direct naar inhoud van Regels
Plan: Rechte Heitraksedijk 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201507-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Rechte Heitraksedijk 2 met identificatienummer NL.IMRO.0762.BP201507-C001 van de gemeente Deurne;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning/woonwagen met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;

1.4 aan huis gebonden beroep:

het uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, ICT, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning/woonwagen en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie in overwegende zin kan worden uitgeoefend;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw, een aanbouw dan wel een vrijstaand bijgebouw bij dat hoofdgebouw, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt. Bedrijfsgebouwen of andere gebouwen die niet ten dienste staan van een woonfunctie vallen hier nadrukkelijk niet onder;

1.8 agrarisch bedrijf:

een inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.

1.9 agrarisch technisch hulpbedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking;

1.10 agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.11 agrarisch verwante nevenactiviteit:

een op een agrarisch bedrijf uitgeoefende vorm van agrarisch verwante bedrijvigheid in de omvang van een nevenactiviteit;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bed & breakfast:

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen;

1.14 bedrijfsactiviteiten:

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.16 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.17 bestaand:
  • 1. bij bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • 2. bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.21 bijgebouw:

een op zichzelf staand vrijstaand of aangebouwd gebouw dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.22 bos:

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; webwinkels vallen niet onder het begrip detailhandel, tenzij er sprake is van uitstalling en levering van producten ter plaatse;

1.31 dienstwoning:

zie bedrijfswoning.

1.32 diepploegen:

een kerende grondbewerking door middel van een ploeg, die dieper gaat dan de teeltlaag;

1.33 diepwoelen:

een grondbewerking, gericht op het losbreken van storende lagen in de ondergrond, tot maximaal 90 cm;

1.34 ecologische verbindingszone:

vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden;

1.35 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van natuurvriendelijke recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;

1.36 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.37 groepsaccommodatie/logeergebouw:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;

1.38 hoofdgebouw:

een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.39 houtproductie:

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;

1.40 huishouden:

een aantal aan elkaar, door familie- of daarmee gelijk te stellen band, gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning (bijvoorbeeld een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep); indien sprake is van één persoon, spreekt men eveneens van een (zij het één-persoons)huishouden;

1.41 huisvesting tijdelijke werknemers:

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;

1.42 kampeerboerderij:

het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een agrarisch bedrijf dan wel van een voormalig agrarisch bedrijf;

1.43 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf;

1.44 kampeerterrein:

terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.45 karakteristieke bebouwing:

een gebouw of een ensemble van gebouwen dat/die door de architectonische verschijning (zoals materiaalgebruik, gevelindeling/-opbouw) een beeldbepalend element vormt in het buitengebied van Deurne;

1.46 kas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of

een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder

geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of

een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;

1.47 kleinschalig kamperen:

kamperen op een terrein waarop ten hoogste 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst;

1.48 kwaliteitsverbetering van het landschap:

kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals is opgenomen in het gemeentelijk beleidskader kwaliteitsverbetering landschap;

1.49 landbouwmechanisatiebedrijf:

een agrarisch technisch hulpbedrijf, dat in hoofdzaak gericht is op het ontwikkelen, verhuren en herstellen van landbouwmachines;

1.50 landschappelijke waarden:

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.51 lawaaisport:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;

1.52 logies:

verblijf van personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.53 mantelzorg:

het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;

1.54 mestbewerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals verdroging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;

1.55 nadere regels Verordening ruimte 2014 – Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV):

De BZV (onderdeel van de Brabantse Verordening ruimte 2014) is een objectieve maat voor de beoordeling van een veehouderij op het gebied van gezondheid van mens en dier, dierenwelzijn en de fysieke leefomgeving. De BZV is een puntensysteem, waarbij het steeds gaat om extra maatregelen die niet op grond van de bestaande wetgeving zijn vereist. Een voldoende score op de BZV is vereist bij uitbreidingen van veehouderijen. De BZV moet worden toegepast op grond van de Verordening ruimte;

1.56 natuurwaarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.57 nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel of bouwvlak;

1.58 overtollige bebouwing:

het aantal m2 bebouwing dat binnen het bestemmingsvlak aanwezig is of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en dat op grond van de regels van de (nieuwe) bestemming het toegestane aantal m2 overstijgt;

1.59 pension:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;

1.60 recreatief medegebruik:

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik in principe ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;

