Plan: | Buitengebied, Wijzigingsplan Hoofdplaatseweg 5 te Biervliet |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0715.WPBG13-VG99 |
Aanleiding
Aan de Hoofdplaatseweg 5 te Biervliet is een agrarisch akkerbouwbedrijf gevestigd. De opslagcapaciteit voor het geproduceerde pootgoed en de bergings- en stallingsruimte voor de benodigde landbouwmachines is niet toereikend. Initiatiefnemer wenst zodoende het bedrijf met een extra loods uit te breiden. Uitbreiding is voorzien aan de noordzijde van het perceel (zie ook paragraaf 1.2), waar geen bouwvlak is opgenomen (zie paragraaf 2.1 voor een uitgebreide beschrijving van de geldende regeling).
Doel
De gemeente is bereid planologische medewerking te verlenen aan het verzoek en hiervoor de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid toe te passen. Onderhavig wijzigingsplan voorziet in het wijzigen van de vorm van het agrarisch bouwvlak en maakt zodoende de bouw van de loods mogelijk.
De ligging van het plangebied is globaal weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1. Ligging plangebied (indicatief, bron: Google).
Huidige situatie
De bedrijfsbebouwing aan de Hoofdplaatseweg 5 te Biervliet bestaat uit:
De ontsluiting van de bebouwing is volledig gericht op een buitenterrein van circa 30 m breed aan de achterzijde van de loodsen, waarop ook opslag van lege kisten en dergelijke plaatsvindt.
Bij het bedrijf is jaarlijks ruim 100 ha grond in gebruik. Dit betreft 42 ha eigendom, die tevens de huiskavel vormt, 9 ha pachtgrond en een vijftigtal hectare wisselende huurgrond. Het bedrijf heeft zich gespecialiseerd in de vermeerdering van pootgoed.
Het verzoek van initiatiefnemer omvat de bouw van een bedrijfsruimte van 25 x 41 m. De goot- en bouwhoogte sluiten aan op de reguliere goot- en bouwhoogten in de omgeving en bedraagt 6, respectievelijk 10,5 m. Een gedeelte van 25 x 25 m van de loods zal worden ingericht voor de los gestorte opslag van aardappelen. Het voorgedeelte van deze loods kan gebruikt worden voor machineberging.
De noodzaak tot uitbreiding van de bestaande bedrijfsbebouwing is onder andere gelegen in het volgende.
Aan de oostzijde van het bedrijf is binnen het bouwvlak ruimte beschikbaar voor uitbreiding van de bedrijfsbebouwing. Initiatiefnemer wenst echter de te realiseren loods aan de noordzijde van het bedrijf, aan de overzijde van de huidige erfverharding te realiseren. Ten grondslag hieraan liggen onder andere de volgende redenen:
De Agrarische adviescommissie Zeeland heeft geconcludeerd dat de initiatiefnemer een volwaardig agrarisch bedrijf exploiteert en dat de argumenten voor de beoogde ontwikkeling en de locatie daarvan valide zijn.
Figuur 1.2. Beoogde situering nieuwe loods.
Toetsing aan wijzigingsregels
De planontwikkeling is in hoofdstuk 2 getoetst aan het geldende bestemmingsplan en de daarin opgenomen wijzigingsvoorwaarden. Geconcludeerd is dat aan de wijzigingsvoorwaarden wordt voldaan.
Toetsing aan planologische en overige aspecten
Voorliggende ontwikkeling is tevens (in hoofdstuk 3 Toetsing planologische uitvoerbaarheid project) beoordeeld aan het beleid en sectorale aspecten, waaronder archeologie en cultuurhistorie. Er gelden geen beleidsmatige, milieuhygiënische en andere belemmeringen voor de locatie.
Conclusie
De uitgevoerde toetsen (zie hoofdstukken 2 en 3) tonen aan dat er geen planologische belemmeringen zijn voor het voorgenomen project. Geconcludeerd wordt dat de wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast.
Het geldende bestemmingsplan (basisplan) Buitengebied Terneuzen waarin de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen is vastgesteld op 25 juni 2013.
