeeld in:
De Leembaan wordt gekwalificeerd als een erftoegangsweg I binnen de bebouwde kom. Hiervoor geldt een wettelijke maximumsnelheid van 30 km/uur. Bij wegen van deze categorie is primair van belang de verkeersveilige ontsluiting van erven en percelen. Het mengen van langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer is hier geen probleem.
wegprofiel Leembaan
Zoals uit bovenstaande afbeelding blijkt is het wegprofiel van de Leembaan afgestemd op deze verkeerskundige functie van deze weg. De Leembaan bestaat uit één rijbaan met aan weerszijden fietssuggestiestroken. Aan de zijde van de Leembaan dat tot het bedrijventerrein behoort is een trottoir gelegen dat middels een groenstrook is afgescheiden van de rijbaan.Parkeren vindt aan de Leembaan plaats door private parkeerplaatsen op eigen terrein. Openbare parkeerplaatsen zijn ter plaatse van het plangebied niet aanwezig.
De gemeente Deurne heeft op 16 december 2009 het 'Groenstructuurplan Deurne' opgesteld. Dit groenstructuurplan heeft als doel het veiligstellen en ontwikkelen van de specifieke en gewenste kwaliteitskenmerken van de niet-bebouwde ruimte in zowel het buitengebied als de kernen, ofwel de groene ruimte in de gemeente Deurne. Er worden onder meer beleidsuitspraken gedaan over de bestaande, te beschermen en te realiseren groenstructuren langs openbare wegen. Zo wordt de hiërarchie van de wegenstructuur in de kern Deurne vooral benadrukt door de wegbegeleidende beplanting.
De bestaande boomgroepen nabij de Leembaan en Vloeieindsedreef zijn aangeduid als groenvlak. De laanbeplanting aan weerszijden van de Leembaan is aangeduid als waardevol groenelement. De beplanting bestaat bomen van de 2e grootte met een hoogte van 10-18 meter, o.a. uit zomereik, beuk en ratelpopulier.
Met het plan wordt de bestaande ligging van de laanbeplanting alsmede de bestaande boomgroepen niet gewijzigd of aangetast.
Naast het groenstructuurplan is er specifiek beleid opgesteld voor groene waardevolle elementen, de groene parels. Op een kaart zijn de groene parels vastgelegd. Groene parels mogen, sinds vaststelling van de gewijzigde Algemene Plaatselijke Verordening (APV), niet gekapt worden. Kappen is pas mogelijk nadat er een omgevingsvergunning is verleend.
De onderstaande kaart laat de groene parels zien nabij het plangebied. De laanbeplanting en twee bomengroepen nabij de Leembaan worden als waardevol aangeduid.
groene parels nabij het plangebied
De realisatie van de beoogde parallelweg leidt er echter niet toe dat hiervoor bomen of bosschage gekapt hoeven te worden. Met het voornemen wordt de bestaande ligging van de laanbeplanting alsmede de bestaande boomgroepen niet gewijzigd of aangetast. Voorliggend plan heeft geen gevolgen voor de gemeentelijke groenstructuur.
Water in de vorm van oppervlaktewater, waterinfiltratie- of waterbergende voorzieningen (Wadi's, vijvers e.d.) is afwezig binnen het plangebied.
In functionele zin is het plangebied te kwalificeren als agrarisch gebied (akker-en weiland). Daarnaast zijn burgerwoningen, (lichte, niet-agrarische) bedrijven met bedrijfswoningen en een zonnepanelenpark aanwezig in de directe omgeving van het plangebied.
De initiatiefnemers hebben het voornemen om binnen het plangebied 6 vrijstaande woningente realiseren. Het betreft hier zogenaamde eco-woningen waarbij door een specifieke bouwkundige vormgeving, de gebruikte materialen en toegepaste energievoorzieningen en domotica, woningen worden gerealiseerd die in een zeer hoge mate duurzaam en energiezuinig zijn.
Voor de verkaveling is gekozen om aan te sluiten bij de stedenbouwkundige opzet van de (bestaande) bebouwing aan de Leembaan tegenover en ten noorden van het plangebied. De bestaande woon- en bedrijfsbebouwing in de directe omgeving is gelegen evenwijdig aan de openbare weg. Er komen louter vrijstaande (bedrijfs)woningen voor op een gelijke afstand tot de openbare weg. De voorgevelrooilijn is dan ook goed bepaalbaar. Wel is er sprake van wisselende nokrichtingen.
Voor het plangebied is gekozen om de 6 kavels evenwijdig aan de Leembaan te realiseren. De rooilijn van de kavels ligt op één lijn waarbij de verschillende woningen volgens de planregels met hun voorgevel in deze voorgevelrooilijn gebouwd dienen te worden.
toekomstige situatie: indicatieve opzet zes kavels in relatie met zonnepanelenpark en landschappelijke inpassing
Onderdelen van het onderhavige project waarop het onderhavige plan ook betrekking heeft betreffen het bouwrijp maken van het plangebied, de aanleg van tuinen, erven en andere verhardingen, parkeerplaatsen , waterinfiltratie- en waterbergende voorzieningen en de ten behoeve van het project noodzakelijke kabels en leidingen, groen- en speelvoorzieningen.
Onder duurzaam bouwen wordt verstaan: "Het beperken van gezondheids- en milieuschade in alle bestaansfasen van gebouwen, vanaf de winning van grondstoffen, het ontwerp en de bouw tot en met het onderhoud, de renovatie en/of sloop van gebouwen." Duurzame ontwikkeling wordt in steeds meer gemeenten speerpunt van gemeentelijk beleid. Zo ook in de gemeente Deurne. Investeren in duurzame (groene) energie, integraal waterbeheer, energiezuinigheid, ecologisch groenbeheer, hergebruik en milieuvriendelijke bouwmaterialen leidt tot een lage milieubelasting, een beter ruimtegebruik, meer mogelijkheden voor natuurontwikkeling en een betere ruimtelijke en bouwkundige kwaliteit.
In juridische zin is het niet mogelijk om in bestemmingsplanregels bouwkundige c.q. bouwtechnische eisen te stellen aan eco-woningen die verder gaan dan de eisen uit het Bouwbesluit 2012. Als een gemeente bindende afspraken wil maken met initiatiefnemers omtrent planning en realisatie van eco-woningen die slechts met een grotere duurzaamheidsambitie dan datgene wat voorgeschreven is in het bouwbesluit, gerealiseerd kunnen worden, dan zal alle betrokken partijen deze afspraken privaatrechtelijk moeten regelen in een anterieure exploitatie-overeenkomst.
Ook in het kader van dit plan zullen in een tussen de gemeente Deurne en de initiatiefnemers af te sluiten anterieure exploitatie-overeenkomst - onder andere- afspraken worden gemaakt over het te realiseren duurzaamheidsniveau en de minimale energieprestaties. De centrale afspraak in dit verband in de anterieure overeenkomst zal zijn dat de initiatiefnemers twee keuzen hebben om het gestelde duurzaamheidsniveau en energieprestaties met hun toekomstige woning te halen:
Beide opties worden hieronder nader toegelicht.
De term Passief bouwen staat voor een specifieke manier van bouwen, dat “vanzelf” (“passief”) leidt tot een comfortabel binnenklimaat gedurende het gehele jaar, zowel in de zomer als in de winter. Een passief gebouw is voorzien van een zeer goede thermische isolatie en erg goede lucht-/kierdichting van de constructie. Een goed binnenklimaat is verzekerd door een goed functionerend gebalanceerd ventilatiesysteem met hoge mate van warmteterugwinning. Effectieve zonwering (buitenzonwering), zomernachtventilatie en thermische massa voorkomen hoge binnentemperaturen in de zomer.
De passief bouwen definitie is gebaseerd op de energetische prestatie, die moet worden vastgesteld met het rekenmodel PHPP-NL. (In het Duits: Passivhaus Projektierungs Paket).
De eis aan een passiefwoning luidt:
Een zeer goede luchtdichting is een specifiek criterium, dat nodig is om aan de energieprestatie-eisen te voldoen. Deze norm is mede ontstaan omdat het dan mogelijk is om de benodigde verwarming te laten plaats vinden via het ventilatiesysteem door naverwarming van de binnentredende ventilatielucht.
De cijfermatige definitie van passief bouwen stelt eerst een eis aan de warmtevraag voor ruimteverwarming van een gebouw, onafhankelijk van de energiebron, en stelt in de tweede plaats een eis aan het primaire energiegebruik van alle energiestromen in het gebouw inclusief de energieopwekking. Warm tapwater maakt deel uit van de tweede stap. Een energiezuinig warm tapwatersysteem is meestal nodig om aan de tweede stap te voldoen. In de lijn van passief bouwen past dan zo veel mogelijk gebruik van de zon. Daarom wordt een passief gebouw meestal uitgerust met een zonneboiler of gelijksoortige oplossing.
Een gebouw wordt energieneutraal genoemd door compensatie van het energieverbruik met duurzame energieopwekking op het gebouw. Er is nog geen algemeen aanvaarde definitie is van wat er tot een energieneutraal gebouw behoort. Voorlopig is de beste oplossing dat (bouw)partijen zelf vastleggen wat zij onder een energieneutraal gebouw verstaan.
Vijf punten zijn daarbij van belang:
De voorkeur gaat dus uit naar gebouwen die van zichzelf een zeer laag energieverbruik (en afgeleid daarvan: een lage CO2-emissie) hebben, zoals een passief gebouw. Passief Bouwen is denkend vanuit de Trias Energetica een juiste opmaat richting 'energieneutraliteit'. Bouwwerken die aan het bovenstaande voldoen krijgen het Passief Bouwen keurmerk. Dit keurmerk wordt afgegeven door de Stichting Passiefbouwen.nl in twee fasen: 'Ontworpen Volgens' en 'Gebouwd Volgens'. In het eerste geval voldoet het ontwerp (op tekening) aan de bijbehorende PHPP energieberekening. In het tweede geval is bovendien de luchtdoorlatendheid getoetst met een blower doortest, zijn de ventilatie debieten nagemeten en tonen infraroodfoto's dat de isolatie goed is aangebracht. In beide stadia moet collegiale toetsing plaatsvinden door een deskundig bureau dat niet bij het ontwerp was betrokken.