1.61 recreatiewoning:

woning of enig ander verblijf, een bouwwerk zijnde, dat blijkens de inrichting geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf;

1.62 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, escortbureau en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.63 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.64 statische opslag:

opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, en die tevens niet ter plaatse worden bewerkt, verwerkt , gerepareerd of verhandeld

1.65 teeltondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel-of boogkassen (> 1,5 meter) worden beschouwd als een teeltondersteunende kas;

1.66 teeltondersteunende voorzieningen:

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij, te onderscheiden in de volgende categorieën:

  • laag / tijdelijk:
    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1.50 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, lage tunnels;
  • laag / permanent:
    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1.50 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
  • hoog / tijdelijk:
    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1.50 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
  • hoog / permanent:
    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1.50 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;
  • overig:
    vraatnetten, boomteelthekken;
    boomteelthekken worden gereguleerd als ware het hoog/tijdelijke teeltondersteunde voorzieningen;
1.67 trekkershut:

een eenvoudig gebouw met beperkte inhoud en beperkte voorzieningen, bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.68 tunnel/tunnelkas:

een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

1.69 veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

1.70 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/ logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, trekkershut of camper, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.71 vergisting

het omzetten van koolhydraten door micro-organismen door middel van een anaeroob dissimilatieproces (waarbij biogas wordt geproduceerd);

1.72 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.73 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt:

  • op een afstand van de weg die gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • op een afstand van de weg die gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
  • indien geen afstand tot de weg is voorgeschreven, de lijn welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
1.74 voorzijde agrarisch bouwvlak:

de zijde van het agrarisch bouwvlak die naar de openbare weg gelegen is waarop het bouwperceel ontsloten wordt;

1.75 vormverandering:

wijziging van de begrenzing van een aanduiding 'bouwvlak' zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

1.76 waterloop/watergang:

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;

1.77 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.78 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

1.79 Wet milieubeheer:

Wet van 13 juli 1979 (Stb. 442), houdende regeling met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van milieubeheer, zoals deze luidt op het moment van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

1.80 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.81 Woningwet:

Wet van 29 augustus 1991 (Stb. 439) tot herziening van de woningwet, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.82 (woon)boerderijpand:

een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

1.83 (woon)boerderijpand met cultuurhistorische waarde:

een (woon)boerderijpand, dat, of is aangeduid als rijks- of gemeentelijk monument, of gekenschetst kan worden als een karakteristieke kop-hals-romp-boerderij of lang-of  kortgevelboerderij dan wel een wederopbouwboerderij, die tot ongeveer 1955 is gebouwd, waarvan behoud van het karakter van het pand wordt nagestreefd;

1.84 woonunit:

een zelfstandig verplaatsbaar gebouw, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen;

1.85 zelfstandige wooneenheid:

een wooneenheid, die beschikt over een eigen toegang en over eigen voor bewoning noodzakelijke voorzieningen zoals keuken, douche/badkamer en toilet;

1.86 zorgvuldige veehouderij:

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een breedte van meer dan 50% van het dakvlak wordt de bovenzijde daarvan als dakvlak aangemerkt;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 peil:

de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse vanwaar het gebouw voornamelijk toegankelijk is dan wel de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwperceel;

2.7 toepassing van maten:

de in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, liftkokers, ventilatiekanalen, afvoerpijpen van hemelwater, zonnepanelen, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 3

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling van een in hoofdzaak gemengde plattelandseconomie;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf in de vorm van een zorgvuldige veehouderij;
  • c. agrarisch grondgebruik;
  • d. niet-agrarische nevenactiviteit als bedoeld in 3.1.2 onder e;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' de instandhouding van waarden ten behoeve van de verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem, alsmede de instandhouding van waarden teneinde de toekomstige, via wijzigingsbevoegdheid te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken;
  • g. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • h. extensief recreatief medegebruik;
  • i. doeleinden van openbaar nut;
  • j. mestbewerking.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Agrarisch bouwvlak

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn agrarische bedrijven toegestaan. Per agrarisch bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.

b Zorgvuldige veehouderij

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zorgvuldige veehouderij' is uitsluitend een veehouderij toegestaan, die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, missiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in de omgeving.

