direct naar inhoud van Regels
Plan: 'Leembaan, Deurne'
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201706-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Leembaan, Deurne' met identificatienummer NL.IMRO.0762.BP201706-C001 van de gemeente Deurne;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden-beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Onder de aan-huis-verbonden beroepen worden onder meer een huisarts, advocaat, pedicure, fysiotherapeut, makelaar, verzekeringsagent en architect begrepen;

1.6 afhankelijke woonruimte:

een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw met woonfunctie en/of in een bijbehorend bouwwerk, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw met woonfunctie en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt;

1.7 ambachtelijk bedrijf

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage

het door bouwwerken bebouwde oppervlakte, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel voorzover dat ligt binnen de bestemming of een in de regels nader aangeduid gedeelte van de bestemming;

1.10 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.11 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.12 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.13 bestaand
  • a. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.18 bijzondere woonvormen

woongebouw met gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van meerdere huishoudens;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.25 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden ,waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;

1.28 escortbedrijf

een natuurlijk persoon, groep van personen en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 GSM-installatie

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende zijsprieten, schoteltjes, panelen en technische installatie(s);

1.31 GSM-mast

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop/waarbij een (of meer) GSM-installaties kan (kunnen) worden geplaatst;

1.32 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.33 nieuwe woning

een woning / wooneenheid die wordt toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad,al dan niet door woningsplitsing. Hieronder valt niet de herbouw van een bestaande woning;

1.34 nok

het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkaar snijden;

1.35 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.36 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.37 operator/provider

aanbieder van een mobiel netwerk;

1.38 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.39 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.40 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.41 peil
  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.42 perceelsgrens

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;

1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.44 raoming

het gebruik van (delen van) het mobiele netwerk van een andere operator/provider;

1.45 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, een parenclub of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 site sharing

het gezamenlijk door twee of meer operators/providers gebruik maken van een GSM-mast;

1.47 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.48 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.49 wet/wettelijke regelingen

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.50 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de hoogte van een windturbine:

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.

2.8 de ondergrondse (vertikale) diepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Woongebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Woongebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen voor:
    • 1. wonen;
    • 2. openbare nuts- en verkeersvoorzieningen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. tuinen en erven;
  • d. verkeersvoorzieningen zoals wegen, voet-en fietspaden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen, waaronder speelvoorzieningen;
  • h. aanleg en instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals boven-en/of ondergrondse waterbergings- en/of infiltratievoorzieningen, doch uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';

met de daarbij behorende:

  • i. overige bouwwerken.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage mag ten hoogste 50% bedragen;
  • b. op eigen terrein dienen 2 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.

3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd voor wonen in de vorm van vrijstaande woningen;
  • b. het bouwen van nieuwe woningen is alleen toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' en met inachtneming van het aangegeven maximum aantal;
    • 2. indien de nieuwe woningen met de voorgevel worden gebouwd langs een openbare weg;
    • 3. indien verzekerd is dat op eigen terrein minimaal 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd;

en indien wordt voldaan aan de navolgende regels;

  • c. de voorgevel van het hoofdgebouw dient ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' in deze gevellijn gebouwd te worden;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag voor een vrijstaand hoofdgebouw aan beide zijden niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. de breedte van een hoofdgebouw mag niet minder dan 7 meter en niet meer dan 10 meter bedragen;
  • f. de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 20 meter bedragen;
  • g. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 11 meter bedragen;
  • i. vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder dan 25 graden en niet meer dan 60 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
      • tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
      • overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

3.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk mag in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van een bijbehorend bouwwerk dient ten minste 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te worden geplaatst;
  • c. voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel tot de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt;
  • d. bij een vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en/of tegen de zij-en/of achtergevel(s) van het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, mag per bouwperceel, onder voorwaarde dat het maximale bebouwingspercentage niet mag worden overschreden, ten hoogste bedragen:
    • 1. 110 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2 en kleiner of gelijk aan 1000 m2;
    • 2. 150 m2 voor bouwpercelen groter dan 1000 m2;
  • f. van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, mag de oppervlakte van dierenverblijven of hobbykassen niet meer bedragen dan 30 m2;
  • g. de horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel aangebouwd bijbehorend bouwwerk, mag niet meer dan 23 meter bedragen;
  • h. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, ten hoogste 3,20 meter en de bouwhoogte ten hoogste 6,50 meter bedragen. Uitsluitend voor de bouw van duivenhokken mag de goothoogte ten hoogste 4,50 meter bedragen;
  • i. de bijbehorende bouwwerken mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling niet meer dan 45 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte van 6,50 meter, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijbehorend bouwwerk of een gedeelte dat tegen de zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijbehorend bouwwerk of een gedeelte van een bijbehorend bouwwerk dat tegen de achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
      • de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de achterperceelsgrens en
      • de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
    • 4. overschrijding van de (denkbeeldige) 45 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

3.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofd- en bijbehorende bouwwerken of in gronden aansluitend aan deze gebouwen;
  • b. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

3.2.5 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 15 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,20 meter bedragen.