In dit wijzigingsplan is toepassing gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid de vorm van het agrarisch bouwvlak te wijzigen. De vorm van het bouwvlak is afgestemd op de beoogde ontwikkeling. De reguliere agrarische bestemmingsregels en bouwregels zijn volgens het geldende plan vervolgens van toepassing verklaard. Omdat er sprake is van een wijzigingsbevoegdheid is het opstellen van regels niet noodzakelijk. Voor de regels van een wijzigingsplan kan worden volstaan met een verwijzing naar het basisplan. Er behoeft dus geen complete set regels te worden opgenomen. De regels van het basisplan zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan. De gronden mogen worden gebruikt en bebouwd in overeenstemming met die regels. Ook de flexibiliteitsregels zijn onverkort van toepassing.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen en aanduidingen overgenomen.
In figuur 2.1 is ingezoomd op de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen. Het perceel Hoofdplaatseweg 5 heeft daarin de bestemming Agrarisch. Er zijn geen dubbelbestemmingen van toepassing. In lid 3.1 is het gebruik vastgelegd: grondgebonden agrarische bedrijven.
De AAZ heeft geconcludeerd dat sprake is van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf. Er wordt zodoende aan de gebruiksregels van het bestemmingsplan voldaan.
Op het deel van het perceel, waar de ontwikkeling van een nieuwe aardappelloods is voorzien, ligt geen bouwvlak. Hier zijn zodoende uitsluitend toegestaan:
In afwijking van het hiervoor bepaalde is per bouwvlak ten hoogste 50 m² aan bedrijfsgebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat de bouw noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en de afstand tot de meest nabij gelegen woning van derden ten minste 100 m bedraagt; alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies van de agrarisch deskundige met betrekking tot de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering.
De beoogde loods is een gebouw en groter dan de voorgeschreven maatvoering onder de hiervoor benoemde afwijking. Niet voldaan wordt zodoende aan de bouwregels van het bestemmingsplan.
In lid 3.7.1 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de vergroting of de vormverandering van het bouwvlak van een grondgebonden agrarisch bedrijf.
Om de bevoegdheid voor de vormverandering te kunnen toepassen, zal ten minste aan de wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan moeten worden voldaan (zie paragraaf 2.2). Daarnaast kunnen ook andere eisen of voorwaarden van belang zijn, bijvoorbeeld als er nieuw planologisch beleid of nieuwe wet- of regelgeving is vastgesteld. Dit zal per geval moeten worden beoordeeld. In hoofdstuk 3 wordt hierop ingegaan.
Figuur 2.1. Fragment Bestemmingsplan buitengebied Terneuzen (uitsnede www.ruimtelijkeplannen.nl).
In tabel 2.1. is getoetst aan de wijzigingsregels in artikel 3, lid 7.1. Aangegeven is per aspect of aan deze voorwaarden is voldaan.
3.7.1 Vergroting of vormverandering bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de vergroting en/of vormverandering van een bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Uitsluitend toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor de vormverandering van het bouwvlak is aan de orde. Daarvoor moet het volgende in acht worden genomen:
wijzigingsregel | toetsing |
a. het bouwvlak mag worden vergroot: 1. tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha; 2. of tot een oppervlakte van ten hoogste 2 ha waarbij het bouwvlak met ten hoogste 75% mag worden bebouwd; |
1. n.v.t. Vergroting van het bouwvlak is niet aan de orde; wel wordt de vorm van het bouwvlak aangepast. 2. n.v.t. |
b. indien wijziging wordt toegepast voor de grondgebonden activiteiten op een bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' leidt de wijziging niet tot een toename van de maximaal toelaatbare bedrijfsvloeroppervlakte intensieve veehouderij zoals genoemd in bijlage 1; | n.v.t. Er is sprake van een grondgebonden agrarisch (akkerbouw) bedrijf. |
c. wijziging wordt slechts toegepast voor een reëel of volwaardig agrarisch bedrijf en indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige; |
