Plan: | Buitengebied Tholen - partiële herziening Oude Schoondorpseweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0716.PHBuitSchndrpwgPVT-VG01 |
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de locatie aan de Oude Schoondorpseweg 3 in het buitengebied van de gemeente Tholen, ten zuiden van de kern Poortvliet.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Aanleiding van dit bestemmingsplan is vraag van de bewoners om op de locatie een nieuwe woning te mogen realiseren. Zij wensen de huidige woning te verkopen en in de loods, op het naastgelegen kadastraal perceel, een nieuwe woning te realiseren. De woning past niet binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan Buitengebied Tholen.
De gemeente heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan een vrijstaande woning op deze plek, maar daaraan worden de volgende voorwaarden verbonden:
Aan de eerste voorwaarde wordt voldaan. Er wordt gebruik gemaakt van de zogenoemde 'ruimte voor ruimte'- regeling. De bouwtitel is afkomstig van een sanering van agrarische opstellen aan de Mosselhoekseweg in de gemeente Tholen.
Aan de tweede voorwaarde zal in het kader van het verlenen van de omgevingsvergunning worden getoetst (zie ook paragraaf 2.4).
Het onderhavige bestemmingsplan is een partiële herziening van het Buitengebied Tholen (verder: basisplan).
Deze toelichting heeft de volgende opzet:
In onderstaande paragraaf wordt ingegaan op de feitelijke situatie (wat is er nu aanwezig en indien van belang wat zijn de kwaliteiten ervan?), de huidige planologische regeling (wat mag er nu?), wat is de toekomstige situatie (wat wil de initiatiefnemer met zijn/haar locatie) en hoe wordt dit planologisch geregeld in voorliggende herziening (op welke punten dient de regeling te worden aangepast?).
De locatie ligt aan de zuidzijde van de Oude Schoondorpseweg en heeft betrekking op het kadastraal perceel bekend onder gemeente Poortvliet, sectie O, nummer 997 (zie ook figuur 2.1). Hier bevindt zich een (voormalige) agrarische bedrijfsloods. De loods heeft geen huisnummer. Bij de loods, op het aangrenzende kadastrale nummer 721 is een (eveneens voormalige) agrarische bedrijfswoning aanwezig. Deze woning heeft huisnummer 3. De agrarische activiteiten zijn in 2012 beëindigd.
De locatie ligt weliswaar in het agrarisch buitengebied, maar in de directe omgeving van de locatie (tegenover en aangrenzend) zijn nog 2 burgerwoningen aanwezig.
De Oude Schoondorpseweg is een lusvormige plattelandsweg die aansluit op de Schoondorpseweg.. Die weg loopt globaal oostwest door het agrarisch buitengebied ten zuiden van de kern Poortvliet en vormt de verbinding tussen de provinciale weg N286 en het binnendijks gelegen natuurgebied Oosterschelde. De locatie waarop het initiatief betrekking heeft, ligt ongeveer 1 kilometer van Poortvliet.
Figuur 2.1 Kadastrale percelen 997 (blauw) en 721 (geel omrand) (bron: kadastralekaart.com)
Figuur 2.2 Luchtfoto plangebied en directe omgeving
De voormalige agrarische bedrijfsloods beslaat ongeveer 390 m2 en is op dit moment in gebruik voor opslag van landbouwmaterieel en stalling van voertuigen (zie ook figuur 2.3). Het materieel dat werd opgeslagen was van een agrariër uit de buurt.
Rondom deze voormalige bedrijfsloods is vooral gras aanwezig en aan de noordoostkant verharding.
Figuur 2.3 Binnenkant van de voormalige agrarische bedrijfsloods
Langs de 3 buitenranden van het perceel is een lage haag met bomen aanwezig die langs het open gebied zorgt voor enige landschappelijke inpassing van de loods en voor buffering ten opzichte van de agrarische activiteiten op het aangrenzende akkerbouwperceel. In figuur 2.4 zijn hiervan foto's opgenomen.
Figuur 2.4 West- en zuidzijde van het perceel
Voor de locatie perceel 997 is de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid' opgenomen. Voor het bouwvlak is de functieaanduiding 'Bedrijfswoning uitgesloten'. Het bouwvlak loopt door tot het naastgelegen agrarisch perceel (kadastraal bekend onder sectie O nummer 996, zie figuur 2.1). Dat betekent dat dit gedeelte moet worden meegenomen in de partiële herziening van het bestemmingsplan.
Figuur 2.5 Het plangebied (paars omrand) in het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Daarnaast geldt voor de gehele locatie dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 is geregeld in artikel 27 van het basisplan. Daarin is bepaald dat er moet worden nagegaan of door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen onevenredige schade aan de archeologische waarden kan worden toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Wonen) afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning.
Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
In het gemeentelijk beleid worden verschillende archeologische bestemmingen gehanteerd. Het onderscheid daartussen is de oppervlaktemaat, waarboven bij een bodemverstoring een onderzoeksplicht geldt. Deze oppervlaktematen is voor de bestemming Waarde - Archeologie - 2: meer dan 250 m2. In alle gevallen geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek wanneer werkzaamheden niet dieper dan 40 cm onder het maaiveld worden uitgevoerd. Voor meer informatie over de bescherming van archeologische waarden wordt verwezen naar het geldende basisplan en naar paragraaf 4.5.2 van deze plantoelichting.
