Plan: | Asten Kanaalweg 5-8 (Westelijke Poort Asten) 2016 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0743.BP02016005-VS01 |
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Asten Kanaalweg 5-8 (Westelijke Poort Asten) 2016 met identificatienummer NL.IMRO.0743.BP02016005-VS01 van de gemeente Asten.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aardkundige waarden:
gebieden met waardevolle aardkundige elementen met betrekking tot reliëf en bodem die een bepaalde (beperkte) mate van bescherming genieten.
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.7 bebouwingspercentage:
percentage, dat het deel van het bouwperceel aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.8 bedrijfsactiviteiten:
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.
1.9 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.10 bestaande bebouwing:
bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning.
1.11 bestaand gebruik:
het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat ingevolge de Wabo bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning.
1.15 bos:
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.
1.16 Bouwbesluit:
Besluit 2012 van 29 augustus 2011, met inbegrip van de wijzigingen van 11 november 2015, houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen van bouwwerken uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.19 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.22 bouwvlak:
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge het planologisch regiem gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.24 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat onder meer tot uitrdukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
1.25 dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan. Huifkarren worden hier mede onder begrepen.
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 ecologische verbindingszone:
zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen.
1.28 evenement:
een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.
1.29 extensief recreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.31 groenblauwe mantel:
in de Verordening ruimte als zodanig aangewezen gebieden die grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.
1.32 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie of het bedrijfsmatig bieden van feest-, congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar.
1.33 houtproductie:
het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.
1.34 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning vereist is. Een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.35 kwaliteitsverbetering van het landschap:
een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.
1.36 landschapselementen:
de verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurelementen.
1.37 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.38 maatschappelijke doeleinden:
educatieve, medische, religieuze, sociale en culturele doeleinden.
1.39 natte natuur:
een verzamelnaam voor natuur waarin oppervlaktewater een rol speelt. De natte natuur kan geconcentreerd zijn in één gebied, maar kan ook een deel zijn van een natuurgebied, bijvoorbeeld een paddenpoel in een heidelandschap, of een meanderende beek in een bos. Het natuurgebied De Groote Peel is op grond van het Reconstructieplan De Peel (29 juli 2005) aangewezen als attentiegebied Natuur Netwerk Brabant en dient als zodanig in dit bestemmingsplan te worden beschermd.
1.40 Natuur Netwerk Brabant:
samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.41 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.42 peil:
1.43 ruimtelijke kwaliteit:
kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.
1.44 seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.45 stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd beeld.
1.46 verblijfsrecreatie:
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie / logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben.
1.47 Verordening ruimte:
Verordening ruimte 2014 (per 8-7-2017) van de provincie Noord-Brabant.
1.48 vloeroppervlak(te):
de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt.
1.49 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
1.50 Wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
1.51 waterhuishoudkundige doeleinden:
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.
1.52 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals sluizen, duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.53 watergang:
een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang.
Indien krachtens dit plan een meting moet worden verricht, dan moet de volgende wijze van meten worden toegepast:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op het bouwperceel voorkomende bouwwerk.
de kortste afstand tot de werkelijke as van de weg (rijbanen).
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Ten behoeve en uitsluitend in het geval van het bepalen van de oppervlakte in relatie tot archeologie, wordt deze oppervlakte met 10% vermeerderd ten behoeve van kabels en leidingen, marge bouwput en dergelijke.
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtwassers, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.1.
Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen, geen woning zijnde, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in 3.1 toegestane bedrijvigheid.
Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak.
De bouwwerken en bouwpercelen dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen.
Bedrijfsgebouwen:
Bouwwerken, geen gebouw zijnde:
De oppervlakte van het bouwperceel, waarop gebouwen en silo's met een grotere hoogte als bedoeld bij 'Bedrijfsgebouwen' onder a en bij 'Bouwwerken, geen gebouw zijnde' onder a sub 3 zijn toegestaan, mag niet meer dan 15 % van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen.
De oppervlakte van een bouwperceel mag niet minder dan 1.000 m² bedragen.
Indien de bestaande goothoogte, bouwhoogte en/of bebouwde oppervlakte meer bedraagt dan is opgenomen in dit lid, dan geldt de bestaande maatvoering als maximum.
Landschappelijke inpassing en watercompensatie:
Het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' en de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' anders dan ter vervanging van bestaande bouwwerken is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing, waaronder mede verstaan wordt natuurontwikkeling gericht op de totstandkoming van het Natuur Netwerk Brabant en de daarin te realiseren watercompensatie conform het "Plan voor landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit, zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels, is uitgevoerd.
Verbetering ontsluiting:
Het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' en de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' anders dan ter vervanging van bestaande bouwwerken is alleen toegestaan als de verbetering van de ontsluiting conform het 'inrichtingsplan, detail verbeterde ontsluiting zoals opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels, is uitgevoerd.