De Agrarische Adviescommissie Zeeland heeft op 6 mei 2014 een positief advies uitgebracht (zie bijlage 1). Daarin is het volgende geconcludeerd. Aan de Hoofdplaatseweg 5 te Biervliet wordt een volwaardig agrarisch bedrijf geëxploiteerd. Ten aanzien van de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing met de gevraagde loods overweegt de AAZ dat het bedrijf, als gevolg van de geleidelijke uitbreiding van het areaal pootgoed, over onvoldoende bedrijfsruimte beschikt om alle pootgoed in eigen beheer op te slaan en alle machines en bedrijfsbenodigdheden binnen te stallen. Om die reden is een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing met de gevraagde bewaarloods op zich noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Op zich kan een dergelijke uitbreiding plaatsvinden parallel aan de bestaande loods van 20 x 50 m, en zou met een uitbreiding op deze locatie kunnen worden gekomen tot een werkbare bedrijfsvoering. De overwegingen van de initiatiefnemer om de loods op de voorgestelde locatie aan de overzijde van de erfverharding te bouwen, kunnen echter vanuit optiek van bedrijfsvoering, logistiek, bouwkosten en bedrijfsinrichting worden gevolgd. De AAZ is daarom van mening dat om die reden wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is om de ontwikkeling van voorliggend bedrijf te faciliteren. |
d. de ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar; | Verwezen wordt naar hoofdstuk 3. Daarin is geconcludeerd dat sprake is van een aanvaardbare woon- en leefomgeving. |
e. wijziging leidt niet tot significante negatieve effecten binnen Natura-2000-gebieden; | Verwezen wordt naar hoofdstuk 3. Daarin is geconcludeerd dat sprake is geen sprake is van significant negatieve effecten binnen Natura-2000-gebieden. |
f. ter plaatse wordt voorzien in een voldoende afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van ten minste 5 m, met dien verstande dat deze landschappelijke inpassing niet is vereist indien de oppervlakte van het bouwvlak met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid kleiner of gelijk aan 1 ha wordt; | De oppervlakte van het bouwvlak blijft gelijk. Er is zodoende geen nadere landschappelijke inpassing nodig. |
g. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst wordt gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing; | Zie hiervoor. |
h. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen; binnen een zone van 100 m van woonkernen en verblijfsrecreatieve terreinen leidt verlening van de omgevingsvergunning niet tot hinder of nagenoeg geen hinder voor de naastgelegen woonkernen of verblijfsrecreatieve terreinen; | Binnen 100 m van de uitbreiding van het agrarisch bouwvlak zijn geen woonkernen of verblijfsrecreatieve terreinen gesitueerd. Vergroting van het bouwvlak leidt niet tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende gronden. Verwezen wordt ook naar hoofdstuk 3, waarin daar nader op in is gegaan. |
i. indien de afstand tot gronden met de bestemming Natuur minder dan 100 m bedraagt, wordt medewerking uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt; | In de directe nabijheid van de ontwikkeling (binnen 100 m) is geen bestemming Natuur aanwezig. De dichtstbijzijnde natuurbestemming ligt op ten minste 500 m. Er is zodoende geen noodzaak tot verder onderzoek waaruit blijkt dat sprake is van een onevenredige aantasting van de landschaps en natuurwaarden van natuurgebieden binnen 100 m van de ontwikkeling. |
j. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; burgemeester en wethouders vragen hierover, ingeval het bouwvlak een oppervlakte krijgt van meer dan 1 ha, schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen. | In het wijzigingsplan is een waterparagraaf opgenomen (zie paragraaf 3.2.1). Het wateradvies wordt te zijner tijd opgenomen in de bijlagen bij de toelichting. Zodoende wordt voldaan aan de wijzigingsregels. |
Een nagenoeg volledig overzicht van de beleidsplannen en regelgeving dat voor het plangebied van toepassing is, is te vinden op de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Op basis van een 1e verkenning blijkt dat veel van deze plannen of regelingen toch geen betrekking hebben op het plangebied of ze zijn op voorhand niet relevant of niet gedetailleerd genoeg voor het beoordelen van het voorgenomen initiatief.
Na de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen is geen beleid of hogere wetgeving vastgesteld die een belemmering vormt voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid.
