Plan: | Grote Bedrijventerreinen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0703.GSBTBP-va01 |
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door titel 5.2 van de Wet milieubeheer, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. In tabel 5.5 is een overzicht opgenomen van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof zoals die gelden na het in werking treden van het NSL (op 1 augustus 2009).
Tabel 5.5. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg / m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg / m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg / m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Onderzoek referentiesituatie
In en rond het plangebied is sprake van verschillende bronnen van luchtverontreiniging, te weten wegverkeer, bedrijvigheid en (op grotere afstand) scheepvaartverkeer.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Met behulp van de Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) kan inzicht worden gegeven in de luchtkwaliteit langs maatgevende wegen. In de volgende twee
afbeeldingen is de concentratie stikstofdioxide (maatgevende stof voor verkeer) in beeld
gebracht in de referentiesituatie voor de jaren 2011 en 2015 (bron: Monitoringstool). Uit de
Monitoringstool blijkt het volgende:
Op basis van de Monitoringstool wordt geconcludeerd dat in de referentiesituatie ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Industrie kan lokaal leiden tot verhoogde concentraties, maar leidt in Reimerswaal niet tot een overschrijding van grenswaarden. Scheepvaartverkeer is voor de bedrijventerreinen niet relevant, de vaarroutes liggen op te grote afstand van de bedrijventerreinen om een relevante bijdrage te leveren aan de luchtkwaliteit in de omgeving.
Onderzoek milieueffecten plansituatie
Het bestemmingsplan maakt verschillende ontwikkelingen mogelijk. Deze leiden tot een toename van het verkeer. Dit kan, evenals de vestiging van individuele bedrijven, gevolgen hebben voor de concentratie luchtverontreinigende stoffen in de directe omgeving.
Gevolgen verkeerstoename
De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkelingen bij bedrijventerrein De Poort bedraagt 1.330 mvt/etmaal. Voor de andere bedrijventerreinen samen bedraagt dit 1.030 mvt/etmaal. In paragraaf 5.4 wordt hier uitgebreid aandacht aan besteed. Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 16,32% (standaard voor bedrijventerreinen).
Uit de nibm-tool blijkt dat de maximale bijdrage van bovengenoemde ontwikkelingen aan de concentratie stikstofdioxide 3,39 µg/m³ bedraagt en voor fijn stof 0,68 ìg/m³. De toename komt boven de 1,2 µg/m³. Dit betekent dat de ontwikkelingen mogelijk in betekenende mate bijdragen aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen in het plangebied.
Uit de monitoringstool blijkt dat de concentratie stikstofdioxide langs de A58 als maatgevende weg maximaal circa 33 µg/m³ bedraagt in het jaar 2011 en voor fijn stof ruim minder dan 35 µg/m³ (beiden jaargemiddelde). Met de toename aan concentratie luchtvervuilende stoffen door de beoogde ontwikkelingen voldoen de totale maximale concentraties nog steeds ruim aan de grenswaarden van 40 µg/m³ voor beide stoffen. Overigens zullen deze concentraties uiteindelijk lager uitvallen: het eenvoudigweg 'optellen' van de concentraties leidt tot een overschatting. De concentraties vervuilende stoffen nemen af met de tijd, omdat auto's in de toekomst schoner (en zuiniger) zullen worden door technische ontwikkelingen. Er zal dus ook in de toekomst ruimschoots voldaan worden aan de luchtkwaliteitswetgeving.
Gevolgen van de mogelijke vestiging/uitbreiding/wijziging van planmer-plichtige bedrijven
Het is bekend dat bedrijvigheid kan zorgen voor een verhoogde concentratie luchtverontreinigende stoffen. Dit is vooral een lokaal effect. De uitstoot van luchtverontreinigende stoffen van individuele bedrijven is vooral afhankelijk van de aard van het bedrijf, de inrichting en de specifieke bedrijfsvoering. Hierover is in dit stadium van de planvorming nog niets bekend. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden aangetoond dat een inrichting van het bedrijventerrein mogelijk is waarmee voldaan wordt aan de normen voor luchtkwaliteit.
Gelet op de concentraties luchtverontreinigende stoffen direct langs de A58 (waarbij ruimschoots voldaan wordt aan de normen), is er nog meer dan voldoende ruimte voor de nieuwe bedrijvigheid om bedrijfsactiviteiten te ontplooien, waarbij nog steeds aan de luchtkwaliteitsnormen wordt voldaan (voor een nadere argumentatie zie het volgende kader). Dit geldt voor de gehele planperiode.
Bijdrage bedrijvigheid aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen
De daadwerkelijke uitstoot van bedrijfsactiviteiten zelf hangt sterk samen met de aard van de bedrijvigheid en de specifieke inrichting en bedrijfsvoering van het individuele bedrijf. Hierover is in het bestemmingsplanstadium logischerwijs nauwelijks informatie aanwezig. Op dit moment is het plangebied reeds voor een groot deel in gebruik als bedrijventerrein. De verwachting is dan ook dat de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan die mogelijk zijn qua bedrijfsactiviteiten relatief weinig invloed op de luchtkwaliteit hebben). Over de mogelijke uitstoot van bedrijvigheid kan in het algemeen het volgende vermeld worden: de bijdrage van grootschalige provinciale inrichtingen die relevant zijn op het gebied van luchtkwaliteit op de uitstoot van NO2 varieert van maximaal 0,1 tot 0,2 µg/m³ voor de meeste onderzochte bedrijven tot maximaal 0,9 tot 1,6 µg/m³ voor een enkel bedrijf (verffabrikant, zetmeelfabriek). Overigens is de verwachting dat in het algemeen de emissie per bedrijf in de toekomst lager zal zijn dan de emissiegegevens uit eerdere onderzoeken: nieuwe bedrijven hebben nieuwe technieken en moeten voldoen aan de emissie-eisen uit de luchtkwaliteitswetgeving en het NeR (Nederlandse emissierichtlijn lucht). Bovendien zal uit kostenefficiency het energieverbruik (dat deels verantwoordelijk is voor de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen) in de toekomst alleen nog maar afnemen als gevolg van verbeterde technieken en andere maatregelen. Al met al wordt geconcludeerd dat ook na de bedrijfsmatige ontwikkelingen ruimschoots voldaan kan worden aan de normen uit de luchtkwaliteitswetgeving. |
Conclusie
De luchtkwaliteitswetgeving vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan Grote Bedrijventerreinen. Het aspect staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.