De woning wordt in de voormalige agrarische bedrijfsloods gerealiseerd. Er is nog geen ontwerp van een bouwplan vervaardigd. Dat zal pas gebeuren nadat deze bestemmingsplanherziening rechtskracht heeft verkregen. De exacte plek van de woning is ook nog niet bekend, al is de verwachting dat deze in de zuidwesthoek van het gebouw zal worden gerealiseerd. Bij het maken van het ontwerp zal aandacht worden besteed aan de gevraagde beeldkwaliteit. De welstandscommissie wordt hierbij in een vroeg stadium betrokken.
Doordat de nieuwe woning in de voormalige bedrijfsloods wordt gerealiseerd, zal het uiterlijk van de voormalige bedrijfsloods niet wezenlijk veranderen. Uiteraard zullen er wel openingen (ramen en deur(en)) in de gevel worden aangebracht. De grasstrook langs het gebouw zal voor een groot deel worden ingericht als tuin. De aanwezige haag met bomen wordt gehandhaafd, evenals de aanwezige verharding aan de oostzijde van het gebouw. De rest van bedrijfsloods zal worden gebruikt als erfbebouwing.
In paragraaf 1.1 is vermeld dat het onderhavige bestemmingsplan een partiële herziening is van het bestemmingsplan Buitengebied Tholen. Het bestaat uit een verbeelding die de verbeelding van het basisplan vervangt en een beperkt aantal regels.
Toelichting op de verbeelding
De voormalige agrarische bedrijfsloods en de bijbehorende gronden op kadastraal perceelnummer 997 krijgen de bestemming 'Wonen'. Het naastgelegen agrarische gedeelte, dat niet van de initiatiefnemers is, behoudt de huidige bestemming. Het bouwvlak wordt op deze locatie ingetrokken.
Toelichting op de regels
De regels houden enerzijds verband met de beoogde ontwikkeling en anderzijds vloeien deze rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. Voor de overige regels wordt teruggevallen op de regels van het basisplan. Daarom zijn er geen 'eigen' bestemmingsartikelen opgenomen. De koppeling met het basisplan is gelegd met een artikel "Bestaande regels van toepassing'. Voor meer uitleg over de bestemmingen wordt verwezen naar de hoofdstukken 3 en 4 van de toelichting op het basisplan.
In het basisplan is binnen de bestemming Wonen onder andere het volgende geregeld:
Aan deze voorwaarden wordt niet voldaan. De woning wordt immers gebouwd in een grote voormalige agrarische bedrijfsloods. Daarom is op de verbeelding een maximum goothoogte van 6 meter opgenomen en is in een aanvullende regel bepaald dat de volumebegrenzing geldt voor alleen de woning.
Omdat de rest van bedrijfsloods, die zal worden gebruikt als erfbebouwing, veel groter is dan op grond van de bouwregels van de bestemming Wonen is toegestaan (namelijk maximaal 100 m2), is in deze herziening bepaald dat ter plaatse geen bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan1 en dat het bestaande oppervlakte aan gebouwen niet mag worden vergroot. Voor de bestaande oppervlakte van de loods en de bouwregel dat de minimum afstand van de loods tot de as van de Schoondorpseweg ten minste 20 m moet bedragen (lid 22 onder f) is artikel 34, lid 34.2 'Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten' van het basisplan van toepassing.
Samenvatting beleidskader
Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) kiest het Rijk voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken.
Toetsing en conclusie
Eén van de nationale belangen die relevant is voor het voorliggende bestemmingsplan is een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming. Hier wordt aan voldaan. Voor het overige is in de SVIR
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent een aantal nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen rijksbelangen uit het Barro.
Samenvatting beleidskader
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuw stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De reden hiervoor is om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte in Nederland te bevorderen. Een stedelijke ontwikkeling houdt in dat er nieuwe bebouwing wordt toegevoegd aan de huidige bebouwing. De ladder bestaat uit twee stappen: de eerste stap bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. De tweede stap omvat, indien de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing en conclusie
Uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1442 (Wierden)) blijkt een in een bestemmingsplan voorziene ontwikkeling voldoende substantieel dient te zijn om als stedelijke ontwikkeling te kunnen worden aangemerkt. Omdat er geen ruimtelijke uitbreiding plaatsvindt, geen toename van bebouwing en het één woning betreft, voorziet dit plan niet in een stedelijke ontwikkeling. Hierdoor is een laddertoets niet van toepassing.
In het Omgevingsplan geeft de provincie de ruimtelijke visie op Zeeland weer en waarop de komende jaren door de provincie wordt ingezet: ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap. De volgende onderwerpen of thema's zijn voor de beoordeling van de beoogde ontwikkeling van belang.
Waardevolle leefomgeving
Biodiversiteit overal, soortenbeleid en bescherming natuurgebieden en landschap en erfgoed. De kwaliteiten met een provinciaal belang krijgen een basisbescherming via de provinciale ruimtelijke verordening. Ingrijpende aantasting van de kernkwaliteiten is niet toegestaan.
Toetsing en conclusie
Voor wat betreft toetsing aan het aspect ecologie wordt verwezen naar paragraaf 4.4. Voor landschap en erfgoed naar paragraaf 4.5.