Beeldkwaliteit:
Het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' anders dan ter vervangind van bestaande bouwwerken, is alleen toegestaan met inachtneming van de bepalingen uit het beeldkwaliteitsparagraaf uit het "Plan voor landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit", zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels.
Als met de bestemming strijdig gebruik geldt in ieder geval gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen:
Het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan, voor zover passend binnen de voor het gezoneerd industrieterrein Sluis XI/Half Elfje vastgelegde zonegrens 50 dB(A) en voor zover daarmee wordt voldaan aan de vastgestelde Hogere Waarden op geluidsgevoelige objecten in de geluidszone.
Landschappelijke inpassing en watercompensatie:
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – 1' en de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – 2' conform de bestemming 'Bedrijventerrein', anders dan het bestaande gebruik, is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing, waaronder mede verstaan wordt natuurontwikkeling gericht op de totstandkoming van het Natuur Netwerk Brabanten de daarin te realiseren watercompensatie conform het “Plan voor landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit' zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels, is uitgevoerd en in stand wordt gehouden en onderhouden.
Verbetering ontsluiting:
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – 1' en de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – 2' conform de bestemming 'Bedrijventerrein', anders dan het bestaande gebruik, is alleen toegestaan als de verbetering van de ontsluiting conform het “Inrichtingsplan, detail verbeterde ontsluiting”, zoals opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels, is uitgevoerd en in stand wordt gehouden.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a. ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 onder a., maar niet in de als Bijlage 1in deze regels opgenomen 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' worden genoemd.
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidsproductie, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de mate van verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf, de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met dien verstande dat:
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.1.
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen en entreevoorzieningen zijn toegestaan tot een hoogte van 3 m.
Als met de bestemming strijdig gebruik geldt in ieder geval gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen:
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in het schema onder 4.4.4 opgenomen vergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
d. welke noodzakelijk zijn voor de aanleg van voorzieningen voor watercompensatie
De in 4.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de doeleinden als opgenomen in 4.1 Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
vergunningplichtige werken/werkzaamheden | criteria voor vergunningverlening |
het verwijderen van houtopstanden | deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- en natuurbeheer |
het diepploegen en diepwoelen van de bodem | deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- en natuurbeheer |
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half-verhardingen | 1. de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik 2. de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen, uitgezonderd leidingen, waarvan de aanleg noodzakelijk is in het kader van de watercompensatie van aangrenzende terreinen en in het kader van hergebruik van opgevangen hemelwater voor besproeiing van aangrenzende terreinen, waarvoor geen vergunningplicht geldt | er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden |
De voor 'Natuur -Waterlopen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met dien verstande dat:
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.1.
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming met een maximale bouwhoogte van 2 m.
Als met de bestemming strijdig gebruik geldt in ieder geval gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen:
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in het schema onder 5.4.4 opgenomen vergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Het onder 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 5.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de doeleinden als opgenomen in 5.1 Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 5.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
vergunningplichtige werken/werkzaamheden | criteria voor vergunningverlening |
het verwijderen van houtopstanden | deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- en natuurbeheer |
het diepploegen en diepwoelen van de bodem | deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- en natuurbeheer |
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half-verhardingen | 1. de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van waterlopen en watergangen, bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik 2. de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen | er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden |
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.1.
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, waarbij ten dienste van de voorzieningen voor het laden en lossen van schepen uitsluitend de bestaande bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan, alsmede gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen.
Gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen dienen aan het volgende te voldoen:
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m.
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding, een en ander met bijbehorende voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.1.
Op de in 7.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leiding, zoals meet- en regelkasten, afsluiterputten en dergelijke.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat. Dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen door bevoegd gezag een advies ingewonnen bij de leidingbeheerder. Voorts zijn de regels van de andere op deze gronden liggende bestemming(en) van toepassing.
Als met de bestemming strijdig gebruik geldt in ieder geval het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in het schema onder 7.5.4 opgenomen vergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Het onder 7.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 7.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de in 7.5.4 opgenomen toetsingscriteria.
criteria voor vergunningverlening | |
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen | door de genoemde werken en werkzaamheden mogen geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding mag niet worden aangetast. Dienaangaande vraagt bevoegd gezag advies van de leidingbeheerder. |
het uitvoeren van graafwerkzaamheden | |
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen | |
het aanbrengen van diep wortelende beplanting en/of bomen | |
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging | |
het vellen of rooien van houtgewas | |
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage |
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het beheer van de waterkering.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.1.
Op of in de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Op of in de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming, zoals duikers, keerwanden en merktekens.
Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, mits:
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in het schema onder 8.4.4 opgenomen vergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Het onder 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 8.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de in 8.4.4 opgenomen toetsingscriteria.
criteria voor vergunningverlening | |
het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen | de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect, te verwachte gevolgen de in artikel 8.1.1 omschreven doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast; dienaangaande vraagt bevoegd gezag advies van de beheerder van de waterkering |
het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen | |
het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies | |
het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen |
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ondergronds bouwen is niet toegestaan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1.1 sub a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarde dat:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
Als met de bestemming strijdig gebruik geldt in ieder geval gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor en/of als:
Voor zover het de gronden betreft waarvoor in Bijlage 2 een inrichtingsplan is opgenomen, wordt tot een met het plan strijdig gebruik in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de aan de gronden toegekende bestemming zonder de aanleg en instandhouding van de maatregelen conform het inBijlage 2 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing, een goede ontsluiting en totstandkoming van de ecologische hoofdstructuur.
In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geen geluidgevoelige objecten worden opgericht.
Mits de gezamenlijke geluidsbelasting van alle inrichtingen, die zijn gelegen op het gehele gezoneerde industrieterrein Sluis XI/Half Elfje, op de gevels van een geluidgevoelig object niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 12.1.1.
Tot een met de aanduiding 'geluidzone - industrie' strijdig gebruik, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beekdal' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van de kenmerkende verkaveling van het beekdal. Er wordt hier gestreefd naar een ruimtelijke verdichting van het gebied en accentuering van het beekdal middels de aanleg van nieuwe landschapselementen.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' zijn de gronden mede aangewezen voor het behoud en ontwikkeling van ecologische waarden en kenmerken.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone' zijn de gronden tevens aangewezen voor de instandhouding van waarden teneinde de toekomstige te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken.
a Verbod
Het is verboden op de in 12.4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de in het schema onder c opgenomen vergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
b Uitzondering op verbod
Het onder sub a vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
c Toelaatbaarheid
De onder sub a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de in onderstaand schema opgenomen criteria:
Vergunningplichtige werken / werkzaamheden | Criteria voor verlening van de vergunning |
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 | 1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het extensief recreatief medegebruik; 2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden |
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel van het watersysteem' zijn de gronden tevens bestemd voor de instandhouding van waarden ten behoeve van de verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem, alsmede de instandhouding van waarden teneinde de toekomstige te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden gebouwd, met uitzondering van de met de vaarweg verband houdende bouwwerken.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.7.1 voor het bouwen van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg', mits door de bouw van deze bebouwing de belangen van de vaarweg niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf Rijkswaterstaat te worden gehoord.
De in 12.7.2 bedoelde omgevingsvergunning wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bebouwing die bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - waterkering' zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van de waterkering.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - waterkering' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden gebouwd, met uitzondering van met de waterstaat en/of waterkering verband houdende bouwwerken.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.8.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en/of waterkering en de beheerder van de waterkering hiervoor toestemming heeft verleend.
Bevoegd gezag kan, mits niet reeds op grond van een andere bepaling omgevingsvergunning voor afwijking kan worden verleend, bij omgevingsvergunning afwijken van de in het plan opgenomen maatvoerings- en situeringseisen ten aanzien van bebouwing, met dien verstande dat maximaal 10% van de in deze regels vastgelegde maatvoerings- en situeringseisen mag worden afgeweken, mits:
Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken teneinde het tijdelijk gebruik van de gronden binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' en 'Verkeer' voor evenementen toe te staan, anders dan evenementen die betrekking hebben op grond van het binnen de bestemming toegestane gebruik. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden dan wel beperkingen:
Bevoegd gezag kan, mits niet reeds op grond van een andere bepaling omgevingsgvergunning voor afwijking kan worden verleend, bij omgevingsvergunning afwijken van het plan voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations, mits de inhoud niet meer dan 50 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het plan voor het bouwen van zendmasten, zoals antennemasten voor mobiele telefonie, tot een bouwhoogte van maximaal 40 m. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden dan wel beperkingen:
De realisatie van nieuw beleid door middel van dubbelbestemmingen hoeft niet gebiedsbreed (binnen de gehele dubbelbestemming) te zijn, wil de doelstelling gehaald worden. Als er echter afbreuk gedaan wordt aan de gegeven gebiedsbreedte c.q. niet de gehele dubbelbestemming wordt benut, moet voor het resterende gedeelte aangetoond worden dat dit voldoende is om het beoogde beleid voor dat gebied te realiseren. Dat wil zeggen dat de omvang van de opgenomen dubbelbestemmingen zo ruim is dat, om het nagestreefde beleid te doen slagen, niet altijd de gehele dubbelbestemming behoeft te worden benut.
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat in afnemende mate prioriteit wordt verleend aan de dubbelbestemming:
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Asten Kanaalweg 5-8 (Westelijke Poort Asten) 2016'.