Het energiegebruik voor verwarming van een Passiefhuis is 70% lager dan een gemiddelde woning met een EPC van 0,6, en heeft ook 70% minder CO2 emissie qua ruimteverwarming, wanneer de energiebron dezelfde is. Uit studies blijkt dat de EPC geen eenduidige indicator is om de kwaliteit van passief bouwen te definiëren. Er is dan ook geen specifieke EPC waarde die met passief bouwen gelijk gesteld kan worden.
Een passiefwoning wordt voortdurend goed geventileerd, zonder energieverlies. Energiebesparing wordt niet bereikt door minder te ventileren. Bovendien wordt de binnentredende lucht effectief gefilterd. Er is dus een aanzienlijk betere kwaliteit binnenlucht mogelijk. Overheden in Duitsland propageren passief bouwen ook om gezondheidsredenen.
Het gebruik van een passiefhuis is heel natuurlijk, en er zijn weinig bijzondere handelingen nodig, anders dan het bedienen van zonwering in de zomer, en bijvoorbeeld strategisch ventileren met ramen in de zomer: op een warme dag de ramen dicht, om de koelte binnen te houden, en gedurende de nacht juist extra ventileren. Het systeem van balansventilatie vraagt naast jaarlijks professioneel onderhoud net als een cv ketel om regelmatige vervanging van de luchtfilters.
De Energieprestatiecoëfficiënt (EPC) is een index die de energetische efficiëntie van nieuwbouw aangeeft en wordt bepaald door berekeningen vastgelegd in de NEN 7120. In Nederland geldt voor woningbouw sinds 2015 een eis van EPC = 0,4 (Bouwbesluit 2012). De waarde 1,0 is ongeveer wat een gemiddelde woning in 1990 presteerde. Een woning met een EPC van 0,4 gebruikt dus nog maar 40% van de energie, die zo'n woning twintig jaar terug gebruikt zou hebben. De komende jaren zal de EPC verder aangescherpt worden; vermoedelijk is de toegestane EPC in 2020 0.
In de EPC berekening wordt dus het gebouwgebonden energieverbruik bepaald. Daarbij wordt uitgegaan van een standaard bewoner of gezin. Verwarmen, koelen, warm water, ventileren en verlichting zijn onderdeel van de EPC berekening. Huishoudelijk gebruik hoort er niet bij.
Een nieuwbouwwoning met een EPC = 0 bestaat in het algemeen uit:
Hier betreft hier overigens geen 'nul op de meter -woning'. Een dergelijke woning zou een energetische prestatie van EPC = - 0,2 moeten hebben.
Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) is een vorm van sociale projectontwikkeling waarbij toekomstige bewoners gezamenlijk opdrachtgever zijn voor hun eigen nieuwbouwproject. De initiatiefnemers richten een rechtspersoon op die hen in staat stelt om in het projectontwikkelingsproces gezamenlijk als opdrachtgever op te treden. Het betreft hier meestal een stichting of een vereniging zonder winstoogmerk. Omdat toekomstige bewoners door middel van (eigen) financiële middelen zelf het voortraject financieren, is de stichting of de vereniging in staat om zelf volledig als risicodragend projectontwikkelaar op te treden.
Een voordeel van collectief opdrachtgeverschap is het schaalvoordeel dat in bijna alle fasen van het projectontwikkelingsproces te behalen valt. Hierdoor is het bijvoorbeeld mogelijk om sneller en goedkoper een specifieke soort woning te bouwen voor een specifieke doelgroep die binnen de reguliere woningmarkt niet zo snel gebouwd c.q. beschikbaar zou zijn (zoals de gewenste eco-woningen). Daarnaast kan de noodzakelijke ruimtelijke ontwikkeling van het gehele nieuwe woongebied gezamenlijk goedkoper worden opgepakt. Hierbij moet gedacht worden aan de gezamenlijke aanleg van openbare ruimte (zoals de aanleg van straten, fietspaden, trottoirs) en collectieve voorzieningen (zoals lichtarmaturen, riolering, waterhuishoudkundige voorzieningen en landschappelijke inpassing). Ook planontwikkelingskosten (zoals adviseurs-en architectskosten en leges) kunnen gezamenlijk door de vereniging gedragen worden. Daarnaast worden financiële risico's over het gehele collectief verspreid in plaats van een enkelvoudige opdrachtgever. Tenslotte zorgt het bouwen in CPO vaak voor een vergroting van de sociale cohesie ofwel sociale binding in een buurt.
De participanten in de CPO zijn de 6 initiatiefnemers van dit (bestemmings)plan. Al deze 6 participanten/initiatiefnemers zijn eigenaar van een kavel binnen het plangebied.
De initiatiefnemers hebben hun Collectief Particulier Opdrachtgeverschap niet vormgegeven door de oprichting van een rechtspersoon. De collectiviteit wordt vormgegeven door een CPO-kernteam dat de daadwerkelijke projectontwikkeling voor zijn rekening neemt en periodiek verantwoording aflegt aan alle participanten. Het kernteam heeft de volgende taken:
Afgesproken is dat de projectontwikkeling in CPO-verband gaat tot en met de vaststelling van het bestemmingsplan en totdat alle collectieve voorzieningen zijn gerealiseerd , zoals het doortrekken van de Leembaan om de zuidelijke kavels te ontsluiten, het aanleggen van een landschappelijke inpassing, waterhuishoudkundige voorzieningen, trottoir, riolering en lichtarmaturen.
Het bouwproces wordt primair door door alle initiatiefnemers afzonderlijk doorlopen, waarbij zij zelf de keuze maken van het bouwsysteem, de bouwmaterialen, het afwerkingsniveau en het kostenniveau. De initiatiefnemers beslissen afzonderlijk over de indeling en afwerking van hun eigen woning. Wel committeren alle initiatiefnemers zich aan de CPO-doelstelling om een eco- woning te realiseren waarvoor het Keurmerk Passief Wonen kan worden afgegeven en/of een woning te realiseren die voldoet aan een EPC-norm van EPC=0. Initiatiefnemers hebben daarbij de keus om zelf een eigen architect en aannemer te kiezen of gezamenlijk dan wel met een deel van de initiatiefnemers een architect en/of aannemer aan te stellen voor het ontwerp en de realisatie van de woningen.
De samenwerking met Enegeryport Peelland wordt vooral vormgegeven in het gezamenlijk delen van informatie en ervaringen over duurzame energie-opwekking (m.n. zonne-energie) en de concrete bouwkundige vertaling daarvan in hedendaagse woningbouw. De initiatiefnemers van de zonnepanelenweide en de eigenaren van de eco-woningen kunnen - al dan niet gezamelijk - rondleidingen en informatie geven aan bezoekers van beide projecten.
De 6 woningen zullen op twee verschillende wijzen worden ontsloten. De meest noordelijke kavel (1) zal direct op de Leembaan ontsloten worden, terwijl de overige 5 kavels (2 t/m 6) ontsloten zullen worden via een nieuw aan te leggen parallelweg naast de Leembaan. De Leembaan wordt in het GVVP gekwalificeerd als een erftoegangsweg I binnen de bebouwde kom. Het huidige wegprofiel past bij deze beperkte verkeerskundige functie. De verkeersaantrekkende werking van het plan blijft beperkt tot het reguliere bewoners - en bezoekersverkeer van 6 woningen. Deze extra verkeersgeneratie is zo kleinschalig dat deze opgaat in het heersende verkeersbeeld op de Leembaan. Het plan leidt dan ook niet tot een relevante verandering in de verkeersintensiteiten op de Leembaan.
Afspraken aangaande het kostenverhaal voor de aanleg van deze infrastructuur zullen in een anterieure exploitatie-overeenkomst met de gemeente Deurne gemaakt worden.
Op grond van de Nota Parkeernormen 2013 hanteert de gemeente Deurne per vrijstaande koopwoning in het deelgebied 'schil rond het centrum', een parkeernorm van 1,9 parkeerplaatsen per woning. Voor de woningen zal worden voorzien in twee parkeerplaatsen op het eigen terrein. Bovendien is de parkeernorm vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm in de Nota parkeernormen.
Uitgangspunt bij deze planontwikkeling is -onder meer - zuinig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit. Een goede landschappelijke inpassing van het nieuwe woongebied is daar een onderdeel van. Binnen het plangebied en omgeving vinden grote veranderingen plaats. Naast en aansluitend aan het nieuwe woongebied wordt een zonnepanelenweide gerealiseerd. Daarvoor is op 11 juli 2017 een apart bestemmingsplan vastgesteld. Onderdeel van deze zonnepanelenweide is ook een goede landschappelijke inpassing van dit terrein ten opzichte van de omgeving. Het planconcept van de zonnepanelenweide gaat uit van een robuuste inpassing aan alle zijden van de locatie, zodat de panelen niet of nauwelijks zichtbaar zijn vanuit de omgeving. Hiertoe wordt de zonnepanelenweide aan alle zijden voorzien van een robuuste groensingel.
Een deel van deze robuuste groensingels zullen ook het thans aan de orde zijnde plangebied omkaderen. Hierdoor wordt al zorggedragen voor een goede landschappelijke inpassing van het plangebied en een goede visuele (groene) buffer tussen de toekomstige woonpercelen en het zonnepanelenpark. Daarnaast zal aan de achterzijde van de 6 woonpercelen, de aan te leggen groensingel nog worden versterkt door de aanleg van een bergings-en infiltratiesloot ten behoeve van de duurzame verwerking van het hemelwater, die aan weerszijde van groenvoorzieningen zal worden voorzien (zoals bomen, bosschages, struiken en hagen). Daarmee is het plangebied adequaat landschappelijk ingepast.
landschappelijke inpassing zonnepanelenweide en woonpercelen
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR is het kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt. Een van de kernbegrippen in de Structuurvisie is decentralisatie. Dit kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten letterlijk de ruimte geven om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.
Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie). Verstedelijkings-, landschaps- en bedrijventerreinenbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten.
