direct naar inhoud van 5.4 Ecologie
Plan: Kommen gemeente Tholen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0716.bpKommenTholen-VG01

5.4 Ecologie

5.4.1 Onderzoek

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan dient getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortbescherming).

Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998
Het Natura 2000-gebied Oosterschelde ligt nabij het plangebied en een aantal kernen grenzen aan de door de provincie Zeeland aangeduide Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De huidige situatie vormt geen aantasting van de beschermde natuurwaarden. Negatieve effecten als gevolg van het continueren van de huidige situatie of enige bouwactiviteiten zijn niet te verwachten.

Soortenbescherming: Flora- en faunawet
Bij de beoordeling van de effecten van nieuwe ontwikkelingen op natuurwaarden wordt de volgende indeling gehanteerd:

  • ontwikkelingen die rechtstreeks worden toegestaan;
  • ontwikkelingen die via een nadere toetsing (wijzigingsbevoegdheden en afwijken via een omgevingsvergunning) mogelijk worden gemaakt.

Ontwikkelingen die rechtstreeks worden toegestaan

De rechtstreekse ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan beperken zich tot bestaande functies. Daarbij kunnen nieuwbouw en uitbreiding van gebouwen, verbouwingen, ondergeschikte bouwwerken en dergelijke aan de orde zijn. Hierbij is nog een onderscheid aan te brengen tussen ingrepen waarvoor een (omgevings)vergunning noodzakelijk is en ingrepen die zonder vergunning door de initiatiefnemer kunnen worden uitgevoerd.

Vergunningplichtige activiteiten kunnen betrekking hebben op activiteiten als het rooien van bomen, het slopen van gebouwen of diverse bouwactiviteiten. Een beoordeling van de gewenste ontwikkeling in het licht van de Flora- en faunawet is niet mogelijk en doelmatig in het kader van het bestemmingsplan, maar wel bij de aanvraag van de betreffende vergunning. In het kader van de vergunningaanvraag dient altijd onderzoek naar de beschermde dier- en plantensoorten te hebben plaatsgevonden (rechtstreekse werking Flora- en faunawet). Afhankelijk van de activiteit en de periode dient een ontheffing als gevolg van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. Voor een deel betreft dit werkzaamheden die zijn gekoppeld aan een vergunning die door de gemeente verstrekt moet worden: bijvoorbeeld omgevingsvergunning voor het bouwen, kappen of slopen. Voor bijvoorbeeld een ontgrondingsvergunning is de provincie het bevoegd gezag.

Diverse activiteiten zijn  niet gekoppeld aan een vergunning. Bijvoorbeeld vergunningvrij bouwen en regulier onderhoud en beheer van tuinen en gebouwen. Dergelijke activiteiten worden niet vooraf getoetst door de gemeente. In het kader van de Flora- en faunawet is het echter noodzakelijk in voorkomende gevallen ontheffing aan te vragen als een activiteit de gunstige staat van instandhouding van soorten in gevaar kan brengen, op grond van de rechtstreekse werking van de Flora- en faunawet. Daarbij dient bijvoorbeeld rekening te worden houden met de aanwezigheid van broedende vogels of vleermuizen in tuinen en in/op of onder daken.

Ter voorkoming van schade aan de natuurwaarden dienen werkzaamheden altijd buiten het broedseizoen van vogels plaats te vinden. Daar waar sprake is van vaste broed- of verblijfplaatsen (bijvoorbeeld van gierzwaluw of huismussen) is het noodzakelijk om bij sloop of renovatie alternatieve nestlocaties aan te bieden. In die situaties is de aanvraag van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk.

Ontwikkelingen die via een nadere toetsing mogelijk worden gemaakt

In het bestemmingsplan worden diverse ontwikkelingen met behulp van een wijzigingsbevoegdheid of afwijken van het plan via een omgevingsvergunning mogelijk gemaakt. De beoordeling van effecten op beschermde plantensoorten en dieren en een eventuele aanvraag voor het afwijken, dienen bij de toepassing van de betreffende bevoegdheid te zijn uitgevoerd.

5.4.2 Conclusie

Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998
Het Natura 2000-gebied Oosterschelde ligt nabij het plangebied. De huidige situatie vormt geen aantasting van de beschermde natuurwaarden. Negatieve effecten als gevolg van het continueren van de huidige situatie zijn niet te verwachten.

Soortbescherming: Flora- en faunawet
Bij vergunningplichtig bouwen, vergunningvrij bouwen en regulier onderhoud en beheer van tuinen en gebouwen geldt rechtstreeks de Flora- en faunawet en is het in voorkomende gevallen noodzakelijk ontheffing aan te vragen als een activiteit de gunstige staat van instandhouding van soorten in gevaar kan brengen. Daarbij dient bijvoorbeeld rekening te worden houden met de aanwezigheid van broedende vogels of vleermuizen in tuinen en in/op of onder daken.

Bij de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid of het afwijken van specifieke bestemmingen moet een nadere beoordeling beschikbaar zijn. Mogelijk dient op termijn een ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.