Toekomstbestendige, bereikbare woon-, werk- en verblijfs -omgeving
De positie en de functie van het landelijk gebied veranderen. De woonfunctie kan een bijdrage leveren aan dit veranderingsproces. Daarnaast kunnen woningen (naast recreatievoorzieningen en bedrijfsmatige activiteiten) worden gebruikt als kostendrager bij het oplossen van problemen en/of het stimuleren van gewenste ontwikkelingen in het landelijk gebied. De provincie ziet verschillende mogelijkheden om een woonfunctie in het landelijk gebied te realiseren.
Toetsing en conclusie
Dit onderwerp is van belang omdat een woonbestemming wordt toegevoegd. Voor wat betreft de toetsing aan dit aspect wordt verwezen naar paragraaf 3.2.2.
Gezonde leefomgeving: milieukwaliteit
Binnen het agrarisch gebied dient rekening gehouden te worden met de aan te houden afstanden tot woon- en verblijfsrecreatieactiviteiten.
Toetsing en conclusie
Dit onderwerp is van belang omdat er een woonbestemming in aan het agrarisch gebied van Tholen wordt toegevoegd. Voor wat betreft de toetsing wordt verwezen naar paragraaf 4.8.
Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening 2018 (inclusief wijzigingen).
Wonen
Voor woningbouw zijn in de omgevingsverordening alleen regels opgenomen voor kleinschalige woningbouw in het buitengebied. Verder zijn er algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied. De regels zijn van belang voor het opstellen van een bestemmingsplan en voor een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan.
Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.
Het provinciaal beleid biedt mogelijkheden voor nieuwe kleinschalige woningbouwlocaties in het landelijk gebied. In artikel 2.7 van de PRVZ is bepaald dat in de toelichting bij een bestemmingsplan waarin dit mogelijk wordt gemaakt, dan wel aannemelijk wordt gemaakt dat sprake is van de hierna genoemde situaties:
In het geval van de 'ruimte voor ruimte'-regeling gelden de volgende randvoorwaarden.
Toetsing en conclusie
Voor wat betreft de nieuwe burgerwoning in de voormalige agrarische bedrijfsloods wordt een beroep gedaan op de ruimte voor ruimte-regeling. Die regeling biedt de mogelijkheid om ongewenste of in onbruik geraakte objecten in het buitengebied te saneren in ruil voor planologische ontwikkelingsruimte, bijvoorbeeld in de vorm van een woonfunctie. De initiatiefnemer heeft een bouwtitel verworven, die afkomstig is van een sanering van niet-cultuurhistorisch waardevolle agrarische opstallen aan de Mosselhoekseweg in de gemeente Tholen. Daar is 15.000 m2 aan glasopstand gesloopt. Sloop van de gebouwen en het voorkomen van heroprichting ter plaatse zijn gewaarborgd door de bestemmingswijziging van agrarisch met bouwvlak naar 'wonen'. Dit is mogelijk gemaakt met het wijzigingsplan Mosselhoekseweg 5, Tholen NL.IMRO.0716.WPmosselhwegTH-VG01. Het agrarisch bouwvlak dat in voorliggende herziening komt te vervallen, wordt niet op een andere locatie hergebruikt. De burgerwoning wordt gerealiseerd in een voormalige agrarische bedrijfsloods hierdoor is er geen toevoeging van vierkante meters aan de orde.
Bufferzones
In artikel 2.17 van de verordening is bepaald dat in een bestemmingsplan waarin voor de eerste maal woonbestemmingen worden aangewezen, nieuwe woonfuncties niet worden toegelaten binnen een afstand van:
Een kleinere afstand kan worden gehanteerd indien in de toelichting bij het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat geen of nagenoeg geen hinder optreedt bij woonfuncties en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige beperkingen in de bedrijfsvoering van de betrokken agrarische bedrijven.
Toetsing en conclusie
In de nabijheid van de gronden in deze partiële herziening liggen agrarische- en woonbestemmingen. Aan de noordzijde van het plangebied, op een afstand van 80 meter ligt het dichtstbij gelegen agrarisch bouwvlak, dat exact is afgestemd op een aanwezige agrarische bedrijfsloods. Aan de maat van 100 meter wordt dus niet voldaan. De voorgenomen bestemmingswijziging en bouw van een extra burgerwoning vormt geen belemmering voor het bedrijf, aangezien op kortere afstand en tussen de nieuwe woning en de loods al een woning van derden aanwezig is waarmee rekening moet worden gehouden.
In de toekomst grenst de woonbestemming aan de agrarische bestemming. Bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen op de agrarische gronden zal rekening moeten worden gehouden met de aanwezigheid van deze woning. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen het gebruik van bestrijdingsmiddelen op het fruitteelt en op veldgewassen. Fruitteelt is nu niet aanwezig en op grond van artikel 4.4. onder f van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied ook niet binnen een afstand van 50 m van woningen van derden toegestaan. Ten aanzien van bespuiting van veldgewassen is het volgende van belang.
In opdracht van de gemeente Tholen is door Plant Research International, onderdeel van Wageningen UR (WUR), onderzoek uitgevoerd naar de veiligheidszones en verantwoorde afstanden rondom akkerbouw als gevolg van bespuitingen met toxische stoffen en de blootstelling hiervan op (nieuwe) woningen. De bevindingen zijn opgenomen in het rapport ‘Onderzoek naar driftblootstellingen van omstanders en omwonenden bij de bespuiting van veldgewassen met de veldspuit’ (2015).