Planspecifiek
Het onderhavige plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van de militaire vliegbasis Volkel. Het beperken van de bouwhoogten in dit plan om het militaire vliegverkeer ongestoord te laten plaatsvinden is een rijksbelang (defensie). Via de planregels in dit plan wordt de bouwhoogten van bouwwerken zodanig beperkt gehouden dat het ongestoord functioneren van de radarinstallatie op Volkel niet in gevaar komt. Voor het overige zijn er geen nationale belangen aan de orde in verband met dit plan.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Vanaf 1 juli 2017 moeten ruimtelijke plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken worden getoetst aan de nieuwe Ladder Duurzame Verstedelijking. De grondslag voor de nieuwe Ladder-toets is het nieuwe artikel 3.1.6 lid 2 Bro. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt dat in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Indien niet meer dan 11 woningen binnen een bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is er volgende de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen sprake van de ruimtelijke ontwikkeling van een woningbouwlocatie of een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i van het Bro (zie uitspraak ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921 (dorpskern Annen)).
Planspecifiek
Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een woongebied met maximaal 6 woningen. Een toets van dit bestemmingsplan aan de Ladder duurzame verstedelijking is dan ook niet noodzakelijk.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ((Barro) voorheen ook genoemd: AMvB Ruimte) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden.
Het Barro bevat alle ruimtelijke rijksbelangen uit de eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) en geeft middels regels en plankaarten (juridisch) de mogelijkheid om de rijksbelangen veel directer door te laten werken in de ruimtelijke plannen van andere overheden. De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nationale landschappen, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.
Planspecifiek
Het onderhavige plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van de militaire vliegbasis Volkel. Het beperken van de bouwhoogten in dit plan om het militaire vliegverkeer ongestoord te laten plaatsvinden is een rijksbelang (defensie). Via de planregels in dit plan wordt de bouwhoogten van bouwwerken zodanig beperkt gehouden dat het ongestoord functioneren van de radarinstallatie op Volkel niet in gevaar komt
De Wet ruimtelijke ordening vraagt van overheden om in een Structuurvisie hun belangen helder te definiëren en aan te geven hoe zij deze willen realiseren. In de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de provincie aan hoe zij omgaat met de ruimtelijke opgave voor de periode tot 2025, met een doorkijk naar 2040. De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is op 1 oktober 2010 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 januari 2011 in werking getreden. De partiële herziening is in maart 2014 vastgesteld.
Het plangebied is in de structuurvisie aangeduid als ‘Kern in het landelijk gebied’. In de kernen moet de lokale behoefte voor verstedelijking worden opgevangen (wonen, werken en voorzieningen). De provincie vraagt gemeenten om in regionaal verband afspraken te maken over de verdeling van het programma voor wonen en werken. De nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied moeten het eigen karakter van de kernen en de relatie met het landschap versterken. De stedelijke ontwikkelingen moeten qua maat en schaal passen bij de kern. Tevens moet er gelet worden op de historisch gegroeide identiteit van de kern en met de fase van de verstedelijking van de kern (suburbaan, dorps of plattelandskern).
uitsnede en renvooi structuurkaart (plangebied rood omcirkeld)
Planspecifiek
In verband met dit project moet vooral getoetst worden aan het ruimtelijk beleid voor de kernen in het landelijke gebied. Deurne behoort hier toe. Binnen de kernen in het landelijk gebied met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking wordt de lokale behoefte voor verstedelijking opgevangen (wonen, werken en voorzieningen). Het project behelst de nieuwbouw van woningen binnen de bebouwde kom en vormt een onderdeel van de ruimtelijke transformatie van het gebied. Het project voldoet hiermee aan dit beleid.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd hoe de bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen rijk, provincies en gemeenten. De provincie kan door middel van een planologische verordening regels formuleren waarmee gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening moeten houden. De provincie Noord-Brabant heeft hiertoe de Verordening Ruimte opgesteld.
Het plangebied ligt op basis van de Verordening Ruimte in het bestaand stedelijk gebied. Volgens de verordening kunnen stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen opgenomen worden, indien deze bestemmingsplannen bestaande stedelijke gebieden betreffen.
kaart Verordening Ruimte (plangebied rood omcirkeld)
In de Verordening ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot stedelijke ontwikkeling (onder andere op het gebied van wonen en werken), natuur en landschap (waaronder de ecologische hoofdstructuur), water, cultuurhistorie, agrarische ontwikkeling en windturbines.
De regels van de Verordening ruimte zijn er, in lijn met het beleid van de Structuurvisie ruimtelijke ordening, op gericht om het leeuwendeel van de stedelijke ontwikkelingen plaats te laten vinden in de stedelijke regio’s, in het bestaand stedelijk gebied en in de zoekgebieden voor verstedelijking. De begrenzingen van de stedelijke en landelijke regio’s zijn vastgelegd in de kaarten behorende bij de Verordening ruimte. In de verordening zijn ook het bestaand stedelijk gebied, de zoekgebieden voor verstedelijking en de ecologische hoofdstructuur begrensd.
In artikel 4.3 ‘Nieuwbouw van woningen’ is het volgende opgenomen:
Planspecifiek
Het plangebied ligt in de kern Deurne, dit is volgens de verordening ‘bestaand stedelijk gebied’. Zowel uit de actuele provinciale woningbehoefteprognoses, regionale woningbouwafspraken en het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid (Woonvisie) blijkt dat er ruimte wordt geboden voor specifieke – op maat gesneden - woningbouwprojecten ten behoeve van specifieke segmenten van de woningbouwmarkt.
Het onderhavige woningbouwproject past in dit beleid doordat het hier de realisatie van zeer duurzame en zeer energiezuinige woningen betreft. Dit soort eco-woningen worden thans in beperkte mate gebouwd in de regio Deurne. Ze vormen in feite een apart segment in de woningmarkt. Door de bouw van dit soort woningen wordt een specifieke doelgroep bediend van mensen die bewust duurzaam leven en in verband daarmee op zoek zijn naar een woning waarin men energie-neutraal of in ieder geval zeer energiezuinig kan wonen. Het plan voldoet aan het gestelde in de Verordening ruimte Noord-Brabant 2014.
Op 6 december 2011 heeft de gemeenteraad van Deurne de ‘Structuurvisie Deurne’ vastgesteld. Met de structuurvisie wil de gemeente regie voeren op de ontwikkelingen en processen die voor de toekomst van Deurne van belang zijn. Ontwikkelingen die het goed wonen, leven en werken ondersteunen wil de gemeente kunnen faciliteren en stimuleren. Ontwikkelingen die afbreuk doen aan de toekomst van Deurne wil de gemeente waar mogelijk voorkomen. De planlocatie is conform de kaart van de structuurvisie aangeduid als ‘Bestaand woongebied’.
In de structuurvisie is voor vijf onderscheiden sectorale thema’s beschreven hoe de gemeente beleidsmatig met de toekomstige opgaven op deze terreinen om wil gaan. Het betreft de thema's:
In het kader van dit plan zijn vooral de beleidsuitspraken m.b.t. de thema's 'wonen' en 'omgeving' van belang.
Ad 2 Wonen
Het beleid is gericht op ruimte bieden aan woningbehoefte van haar eigen bewoners en prioriteit leggen bij starters en het zo lang mogelijk zelfstandig wonen van senioren; nieuwe initiatieven binnen bestaand stedelijk gebied worden beoordeeld op de bijdrage aan de kwaliteit van de kern of wijk waarin de ontwikkeling plaatsvindt.
Ad 5 Omgeving
Het beleid is gericht op het behoud van de ruimtelijke karakteristiek en omgevingskwaliteiten van de wijken en kernen van Deurne. Door onder meer versterking van het groen in de kernen en het realiseren van een duurzame overgang tussen kern en buitengebied in de vorm van uitloopgebieden kan de kwaliteit van de kernranden worden versterkt en de aantrekkelijkheid van de woonomgeving worden vergroot.
Nieuwe initiatieven worden door de gemeente Deurne onder meer beoordeeld op de bijdrage van de omgevingskwaliteit. Hiervoor dient een initiatief te voldoen aan c.q. dient het getoetst te worden aan de volgende voorwaarden:
• Meerwaarde voor het woon- en leefklimaat van de kernen;
• Milieueffecten van het initiatief op de omgeving;
• Meerwaarde van het project voor duurzaamheid;
• Betekenis van het initiatief voor gebruiksmogelijkheden van de openbare
ruimte;
• Hydrologisch neutraal bouwen;
• Effecten van het initiatief vanuit verkeersbewegingen.
Een additioneel speerpunt van het gemeentelijk beleid is duurzaamheid . Particuliere initiatieven worden getoetst aan de mate waarin wordt bijgedragen aan duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Deurne. De energietransitie van fossiele naar duurzame brandstoffen wordt door de gemeente Deurne als kans gezien. Het lokaal op winnen van energie heeft impact op de omgeving. De gemeente ziet deze initiatieven als kans binnen haar duurzame energiebeleid. Dit betekent dat ze de planologisch-juridische mogelijkheden wil scheppen voor realisatie van dergelijke van dergelijke winpunten. Uitgangspunt hierbij is dat een bijdrage aan de duurzame energielevering plaatsvindt en dat het initiatief passend (qua aard, omvang en landschappelijke impact) is in de omgeving.
Planspecifiek
Het plangebied is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied en heeft betrekking op realisering van 6 duurzame eco-woningen ter plaatse van een voormalige woonuitbreidingslocatie. Het plangebied zal landschappelijk worden ingepast in aansluiting op de landschappelijke inpassing rond het naastgelegen zonnepanelenpark van Energyport Peelland. De initiatiefnemers beogen de realisatie van een woningbouwplan dat voldoet aan de eisen uit de Structuur- en Woonvisie. Het betreft hier immers een bijzonder en vernieuwend woningbouwconcept dat uitstekend past bij de nieuwe gebiedsontwikkeling van De Vlaas als zonnepanelenpark. Hierdoor kan de ene ontwikkeling fungeren als 'gangmaker' voor de andere ontwikkeling. Met het voornemen wordt een bijdrage geleverd aan de doelstelling van het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid.