Voor de inzet van maatregelen zijn de 'Nadere regels Verordening ruimte 2014 – Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij' van toepassing.

c Landschappelijke inpassing

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' worden de gronden zodanig ingericht en instandgehouden als opgenomen in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing, dat sprake is van een zorgvuldige landschappelijk inpassing.

d Ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit

Voorts is ten dienste van het agrarisch bedrijf detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan; daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten die op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt. Ten hoogste 20% van de producten hoeft niet van het eigen bedrijf afkomstig te zijn. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.

e Niet-agrarische nevenactiviteit

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieruimte' is een niet-agrarische nevenactiviteit toegestaan in de vorm van een recreatieruimte, bestaande uit een ontvangstruimte alsmede speelzolder ten behoeve van rondleidingen, vergaderingen, workshops en kinderfeestjes met een inpandige gebruiksruimte van 250 m2. De buitenactiviteiten zijn ook buiten deze aanduiding toegestaan.

f Natuurwaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden. Dit houdt in dat:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' het beleid is gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang. Het betreft de waterlopen met de functie waternatuur, de (natte) ecologische verbindingszones en de gebieden die in de reconstructie- en gebiedsplannen zijn aangeduid als ‘ruimte voor beek- en kreekherstel’. Maatregelen worden uitgevoerd op het gebied van de morfologie, zoals het laten hermeanderen van beken, het aanleggen van plas-draszones en het herstel van kwel. Naast de waterloop is ruimte nodig om de maatregelen goed te kunnen uitvoeren;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' het beleid tevens is gericht op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS).
g Aan huis gebonden beroep

Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, mag ter plaatse ook een aan huis gebonden beroep worden uitgeoefend. Het aan huis gebonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis gebonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 100 m2.

h Mestbewerking

Mestbewerking is uitsluitend toegestaan indien het de bewerking van de mest, afkomstig van de op dezelfde locatie gevestigde veehouderij, betreft.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de binnen deze bestemming gelegen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming omschreven in 3.1.

3.2.2 Bebouwing binnen agrarisch bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zorgvuldige veehouderij' uitsluitend gebouwen zijn toegestaan ten behoeve van een zorgvuldige veehouderij;
  • b. één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen,
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf en de bedrijfswoning.
3.2.3 Oppervlakte bedrijfsgebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen bedrijfsgebouwen (incl. kassen) en één bedrijfswoning worden gebouwd, met een gezamelijke bebouwde oppervlakte van 4.250 m2 met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwen ingericht op het houden van dieren (stallen) gezamelijk niet meer mag bedragen dan 3.300 m2.

3.2.4 Oppervlakte kassen

Kassen zijn op agrarische bouwvlakken uitsluitend toegestaan tot een totale bouwoppervlakte van 5000 m2 kassen per bouwvlak.

3.2.5 Maatvoering bebouwing binnen agrarisch bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:

bedrijfsgebouwen per bouwvlak   min.   max.  
goothoogte kassen   n.v.t.   6,5 m  
goothoogte overige bedrijfsgebouwen   n.v.t.   6,5 m  
bouwhoogte bedrijfsgebouwen (incl kassen)     12 m  
dakhelling   n.v.t.   45°  
bedrijfswoning   min.   max.  
goothoogte   n.v.t.   6,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
inhoud   maximaal 750 m3, voor zover de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum (zie ook hierna onder 3.2.5 onder a)  
dakhelling   12º   70º  
bijgebouwen tbv woonfunctie bedrijfswoning   max.  
afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning   15 m  
gezamenlijke oppervlakte   150 m2   
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   6 m  

bouwwerken geen gebouwen zijnde  

max.  
hoogte mestsilo   8,5 m  
hoogte overige silo's   12 m  
hoogte erfafscheidingen   1 m voor voorgevelrooilijn
overige: 2 m  
hoogte antennes   10 m  
hoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   6 m  

  • a. Bij het bepalen van de maximale inhoud van de bedrijfswoningen dient het volgende in acht genomen te worden: indien een bedrijfswoning onderdeel is van een bestaand woonboerderijpand, dan is verbouw en gebruik van de voormalige agrarische inpandige stalgedeelten ten behoeve van de bedrijfswoning toegestaan; de inpandige stalgedeelten worden bij herbouw uitsluitend meegerekend bij het bepalen van de inhoudsmaat van de bedrijfswoning, indien en voor zover op basis van het bepaalde in 8.5 omgevingsvergunning is verkregen.
  • b. Bij het bepalen van de minimale en/of maximale dakhelling wordt de bestaande dakhelling eveneens geacht te voldoen aan het plan; de voorgeschreven dakhelling geldt niet voor uit- en aanbouwen en dakkapellen;
  • c. In afwijking van de in de tabel opgenomen hoogtematen geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet hoger mag zijn dan de met die aanduiding aangeduide bouwhoogte;
3.2.6 Maatvoering bebouwing buiten bouwvlak

Buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht. Hiervoor geldt het volgende:

  • a. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inbegrip van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van wandelkappen, hagelschermen en schaduwhallen, met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, (indien en voorzover er sprake is van een bouwwerk) alsmede boomteelthekken;
    met dien verstande dat het oprichten van:
    • 1. perceelsafscheidingen niet is toegestaan, behoudens voor zover het betreft open afrasteringen;
    • 2. silo's niet zijn toegestaan;
  • b. Ten behoeve van het recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m met dien verstande dat informatievoorzieningen, entreevoorzieningen en voorzieningen van bewegwijzering maximaal 3 m hoog mogen zijn.
3.2.7 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning op een andere dan de bestaande locatie is niet toegestaan.

3.2.8 Voorwaardelijke verplichting

De nieuw te bouwen stal in het noordoostelijk deel van het bouwvlak is uitsluitend toegestaan en mag worden in stand gehouden onder de voorwaarde dat binnen één jaar na het realiseren van deze stal de landschappelijke inpassing conform het in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing opgenomen landschappelijke inpassingsplan is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.7 teneinde herbouw van de bedrijfswoning te kunnen toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bedrijfswoning wordt gesitueerd tussen de bedrijfsgebouwen en de openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten;
  • b. de afstand tot de bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 30 m;
  • c. de afstand tot de aanliggende openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten bedraagt niet meer dan 20 m;
  • d. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder sloop van de voormalige bedrijfswoning.
3.3.2 Omgevingsvergunning overschrijding maximaal oppervlak bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde een overschrijding toe te staan van het maximaal toegestane bebouwde oppervlakte bedrijfsgebouwen al dan niet ingericht voor het houden van dieren. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • a. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan.
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
    • 6. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • b. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • c. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • d. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Voor de inzet van maatregelen is de provinciale regeling 'Nadere regels Verordening ruimte 2014 – Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij', van toepassing;
  • e. aangetoond is dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er, indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages, maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage van de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. aangetoond is dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • g. aangetoond is, dat de maximaal toegestane ammoniakemissie, zijnde 1.911,2 kgNH3/jr, niet wordt overschreden;
  • h. er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
  • i. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel grotendeels (= minimaal 80%) uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder d
  • d. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen; onder woondoeleinden strijdig met de bestemming wordt ook het bieden van huisvesting aan tijdelijke werknemers verstaan, zowel in de bedrijfswoning als daarbuiten, en het direct daarmee verbandhoudend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid;
  • e. het plaatsen van kampeermiddelen, met uitzondering van het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van evenementen, die geen of slechts geringe planologische relevantie hebben;
  • f. het gebruiken van meer dan één bouwlaag binnen bedrijfsgebouwen voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.;
  • g. agrarische bedrijfsactiviteiten waardoor de maximaal toegestane ammoniakemissie van het desbetreffende bedrijf, zijnde 1.911,2 kgNH3/jr, wordt overschreden.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting

De nieuw te bouwen stal in het noordoostelijk deel van het bouwvlak is uitsluitend toegestaan en mag worden in stand gehouden en worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen één jaar na het realiseren van deze stal de landschappelijke inpassing conform het in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing opgenomen landschappelijke inpassingsplan is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