De drift reduceert dusdanig dat een aanvaardbaar risico ontstaat voor verblijf binnen de huidige veiligheidsafstand van 50 m vanaf een perceelrand. Met drift wordt hierbij bedoeld de hoeveelheid spuitvloeistof die tijdens de bespuiting tot buiten het behandelde perceel komt als gevolg van wind- en luchtstromingen (ISO22866). Op basis van eerder veldonderzoek naar de drift bij toepassing van driftreducerende spuittechnieken in de open teelten (akkerbouw, bloembollen en vollegrondsgroente) kan aangegeven worden wat de driftdepositie op de grond (tot 50 m) en naar de lucht is.
Geconcludeerd is dat zonder de aanwezigheid van oppervlaktewater ten minste uitgegaan moet worden van een veiligheidsafstand van 50 meter. Met een driftreductie van ten minste 90% en een groenblijvende haag op de perceelgrens en een tweede windhaag op 3 m daarvan of een houtwal, kan de blootstelling voor isoproturon bij de bespuiting met spuittechnieken worden beperkt worden tot 5 meter. Er is een haag aanwezig maar deze is vrij laag en de afstand van 5 meter wordt aan de westzijde maar net gehaald. Dat betekent dat met de betrokken agrariër nadere afspraken moeten worden gemaakt. Het zal in de praktijk betekenen dat er alleen kan worden gesproeid als de bewoners niet aanwezig zijn of binnen verblijven met ramen en deuren dicht.
Een bestemmingsplan is een beleidsstuk van de gemeenteraad met de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van een gebied. Op basis van de visie worden in een bestemmingsplan de gebruiks- en de bouwmogelijkheden voor een gebied vastgelegd. In dat opzicht is het een juridisch bindend document voor zowel de overheid als burgers en bedrijven. De locatie is planologisch-juridisch geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied Tholen dat op 19 december 2013 vastgesteld. Op de gebruiks- en de bouwmogelijkheden is al in hoofdstuk 2 ingegaan.
Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.
Op het relevante beleid dat in de toelichting van het bestemmingsplan is vermeld, wordt hierna ingegaan.
Vanuit het belang van het wonen is een zekere behoefte aan burgerwoningen in het buitengebied wenselijk, met name indien hiermee een bijdrage kan worden geleverd aan het voorkomen van verkrotting en verpaupering en aan het behoud van karakteristieke bebouwing. Een belangrijk aandachtspunt vormen dan ook de vrijkomende agrarische bedrijven waarvoor geen passende vervolgfunctie gevonden kan worden.
Toetsing en conclusie
In het plan aan de Oude Schoondorpseweg 3 is één extra burgerwoning opgenomen. Deze woning is nodig omdat de initiatiefnemer zijn huidige woning verkoopt en zelf in de voormalige agrarische loods gaat wonen. Deze functieverandering draagt bij aan het voorkomen van verkrotting en verpaupering.
In deze toekomstvisie is de visie in hoofdlijnen voor het lange termijn beleid van de gemeente vastgelegd. Deze visie vormt het 'casco' waarbinnen ontwikkelingen de komende decennia kunnen plaatsvinden. Daarnaast wordt een uitwerking op de visie gegeven. Hierbij zijn verschillende thema's die betrekking hebben op wonen, werken en leven op Tholen uitgewerkt. Voor de beoordeling van de beoogde ontwikkeling die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt is het thema 'Wonen in Tholen' van belang. Op dit thema wordt hierna ingegaan.
Met betrekking tot het thema 'Wonen in Tholen' wordt gesteld dat behoefte is aan meer woningkwaliteit. Hierbij is het belang om de markt leidend te laten zijn, zowel voldaan kan worden aan de vraag van de eigen inwoners als aan de woonwensen van nieuwkomers. Het is van belang om nieuwe woningen zoveel mogelijk levensloopgeschikt te bouwen.
Toetsing en conclusie
In het nog te maken ontwerp van de woning die in dit plan mogelijk wordt gemaakt, zal hiermee rekening worden gehouden.
Een van de uitgangspunten voor de ontwikkelingskoers van de gemeente is het behoud en versterking van het eigen karakter van de kernen van het landelijk gebied.
Toetsing en conclusie
De ontwikkeling doet geen afbreuk aan het karakter van het landelijk gebied ter plaatse. Het tegendeel is het geval. Met een nieuwe gebruiksfunctie wordt leegstand en verloedering tegengegaan. De ontwikkeling zorgt voor ruimtelijke kwaliteitswinst.
Figuur 3.1 Voorgestane ontwikkelingsaccenten rond Poortvliet, de beoogde ontwikkeling is blauw omcirkelt (bron: Toekomstvisie Tholen 2025)
Evenals voor de kernen wordt ook in het buitengebied differentiatie nagestreefd. Er worden gebieden aangewezen waar het accent op de de agrarische sector of recreatie ligt. Hiermee wordt voorkomen dat deze functies voor elkaar belemmeringen opwerpen.
Toetsing en conclusie
Het plangebied ligt in een gebied waar plattelandstoerisme centraal staat.(het gele gebied in figuur 3.1). Hier worden de ontwikkelingsmogelijkheden van deze sector zo min mogelijk beperkingen opgelegd. Versterking van de recreatieve sector moet plaatsvinden in de ontwikkelingszone plattelandstoerisme. De beoogde ontwikkeling zal het aanwezige plattelandstoerisme niet belemmeren.