Met het plan wordt verder een segment in de Deurnese woningmarkt bediend, waarin de andere woningbouwplannen voor de kern Deurne niet voorzien. Tevens betreft het hier een puur vraaggestuurd programma. Voor iedere ECO-woning/kavel is een realisator. Bovendien vallen de initiatiefnemers binnen de doelgroepen waaraan de gemeente prioriteit geeft. Van de realisatoren zijn namelijk ruim 50 % jonge gezinnen, de overige zijn senioren. De realisatoren zijn tenslotte allen woonachtig in de gemeente Deurne. Zij zijn als huidige (grond)eigenaren van de kavels vooral geïnteresseerd in nieuwbouw op hun eigen kavel. Zij hebben geen ambitie om - indien woningbouw op hun kavel niet mogelijk blijkt - elders in Deurne een andere woning of bouwperceel aan te kopen. Financieel gezien zou dat natuurlijk voor deze grondeigenaren geen logische stap zijn.
Het plan betreft verder een hydrologische neutrale ontwikkeling, die niet leidt tot een grootschalige verkeersaantrekkende werking dan wel andere negatieve milieu- respectievelijk omgevingseffecten op de omgeving.
Gelet op bovenstaande is het voornemen passend binnen de beleidsuitgangspunten zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie.
In de Woonvisie gemeente Deurne 2015-2030 worden eveneens belangrijke beleidsuitspraken gedaan in verband met woningbouw in de hoofdkern Deurne. De gemeente maakt hierin de volgende hoofdkeuzes:
Om te komen tot een woningvoorraad die aansluit bij de huidige en toekomstige behoeften van de Deurnese bevolking en om faciliterend / stimulerend voor burgers en (sociale) ondernemers te zijn, zet de gemeente Deurne verder in op:
Op basis van het bovenstaande woningbouwkader is het basisprogramma voor de kern Deurne voor de periode 2015-2025: 55% van 1035 woningen = 570 woningen. Op basis van de huidige bestemmingsplannen, afspraken en locaties is er binnen het basisprogramma geen ruimte voor nieuwe initiatieven in de kern Deurne. Alleen wanneer in het kader van de structuurvisie of bestemmingsplannen andere keuzes worden gemaakt kan ruimte ontstaan.
In deze Woonvisie is een reservering van 30% opgenomen voor het behoud van flexibiliteit. Deze capaciteit zal ingevuld kunnen worden door nog resterende particuliere woningbouwmogelijkheden in geldende bestemmingsplannen. Ten aanzien hiervan stelt de Woonvisie dat deze bouwmogelijkheden vaak al lange tijd in bestemmingsplannen opgenomen zijn, maar nog niet benut. De gemeente Deurne zal bij de voorbereiding van de actualisatie van bestemmingsplannen de eigenaren eerst actief benaderen en een termijn geven voor realisatie. Als binnen deze termijn de betreffende woning niet wordt gerealiseerd wordt de bouwmogelijkheid zonder recht op planschade geschrapt. De (verplicht !) uit te werken woonbestemming op de gronden van de initiatiefnemers vormen een bestaande woningbouwtitel, waarbij de eigenaren de kans moeten krijgen om deze bouwmogelijkheid te realiseren.
Het project betreft verder:
Aangezien in de Woonvisie ook is aangegeven dat ruimte wordt geboden aan creativiteit en innovatie, en dat de kwaliteit van de nieuwbouw van belang is, is het project nader bekeken. De kwaliteit van de nieuwbouw is nu vastgelegd via het ondertekende Regionaal Convenant GPR Gebouw. Doel van dit convenant is onder andere het creëren van een gebouwde omgeving met een zo hoog mogelijke kwaliteit en tegelijk een zo laag mogelijke milieubelasting. Het maximaliseren van kwaliteit gaat over gezondheid, gebruikswaarde en omgeving, nu en in de toekomst. Daarnaast wordt een bijdrage geleverd aan het minimaliseren van problemen als het broeikaseffect, uitputting van voorraden en verlies aan biodiversiteit. Maar we weten ook dat de normen die in het convenant zijn vastgelegd onvoldoende antwoord bieden voor de toekomst.
Voor innovatie zijn experimenten en goede voorbeelden van pioniers noodzakelijk. Daar voldoet dit project aan, mits het op korte termijn wordt gerealiseerd (anders is de vernieuwing al weer achterhaald).
Daarom is in januari 2017 vanuit het gemeentelijke woonbeleid principemedewerking aan dit specifieke project verleend onder de volgende voorwaarden:
Planspecifiek
Het onderhavige plan is nadrukkelijk ontwikkeld met in acht name van deze voorwaarden.
Ad 1.
Het woningbouwprogramma bestaat uit maximaal 6 ecowoningen.
Ad 2., 5. en 6.
De wijze waarop door middel van deze ecowoningen invulling zal worden gegeven aan de aspecten duurzaamheid en energiezuinigheid - zoals via 'Passief Bouwen' en/of 'EPC=0' en planning voor projectrealisatie is in een anterieure overeenkomst tussen de initiatiefnemers en de gemeente Deurne afgekaderd.
Ad 3.
Voor een uitgebreide beschrijving van de invulling van het Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) wordt verwezen naar paragraaf 3.3.1 van deze plantoelichting.
Ad 4.
Opgedane ervaring en kennis door de realisatie van het project zal gedeeld worden met externe partijen, zoals bouwbedrijven, projectontwikkelaars, woningbouwverenigingen, particulieren en energiecoöperaties. Hierbij wordt de samenwerking gezocht met het naastgelegen zonnepanelenpark dat door EnergyPort Peelland wordt gerealiseerd.
Op 15 november 2016 is door de gemeenteraad de Welstandsnota 2016 vastgesteld. De Welstandsnota ziet toe op een verdere deregulering en vereenvoudiging van het welstandsbeleid en een versnelling van de vergunningsprocedure door invoering van een ambtelijke welstandstoets.
Het plangebied is opgenomen binnen categorie 15 ‘Overig Buitengebied’. Het welstandsbeleid is hier gericht op een goede, basale visuele inpassing van bouwwerken in het buitengebied. Doel is dat er een visueel rustig bebouwings- en landschapsbeeld gewaarborgd is. Het beleid is er verder op gericht om excessen in het landschap te voorkomen.
Woningbouw is binnen deze categorie vergunningsvrij als voldaan wordt aan de volgende sneltoetscriteria :
• Plaatsing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het landschaps- en bebouwingsbeeld;
• Er is een ambtelijke welstandstoets.
Planspecifiek
Het plangebied wordt conform het landschappelijk inrichtingsplan landschappelijk ingepast, waarmee aan de Welstandnota zal worden voldaan.
Op 27 januari 2010 is nieuw verkeer en vervoerbeleid in de vorm van het GVVP (Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan) vastgesteld. Dit beleid is samen met een klankbordgroep tot stand gekomen middels intensieve samenwerking. De doelstelling van het GVVP is te streven naar een duurzaam, begrijpbaar en bruikbaar verkeers- en vervoerssysteem.
Bij het opstellen van de verkeersfuncties van wegen in Deurne zijn de volgende keuzes leidend geweest:
Duurzame mobiliteit betekent het streven naar een verkeer en vervoersysteem dat ook op de lange termijn een bijdrage levert aan een kwalitatief goede leefomgeving en anderzijds de noodzakelijke bereikbaarheid van de verscheidene voorzieningen waarborgt via gepaste vervoerwijzen. Hierin komen de landelijke beleidsuitgangspunten terug dat mobiliteit mag (groeien) binnen een juiste balans van veiligheid, leefbaarheid en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur. Daarnaast streeft Deurne naar eenvoud in haar verkeer- en vervoersysteem. De toegenomen mobiliteit met bijhorende groei in verkeer samen met een toenemende vergrijzing van de Deurnese bevolking, zorgt voor een toenemende noodzaak om verkeer en vervoer begrijpbaar en bruikbaar te houden voor alle Deurnenaren, zowel de vervoersystemen en netwerken als de weginrichting.
De visie is uitgewerkt in 7 thema's (voetgangers, fietsverkeer, openbaar vervoer, autoverkeer, landbouwverkeer en vrachtverkeer, veiligheid en leefbaarheid) waarbinnen steeds de vier uitgangspunten van het GVVP (bewust omgaan met mobiliteit, een robuust netwerk, een begrijpbaar en bruikbaar verkeers- en vervoersysteem en regionale samenwerking) zijn verwerkt.
Op 14 mei 2013 heeft de gemeenteraad van Deurne de "Nota Parkeernormen 2013" vastgesteld. In deze beleidsnota staat een samenhangend stelsel van parkeernormen voor de middellange termijn. De parkeernormen zijn bedoeld om gebruikt te worden bij bouw en herbouwprojecten binnen de gehele gemeente Deurne. Deurne onderkent dat parkeernormen maatwerk zijn en per situatie zullen verschillen, afhankelijk van de bereikbaarheid met openbaar vervoer en/of auto van een plek, de stedelijkheidsgraad en de ontwikkelingsbehoefte.
Deurne heeft een heldere visie op het parkeren. Binnen zekere grenzen wordt beoogd het parkeren optimaal en duurzaam te faciliteren. Parkeren bij de eigen woning en werkplek dient primair op eigen terrein plaats te vinden. Ook kunnen er omstandigheden zijn waarbij de gemeente onder de voorwaarde van betaling van een compensatiebedrag, ontheffing geeft van het realiseren van (een deel van) de benodigde parkeercapaciteit.
Planspecifiek
Het voldoen aan de parkeernormen uit de Nota Parkeernormen 2013 is juridisch geborgd doordat de verplichting om -conform de Nota Parkeernormen 2013 - voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te realiseren en gerealiseerd te houden als opgenomen in de planregels van dit bestemmingsplan.
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh).
Econsultancy BV heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de planmatige inpassing van 6 woningen aan de Leembaan te Deurne. In de directe omgeving van het plan zijn uitsluitend wegen met een toegestane maximumsnelheid van 30 km/uur gelegen. Dergelijke wegen zijn niet gezoneerd volgens de Wet geluidhinder.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie is echter een akoestisch onderzoek naar het woon- en leefklimaat ten gevolge van deze wegen benodigd. Een dergelijk akoestisch onderzoek is eveneens noodzakelijk In het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning- activiteit: bouwen waaruit zal moeten blijken dat de maximale geluidsbelasting van 33 dB binnen verblijfsruimten van woningen – zoals voorgeschreven in het Bouwbesluit – gehaald kan worden.