3.4.3 Afhankelijke woonruimte

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt voorts in ieder geval verstaan het gebruiken of doen gebruiken van delen van het hoofdgebouw, de aanbouw dan wel het vrijstaande bijgebouw bij dat hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 teneinde als nevenactiviteit op een bestaand agrarisch bedrijf extra en/of andere extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals kinderboerderij, theehuis/theetuin, kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, groepsaccommodatie en daarmee qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de ondergeschikte verbredingsactiviteiten vinden plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige bebouwing;
  • c. indien sprake is van verblijfsrecreatieve activiteiten, geldt als belangrijke randvoorwaarde dat de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2;
  • d. het totale vloeroppervlak van niet-agrarische nevenactiviteiten tezamen mag per agrarisch bedrijf niet meer dan 750 m2 bedragen;
  • e. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. de draagkracht van het gebied mag niet worden overschreden;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone, alsmede het toekomstig herstel van het natuurlijk watersysteem, niet worden geschaad;
  • k. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.
3.5.2 Omgevingsvergunning agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 teneinde niet-agrarische nevenactiviteiten in de vorm van een agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de "Regeling Beëindiging Veehouderijtakken" of de regeling "Ruimte-voor-ruimte";
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige bebouwing;
  • c. de bruto vloeroppervlakte van de bestaande bebouwing, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • d. het totale vloeroppervlak van niet-agrarische nevenactiviteiten tezamen mag per agrarisch bedrijf niet meer dan 750 m2 bedragen;
  • e. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.
3.5.3 Omgevingsvergunning agrarisch verwante nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 teneinde niet-agrarische nevenactiviteiten in de vorm van een agrarisch verwante toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de "Regeling Beëindiging Veehouderijtakken" of de regeling "Ruimte-voor-ruimte";
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige bebouwing;
  • c. de bruto vloeroppervlakte van de bestaande bebouwing, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • d. het totale vloeroppervlak van niet-agrarische nevenactiviteiten tezamen mag per agrarisch bedrijf niet meer dan 750 m2 bedragen;
  • e. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.
3.5.4 Omgevingsvergunning zorgverlenende nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 teneinde nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige bebouwing;
  • b. de bruto vloeroppervlakte van bestaande bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • c. het totale vloeroppervlak van niet-agrarische nevenactiviteiten tezamen mag per agrarisch bedrijf niet meer dan 750 m2 bedragen;
  • d. indien het betreft logies, zijn maximaal 5 appartementen toegestaan; per appartement is maximaal 50 m2 vloeroppervlak toegestaan;
  • e. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.
3.5.5 Omgevingsvergunning statische opslag als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 jo 3.4.1 onder b teneinde niet-agrarische activiteiten in de vorm van statische opslag als nevenactiviteit toe te staan binnen een agrarisch bouwvlak waar geen aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijfsgebouw' is opgenomen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige bebouwing;
  • b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • c. het totale vloeroppervlak van de statische opslag en eventuele andere niet-agrarische nevenactiviteiten tezamen mag per agrarisch bedrijf niet meer dan 1000 m2 bedragen;
  • d. detailhandel ten behoeve van deze niet-agrarische nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • e. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • f. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.
3.5.6 Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.3 teneinde een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid wordt schriftelijk ingediend en uit de aanvraag blijkt de behoefte aan mantelzorg van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
  • b. de afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan in een deel van het hoofdgebouw, een aanbouw of een (vrijstaand) niet-agrarisch of voormalig agrarisch bijgebouw, behorende bij een in deze bestemming toegestane bedrijfswoning;
  • c. voorts dient in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte te worden aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt en de ruimte mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • d. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

Voorts dient degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw de gemeente onmiddellijk te informeren, indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.

Het bevoegd gezag trekt deze omgevingsvergunning in, indien de afhankelijke woonbehoefte, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, eindigt.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

3.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
  • e. die worden verricht in het kader van vruchtwisseling.
3.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1.2. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

3.6.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' :
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2;
- het verlagen, vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
- het beplanten van gronden met houtgewas (hoger dan 1 meter)
- vellen of rooien van houtgewas
- het dempen van poelen, sloten en greppels
- aanbrengen (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen
- het omzetten van grasland in bouwland/scheuren van grasland
- het diepwoelen of -ploegen van de bodem met meer dan 60 cm  
- het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone mag niet worden geschaad;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging differentiatievlak voeropslag

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen teneinde bij een veehouderij buiten het bouwvlak een differentiatievlak op te nemen en ter plaatse van dat differentiatievlak voerplaten voor voeropslag toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het oprichten van voerplaten buiten het bouwvlak is noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de ruimte binnen het bouwvlak is niet aanwezig;
  • c. het differentiatievlak wordt opgenomen aansluitend aan het bouwvlak;
  • d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
  • e. de maximaal toegestane maatvoering bedraagt 0,5 ha;
  • f. het bedrijf is vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate aangewezen op de opslag van ruwvoer.
3.7.2 Wijziging t.b.v. ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' de bestemming geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Natuur, eventueel in combinatie met de bestemming Water ter realisatie van een ecologische verbindingszone, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
  • b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • f. advies dient te worden ingewonnen bij het Waterschap Aa en Maas;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de in 3.1.2 opgenomen Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving van deze bestemming;
  • h. in de nieuwe bestemming Natuur en/of Water wordt de oprichting van gebouwen niet toegestaan, alsmede dient een omgevingsvergunning vereist te worden voor:
    • 1. het verwijderen van houtopstanden;
    • 2. het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
    • 3. het graven, ophogen en egaliseren van de bodem;
    • 4. het aanbrengen van oppervlakte verhardingen en half-verhardingen;
    • 5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen.