Woonvisie 2017-2021
Op 22 november 2016 is de 'Woonvisie 2017-2021' door de gemeenteraad vastgesteld. De woonvisie vormt de basis voor de woningbouw in de gemeente en voor de prestatieafspraken met de corporatie. Het hoofddoel van het gemeentelijk woonbeleid is het versterken van Tholen als aantrekkelijke woongemeente voor de brede groep inwoners door het faciliteren en stimuleren van inzet voor woonkwaliteit en leefbaarheid. Hierbij zijn speerpunten van het beleid geformuleerd. Voor de beoogde ontwikkeling is het volgende speerpunt van belang:
Toetsing en conclusie
Voor de gemeente Tholen geldt dat er in de periode 2013-2022 709 woningen deel uitmaken van de 'harde' plancapaciteit (het totaal aantal woningen in onherroepelijk geworden bestemmingsplannen). Dat is ruim onder de behoefteraming van 993 woningen. Voor het bouwen van de woning is aldus voldoende programma beschikbaar. Voorliggend plan maakt geen onderdeel uit van de (harde) plancapaciteit, maar draagt kwantitatief wel bij aan de ambities uit de gemeentelijke woonvisie, aangezien de nieuwe woning voorziet in de specifieke woonbehoefte van initiatiefnemers. Namelijk levensloopbestendig wonen wordt gefaciliteerd, er wordt geen nieuwe bebouwing opgericht in het buitengebied en er is sprake van herbestemming van bestaande bebouwing. Dit zijn speerpunten uit de Woonvisie. Hiermee is de beoogde ontwikkeling in lijn met het hoofddoel van het gemeentelijk woonbeleid.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunningplanmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een milieueffectrapportage nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan, ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft, mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een 'vormvrije' mer-beoordeling.
Voor de terinzagelegging van een ontwerpbestemmingsplan moet een m.e.r.-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
Bij een (vormvrije) mer-beoordeling is een van de aspecten waar naar gekeken moet worden cumulatie van effecten met andere ruimtelijke ontwikkelingen. Uit de wetgeving en bijbehorende toelichting blijkt niet duidelijk wat daar precies onder moet worden verstaan en hoe daarmee moet worden omgegaan.
Toetsing en conclusie
Kenmerken
In hoofdstuk 2 is de beoogde ontwikkeling toegelicht. De hoofdactiviteit die in deze herziening planologisch mogelijk wordt gemaakt is wonen, deze hoofdactiviteit is niet genoemd in het Besluit milieueffectrapportage. De beoogde ontwikkeling is daarom als zodanig niet MER-plichtig.
Kenmerken potentiële effecten
De effecten van de ontwikkeling op ecologische waarden zijn onderzocht in paragraaf 4.4 . Hieruit blijkt dat dat de ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermende natuurgebieden.
Het planologisch toestaan van de beoogde activiteit veroorzaakt geen milieueffecten naar de omgeving die aanleiding moet zijn om een MER uit te voeren. Bij toetsing aan de milieu- en omgevingsaspecten in dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de effecten van de ontwikkeling op het milieu en op de omgeving.
Cumulatieve effecten
Behalve voor de realisatie van de burgerwoning in de voormalige agrarische bedrijfsloods zijn er in de directe omgeving geen ontwikkelingen of plannen in de voorbereiding. Met het aspect cumulatie behoeft dan ook geen rekening te worden gehouden.
Toetsingskader
In een bestemmingsplan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt, dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven (CE) uit de Tweede Wereldoorlog (WO II).
Toetsing en conclusie
Uit informatie van het Zeeuws Bodemvenster blijkt dat in de buurt van Poortvliet een vliegtuig is neergestort. Het aandachtsgebied is aangeduid in figuur 4.1. Het plangebied ligt net buiten dit aandachtsgebied en is daarmee niet verdacht op het voorkomen van CE.
Figuur 4.1 Aandachtsgebied niet-gesprongen explosieven, rood omcirkeld het plangebied (bron: Zeeuws Bodemvenster)
Toetsingskader
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen is het aanmeldformulier van het waterschap voor de watertoets ingevuld (zie bijlage 1). Dit aanmeldformulier moet voorgelegd worden aan het waterschap.
Toetsing en conclusie
Uit het aanmeldformulier blijkt dat er geen belangrijke aandachtspunten voor de waterhuishouding zijn.
Ter voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat de vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Toetsingskader
Bij de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantsoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zeeland uitgewerkt in het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Natura 2000/Natuurbeschermingswet
Het plangebied is geen Beschermd Natuurmonument of Natura 2000-gebied. De afstand tot een Natura 2000-gebied bedraagt circa 640 meter. Dit betreft het Natura 2000-gebied Oosterschelde. Om te onderzoeken of er sprake is van stikstofdepositie op stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden is een Aerius-berekening uitgevoerd, de memo met uitgangspunten is opgenomen in bijlage 2. Uit berekeningen voor de gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied.
Figuur 4.2 Ligging van de planlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebied (bron: Provincie Zeeland)
Natuurnetwerk Zeeland
Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). De dichtstbijzijnde gebieden zijn gelegen op ongeveer 500 meter. De geplande activiteit ligt op geruime afstand van de gebieden. Het heeft geen negatief effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland.
Figuur 4.3 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland (bron: Provincie Zeeland)
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.
In de provincie Zeeland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos en woelrat. Dit betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.
