onherroepelijk |
NL.IMRO.0693.PBPostkade171GDA-OH01 |
Algemeen
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Deze wet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Nieuw in de wet is dat gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in ht plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Op basis van Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Gemeente Graafstroom wordt de woning gerealiseerd op een plek met een hoge verwachtingswaarde (voor prehistorie tot middeleeuwen). Bijbehorend beleidsadvies luidt: bij ingrepen groter dan of gelijk aan 250 m2 en dieper dan 30 cm is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Aanbevolen is archeologisch onderzoek uit te voeren en hiermee een indruk te geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische resten.
Figuur 5.2: uitsnede Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Gemeente Graafstroom
RAAP Archeologisch Adviesbureau heeft in mei 2011 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de sloop van een woning (Postkade 171-172) en de toekomstige uitbouw van garage Roest in de gemeente Graafstroom. Doel van dit onderzoek was allereerst het middels bureauonderzoek verwerven van informatie over bekende en te verwachten archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Het doel van het veldonderzoek was vervolgens die verwachting te toetsen en, voor zover mogelijk, een eerste indruk te geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische vindplaatsen. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen in het plangebied is vervolgens een advies met betrekking tot archeologisch vervolgonderzoek geformuleerd. Het archeologisch onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 2.
Op basis van de onderzoeksresultaten, en de voorgenomen bodemingrepen, kan worden geconcludeerd dat bij de realisering van de (toekomstige) plannen vermoedelijk geen archeologische waarden zullen worden verstoord.
Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding vande desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).