direct naar inhoud van 5.3 Bodem
Plan: Bestemmingsplan omlegging N201
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0736.BP004omleggingN201-oh01

5.3 Bodem

Bestaande situatie

In het plangebied bevinden zich geen locaties waar bodemverontreiniging is geconstateerd. Binnen het geplande tracé bevinden zich geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Het tracé doorkruist de volgende locaties waar mogelijkerwijs sprake kan zijn van bodemverontreiniging:

  • voormalige spoorbaan Mijdrecht-Uithoorn
  • diverse bestaande sloten, slibkwaliteit: maximaal klasse 2
  • enkele gedempte sloten (kwaliteit dempingmateriaal onbekend)

Op grond van artikel 28 van de Wet bodembescherming dient bij de veronderstelde slootdempingen een NEN 5740 bodemonderzoek uitgevoerd te worden om zodoende uit te sluiten dat men tijdens de uitvoering illegaal saneert (worst case scenario). Indien er onverhoopt gevallen van verontreinigingen worden aangetroffen dan is een weg in het algemeen een passende IBC saneringsmaatregel. De weg kan men meestal dan boven op de aangetroffen verontreiniging aanbrengen om zodoende het contact met de verontreiniging te voorkomen. Uiteraard is dit ook afhankelijk van de civieltechnische aspecten van de verontreinigde grond. Afhankelijk van het wel of niet aanwezig zijn van dergelijke verontreinigingen, kan men vervolgens met een grondbalans bekijken in hoeverre er bij de eventuele verontreinigde stukken ook ontgravingen moeten plaatsvinden. Mocht dit het geval zijn, dan dient men zoveel mogelijk de te ontgraven verontreinigde grond binnen het 'geval' te herschikken (horizontaal en of verticaal) om op die manier dure afvoer te voorkomen. Dergelijke plannen dienen dan, indien er gevallen van verontreinigingen worden aangetroffen, wel vooraf met de provincie Utrecht te worden afgestemd. Het is volgens de milieudienst niet nodig dat bovenstaand onderzoek al wordt uitgevoerd vóórdat er een besluit over het bestemmingsplan wordt genomen; om deze reden hoeft er geen verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

De N201 is recent gerenoveerd waarbij men de busbaan en het asfalt van de bestaande N201 heeft vernieuwd. Destijds heeft men dat traject op de grond van de toen geldende regelgeving uitgevoerd. Het voorgenomen traject moet thans nog worden aangelegd en sluit dan gedeeltelijk aan op het gerenoveerde gedeelte.

Bodembeleid

Voor wat betreft de chemische bodemkwaliteit wordt in het onderstaande ervan uitgegaan dat de huidige bodem maximaal licht verontreinigd is. Het volgende is van belang:

  • Sinds 1-7-2008 is het Besluit bodemkwaliteit van kracht. De N201 is een provinciale weg en wordt op grond van het gestelde in het Besluit bodemkwaliteit aangemerkt als een grootschalige toepassinglocatie. Tijdens het opbrengen van grond geldt dan de Maximale Waarden voor 'Industrie'. Dit geldt maximaal 10 meter vanaf de rand van het asfalt. Daarbuiten dient men te voldoen aan de waarden zoals vastgesteld in de Bodemfunctieklassenkaart (in dat geval moet men dan voldoen aan de achtergrondwaarden hetgeen bijna overeen komt met 'schone grond'). Er is thans ook nog overgangsrecht van toepassing waardoor bij grondverzet tot 1-1-2010 het grondverzet buiten de genoemde 10 meter grens aan het Bodembeheerplan en de vastgestelde Bodemkwaliteitskaart van de gemeente De Ronde Venen dient te voldoen.
  • Op grond van de Wet milieubeheer verdient het in algemene zin de voorkeur het hergebruik van secundair materiaal te bevorderen.

Conclusie

De weg N201 is gelet op de bodemthema's een werk waarbij de bodem chemisch gezien belast mag zijn. Het biedt daarbij mogelijkheden om grond die men elders niet kan hergebruiken in een dergelijke constructie toe te passen. De weg wordt aangelegd in een veengebied en men dient dan rekening te houden met zettingen. In een klein gebied van de polder geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. Wanneer men aan de slag gaat met de aanleg van de weg dan dient men op grond van artikel 28 van de Wet bodembescherming bij de veronderstelde slootdempingen een NEN 5740 bodemonderzoek uit te voeren om zodoende uit te sluiten dat men tijdens de uitvoering illegaal saneert (worst case scenario). Het is niet nodig dat dit onderzoek al wordt uitgevoerd vóórdat er een besluit over het bestemmingsplan wordt genomen.

Een weg heeft in algemene zin in de bodemregelgeving de minste beschermingsgraad en mag enigszins vervuild zijn.