Ook de materialen die gebruikt zijn voor de voormalige agrarische bedrijfsloods dragen bij aan het feit dat het gebouw zich niet leent voor vestiging van beschermde soorten. De loods heeft namelijk geen gemetselde muur en geen dakpannen, waardoor soorten zich niet kunnen vestigen. Ook wordt het gebouw niet gesloopt en blijft het bestaande groen in stand. Dit draagt bij aan het niet verstoren van de soorten die wellicht aanwezig zijn.
Conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de 'Oosterschelde' op 640 meter. Uit de AERIUS berekening voor de gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van relevante stikstofdeposities (hoger dan 0,00 mol/ha/j) in de omliggende Natura 2000-gebieden. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (figuur 4.3). Op circa 500 meter van de ontwikkeling zijn natuurgebieden aanwezig die behoren tot het Natuurnetwerk Zeeland. Verder ligt het gebied niet binnen een waterwin-, grondwaterbeschermings- of milieubeschermingsgebied. De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde gebieden. De Wnb en het beleid van de Provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg.
Soortenbescherming
De burgerwoning wordt gerealiseerd in een voormalige bedrijfsloods en is ongeschikt als verblijfsplaats voor beschermde soorten. Ook het groen wordt niet aangetast , waardoor verstoring niet aan de orde is. De ontwikkeling heeft dan ook geen nadelige gevolgen voor beschermde soorten.
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk is opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing en conclusie
De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 4.4 is te zien dat er binnen het plangebied geen bouwhistorische objecten aanwezig zijn. Binnen het plangebied is ook geen andere bebouwing aanwezig.
In de directe omgeving van het plangebied zijn enkele cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig in de vorm van historische boerderijen. Deze zijn voornamelijk gelegen op de andere percelen aan de Oude Schoondorpseweg. De ontwikkeling heeft ook geen invloed op de cultuurhistorische elementen.
Figuur 4.4. Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart, in rood globaal het plangebied (bron: provincie Zeeland)
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Toetsingskader
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan door het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente) worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Op basis hiervan zijn vier verschillende archeologische verwachtingszones onderscheiden. De archeologische verwachtingszones zijn in het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' vertaald naar vier archeologische dubbelbestemmingen. In de bouwregels van deze bestemmingen is bepaald dat er ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd mits de betrokken archeologische waarden door de voorgenomen bouwactiviteiten niet worden geschaad. Hiervoor zal de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een archeologisch onderzoeksrapport moeten overleggen en is instemming van de archeologische deskundige vereist. Ook voor het uitvoeren van werkzaamheden die het bodemprofiel kunnen aantasten, is een vergunning met onderzoek en advies nodig. De dubbelbestemmingen verschillen van elkaar op het punt van de oppervlakte die is vrijgesteld van onderzoek.
Toetsing en conclusie
In het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' is voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2 ' opgenomen. In deze bestemming is bepaald dat archeologisch onderzoek en advies niet nodig zijn indien de oppervlakte van de bodemverstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt of als het gaat om een bodemverstoring die niet dieper reikt dan 40 cm. Aangezien de ontwikkeling wordt gerealiseerd op de bestaande vloer in de voormalige bedrijfsloods vindt er geen bodemverstoring plaats. Verder archeologisch onderzoek is niet van toepassing.
Toetsingskader
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Toetsing
In opdracht van de initiatiefnemer is op 4 januari 2021 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 4. Het volgende is geconcludeerd:
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "heterogeen verdacht, niet lijnvormig" dient te worden beschouwd wordt op basis van de onderzoeksresultaten bevestigd. Gelet op de aard en mate van lichte verontreinigingen, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en zijn er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de beoogde bestemmingsplanwijziging.
Asbest
Er zijn op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Een asbestonderzoek in bodem/puin conform de NEN 5707/5897 is dan ook niet noodzakelijk.
Algemeen
Indien er bij werkzaamheden grond vrijkomt die niet op de locatie kan worden hergebruikt, zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit, het "Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie (d.d. 2 juli 2020) of regionale bodemkwaliteitskaart van toepassing.
Conclusie
De bodem is geschikt voor de beoogde functie wonen.
Op het gebied van verkeer en vervoer is er geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er in de gebruiksfase de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
Voor nieuwe ruimtelijke-functionele ontwikkelingen kunnen de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte worden berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren; van parkeerkencijfers naar parkeernormen). Hiervan kan worden afgeweken mits dit goed kan worden gemotiveerd. Als de kencijfers van het CROW worden gehanteerd. dan zijn de stedelijkheidsgraad van de gemeente en de ligging van de locatie van belang. Het CROW onderscheidt volgens de systematiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vijfstedelijkheidsgraden aflopend van "zeer sterk stedelijk" tot “niet stedelijk. Binnen elke stedelijkheidsklasse wordt door het CROW onderscheid gemaakt in centrum, schil/overloopgebied en rest bebouwde kom. De gemeente Tholen is gekarakteriseerd als niet-stedelijk. De ligging van de locatie is rest buitengebied.
Ontsluiting
Het plangebied wordt aan de noordzijde ontsloten door de Oude Schoondorpseweg te Poortvliet. De weg vormt een lus die enkel dient ter ontsluiting van de aanliggende percelen, aan beide uiteindes van de lus sluit de weg aan op de Schoondorpseweg. Via de Schoondorpseweg kan in westelijke richting de Kruytenburgseweg worden bereikt, welke na circa 1,5 km in noordelijke richting aansluit op de provinciale weg N286. De Kruytenburgseweg, Schoondorpseweg en Oude Schoondorpseweg zijn erftoegangswegen buiten de bebouwde kom en maken onderdeel uit van een 60 km/uur-gebied. Fietsers en voetgangers delen de rijbaan met het autoverkeer.