Artikel 4 Leiding - Riool

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bebouwing

Op de in deze bestemming bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen zoals meet- en regelkasten en afsluiterputten.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken beheerder.

Voorts zijn de regels van de betreffende hoofdbestemming van toepassing.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 4.4.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

4.4.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud van leidingen.
4.4.3 Verlening

De in 4.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan het in 4.4.4 opgenomen criterium.

4.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
Voorzover het ondergrondse leidingen betreft:
a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden
c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en of bomen;
e. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
f. het vellen of rooien van houtgewas.  
door de genoemde werken en werkzaamheden mogen geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast; dienaangaande vraagt het bevoegd gezag en advies van de beheerder.
 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Dubbelbestemming - enkelvoudige bestemmingen

Voor zover gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks- en bouwregels, binnenplanse omgevingsvergunningen voor het afwijken van de bouw- en gebruiksregels en voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden en wijzigingsbepalingen van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de bepalingen van de dubbelbestemming(en) in acht te worden genomen.

6.2 Keur

Voor het bepalen van de bij de watergangen en de daarbij behorende kern- , beschermings- en onderhoudsstroken geldt tevens de Keur van het Waterschap Aa en Maas, zoals deze luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Gebiedsaanduidingen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.

7.2 Vrijwaringszone - radarverstoringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' mag, in afwijking van hetgeen overigens binnen de diverse bestemmingen is toegestaan, de hoogte van 114 m niet door bebouwing worden overschreden.

Van deze voorgeschreven hoogte kan het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken onder voorwaarde dat de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Hierover wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de radar (i.c. de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie).

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Omgevingsvergunning kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4, teneinde kleinschalig kamperen toe te staan.

Het kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan op gronden gelegen op of direct aangrenzend aan een agrarisch bouwvlak;

Een en ander met dien verstande dat:

  • a. kleinschalig kamperen niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen';
  • b. bij de functie waarbij het kleinschalig kamperen wordt toegestaan, een bestaande (bedrijfs)woning aanwezig dient te zijn;
  • c. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.);
  • d. er kunnen per agrarisch bedrijf, recreatiebedrijf of woning maximaal 25 kampeerplaatsen worden toegestaan;
  • e. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 100 m gerekend vanaf de grens van het agrarisch bouwvlak
  • f. het benodigde terrein heeft een omvang van minimaal 0,5 ha; iedere kampeerplaats heeft een omvang van minimaal 100 m2; parkeergelegenheid dient beschikbaar te zijn op eigen terrein en toilet- en wasvoorzieningen dienen gerealiseerd te worden binnen bestaande gebouwen;
  • g. bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 50 m tot gebouwen en/of percelen van derden in acht genomen dient te worden;
  • h. het kleinschalig kamperen kan uitsluitend worden toegestaan in het kampeerseizoen: vanaf 15 maart tot 31 oktober;
  • i. het mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden, die de desbetreffende bestemming aan de gronden heeft toegekend;
  • l. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan.
8.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 teneinde als nevenactiviteit op een bestaand agrarisch bedrijf bed & breakfastvoorzieningen e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze nevenactiviteit is enkel in de (bedrijfs)woning en de daarbij behorende bijgebouwen - niet zijnde (voormalige) bedrijfsgebouwen - en in cultuurhistorisch waardevolle bedrijfsgebouwen toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  • c. indien de nevenactiviteit bij een bestaand agrarisch bedrijf plaatsvindt, dan is de nevenactiviteit naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  • d. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • e. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2;
  • f. het totaal vloeroppervlak van niet-agrarische bedrijfsmatige activiteiten tezamen mag per agrarisch bedrijf niet meer dan 750 m2 bedragen;
  • g. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen zijn maximaal 15 bedden toegestaan;
  • h. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • i. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • j. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. de nieuwe functie mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • l. de draagkracht van het gebied mag niet worden overschreden.
8.3 Omgevingsvergunning gebouwen voor openbaar nut

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van de bouwregels, omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m3 de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

8.4 Omgevingsvergunning algemene afwijking maatvoering

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken en voorzover het niet betreft het vergroten van de inhoud van een (bedrijfs)woning, afwijken van de in het plan opgenomen maatvoeringseisen ten aanzien van bebouwing, met dien verstande dat maximaal 10% van de in de regels vastgelegde inhoud, goot- en bouwhoogten en dakhelling mag worden afgeweken, mits het landelijk karakter van het gebied, alsmede binnen de bestemming opgenomen waarden niet onevenredig wordt aangetast.

