direct naar inhoud van 5.4 Waterhuishouding
onherroepelijk
NL.IMRO.0693.PBPostkade171GDA-OH01

5.4 Waterhuishouding

5.4.1 Vigerend beleid

Europees en rijksbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld die dit jaar (2009) definitief worden goedgekeurd en vastgesteld door Den Haag”en Brussel. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, juli 2003). Het bestuursakkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden. Belangrijk onderdeel is om de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren' in alle overheidsplannen als verplicht afwegingsprincipe te hanteren. In het Nationaal Bestuursakkoord is vastgelegd dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures, waarbij een vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder in de planvorming wordt gewaarborgd.

Verder is water in de Nota Ruimte een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen, moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de op 1 januari 2008 van kracht geworden Wet gemeentelijke watertaken. In deze nieuwe wet zijn de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht vastgelegd.

5.4.2 Gemeentelijk waterplan Liesveld en Graafstroom

Om een veilig, robuust en duurzaam watersysteem te bereiken in 2025 moet gewerkt worden aan het optimaliseren van het huidige systeem. Hiervoor is het 'gemeeentelijk waterplan Liesveld en Graafstroom' opgesteld (juni 2009). Hierin is de visie uitgewerkt in vier aspecten: afkoppelen, belevingswaarde, samenwerking en beheer en onderhoud. Door invulling te geven aan het afkoppelen wordt meer ruimte voor water gecreëerd en worden diffuse bronnen aangepakt (duurzaam onkruid beheer, duurzaam bouwen). Het systeem is daardoor beter bestand tegen piekafvoeren en raakt minder snel vervuild. Het tweede aspect, de belevingswaarde, is in bebouwde gebieden belangrijk. Hiervoor zijn streefbeelden opgesteld voor de watergangen in de kernen, waarbij voorop staat dat deze afgestemd moeten zijn op de omgeving.

Met onder andere dit waterplan wordt invulling gegeven aan de samenwerking. De gemeenten en het waterschap gaan de komende jaren intensief samenwerken om de gestelde doelen te bereiken. Hierbij wordt naast het toetsen van nieuwe ontwikkelingen in de ruimtelijke inrichting ook aandacht besteed aan de gezamenlijke uitvoering en communicatie rond de geplande ingrepen. In het laatste aspect wordt deze samenwerking doorgezet voor het beheer en onderhoud. Dit is een belangrijke peiler voor het op orde houden van het watersysteem.


Geconcludeerd kan worden dat het plan passend is in het 'gemeentelijke waterplan Liesveld en Graafstroom'. Door invulling te geven aan het afkoppelen wordt duurzaam gebouwd en voldoet het plan aan betreffend waterbeleid.

5.4.3 Waterbeheerplan 2010 - 2015

Waterschap Rivierenland heeft een waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2010 - 2015. Het plan is vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het waterschap op 30 oktober 2009. Het plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen.

Ten aanzien van water in het stedelijke gebied gaat het, net zoals in landelijk gebied, in eerste instantie om droge voeten en schoon water. Er speelt echter meer. Water in de stad bepaalt ook de ruimtelijke structuur, biedt recreatiemogelijkheden en draagt bij aan een prettige woon- en werkomgeving. De invloed van allerlei stedelijke gebruiksfuncties op het water is groot en de wijze waarop de gemeente de openbare ruimte inricht en beheert is van directe invloed op de waterkwantiteit en -kwaliteit van het stedelijke water. Deze verwevenheid van het beheer van de openbare ruimte en het waterbeheer leidt ertoe dat er een gezamenlijke opgave ligt voor de gemeenten en het waterschap, die zich vertaald ziet in de stedelijke waterplannen en in de samenwerking bij de watertoets.

De doelstellingen voor water in het stedelijk gebied zijn:

  • zorgen voor voldoende water in stedelijk gebied;
  • beperken schade door wateroverlast en watertekort in stedelijk gebied bij extreme weersomstandigheden;
  • zorgen voor een goede chemische waterkwaliteit in stedelijk water;
  • zorgen voor een goede ecologische waterkwaliteit in stedelijk water.
5.4.4 Waterparagraaf

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het projectbesluit worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

De gevolgen voor de realisering van het project voor de waterhuishouding zijn zeer beperkt. De ontwikkeling is dusdanig beperkt dat er geen watercompensatie nodig is. De woning zal worden uitgevoerd conform de bepalingen van het Bouwbesluit en Bouwverordening met betrekking tot de afvoer van afval- en regenwater. In het kader van het scheiden van vuile en schone waterstromen zal het vuile water via een (verbeterd) gescheiden stelsel worden afgevoerd. Het hemelwater wordt op eigen perceel opgevangen en afgevoerd naar oppervlaktewater. Hiermee voldoet het plan ook aan het gemeentelijk waterplan. Ook wordt het bouwplan uitgvoerd met duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.

De boezemkade is in de regels en op de verbeelding opgenomen als de waterkering. Hierdoor worden de belangen van de waterbeheerder veiliggesteld. Binnen deze zone 'Waterstaat - Waterkering' is de Keur van kracht. Alle bouw- en graafwerkzaamheden zijn verboden en dienen te worden getoetst door het waterschap of deze de stabiliteit van de waterkering kunnen aantasten, voordat ontheffing van de Keur wordt afgegeven. Aan de oost- en zuidzijde van het perceel ligt een watergang met een B-min status. Deze watergang heeft een beschermingszone van 1 meter. Het aangrenzende deel van de Postkade is in beheer bij de gemeente.

Voor het overige heeft de ruimtelijke ontwikkeling geen gevolgen voor de waterhuishouding in het gebied.