Parkeren
Het parkeerbeleid van de gemeente Tholen is vastgelegd in het 'Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Tholen 2009 - 2018'. In dat beleidsdocument zijn parkeernormen voor verschillende woningtypes opgenomen. Voor dure koopwoningen in het restgebied geldt een parkeernorm van 2,0 parkeerplaatsen per woning. Op eigen terrein is voldoende ruimte aanwezig om te voldoen aan deze parkeernorm.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
CROW-publicatie 381 (2018) geeft kencijfers voor het berekenen van de verkeersgeneratie van een ontwikkeling. Voor vrijstaande koopwoningen is een maximaal kencijfer van 8,6 mvt/etmaal per woning opgenomen. De verkeerstoename ten behoeve van het toevoegen van één woning is dermate laag dat deze opgaat in het heersende verkeersbeeld van het omliggend wegennet. Deze minimale toename van het verkeer zal dan ook niet leiden tot een verminderde doorstroming op de wegvakken en de relevante kruispunten.
Conclusie
Door de ontwikkeling op het plangebied neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen zeer beperkt toe, er zullen geen problemen op het gebied van de verkeersafwikkeling ontstaan. De toekomstige parkeerbehoefte wordt opgevangen binnen het plangebied. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Toetsingskader
Voor de toetsing aan het aspect milieuhinder dient rekening te worden gehouden met de bepalingen uit de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.25). Daarnaast geldt op basis van jurisprudentie dat te allen tijde sprake moet zijn van een 'goede ruimtelijke ordening'. Voldaan moet worden aan wettelijke milieueisen indien sprake is van een milieuhinderlijk en/of milieugevoelige functie. Daarbij moet ter plaatse van de woning een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd en rekening gehouden worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de omliggende bedrijven.
Toetsing
In de omgeving van het plangebied liggen verschillende agrarische bedrijven en (bedrijfs)woningen. Emissie van bestrijdingsmiddelen zoals toegepast in de akkerbouw, fruitteelt en de glastuinbouw kan milieuproblemen veroorzaken (diffuse verspreiding via lucht, bodem en water). Op grond van de Provinciale Omgevingsverordening 2018 (artikel 2.17) dient daarom rekening te worden gehouden met een aan te houden afstand van minimaal 50 meter van glastuinbouwbedrijven en fruitteeltpercelen tot woon- en verblijfsrecreatiegebieden. In de directe omgeving zijn geen glastuinbouwbedrijven of gronden specifiek bestemd voor fruitteelt gelegen. Er wordt voldaan aan bovenstaand artikel uit de Provinciale Omgevingsverordening.
De gronden die bestemd worden als 'Wonen' en de gronden die bestemd blijven als 'Agrarisch met waarden - Openheid' zijn direct naast elkaar gelegen. Om een acceptabel woon- en leefklimaat ter plaatse van de gronden die gebruikt worden ten behoeve van te wonen te kunnen borgen, moet rekening gehouden worden met de driftblootstelling als gevolg van mogelijke bespuiting van gewassen op de agrarische gronden. In paragraaf 3.2.2 is al uitgebreid ingegaan op het voorkomen van driftblootstelling. Daarin onder andere aangegeven dat er nadere afspraken nodig zijn met de agrariër op het aangrenzende perceel en dat de aanwezig haag van belang is. In de regels van deze partiële herziening is opgenomen dat deze groene afscheiding ook in stand moet worden gehouden.
Het aspect geluid kan betrekking hebben op:
De locatie valt niet binnen de geluidzone van een gezoneerd bedrijventerrein. Het aspect industrielawaai is daarom niet relevant. Op het aspect wegverkeerslawaai wordt hierna ingegaan.
Toetsingskader
Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau.
Indien er sprake is van een geluidproducerende functie moet aangetoond worden dat voldaan wordt aan wettelijke geluidseisen. Eventueel dient dit aangetoond te worden door middel van akoestisch onderzoek en zijn geluidwerende maatregelen nodig.
Toetsing en conclusie
De burgerwoning geldt als een woning in het kader van de Wgh. Het plangebied is gelegen binnen de invloedszone van de Oude Schoondorpseweg en de Schoondorpseweg (60 km/uur). Het bouwvlak wordt gerealiseerd op circa 5 meter van de Oude Schoondorpseweg.
De Oude Schoondorpseweg is uitsluitend toegankelijk voor bestemmingsverkeer. De Oude Schoondorpseweg is een weg met een smal profiel en zonder markeringen. De Oude Schoondorpseweg wordt gebruikt voor gemotoriseerd verkeer en voor langzaam verkeer zoals fietsers en voetgangers. Voor dit gebruik is geen scheiding of markering aangebracht.
Gezien het smalle profiel en de beperkte toegankelijkheid is de verkeersintensiteit op de Oude Schoondorpseweg. Op basis van de inrichting van de weg en het lage gebruik kan gesteld worden dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Een akoestisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Toetsingskader
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM.
Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1. weergegeven.
Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2)) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Toetsing en conclusie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het aspect luchtkwaliteit te worden onderzocht. Het plan voorziet in een woningbouwontwikkeling en valt standaard onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg en draagt daarom 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Figuur 4.5 Uitsnede NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan hoe het met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is gesteld. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde voor luchtkwaliteit relevante weg is de Eendrachtsweg (zie figuur 4.6 ). Hieruit blijkt dat zowel in 2020 als in 2030 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.1.