8.5 Omgevingsvergunning voor herbouw (woon)boerderijpanden met behoud van inhoudsmaat

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5, teneinde volledige herbouw van een boerderijpand toe te kunnen staan, waarbij de maximale inhoudsmaat overeenkomt met de inhoudsmaat van het te herbouwen woonboerderijpand, mits:

  • a. de herbouw bijdraagt aan een kwaliteitsverbetering van de directe omgeving;
  • b. bij herbouw rekening wordt gehouden met het karakter van het (voormalige) boerderijpand;
  • c. de herbouw niet betreft een (woon)boerderijpand met cultuurhistorische waarde;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c, kan een woonboerderijpand met cultuurhistorische waarde worden herbouwd met behoud van inhoudsmaat, indien er geen sprake is van een monument en indien de herbouw noodzakelijk is teneinde het behoud van het beeldkwalitatieve en de cultuurhistorisch waardevolle vormgeving van het te herbouwen boerderijpand op die locatie te kunnen waarborgen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 9.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 9.1.1 met maximaal 10%.

9.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik
9.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan

Het bepaalde in 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Rechte Heitraksedijk 2.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

       
SBI   VOLGNR   OMSCHRIJVING   CAT  
       
01   -   LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW    
0141.1     hoveniersbedrijven   1  
       
15   -   VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN
DRANKEN  
1581   0   Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:    
1581   1   - v.c. < 2500 kg meel/week   2  
1593 t/m 1595   Vervaardiging van wijn, cider e.d.   2  
       
18   -   VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN
VAN BONT  
182     Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)   2  
       
20   -   HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN
HOUT, RIET, KURK E.D.  
205     Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken   2  
       
22   -   UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN
OPGENOMEN MEDIA  
221     Uitgeverijen (kantoren)   1  
2222.6     Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen   2  
2223   A   Grafische afwerking   1  
2223   B   Binderijen   2  
2224     Grafische reproductie en zetten   2  
2225     Overige grafische activiteiten   2  
223     Reproductiebedrijven opgenomen media   1  
       
33   -   VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE
APPARATEN EN INSTRUMENTEN  
33   A   Fabrieken voor medische en optische apparaten en
instrumenten e.d.  
2  
       
36   -   VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE
GOEDEREN N.E.G.  
362     Fabricage van munten, sieraden e.d.   2  
363     Muziekinstrumentenfabrieken   2  
       
52   -   DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN    
527     Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)   1  
       
55   -   LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING    
5552     Cateringbedrijven   2  
       
60   -   VERVOER OVER LAND    
6022     Taxibedrijven, taxistandplaatsen   2  
       
65, 66, 67   -   FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN    
65, 66, 67   A   Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen   2  
       
70   -   VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED    
70   A   Verhuur van en handel in onroerend goed   1  
       
72   -   COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE    
72   A   Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.   1  
       
73   -   SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK    
731     Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk   2  
732     Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek   1  
       
74   -   OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING    
7481.3     Foto- en filmontwikkelcentrales   2  
7484.4     Veilingen voor huisraad, kunst e.d.   1  
       
75   -   OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE
VERZEKERINGEN  
75   A   Openbaar bestuur (kantoren e.d.)   2  
       
85   -   GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG    
8512, 8513     Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven   1  
       
91   -   DIVERSE ORGANISATIES    
9111     Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)   2  
       
92   -   CULTUUR, SPORT EN RECREATIE    
921, 922     Studio's (film, TV, radio, geluid)   2  
9251, 9252     Bibliotheken, musea, ateliers, e.d.   1  
9296     sportscholen, gymnastiekzalen   2  
9301.2     Chemische wasserijen en ververijen   2  
9301.3   A   Wasverzendinrichtingen   2  
9303   0   Begrafenisondernemingen:    
9303   1   - uitvaartcentra   1  
9304     Badhuizen en saunabaden   2  
9305   B   Overige dienstverlening: schoorsteenveegbedrijven, glazenwasserijen   1