In het akoestisch onderzoek wordt de geluidsbelasting op de toekomstige geluidgevoelige bestemmingen inzichtelijk gemaakt en getoetst. Voor het plan is nog geen indeling bekend. Daarom zijn op de perceelsgrens toetspunten gemodelleerd ten behoeve van maximaal 3 bouwlagen. De berekeningen zijn verricht aan de hand van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en met behulp van het programma Geomilieu, versie 4.21.
De geluidsbelasting ter plaatse van de perceelsgrenzen bedraagt maximaal 42 dB. Er vindt geen overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB plaats. Er gelden voor de realisatie van het plan vanuit akoestisch oogpunt geen beperkingen.
Voor het volledige akoestische onderzoek wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 1 integraal deel uitmaakt van deze plantoelichting.
De meest nabijgelegen railinfrastructuur is de spoorweg tussen Eindhoven en Venlo (traject 795). Het betreft hier een landelijke spoorwegverbinding met een vastgestelde geluidzone. Het plangebied ligt op ca. 550 meter van de spoorwegverbinding. Het plangebied is buiten de geluidzone gelegen. Het tegenover het plangebied gelegen Bedrijventerrein Deurne, Zuid en West is verder geen gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in art. 40 Wgh, zodat de Wgh voor deze onderdelen niet van toepassing is.
In het kader van het onderhavige plan wordt binnen het plangebied nieuwe bodemgevoelige functies toegelaten in de vorm van 6 woningen met tuinen en erven. Voordat door middel van dit bestemmingsplan deze nieuwe functies mogelijk worden gemaakt zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke bebouwing en gebruik ook mogelijk maken.
Econsultancy BV heeft een rapportage overlegd naar de bodem- en grondwaterkwaliteit binnen het plangebied. Het vooronderzoek is hierbij verricht conform de NEN 5725 en het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740.
Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "verdachte locatie met diffuse bodembelasting en een heterogene verontreiniging op schaal van monsterneming" (VED-HE). Het doel van het verkennend bodemonderzoek in deze situatie is het bepalen van de aard van de heterogeen verdeelde verontreinigende stof op schaal van monsterneming. Tevens wordt vastgesteld of de vermoede verontreinigende stof de achtergrondwaarde of het geldend achtergrondgehalte overschrijdt.
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, matig grof zand. De bodem is verder plaatselijk zwak tot matig leemhoudend, zwak humeus en/of zwak grindig. Plaatselijk bestaat de bodem uit sterk zandige leem. Vrijwel de gehele onderzoekslocatie is tot maximaal 1,0 m -mv zwak tot matig kolengruishoudend en zwak baksteenhoudend.
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Hierbij wordt opgemerkt dat gelet op de doelstelling van het onderzoek de veldwerkzaamheden niet conform de NEN 5707 ("Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond") zijn uitgevoerd maar wel zintuiglijk zijn beoordeeld door een veldwerker die geregistreerd staat als ervaren veldwerker voor het protocol 2018 van de SIKB BRL 2000 "Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek". De uitkomst van het onderzoek is met betrekking tot de parameter asbest derhalve indicatief.
Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.
De verdachte laag is plaatselijk licht verontreinigd met koper, zink en/of minerale olie. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Het grondwater is plaatselijk licht tot matig verontreinigd met nikkel en verder licht verontreinigd met barium, kobalt en zink. De verhoogde nikkelgehalten komen overeen met bodemonderzoeksgegevens uit het verleden. Destijds is ondermeer in een rapportage aangegeven, dat het voorkomen van een verhoogde nikkelconcentraties boven de tussenwaarde en/of interventiewaarde in het grondwater in Deurne niet ongebruikelijk is en dat de precieze oorzaak hiervan niet bekend is. Vooralsnog wordt hier dan ook geen nader onderzoek naar geadviseerd.
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "heterogeen verdacht" dient te worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, bevestigd. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek.
Ten aanzien van eventueel bij bouwwerken vrijkomende grond geldt, dat indien de grond elders zal worden gebruikt, deze te allen tijde onderzocht dient te worden conform de regels van het Besluit bodemkwaliteit om zo de definitieve hergebruik mogelijkheden vast te stellen. Wanneer de grond vrijkomt binnen een locatie en in een later stadium onbewerkt weer binnen hetzelfde perceel wordt hergebruikt, geldt geen aanvullende onderzoeksinspanning.
Voor het volledige bodem- en grondwateronderzoek wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 2 integraal deel uitmaakt van deze plantoelichting.
Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) heeft tot doel het beschermen van mensen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid. Hierbij is het van belang een onderscheid te maken tussen het:
Bij het realiseren van een nieuwe bron moet in beeld gebracht worden of deze ontwikkeling leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, tenzij de ontwikkeling NIBM (Niet In Betekende Mate) is of onder het NSL valt.
Niet in betekenende mate (NIBM)
Titel 5.2 Wm introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.
Een geplande ruimtelijke ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging als:
De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) bevat de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij om de volgende categorieën:
Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM).
Het onderhavige plan voorziet slechts in de realisatie van zes extra woningen met één ontsluitingsweg en valt daardoor uiteraard ruimschoots onder de norm van 1500 woningen. Het plan is te kleinschalig om in betekende mate bij te dragen aan een verandering/verslechtering van de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling.
Het wettelijk kader voor risicovolle bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor het transport van gevaarlijke stoffen is het vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gebaseerd op twee elementen: een harde norm in de vorm van het plaatsgebonden risico en een oriënterende waarde in de vorm van het groepsrisico. De norm voor het plaatsgebonden risico bedraagt één op de miljoen (10-6) per jaar, ofwel 1 op de miljoen blootgestelde personen. Het hanteren van een norm voor het plaatsgebonden risico biedt een basisveiligheidsniveau voor de individuele burger in de omgeving van een risicovolle activiteit.
Voor nieuwe situaties geldt deze norm als grenswaarde. Dat wil zeggen dat nieuwe kwetsbare bestemmingen buiten de 10-6 contour moeten zijn gelegen. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de plaatsgebonden risico-contour ook, maar daar geldt de contour als richtwaarde.
Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied (1 % letaliteitgrens) gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de oriënterende waarde. Dit is een richtwaarde waarvan het bevoegd gezag, voldoende gemotiveerd, kan afwijken.
Bedrijven en transport gevaarlijke stoffen
De zes woningen zijn te kwalificeren als beperkt kwetsbare objecten. Uit de risicokaart Noord-Brabant blijkt dat op ca. 265 m van het plangebied een aantal BEVI inrichtingen aanwezig zijn:
Gezien de afstand van het plangebied tot deze inrichtingen en het feit dat het plangebied niet is gelegen binnen risicocontouren en invloedsgebieden van deze inrichtingen leidt dit niet tot belemmeringen voor het plan.
uitsnede risicokaart Noord-Brabant
De dichtstbijzijnde route waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt is de spoorverbinding Eindhoven-Venlo. Deze verbinding ligt op ca. 550 meter van het plangebied. In verband met de ruimtelijke ontwikkelingen (transformatie en herstructurering) binnen de Spoorzone in Deurne alsmede gelet op gewijzigde regelgeving, waarbij is ingespeeld op het Basisnet Spoor, is het plaatsgebonden risico en groepsrisico vanwege deze spoorverbinding kwalitatief opnieuw beoordeeld.
De PR 10-6 contour van het spoor bedraagt 0 m en derhalve levert het plaatsgebonden risico geen belemmeringen op. Het groepsrisico is op basis van bekende gegevens onder de oriëntatiewaarde (OW) gelegen, zelfs lager dan 0,1 x OW. Bovendien volgt uit artikel 8 lid 1 Bevt dat een groepsverantwoording alleen noodzakelijk is indien een plan-of besluitgebied - waarbinnen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden toegelaten - binnen 200 meter van een route of tracé ligt waarover vervoer van gevaarlijks stoffen plaatsvindt. De afstand van het onderhavige plangebied tot de spoorverbinding bedraagt ca. 550 meter. Hierdoor legt het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze spoorverbinding geen beperkingen op aan de ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied.
Ondergrondse buisleidingen
Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op een explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van het milieu. In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.
Uit de Risicokaart Noord-Brabant blijkt dat in de ruime omgeving van het plangebied geen buisleidingen zijn gelegen .
Hoogspanningslijnen
Zonering rond het bovengrondse hoogspanningsnet in Nederland is vastgelegd in de Netkaart van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De Netkaart bevat o.a. gegevens over de netbeheerder en de breedte van de indicatieve zones. Op basis van de informatie van o.a. de Netkaart blijkt dat er geen hoogspanningslijnen in de directe nabijheid van het plangebied liggen die van invloed zijn op het project.
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009.
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand:
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging en/of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Econsultancy BV heeft een milieuzoneringsonderzoek uitgevoerd waarbij de potentiële milieu-invloed (hinder) van omringende bedrijven op het plangebied is onderzocht.
Een gemengd gebied wordt omschreven als een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Ten noorden van het plangebied ligt een woonwijk, ten oosten van het plangebied is een bedrijventerrein gelegen. Ten zuiden en westen van het plangebied zal een zonnepanelenpark en een ijsbaan worden opgericht. Tenslotte loopt oostelijk aansluitend aan het plangebied de Leembaan. Het betreft hier een belangrijke openbare weg die de zuidelijke ontsluiting vormt van het bedrijventerrein Deurne, Zuid en West en de woonwijk Sint Jozefparochie. Gelet op de sterke aanwezigheid van zowel bedrijvigheid en verkeers-en maatschappelijke functies in de nabijheid en daarmee de matige tot sterke functiemenging, wordt het plangebied als gemengd gebied beschouwd.
