Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: 1e Herziening Sterckwijck
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0756.BP21Sterckwijck-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan  1e Herziening Sterckwijck met identificatienummer  NL.IMRO.0756.BP21Sterckwijck-VG01 van de gemeente Boxmeer.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden regels worden gesteld.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.6 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van een deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.

1.8 Bedrijfs- en dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw dan wel op of bij een terrein, welke gekoppeld is aan het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.9 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.10 Bedrijfsvloeroppervlakte

Het totale vloeroppervlak binnen een gebouw tussen de buitenzijde van de gevels minus het oppervlak voor overkappingen en technische ruimten. Bij de berekening van de bedrijfsvloeroppervlakte wordt de collectieve parkeervoorziening niet meegerekend.

1.11 Besluit milieueffectrapportage 1994

Besluit van 4 juli 1994, houdende uitvoering van het hoofdstuk Milieueffectrapportage van de Wet milieubeheer, zoals deze luidde op het moment van ter inzage legging van dit plan.

1.12 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bevi-inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.15 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een op zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.16 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.18 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, zijnde de eerste bouwlaag en met uitzondering van kelder, souterrain, zolder en vliering.

1.19 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.21 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen of ander materiaal die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren
.

1.23 Bouwwijze

De wijze van bouwen van een hoofdgebouw, waarbij:
a.    onder aaneengebouwd wordt verstaan een hoofdgebouw dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
b.    onder geschakeld wordt verstaan een hoofdgebouw dat door middel van één of meerdere bijbehorende bouwwerken met een ander hoofdgebouw verbonden is;
c.     onder gestapeld wordt verstaan een hoofdgebouw dat uit meerdere boven en naast elkaar gelegen woningen bestaat;
d.    onder twee-aan-een wordt verstaan een hoofdgebouw dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;
e.    onder vrijstaand wordt verstaan een hoofdgebouw dat niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd.

1.24 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

1.25 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.26 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.27 Erf- terreinafscheiding

Afscheiding, inclusief poort, van een erf en/of gedeelte van een erf (terrein).

1.28 Evenement

Een tijdelijke activiteit in de openlucht of in tijdelijke tenten en paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor vermaak, informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, met uitzondering van kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties. Zowel het houden van een markt als het innemen van een (markt)standplaats wordt beschouwd als een evenement.

1.29 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 Gebruik

Gebruiken, doen/laten gebruiken.

1.31 Hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 Huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam huishouden voeren of willen voeren.

1.33 Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet Geluidhinder

Bedrijven en/of inrichtingen welke genoemd zijn in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (Staatsblad 1993, 50).

1.34 Internetverkoop

Het aanbieden van producten via internet, om deze vervolgens te distribueren. Het opgeslagen houden van goederen ten behoeve van de verkoop via internet is toegestaan, evenals het hebben van een afhaalbalie. Het is echter uitdrukkelijk niet toegestaan om detailhandel te bedrijven, dan wel een showroomfunctie te hebben.

1.35 Kantoor

Bedrijf waarvan de werkzaamheden uitsluitend of in hoofdzaak van administratieve of wetenschappelijke aard zijn.

1.36 Maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen waaronder kerk en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.37 Nevengeschikte functie

Functie waarbij maximaal 50% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.

1.38 Nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit alsmede ten behoeve van telecommunicatie en soortgelijke voorzieningen van openbaar nut.

1.39 Ondersteunende horeca

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

1.40 Onzelfstandig kantoor

een onderdeel van een bedrijf of instelling, dat andere (bedrijfs)activiteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.

1.41 Peil

a.   Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b.   voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.42 Perceel

Aaneengesloten, bij elkaar behorende en in het gebruik een eenheid vormende gronden.

1.43 Perceelgrens

Een lijn die een  perceel van een ander perceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt.

1.44 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel welke aan de hoofdactiviteit productie en/of installatie gerelateerd is, dan wel deze hoofdactiviteit ondersteunt. De detailhandel is voorts ondergeschikt in termen van benutte bedrijfsruimte. De verkoopruimte mag maximaal 30% van het vloeroppervlak bedragen, tot een maximum van 250 m².

1.45 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.46 Prostitutiebedrijf

Een bedrijf waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt.

1.47 Publiekverzorgend ambacht

Een ambachtelijk bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, kapper, schoenmaker e.d.

1.48 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een (raam-) prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 Verkeersvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van het verkeer, zoals straatmeubilair, verkeers- en straatnaamborden, lantaarnpalen en parkeerplaatsen.