3.2.6 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw ten hoogste 1 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • d. de bouw van zwembaden is toegestaan.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.2 onder c. met betrekking tot de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de ter plaatse aanwezige gevellijn, mits:
    • 1. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
    • 2. de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de ter plaatse aanwezig gevellijn in ieder geval niet meer dan 5 meter bedraagt;
    • 3. belangen van omliggende bedrijven niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het bepaalde in 3.2.2 onder i. met betrekking tot de minimale en maximale dakhelling, mits:
    • 1. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
    • 2. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. het bepaalde in 3.2.3 onder b. voor het bouwen van carports, mits:
    • 1. de denkbeeldige lijn door de voorgevel niet meer dan 2 meter wordt overschreden;
    • 2. de afstand tot een perceelsgrens langs de openbare weg ten minste 3 meter bedraagt;
    • 3. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • d. het bepaalde in 3.2.3 onder c. voor een grotere afstand tot maximaal 2 meter, mits:
    • 1. de afstand tot een perceelsgrens langs de openbare weg ten minste 3 meter bedraagt;
    • 2. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
  • e. het bepaalde in 3.2.3 onder d. voor de bouw van bijbehorende bouwwerken aan beide zijgevels, mits de afstand van één bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter bedraagt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Aan huis verbonden beroepen

Bij woningen zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2;
  • c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
  • d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  • e. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gebouwen en gronden wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. het aan huis uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf;
  • c. kamerbewoning.

3.4.3 Waterberging en -infiltratie

Het gebruiken en/of het laten gebruiken van bouwwerken en/of gronden conform het bepaalde in artikel 3.1 is uitsluitend toegestaan als de waterhuishoudkundige voorzieningen zoals boven-en/of ondergrondse waterbergings- en/of waterinfiltratievoorzieningen - zoals bedoeld in artikel 3.1 onder h. - binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 3.4.1 onder b. tot maximaal 75 m2, mits de omvang van de activiteit niet meer gaat bedragen dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel;
  • b. het bepaalde in 3.4.2 onder b. voor het aan huis uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
    • 1. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
    • 2. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
    • 3. de bedrijven vallen onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die niet voorkomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen met de categorieën 1 of 2;
    • 4. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
    • 5. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
    • 6. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand;


Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Algemene beschermingsregel

Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor een ander bouwwerk met het daarbij behorende bouwperceel hetzij niet langer zou blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.

5.2 Uitzondering ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- of bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

5.3 Parkeren

Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits bij de aanvraag wordt aangetoond dat ten behoeve van de betreffende aanvraag op het eigen terrein in de parkeergelegenheid wordt of zal worden voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de "Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013", zoals opgenomen als bijlage 2 van deze planregels.

5.4 Bouwhoogte in verband met militaire doeleinden

Teneinde militair vliegverkeer en radarsignalen niet te verstoren gelden de volgende regels:

  • a. windturbines waarvan de tippen van de wieken hoger zijn dan 114 meter boven NAP, zijn niet toegestaan;
  • b. overige bouwwerken waarvan de bouwhoogte hoger is dan 65,00 meter boven NAP, zijn niet toegestaan.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Algemeen

Het is verboden de in artikel 3 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

6.2 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen :

  • a. het gebruik van woningen voor bed & breakfast-voorzieningen;
  • b. het gebruik voor een seksinrichting, prostitutie of escortbedrijf.

6.3 Afwijken van de gebruiksregels
6.3.1 Bed and breakfast-voorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2 onder b. teneinde als verruimde gebruiksmogelijkheid van een voor wonen bestemd hoofdgebouw, bed & breakfast-voorzieningen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. deze nevenactiviteit is enkel in de woning en de bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • c. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  • d. er vindt geen uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • e. de gebruiksoppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m²;
  • f. ten behoeve van bed & breakfast-voorziening zijn niet meer dan 15 bedden toegestaan. Permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. de bed & breakfast-voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke en ecologische waarden;
  • k. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere regel van deze regels kan worden afgeweken en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende regels van het plan voor:

  • a. andere dan de voorgeschreven minimum- en maximummaten, afmetingen, oppervlakten en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen, oppervlakten en percentages;
  • b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, monumenten en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3,20 meter bedraagt;
    • 3. de (nok)hoogte van gebouwen niet meer dan 5,50 meter bedraagt;
    • 4. de hoogte van overige bouwwerken niet meer bedraagt dan 3,20 meter;
  • c. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van
  • d. bouwpercelen, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  • e. voor het gebruik van gronden en opstallen voor GSM-installaties en GSM-masten gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende technische installatie(s), met dien verstande dat de navolgende criteria in acht dienen te worden genomen:
    • 1. inpassing in het landschap; bij de plaatsing van de GSM-installatie en -masten moet zoveel mogelijk het beginsel van site-sharing en het beginsel van roaming worden gehanteerd tenzij dit, blijkens een voldoende onderbouwde motivering, technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd;
    • 2. inpassing in stedenbouwkundig opzicht; GSM-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk aan het karakter van de directe omgeving te worden aangepast om te voorkomen dat het aanzicht in stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast;
    • 3. de hoogte van GSM-installaties mag niet meer dan 5 meter bedragen, de hoogte van GSM-masten mag niet meer dan 40 meter bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van in 9.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 9.1 onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in 9.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, zoals bedoeld in 9.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 9.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in 9.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

8.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ''Leembaan, Deurne'' van de gemeente Deurne.