Een gemengd gebied wordt omschreven als een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Ten noorden van het plangebied ligt een woonwijk, ten oosten van het plangebied is een bedrijventerrein gelegen. Ten zuiden en westen van het plangebied zal een zonnepanelenpark en een ijsbaan worden opgericht. Tenslotte loopt oostelijk aansluitend aan het plangebied de Leembaan. Het betreft hier een belangrijke openbare weg die de zuidelijke ontsluiting vormt van het bedrijventerrein Deurne, Zuid en West en de woonwijk Sint Jozefparochie. Gelet op de sterke aanwezigheid van zowel bedrijvigheid en verkeers-en maatschappelijke functies in de nabijheid en daarmee de matige tot sterke functiemenging, wordt het plangebied als gemengd gebied beschouwd.
In de directe omgeving van het plan zijn de volgende bestemmingsplannen/ beheersverordeningen van kracht:
Ad 1.
De beheersverordening heeft vrijwel uitsluitend betrekking op woongebieden en gaat uit van functiemenging. In gebieden met functiemenging worden drie categorie-typen toegepast. In categorie A worden enkel activiteiten uit milieucategorie 1 toegestaan. In categorie B en C zijn dat activiteiten :
Op perceel 1 is een besluitvlak gemengd – horeca van toepassing. Uit de Staat van bedrijfsactiviteiten behorend bij de beheersverordening is af te leiden dat hier een bedrijf uit categorie B kan worden gevestigd. Momenteel is op het perceel een zalencentrum aanwezig. Andere bestemmingen anders dan woongebieden worden verondersteld niet relevant te zijn.
Ad 2.
Binnen het bestemmingsplan is per gebied een hoogst toelaatbare milieucategorie vastgelegd. Het gebied (2) tussen Leembaan en Liesselseweg laat in beginsel bedrijven tot milieucategorie 3.2 toe met een (gecorrigeerde) richtafstand van 50 meter. Binnen het gebied zijn verder specifieke activiteiten vastgelegd, zoals autohandel (3), binnenspeeltuin (4), openbare nutsvoorziening (5), LPG-verkooppunt (6) met een doorzet van minder dan 1.000 m3 en een bedrijf tot categorie 4.1 (7).
Het plangebied ligt binnen de richtafstanden voor het gehele bedrijventerrein. In de directe omgeving van het plangebied zijn aan de Leembaan de volgende bedrijven gelegen:
Elk van de genoemde bedrijven valt in een lagere milieucategorie dan de maximaal mogelijke categorie 3.2, met uitzondering van de laatstgenoemde. Omdat de planlocatie op circa 40 meter afstand tot de bedrijfspercelen ligt, is op de eerste 10 meter van het perceel gezien vanaf de Leembaan sprake van een planmatige overlapping. Wanneer de woningen buiten deze afstand worden geprojecteerd, is op grond van de VNG-publicatie sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Verder is van belang dat ter plaatse de feitelijke bedrijfsbebouwing en de bedrijfsactiviteit in alle gevallen achter de op de bedrijfspercelen gelegen bedrijfswoningen aanwezig is respectievelijk plaatsvindt. De locaties van de bestaande bedrijfswoningen zijn ook binnen het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Deurne, Zuid en West' afzonderlijk aangeduid. Deze bedrijfswoningen zijn allen bewoond, van recente datum en van uitstekende kwaliteit. De kans dat deze bestaande bedrijfswoningen in de nabije toekomst gesloopt zullen worden en dat daar andere bedrijfsgebouwen voor in de plaats komen, is nagenoeg nihil. Het is dan ook aanvaardbaar om voor de bepaling van de aanwezige ruimtelijke scheiding tussen de bedrijfsfuncties en de beoogde woningen uit te gaan van een lijn achter de bedrijfswoningen.
bedrijfswoningen rechts van de Leembaan
referentielijn milieuzonering
Op basis van de referentielijn ligt de afstand tussen de bedrijfsfuncties en de voorgevelrooilijnen van de beoogde woningen op 50 meter. Daarmee bestaat er meer dan voldoende ruimtelijke scheiding tussen de nieuwe woningen en de bestaande bedrijven en is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe zes woningen gegarandeerd.
Voor wat betreft het bedrijf aan de Leembaan 52 is - gelet op de specifieke ligging van het perceel, bestaande bedrijfsbebouwing, bestaande bedrijfsactiviteiten en eventuele toekomstige bouw-en gebruiksmogelijkheden - wel gekozen om uit te gaan van de grens van het bedrijfsperceel. De gevellijn van de beoogde woningen is op minimaal 50 meter van deze grens gelegen zodat ook hier voldoende ruimtelijke scheiding bestaat tussen woon-en bedrijfsfunctie opdat zowel een aanvaardbaar woon-en leefklimaat als een onbelemmerde bedrijfsuitvoering gegarandeerd zijn.
Ad 3.
Het grootste deel van dit bestemmingsplan in de directe nabijheid van de te realiseren woningen is bestemd voor de plaatsing van zonnepanelen (8). Langs de Sint Jozefstraat kan middels een omgevingsvergunning een natuurlijke ijsbaan (9) worden toegestaan. Verder is alleen 'gemengd gebruik' toegestaan, waaronder nutsvoorzieningen, grasland of akkerland.
Het betreffend bestemmingsplan is op 11 juli 2017 vastgesteld. Voor het bepalen van de richtafstand is uitgegaan van een worstcase-benadering. In de praktijk zullen zonnepanelen geen hinder opleveren ter plaatse van het plangebied. Ondersteunende installaties kunnen dusdanig worden geplaatst dat eventuele hinder tot een minimum wordt beperkt. Omdat nog geen sprake is van een bestaande inrichting, is een aanvullend onderzoek niet mogelijk. De overlast is bovendien dusdanig beperkt, dat nieuwe woningen vrijwel zeker buiten de richtafstand zullen worden gerealiseerd.
Voor het volledige milieuzoneringsonderzoek wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 3 integraal deel uitmaakt van deze plantoelichting.
Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wn) ingegaan. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora en Faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig: 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland, 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden en 3. vereenvoudiging van regels. Vanaf 1 januari bepalen de provincies voor hun gebied wat wel en niet mag in de natuur. De provincie is primair verantwoordelijk voor de vergunningen en ontheffingen.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het Natuurnetwerk Nederland liggen alle bestaande natuurgebieden, waaronder de 20 Nationale Parken. Verder gebieden waar nieuwe natuur wordt aangelegd, landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer, meren, rivieren, de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee en tenslotte alle 164 aangewezen Natura 2000-gebieden. Het NNN is de opvolger van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Per Natura 2000-gebied zijn (instandhoudings)doelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die vermoedt of kan weten dat zijn handelen of nalaten, gelet op de instandhoudingdoelen, nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben, is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. Het bevoegd gezag kan schadelijke activiteiten beperken en eisen dat een vergunning wordt aangevraagd. Regulier beheer en bestaand gebruik zijn (of worden) opgenomen in Natura 2000-beheerplannen. Na vaststelling van de beheerplannen hoeft daarvoor geen vergunning aangevraagd te worden.
In de nieuwe Wet natuurbescherming blijft de bescherming van Natura 2000-gebieden vrijwel hetzelfde. De bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komt wel te vervallen. Provincies kunnen ervoor kiezen om deze gebieden alsnog te beschermen via het provinciale beleid. De provincie voegt dan gebieden toe aan het NNN of wijst ze aan als bijzonder provinciaal natuurgebied of – landschap.
Zowel in de oude Flora- en faunawet als in de nieuwe Wet natuurbescherming staan verbodsbepalingen: activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten zijn verboden. Verboden activiteiten wijzigen nauwelijks. Wel zijn enkele definities aangepast. Zo is onopzettelijk verstoren niet meer strafbaar en is opzettelijk verstoren van vogels in sommige situaties toegestaan. Maar verstoren zonder dat tevoren goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd, blijft strafbaar.
Met de nieuwe wet wijzigt wel de lijst van beschermde soorten. Waar de Flora- en faunawet uitgaat van drie beschermingsniveaus, verdeelt de Wet natuurbescherming beschermde soorten in twee groepen: Strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. In de tweede categorie staan andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst. De bescherming van vaatplanten uit tabel 1 en tabel 2 is vervallen. Onder de Wet natuurbescherming worden nog 75 soorten vaatplanten beschermd, waaronder soorten die niet eerder werden beschermd. De bescherming van mieren vervalt. Vrijwel alle zoogdieren blijven beschermd. Meer soorten libellen en vlinders worden beschermd.
Bij een ontheffingsaanvraag onder de nieuwe wet wordt nog steeds getoetst aan drie criteria :
Daarmee verandert er weinig in vergelijking met de huidige toetsingspraktijk.
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen of binnen de invloedsfeer van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000-gebied of dat anderszins deel uitmaakt van het NNN. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Deurnsche Peel & Mariapeel) bevindt zich namelijk op circa 4,5 km afstand van het plangebied.
Het plan voorziet slechts in een kleinschalige ruimtelijke ontwikkeling (zes woningen) die - zowel gelet op deze aard en omvang alsmede gelet op de afstand tot het Natura 2000-gebied - redelijkerwijs niet tot een verstoring van dit beschermde natuurgebied zal leiden dan wel een negatieve invloed zal hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van dit gebied.
Soortenbescherming
Cobra adviseurs BV te Wilbertoord heeft een quickscan flora & fauna uitgevoerd in het kader van dit bestemmingsplan met als doel om in te schatten of er binnenhet plangebied planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep.
De initiatiefnemer is voornemens het plangebied te ontwikkelen voor woningbouw. Al het huidige groen en kleinschalige bebouwing zal verwijderd worden. Uit de quickscan blijkt - samengevat - het volgende:
Vogels
In het gebied zijn vogels aanwezig, waaronder ekster, zwarte kraai, buizerd, houtduif, kauw, spreeuw, groene specht en verschillende soorten kleine zangvogels. Alle vogels zijn beschermd onder de Wnb.
Europees beschermde soorten
Er worden vleermuizen in het gebied verwacht. Vleermuizen zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en staan daarom ook op de lijst van Europees beschermde diersoorten en zijn daarmee strikt beschermd.
Nationaal beschermde soorten
De aangetroffen of te verwachten soorten konijn, vos, egel, veldmuis en bosmuis zijn opgenomen in de lijst van nationaal beschermde diersoorten.
