onherroepelijk |
NL.IMRO.0693.PBPostkade171GDA-OH01 |
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
Natura 2000
Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ’s). Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van LNV.
Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van het Natura 2000-gebied.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
In de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden wordt gestreefd naar versterking van de verwevenheid tussen landbouw, natuur en recreatie. Belangrijke natuurwaarden zijn onlosmakelijk verbonden met het agrarische gebruik van het gebied. De recreatieve kwaliteiten van het gebied hangen samen met de aanwezige natuurwaard en het agrarisch karakter van dit gebied. Binnen dit gebied moet de Ecologische Hoofdstructuur tot ontwikkeling worden gebracht. Deze is opgebouwd uit kerngebieden en verbindingszones die kerngebieden met elkaar verbinden.
Het plangebied grenst aan een gebied dat aangewezen is als EHS. Het gaat hierbij om de Goudriaanse / Langerakse Kade / Vliet (bestaande natuur en nieuwe prioritaire nieuwe natuur) en Smoutjesvliet (ecologische verbinding).
Figuur 5.3: nabijgelegen EHS
Goudriaanse / Langerakse Kade / Vliet
Het gebied dat ten noorden van onderhavig plangebied ligt, wordt gekenmerkt door bestaande natuur en prioritaire nieuwe natuur. Het water dat voor het plangebied langs loopt, wordt gezien als ecologische verbindingszone. Het water verbindt verschillende verbindingszones met elkaar. Verder ten noorden van het plangebied ligt grasland dat in gebruik is als beheersgebied. Deze bestaande natuur en prioritaire nieuwe natuur wordt gekenmerkt door kruiden- en faunarijk grasland, vochtig hooiland en vochtig weidevogelgrasland. Kruiden-en faunarijk grasland omvat graslanden die kruidenrijk zijn, maar niet tot de schraallanden vochtig hooiland, zilt grasland en overstromingsgrasland of glanshaverhooiland behoren.Vochtig hooiland is ontstaan door de ontginning van moerassen of natte bossen en door langdurig gebruik als hooiland. Vochtig weidevogelgrasland omvat natte en vochtige graslanden met primair een weidevogeldoelstelling; beiden zijn belang voor een diversiteit in soorten.
Smoutjesvliet
Ten zuiden van van Goudriaan ligt de ecologische verbindingszone de Smoutjesvliet. De oevers van de Smoutjesvliet worden, over een lengte van 5,3 kilometer, ontwikkeld tot een natte verbindingsschakel. Hierbij ligt het accent op moerasontwikkeling. In dit project wordt samengewerkt tussen Hoogheemraadschap, Ministerie van LNV, Provincie Zuid-Holland, het Zuiveringsschap en de Watermaatschappij Zuid-Holland Oost.
Invloed op EHS
Gesteld kan worden dat het voorgenomen plan geen significant negatieve effecten oplevert voor de aan het plangebied grenzende EHS. Het betreft een zeer kleine ontwikkeling, waarbij er geen aanwezige landschapselementen worden aangetast. Gelet op de aard en locatie van het voorgenomen plan, en de aard van de EHS is er geen sprake van een significant effect op de instandhoudingsdoelen van de aanwezige EHS.
Flora- en Faunawet
Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Geconstateerd wordt dat er sprake is van een dichtbebouwde binnenstedelijke locatie. Het plangebied bestaat grotendeels uit verhard oppervlak. Gelet op de terreingesteldheid is het projectgebied ongeschikt voor flora. Gelet op de kenmerken van het projectgebied is er evenmin sprake van een foerageergebied. Het project zal hierin bovendien geen verandering brengen. De locatie heeft geen of een zeer lage natuurwaarde. Van een negatief effect van de ingrepen in het gebied op de flora en fauna lijkt dan ook geen sprake.
Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 2 van de Flora- en Faunawet opgenomen zorgplichtbepaling.
Op grond van artikel 2, lid 1 neemt een ieder voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, evenals voor hun directe leefomgeving. In artikel 2, lid 2 is bepaald dat de zorg, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval inhoudt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken). De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.