Tabel 4.2 Toetsing aan grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | grenswaarde | maximale waarden in jaar 2020 | maximale waarden in jaar 2030 |
stikstofdioxide (NO2) | 40 µg/m³ | 19,6 | 13,5 |
fijn stof (PM10) | 40 µg/m³ | 17,8 | 14,8 |
max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | 6,2 | 6,0 | |
Fijn stof (PM2,5) | 25 µg/m³ | 10,6 | 8,1 |
Figuur 4.6 Luchtkwaliteit (bron:NSL-monitoringstool).
Toetsingskader
Voor risicovolle functies en/of activiteiten gelden veiligheidsnormen. Indien in de nabijheid van het plangebied sprake is van het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen moet beoordeeld worden of dit van invloed is op het planvoornemen. Ook bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid (waaronder Bevi-inrichtingen) kunnen van invloed zijn op het planvoornemen.
De veiligheid van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten dient altijd gewaarborgd te worden. Daarbij moet voldaan worden aan de veiligheidsnormen indien sprake is van risicovolle functies/activiteiten.
Toetsing en conclusie
Risicovolle inrichtingen
Uit de professionele risicokaart (zie figuur 4.7) voor Nederland en het Risico Portaal Zeeland blijkt dat het plangebied -nog net- ligt in het invloedsgebied van 'SABIC Innovative Plastics BV'. Het invloedsgebied is op basis van de giftige stof fosgeen. De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt niet overschreden. Vanwege de ligging in het invloedsgebied is een beknopte verantwoording opgenomen.
Beknopte verantwoording
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Schoondorpseweg, Kruytenburgseweg en de N286. Deze wegen sluiten aan op het verdere wegennetwerk van de regio. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Doordat het gebied via meerdere wegen te bereiken is, wordt ook de bereikbaarheid van hulpdiensten aanvaardbaar. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid ten goede.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie zal één extra woning gerealiseerd worden. Het betreft een zeer geringe toename van het groepsrisico. De eventuele aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. Bij deze groepen wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers/ouders de kinderen en ouderen zullen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over de weg geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.
Figuur 4.7 Fragment risicokaart met rood omcirkelt het plangebied (bron: risicokaart)
Vervoer gevaarlijke stoffen
Andere relevante risicovolle bronnen zijn geen belemmering of van invloed zijn op de beoogde ontwikkeling. Er zijn geen (spoor- of vaar)wegen of buisleidingen in de omgeving van het plangebied. Externe veiligheid vormt zodoende geen belemmering voor de vaststelling van voorliggende herziening van het bestemmingsplan Buitengebied.
Toetsingskader
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe gebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Hierbij kan op verschillende manieren omgegaan worden met energie zuinigheid.
Toetsing en conclusie
Voor alle nieuwbouw geldt dat aanvragen van de omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). Per 1 juli 2018 is het daarnaast verplicht gasloos te bouwen. De nieuwbouw zal hieraan voldoen.
De impact van het gebouw op haar omgeving zal qua massa niet veranderen. Dit komt mede door het feit dat voor de buitenkant van de voormalige bedrijfsloods geen nieuwe bouwmaterialen worden gebruikt.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke 'mechanische grondroering' bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.
Toetsing en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen of hoogspanningslijnen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Voor deze leidingen zal nog wel een melding bij het kadaster worden gedaan.
Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.
Het plangebied is eigendom van de initiatiefnemers. De kosten van deze ontwikkeling zijn daarom volledig voor rekening van de initiatiefnemers. Met de gemeente Tholen worden anterieure overeenkomsten gesloten.
De initiatiefnemer zelf heeft afgestemd met omliggende eigenaren en agrariërs. Deze omliggende eigenaren en agrariërs hebben aangegeven geen bezwaren te hebben tegen de plannen.
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plaats te vinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De resultaten van het vooroverleg worden verwerkt in onderstaande paragraaf.
Het ontwerp van het bestemmingsplan is met ingang van 30 april 2021 voor een periode van zes weken, dus tot en met 11 juni 2021, ter inzage gelegd. Een ieder had de mogelijkheid om gedurende de periode van terinzagelegging van het ontwerpplan zienswijzen kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.
Ter voldoening aan het bepaal de in artikel 3.8 lid 1, sub b, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) juncto artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de Provincie Zeeland, Waterschap Scheldestromen en de Veiligheidsregio Zeeland. Deze organisaties hebben aangegeven in te kunnen stemmen met het ontwerpbestemmingsplan.
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
Omwonenden kunnen schade als gevolg van de herziening van het bestemmingsplan bij de gemeente claimen. Artikel 6.1 van de Wro vormt de wettelijke basis voor een tegemoetkoming in planschade die ontstaat als gevolg van een planologische regeling. Planschade bestaat enkel indien de schade redelijkerwijs niet voor eigen rekening van de aanvrager behoort te blijven en de vergoeding van die schade niet of onvoldoende anderszins is verzekerd. Alleen schade die buiten het normale maatschappelijke risico valt, komt voor een tegemoetkoming in aanmerking.
De gemeente zal het risico voor planschade afwentelen op de initiatiefnemer en dit opnemen in de op te stellen anterieure overeenkomst. Wij volstaan in de toelichting op de herziening met de conclusie dat het risico op planschade op deze wijze is afgedekt.