Voor zover sectorale wetgeving relevant is voor het nemen van het ruimtelijk besluit (de wijzigingsbevoegdheid), is hieraan getoetst in paragraaf 3.2. Het betreft vooral toetsing aan milieuwetgeving.
kader | beoordelingsaspect | afweging en conclusie |
Besluit omgevingsrecht (artikel 5.20) juncto - Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6): verplichte watertoets voor ruimtelijke plannen. | Overleg voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen op basis van een waterparagraaf. |
Afweging
Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. De waterbeheerder is op basis van de watertoetstabel/-criteria nagegaan of de beoogde ontwikkeling strijdig is met de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. De resultaten hiervan heeft zijn vastgelegd in de in bijlage 2 opgenomen waterparagraaf. Conclusie Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het project op deze locatie inpasbaar is en er geen maatregelen getroffen hoeven te worden. |
kader | beoordelingsaspect | afweging en conclusie |
Wet ruimtelijke ordening Besluit ruimtelijke ordening Wet Bodembescherming Besluit Bodemkwaliteit |
Bodemkwaliteit dient voldoende te zijn voor beoogde functie. Functie mag geen bedreiging vormen voor bodemkwaliteit. |
Afweging
De gemeente beschikt over een bodemkwaliteitskaart, waaruit blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogd gebruik. Een historisch onderzoek is zodoende niet noodzakelijk. Conclusie Bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. |
kader | beoordelingsaspect | afweging en conclusie |
Gemeente
Erfgoedverordening Terneuzen Beleidsnota De onderste steen boven'' (2011) |
Voldoen aan het voor de ontwikkeling geldende archeologie beleid
Overleg voeren met Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) Voldoen aan de wettelijke meldingsplicht ex. artikel 53 van de Monumentenwet 1988 |
Afweging
Archeologie In het bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen is het recente archeologiebeleid van de gemeente vertaald in dubbelbestemmingen. Nu op de verbeelding ter plaatse van het plangebied geen dubbelbestemming is opgenomen geldt dat er geen noodzaak tot archeologisch onderzoek is. Cultuurhistorie De gronden zijn momenteel onbebouwd en hebben geen bijzondere cultuurhistorische waarde. De bestaande agrarische bedrijfsbebouwing heeft eveneens geen cultuurhistorische waarde. Conclusie Er zijn geen archeologische en cultuurhistorische belemmeringen voor de ontwikkeling. De initiatiefnemer (en daarmee ook diens uitvoerders van het project) worden gewezen op en gehouden aan de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet) voor het onverwijld melden van eventuele vondsten in bij graafwerkzaamheden. |
kader | beoordelingsaspect | afweging en conclusie | ||
Gebiedsbescherming: | ||||
Natuurbeschermingswet 1998: Natura 2000 Ecologische Hoofdstructuur (EHS) |
Onderzoeken of de ontwikkeling significant negatieve effecten kan hebben op beschermde gebieden (binnen en buiten projectgebied). Aantasting van de kwaliteiten van de EHS is in principe niet toegestaan. |
Afweging
Het project wordt niet gerealiseerd in of nabij een beschermd natuurgebied zoals Natura 2000 of de EHS. Deze gebieden liggen op relatief grote afstand (minimaal 500 m) en worden niet negatief beïnvloed door de aanleg van het depot. Conclusie De Natuurbeschermingswet 1998 en het EHS-beleid staan de uitvoering van het plan niet in de weg. |
||
Soortbescherming: | ||||
Flora- en faunawet | Voorkomen van aantasten, verontrusten en/of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. |
Afweging
Het projectgebied is momenteel intensief agrarisch in gebruik en daardoor zijn er geen broedvogels te verwachten, die zijn gekoppeld aan de omliggende agrarische percelen. Op de locatie zijn evenwel mogelijk kleine zoogdieren aanwezig. Het betreft algemene soorten, zoals muizen, egel en mol. De grondwerkzaamheden en de realisering van het project leiden mogelijk tot verstoring en/of aantasting van beschermde soorten zoals de kleine zoogdieren en broedvogels. Het betreft evenwel algemene soorten, waarvoor een vrijstelling geldt. Conclusie Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde ontwikkeling geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is vereist. De Flora- en faunawet vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan. |
kader | beoordelingsaspect | afweging en conclusie | |
Wet milieubeheer Wet geluidhinder Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.25) Jurisprudentie: goede ruimtelijke ordening |
Voldoen aan wettelijke milieu eisen (onderzoek en maatregelen) indien er sprake is van een milieuhinderlijk en/of milieugevoelige functie. |
Afweging