Vaste rust- en verblijfplaatsen
Er zijn potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig in boomholten. Of deze daadwerkelijk in gebruik zijn moet nader worden onderzocht. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn namelijk streng beschermd.
Worden met het werk verbodsbepalingen overtreden?
Voor vogels waarvan de nesten niet jaarrond zijn beschermd zijn geen overtredingen van de verbodsbepalingen te verwachten mits met de voorgenomen werkzaamheden geen bewoonde nesten verloren gaan. Voor Europees beschermde soorten zijn ten aanzien van vleermuizen overtredingen van de verbodsbepalingen te verwachten als blijkt dat de aangetroffen boomholten worden gebruikt als vaste rust- en verblijfplaats. Voor nationaal beschermde soorten zoals de egel is sprake van een overtreding van artikel 3.10 lid 1b Wnb. Deze soorten zijn in de provincie Noord-Brabant echter vrijgesteld van de verbodsbepalingen uit de Wnb (bron: Verordening natuurbescherming Noord-Brabant). Voor alle soorten geldt echter wel de zorgplicht.
Vervolgstappen
De volgende vervolgstappen zijn nodig:
• Uitvoeren van nader onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen.
• Behouden van vogelnesten waarvan de nesten niet jaarrond zijn beschermd door werken buiten het broedseizoen of aanvullende nestcontroles.
• Het inspecteren van de werkomgeving op dieren.
Voor de volledige quickscan flora en fauna wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 4 integraal deel uitmaakt van deze plantoelichting.
Vleermuizen
Met betrekking tot vleermuizen heeft Cobra Adviseurs vervolgens een nadere inspectie uitgevoerd. Uit de bovengenoemde quickscan bleek dat in één boom in het plangebied enkele holten aanwezig zijn die mogelijk gebruikt worden door holtenbewonende vogels of vleermuizen. Inmiddels heeft een inspectie plaatsgevonden om vast te stellen of de holten daadwerkelijk gebruikt worden door vleermuizen zoals de gewone grootoorvleermuis. Hieruit is gebleken dat er van gebruik door vogels en vleermuizen geen sprake is. De holten zijn te ondiep of bevatten oud spinrag op basis waarvan duidelijk wordt dat er geen (frequent) gebruik plaatsvindt van de holten. Bovendien zijn in en rond de holten geen uitwerpselen van vleermuizen zichtbaar.
Conclusie
Het plan leidt derhalve niet aantasting van beschermde flora en fauna en is in overeenstemming met Wet natuurbescherming.
Cultuurhistorische waarden in een stedelijk gebied kunnen betrekking hebben op:
Ad 1 en 3.
Binnen het plangebied zelf en de directe omgeving hiervan zijn geen rijks- en/of gemeentelijke monumenten dan wel beeldbepalende panden of windmolens (biotopen) aanwezig.
Ad 2.
Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Erfgoedwet (2016). Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is- door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld. In gebieden met een lage indicatieve archeologische waarde is er een geringe kans op het aantreffen van archeologische waarden. Deze gebieden hoeven echter niet 'leeg' te zijn. Het is zeer wel mogelijk dat juist in deze gebieden grafvelden, heiligdommen of depotvondsten aangetroffen kunnen worden, die op grond van een analyse van de bodem moeilijk of zelfs niet voorspelbaar zijn.
De gemeente Deurne heeft een Archeologisch Beleidsplan vastgesteld. Bij het beleidsplan hoort een archeologische beleidskaart.
Archeologische beleidskaart Deurne
Volgens de archeologisch beleidskaart Deurne geldt voor het gebied ‘geen archeologische verwachting’. Archeologie legt geen beperkingen aan deze planontwikkeling op.
Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers), granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Ook in Deurne hebben delen van het gemeentelijke grondgebied in de Tweede Wereldoorlog onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden in het plangebied ter plaatse van gronden die sinds de Tweede Wereldoorlog niet geroerd zijn, dient uit oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid, onderzoek verricht te worden naar NGE. Explosievenonderzoek brengt de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart. Indien noodzakelijk worden deze explosieven vervolgens verwijderd en onschadelijk gemaakt.
De gronden van het plangebied zijn echter sinds de Tweede Wereldoorlog veel veelvuldig geroerd c.q. verstoord door agrarisch bodemgebruik. Er zijn hierbij nimmer explosieven aangetroffen. Onderzoek is niet noodzakelijk.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Aa en Maas (hierna ook: het waterschap). Op 22 december 2015 heeft het waterschap Aa en Maas het waterbeheerplan 2016-2021 vastgesteld. In dit waterbeheerplan staan de doelstellingen die het waterschap nastreeft en wat het waterschap in de periode 2016-2021 gaat doen om deze doelen te halen. In het plan worden de volgende doelstellingen voor water uitgewerkt:
Rond het plangebied zijn vanuit het waterbeheerplan geen specifieke maatregelen gepland.
Op 26 februari 2015 heeft het waterschap de nieuwe Keur vastgesteld, die op 1 maart 2015 inwerking is getreden. Deze keur is in samenwerking tussen de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel tot stand gekomen, waardoor nu sprake is van een uniforme Keur. Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en -kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. In de Keur staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Met de invoering van de Waterwet is de samenhang tussen het waterbeleid en ruimtelijke ordening verbeterd. De ruimtelijke aspecten van rijks-en regionale waterplannen worden aangemerkt als structuurvisie in de zin van de Wro. Met AMvB's of provinciale verordeningen wordt geborgd dat deze structuurvisies doorwerken in de ruimtelijke ordeningen. In bestemmingsplannen wordt rekening gehouden met deze structuurvisies door de ruimtelijke inpassing van de maatregelen die de waterbeheerder treft.
Per 1 januari 2008 is de Wet Gemeentelijke Watertaken van kracht geworden. Met de inwerkingtreding heeft de gemeente de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater. De zorgplicht voor hemelwater en grondwater beperkt zich tot het stedelijk gebied. Op particulier terrein is de eigenaar verantwoordelijk voor het hemelwater van en het grondwater binnen het eigen perceel. Daar waar van de eigenaar redelijkerwijs niet kan worden gevraagd zelf voor het eigen hemel- en grondwater zorg te dragen, draagt de gemeente zorg voor de inzameling en afvoer. Voor de voorzieningen op het eigen perceel blijft de eigenaar van het perceel verantwoordelijk.
De originele bodem bestaat volgens de bodemkaart van Nederland uit een veldpodzolgrond, die volgens de Stichting voor Bodemkartering voornamelijk is opgebouwd uit leemarm en zwak lemig fijn zand. De afzettingen, waarin deze bodem is ontstaan, behoren geologisch gezien tot de Formatie van Boxtel. Tectonisch gezien ligt het plangebied in de Roerdalslenk. Deze slenk wordt aan de zuidwestzijde begrensd door de Feldbiss en aan de noordoostzijde door de Peelrandbreuk. Beide breuken zijn noordwest-zuidoost gericht.
De gemiddelde freatische grondwaterstand bedraagt circa 24 m1 + NAP. Het maaiveld ter plaatse van het plangebied bevindt zich op circa 25 m1 + NAP, waardoor het grondwater zich op een diepte van circa 1 m1 –mv zou bevinden. Het water van het eerste watervoerend pakket stroomt volgens de gegevens van de digitale wateratlas van de provincie Noord Brabant, in westelijke richting.
Ter plaatse van het plangebied zijn in 2004 3 peilbuizen geplaatst. Op een afstand van ± 2 kilometer ten zuidwesten van de onderzoekslocatie ligt het pompstation Vlierden. De onttrekking van dit pompstation heeft geen invloed op de grondwaterstroming van het freatisch grondwater. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermings- en/of grondwaterwingebied.Er zijn geen klachten bekend van grondwateroverlast in de omgeving.
Binnen het plangebied zelf is geen oppervlaktewater aanwezig. Binnen het gebied liggen geen leggerwatergangen waardoor hemelwater vanuit het gebied wordt afgevoerd. Ter plaatse van de Leembaan ligt een gescheiden riolering.
Het totale plangebied bedraagt 11.813 m2 en is geheel onverhard. In dit bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van een woongebied met maximaal 6 woningen mogelijk gemaakt. Dat leidt tot een waterhuishoudkundige opgave waarbij het hemelwater dat op nieuw te realiseren verharding valt op een duurzame wijze op eigen terrein verwerkt moet worden.
Het nieuwe afvoerend verhard oppervlak bestaat uit:
Omdat op dit moment nog geen concrete bouwplannen aanwezig zijn, dient voor de bepaling van de omvang van het afvoerend verhard oppervlak uit te worden gegaan van de maximale dakoppervlakten die op grond van de bouwregels bij de bestemming 'Woongebied' gerealiseerd kunnen worden.
Voor een hoofdgebouw van 10 x 20 meter (bxd) met een goot-en bouwhoogte van 6 resp. 11 meter en een afdekking via een kapconstructie met twee hellende dakvlakken met een hoek van 450 betekent dit een maximaal dakoppervlak van 280 m2 per woning.
Voor bijbehorende bouwwerken met een maximale oppervlakte van 150 m2 en met een goot-en bouwhoogte van 3,20 resp. 6,5 meter en een afdekking via een kapconstructie met twee hellende dakvlakken met een hoek van 450 betekent dit een maximaal dakoppervlak van 180 m2 per woonperceel.
Voor erfverharding wordt uitgegaan van een algemene aanname van 200 m2 per woonperceel.
Voor het totale plangebied betekent dit een totaal van 3960 m2 ( 280 x 6 + 180 x 6 + 200 x 6 ) aan nieuw afvoerend verhard oppervlak.
De oppervlakteverhardingen die deel uitmaken van de openbare ruimte zijn niet meegenomen in deze wateropgave. Het hemelwater wat op deze verhardingen valt zal via de gescheiden riolering worden afgevoerd.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Aa en Maas. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Deurne als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Aa en Maas gelden daarbij nog de volgende uitgangspunten:
Binnen het plangebied moet hydrologisch neutraal worden gebouwd. Dit houdt in dat er zoveel mogelijk hemelwater wordt vastgehouden en geborgen. Door water langer in het gebied vast te houden, worden verdrogingen en afwenteling van wateroverlast tegengegaan. Het streven is gericht op het afkoppelen van hemelwater van dakvlakken en oppervlakteverhardingen. In het kader van WB21 betekent dit dat de neerslag die op daken en bestrating valt, niet naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd, maar in de bodem wordt geïnfiltreerd of op het oppervlaktewater wordt geloosd.