1.50 Verkoopoppervlakte

De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank (= netto-vloeroppervlakte).

1.51 Volumineuze detailhandel

Detailhandel in auto’s, boten, caravans, keukens, badkamers en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen. Onder volumineuze detailhandel wordt tevens begrepen een tuincentrum, een bouwmarkt, een grootschalig meubelbedrijf, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering,  en detailhandel in grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen.

1.52 Voorgevel

Elke naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde gevel van een (hoofd)gebouw.

1.53 Voorgevelrooilijn

De stedenbouwkundig gezien voorste begrenzing van het bouwvlak en het verlengde daarvan.

1.54 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.

1.55 Weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen
.

1.56 Zelfstandig kantoor

Een kantoor dat op zichzelf het bedrijf vormt.

1.57 Zijgevel

Een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.

1.58 Zijstrook

De strook grond begrensd door de zijdelingse perceelsgrens en de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 3 meter tot die perceelsgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Afstand

Tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen waar deze afstand het kortst is, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals goten.

2.2 Bouwhoogte

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.7 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundige peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Bedrijventerrein - 2” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.    bedrijven, die voorkomen in de categorieën 2, 3.1 en 3.2  van de als bijlage 1 opgenomen ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten’, met dien verstande, dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijven tot en met categorie (nummer categorie)’ bedrijven zijn toegestaan tot maximaal de aangegeven categorie;
b.    ter plaatse van de functieaanduidingen ‘specifieke vorm van bedrijventerrein – zorggerelateerde bedrijven’, uitsluitend zorggerelateerde bedrijven;
c.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
d.    productie gebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
e.    ondersteunende horeca;
f.      onzelfstandige kantoren;
g.    nutsvoorzieningen;
h.    kleinschalige duurzame energiewinning;
i.      bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, wegen, parkeervoorzieningen, erfafscheidingen, paden, laad- en losvoorzieningen;
j.      waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.    gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
b.    ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven en voor minimaal 50 % van de oppervlakte van hoofdgebouwen op een bouwperceel geldt dat de bouwhoogte niet minder dan 6 meter mag bedragen;
c.     in aanvulling op het bepaalde in sub b. geldt voor hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding “minimum bouwhoogte (m)” en ‘maximale bouwhoogte (m)” de aangegeven minimale en maximale bouwhoogte, waarbij de minimale bouwhoogte geldt voor minimaal
50 % van de oppervlakte van hoofdgebouwen op een bouwperceel; voor het overige oppervlakte van de hoofdgebouwen geldt dat de bouwhoogte niet minder dan 6 meter mag bedragen;
d.    het bouwvlak wordt bebouwd tot maximaal het met de maatvoering ‘maximum bebouwingspercentage’ aangegeven bebouwingspercentage;
e.    de afstand van een bedrijfsgebouw tot de perceelsgrenzen dient ten minste 5 meter te bedragen;
f.      ten behoeve van gebouwen voor nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
1.    de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m³;
2.    de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,20 meter;
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a.    de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt:
1.    vóór de voorgevel maximaal 1 meter;
2.    achter de voorgevel maximaal 2 meter;
b.    de hoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
c.     de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

3.3 Nadere eisen

3.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a.    de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b.    de kapvorm van gebouwen;
c.     de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.
3.3.2 Toepassing nadere eisen
De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op bevordering van:
a.    het straat- en bebouwingsbeeld;
b.    de gebruiksmogelijkheden op eigen terrein en op aangrenzende gronden;
c.     de (duurzame) milieusituatie;
d.    de verkeersveiligheid;
e.    de parkeerruimte op eigen terrein;
f.      de sociale veiligheid;
g.    de brandveiligheid.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
a.    het gebruik van de gronden voor buitenopslag;
b.    het gebruik voor de uitoefening van een horecabedrijf, een escortbedrijf en/of seksinrichting;
c.     het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
d.    het gebruik door BEVI-inrichtingen;
e.    het gebruik door geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
f.      het gebruik door M.E.R.-(beoordelings)plichtige inrichtingen;
g.    het gebruik door vuurwerkbedrijven.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Milieucategorie
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gestelde in 3.1. onder a. voor bedrijven die niet zijn opgenomen in de als bijlage 1 toegevoegde ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’, dan wel opgenomen zijn in een hogere milieucategorie, en deze bedrijven naar aard en milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de in de ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ toegestane bedrijven, mits:
a.    de aantasting van het woon- en leefklimaat niet onevenredig toeneemt;
b.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
c.     omtrent de vergelijkbaarheid naar aard, milieubelasting en ruimtelijke impact wordt advies gevraagd aan een ter zake onafhankelijke deskundige.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1 Wijzigen aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein – zorggerelateerde bedrijven’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein – zorggerelateerde bedrijven’ te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijventerrein – 2’ zonder aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein – zorggerelateerde bedrijven’ indien een niet-zorggerelateerd bedrijf zich ter plaatse wil vestigen en niet elders op het bedrijventerrein gevestigd kan worden.