Ten aanzien van een agrarische opslagloods geldt op basis van de brochure Bedrijven en milieuzonering van de VNG een richtafstand van 30 m voor bedrijfsgebouwen van akkerbouwbedrijven in rustig buitengebied. De dichtstbijzijnde woningen zijn gesitueerd op circa 135 m van de planlocatie. Er wordt daarmee ruimschoots voldaan aan de richtafstand. Conclusie Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Bij de omliggende woningen is blijvend sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. |
kader | beoordelingsaspect | afweging en conclusie |
Wet ruimtelijke ordening Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen) AMvB 'Niet in betekenende mate' (Besluit nibm) ministeriële regeling nibm (Regeling nibm) |
Goede ruimtelijke ordening. Voldoen aan de geldende grenswaarden / luchtkwaliteitseisen. |
Afweging
De beoogde ontwikkeling houdt een uitbreiding van het bestaande akkerbouwbedrijf in. Het project is wat aard en omvang en ruimtelijke effecten betreft, vergelijkbaar met een project dat "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De omvang van het agrarisch bouwvlak blijft verder gelijk. Uitgaande van de achtergrondconcentraties binnen de gemeente Terneuzen, wordt gesteld dat de luchtkwaliteit voldoet aan de normen van de Wlk. Conclusie De Wlk staat de realisering van het project niet in de weg. |
kader | beoordelingsaspect | afweging en conclusie | |
Wet milieubeheer Wet geluidhinder Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.25) Jurisprudentie: goede ruimtelijke ordening |
Voldoen aan wettelijke geluidseisen (akoestisch onderzoek en geluidwerende maatregelen) indien er sprake is van een geluidproducerende en/of geluidgevoelige functie. |
Afweging
De beoogde loods wordt door de Wet geluidhinder niet als geluidgevoelige bestemming aangemerkt. Akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting aan de gevels ten gevolge van wegverkeerslawaai is daarom niet noodzakelijk. Conclusie De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. |
kader | beoordelingsaspect | afweging en conclusie |
Veiligheidsnormen voor risicovolle functies/activiteiten Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen Bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid (waaronder Bevi-inrichtingen) |
Waarborgen veiligheid van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten. Voldoen aan veiligheidsnormen indien sprake van risicovolle functies/activiteiten |
Afweging Ten zuidwesten op circa 155 m van het plangebied is het tankstation Lippens gelegen. Het tankstation voorziet in de verkoop van LPG, en betreft daarom een BEVI-inrichting. De inrichting beschikt over een PR10-6 risicocontour van maximaal 45 m, en een invloedsgebied voor het groepsrisico van 150 m. Voor zowel het plaatsgebonden risico, als het invloedsgebied voor het groepsrisico geldt dat dit niet reikt tot het plangebied. De ontwikkeling heeft daarmee geen invloed op de hoogte van het groepsrisico ten gevolge van dit tankstation. Het tankstation Lippens vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Op circa 6,8 kilometer ten westen van het plangebied is de Katoennatie gelegen. Het invloedsgebied van de Katoennatie bedraagt 7.659 m, en daarmee is het plangebied binnen het invloedsgebied van de Katoennatie gelegen. Het groepsrisico bedraagt in de huidige situatie minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, en de ontwikkeling zorgt niet voor een toename van het groepsrisico. Een toename van het groepsrisico (of overschrijding van de oriëntatiewaarde) is dan ook niet aan de orde. Omdat het plangebied wel gelegen is binnen het invloedsgebied dient er een (beknopte) verantwoording van het groepsrisico opgesteld te worden. Deze is in bijlage 3 opgenomen. Daarmee vormt ook de inrichting Katoennatie geen belemmering voor de ontwikkeling. Conclusie Het aspect Externe Veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. |
kader | beoordelingsaspect | afweging en conclusie | |
Belangen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen | Waarborgen van belangen van in en/of in de directe omgeving aanwezige planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen. |
Afweging
In en rondom het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen waarmee bij de planontwikkeling rekening moet worden gehouden. Conclusie Dit aspect levert geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling. |
kader | beoordelingsaspect | afweging en conclusie | |
onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. | drempelwaarden Besluit m.e.r. |
Afweging
De beoogde ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarden, zoals genoemd in onderdelen C en D van het Besluit m.e.r. De oppervlakte van het agrarisch bouwvlak blijft verder gelijk. Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die ruim onder de bijbehorende drempelwaarden blijven, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Conclusie Voor dit wijzigingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. |