Bij hergebruik kan gedacht worden aan de aanleg van gescheiden watercircuits door het hergebruik van bijvoorbeeld regenwater (drinkwater, grijswater, huishoudwater). De ervaringen met bestaande proefprojecten leert echter dat deze pas rendabel zijn bij projecten met 1000 of meer te bouwen woningen. Ook de recent aangescherpte regelgeving op dit vlak maakt het hergebruik van (hemel)water niet snel haalbaar. De ruimtelijke ontwikkelingen binnen het onderhavige plan zijn dan ook te kleinschalig om deze voorziening toe te passen.
Binnen het plangebied moet een duurzaam waterhuishoudkundig systeem aanwezig zijn om de hoeveelheid hemelwater te verwerken dat - gelet op het ter plaatse aan de orde zijnd afvoerend verhard oppervlak - binnen het plangebied valt. De duurzame verwerking van het extra hemelwater vanwege de beoogde nieuwe ontwikkeling zal binnen het plangebied plaatsvinden door een infiltratie- en/of bergingsvoorziening in de vorm van een sloot aan de achterzijde van de 6 woonpercelen. Het plangebied biedt meer dan voldoende ruimte om deze sloot aan te leggen. De GHG is verder voldoende laag om hemelwater te kunnen infiltreren.
Bij de realisatie van deze bergings-en infiltratiesloot worden in ieder geval de volgende randvoorwaarden in acht genomen:
Bij de bepaling van de capaciteit/kwantiteit van de bergings-en infiltratiesloot zonder de mogelijkheid tot overloop op openwater of vrijvervalriolering (dynamisch) zal worden uitgegaan van een watervoorziening met een dimensionering van 60 mm berging. De te realiseren waterbergingsruimte kan dan berekend worden door de toename van het afvoerend verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met 0,06 m.
De infiltratie- en/of bergingcapaciteit van de realiseren watervoorziening (sloot) bedraagt dan:
T= 10 |
3960 m2 x 0,06 m = 238 m3 |
Tevens moet gegarandeerd zijn dat een extreme neerslaggebeurtenis T=100 (d.w.z. een bui van 84 mm met een duur van twee dagen waarbij er niets kan infiltreren ) geen wateroverlast voor derden mag veroorzaken. Er zal beoordeeld moeten worden wat de gevolgen zijn van een dergelijke extreme neerslaggebeurtenis. Primair wordt ingestoken om het hemelwater van een extreme neerslaggebeurtenis te laten afstromen over maaiveld zonder dat schade wordt toegebracht aan of in gebouwen. Indien dit mogelijk blijkt is waterberging niet noodzakelijk.
Het afvalwater van de nieuwe woningen zal op de bestaande riolering aan de Leembaan worden geloosd.
Voor onderhavig plan is de watertoets uitgevoerd. De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen meer waterbestendig te maken, waarbij wateraspecten vroegtijdig en expliciet worden meegenomen in ruimtelijke plannen en bij locatiekeuzen. Vooroverleg met en advies van het waterschap Aa en Maas maakt onderdeel uit van de watertoets.
De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl). Het Waterschap heeft zich door middel van een e-mailbericht van 9 januari 2018 akkoord verklaard met deze watertoets.
Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. De plansystematiek voldoet aan de volgende RO-standaarden 2012:
Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2008 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.
Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.
In het kader van de SVBP 2012 dient een vaste volgorde en indeling van het plan aangehouden te worden. Deze is hieronder aangegeven.
De planregels zijn verdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:
Het belangrijkste doel van de planregels is om de bouw- en gebruiksregels van de verschillende
bestemmingen aan te geven.
Begrippen (art. 1)
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Voor het gemak zijn enkele begrippen uit de Wabo/ Bouwverordening overgenomen. Verder zijn enkele begrippen afkomstig uit de SVBP 2012.
Wijze van meten (art. 2)
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken / percelen gemeten moeten worden. Bij de wijze van meten is aangesloten bij het SVBP 2012.
De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:
Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Indien nodig wordenvervolgens de andere aan de grond toegekende functies genoemd.
In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen, bijgebouwen en aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is.
In het onderstaande worden de regels van de opgenomen bestemming nader toegelicht.
Artikel 3 Woongebied
De bestemmingsomschrijving van deze bestemming geeft aan dat deze gronden mogen worden gebruikt voor het wonen.
In de Anti-dubbeltelregel wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een bouwvergunning waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.
In de Algemene bouwregels zijn de overschrijdingen ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen opgenomen, alsmede regels ten aanzien van bestaande maten en parkeernormen.
De Algemene gebruiksregels geven weer welk gebruik in ieder geval als strijdig gebruik met het wijzigingsplan worden gezien. Daarnaast kan worden afgeweken van het strijdig gebruik bij bed & breakfast voorzieningen.
In de algemene regels zijn ook de Algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze verschaffen Burgemeester en Wethouders de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn.
In de bepaling Overgangsrecht is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.
In de Slotregel is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Een belangrijk aspect in de uitvoering van het bestemmingsplan is van juridische aard. Het betreft hier handhaving en toezicht op de naleving van de voorschriften in het bestemmingsplan. Handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden. Handhaving is bovendien van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle grondeigenaren en gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze daadwerkelijk aan het plan te worden gehouden. Een goede handhaving begint al bij de totstandkoming van het bestemmingsplan. Indien bij het maken van het bestemmingsplan met een aantal factoren rekening wordt gehouden, kan de handhaving van het plan na inwerkingtreding worden vereenvoudigd. Het betreft hier de volgende factoren:
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de voorschriften worden overtreden. Indien deze maatregelen achterwege blijven, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid. Uiteraard draagt het gemeentebestuur de verantwoordelijkheid om toe te zien op de naleving van de opgenomen regels in het bestemmingsplan. Temeer waar deze regels uitsluitend betrekking hebben op hoofdzaken, zal op de naleving van het bestemmingsplan met stiptheid worden toegezien.
Handhaving kan preventief en repressief gebeuren. De gemeente staat een actief handhavingsbeleid voor, waarbij net principe “handhaven, tenzij” leidend is. Illegale situaties worden niet gedoogd. Handhaving van de gewenste situatie staat voorop. Onder “tenzij” wordt verstaan dat er bestuurlijk verantwoording wordt genomen voor een expliciet genomen afwijkend gedoogbesluit. Dit afwijkende besluit moet en zal als zodanig ook naar buiten kenbaar worden gemaakt, zodat hierover democratisch verantwoording kan worden afgelegd. Uitgangspunt in de actieve handhaving is: 'Niet alles hoeft en kan tegelijkertijd en in dezelfde mate worden gehandhaafd'. Er zullen jaarlijks keuzes moeten worden gemaakt omtrent prioritering in norm en tijdsvolgorde. Hieruit volgt de volgende werkwijze: stellen van prioriteiten, actief onderzoeken en controleren, en snel ten uitvoer leggen van handhavingsbesluiten.
Voor het actieve handhaven heeft de gemeente de volgende middelen tot haar beschikking:
De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de initiatiefnemers. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. Verder zijn de gronden eigendom van de initiatiefnemers. Deze gronden zijn niet belast met beperkt zakelijke rechten van derden.
Kostenverhaal zal geregeld worden in een tussen de gemeente Deurne en de initiatiefnemers af te sluiten anterieure exploitatieovereenkomst. Door de vaststelling van deze anterieure exploitatieovereenkomst is het verhaal van de gemeentelijke kosten van de grondexploitatie over de in dit plan begrepen gronden afdoende verzekerd. Hierdoor behoeft een exploitatieplan door de gemeenteraad niet vastgesteld te worden (artikel 6.12 leden 1 en 2, onder a Wro). Na ondertekening van de exploitatieovereenkomst door beide partijen is het gemeentelijk kostenverhaal afdoende verzekerd. Hierdoor is dit plan economisch uitvoerbaar.
Tenslotte wordt in deze overeenkomst ook een planschadeverhaalsbeding zoals bedoeld in art. 6.4a Wro opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Deurne komt maar voor rekening van de initiatiefnemers.
Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is op 10 augustus 2017 een kennisgeving geplaatst over het voornemen tot het voorbereiden van het be-stemmingsplan "Leembaan, Deurne".
In het kader van het wettelijk overleg zal onder meer overleg plaatsvinden met Waterschap Aa en Maas en de provincie Noord-Brabant. De resultaten hiervan zullen te zijner tijd hieronder opgenomen worden. Beiden hebben geen bezwaren tegen deze ontwikkeling.
Het beoogde woningbouwinitiatief en het ontwerpbestemmingsplan waarin dit initiatief is geregeld, zijn door de initiatiefnemers besproken met omwonenden. Het betreft hier de direct aan het plangebied grenzende bewoners van de Jan Vermeerstraat, de bedrijven die aan de overzijde van Leembaan - direct tegenover het plangebied - zijn gelegen en de initiatiefnemers van zonnepark De Vlaas. Naast het geven van informatie over het initiatief zelf, is afgesproken dat de de initiatiefnemers de omwonenden periodiek op de hoogte houden van de voortgang van het initiatief. Ook is er vanuit de CPO een contactpersoon aangewezen waar omwonenden zich ten alle tijde - telefonisch of per e-mail - mee in verbinding kunnen stellen als er vragen of klachten zijn. Deze persoon zal dan een op korte termijn actie ondernemen.
Met ingang van 24 november 2017 heeft gedurende 6 weken het ontwerpbestemmingsplan "Leembaan, Deurne" met de daarbij behorende stukken ter inzage heeft gelegen. Deze terinzagelegging is conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening bekend gemaakt op 23 november 2017, waarna iedereen in de gelegenheid is gesteid om een zienswijze in te dienen.
Tegen het ontwerpbestemmingsplan en binnen de termijn zijn geen zienswijzen ingekomen.