3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, vluchttrappen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Verboden gebruik

a.    Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en);
b.    Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
1.    een gebruik van bijbehorende bouwwerken die zijn gelegen buiten de aanduiding ‘specifieke aanduiding hoofdgebouw’ en op meer dan 4 m afstand van het oorspronkelijk hoofdgebouw voor bewoning, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg;
2.    een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
3.    een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
4.    een gebruik van bed & breakfastvoorzieningen, recreatiewoningen, vakantie-appartementen, groepsaccommodatie, pensions en kampeerboerderijen voor niet recreatief gebruik.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
a.    het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%;
b.    het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakel­huis­jes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, glas- en/of af­valcontainers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
1.    de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
2.    de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
3.    de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter bedraagt;
c.     geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of noodzakelijk en/of wenselijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
d.    het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio en televisiesignalen, als­mede voor telecommunicatie doeleinden voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik, niet zijnde C-2000-infrastructuur;
e.    het houden van evenementen, voor zover de in de bestemmingsomschrijving beschreven gebiedswaarden niet onevenredig worden aangetast;
f.      het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie (Bed and Breakfast) bij één woning, met dien verstande dat:
1.    de kleinschalige verblijfsrecreatie alleen plaatsvindt in de woning en bijbehorende aangebouwde bouwwerken, maar niet in bijbehorende vrijstaande bouwwerken;
2.    de woning blijvend bewoond wordt als hoofdwoonverblijf en waarvan de hoofdgebruiker(s) tijdens het recreatief verblijf eveneens aanwezig is (zijn);
3.    de omvang niet meer mag bedragen dan 60 m² en niet meer dan 10 bedden;
4.    er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
5.    er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omwonenden en/of in de omgeving aanwezige bedrijven; 
g.    het toestaan van de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
1.    de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft vol­doen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouw­verordening en het Bouwbesluit;
2.    het bedrijf valt onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’;
3.    de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
4.    er geen zelfstandige vorm van detailhandel ont­staat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende bedrijf;
5.    eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op ei­gen terrein worden gerealiseerd;
6.    het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.

Artikel 8 Algemene procedureregels

Met betrekking tot de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen die deel uitmaken van dit plan geldt de volgende procedure:
a.    het voornemen tot het stellen van nadere eisen wordt gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad;
b.    het voornemen ligt vervolgens twee weken ter inzage en is digitaal te raadplegen via de internetsite van de gemeente Boxmeer;
c.     gedurende de periode van twee weken kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 9 Parkeernormen

9.1 Gebruiksregel

a.    De gronden en gebouwen waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, mogen slechts worden bebouwd en/of gebruikt indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden. Om te bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zal het bevoegd gezag bij de verlening van een omgevingsvergunning toetsen aan de in de meest recente Nota Parkeernormen Boxmeer opgenomen normen.
b.    Indien er behoefte is aan ruimte voor laden of lossen van goederen, dan moet die ruimte op het betreffende perceel gecreëerd en in stand gehouden worden.

9.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 indien:
a.      er voldoende parkeer- en of laad- of losruimte aanwezig is in de directe omgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de locatie en de functie van de voorziening, of
b.      er niet voldoende parkeerruimte aanwezig is in de directe omgeving en het voldoen aan de parkeereis de haalbaarheid van het bouwplan onder druk zet, terwijl het bouwplan maatschappelijk of economisch gezien een belangrijke ontwikkeling vormt voor de gemeente Boxmeer.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

a.    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1.    gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk veranderd;
2.    na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.    Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in a. met maximaal 10%.
c.     Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

a.    Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik als bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.     Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.    Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldend bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘1e herziening Sterckwijck’ van de gemeente Boxmeer.
   
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van  
   
De griffier,                                                       De voorzitter,                                                 
   
mr. K.H.W. Groenewoud-de Best                   K.W.T. van Soest