direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden
Plan: Buitengebied Giessenlanden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0689.BP8001-vast

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals genoemd in lid 1.10 onder b;
  • b. het behoud en herstel van de cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing en de landschappelijk fraai gelegen veenstromen met doorzichten naar het open veenweidelandschap;
  • c. de uitoefening van een bestaande intensieve veehouderij zoals genoemd in lid 1.10 onder c uitsluitend als neventak;

alsmede voor:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': een zorgboerderij;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast': een bed & breakfast;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': het behoud en de bescherming van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. extensieve dagrecreatie en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • h. kleinschalige natuur- en landschapsontwikkeling;
  • i. de in tabel 4.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal oppervlak dat aan bebouwing en gronden in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie;
  • j. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen en voet- en fietspaden, bruggen, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen van water;

met dien verstande dat:

  • k. er geen bedrijfswoningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.

Tabel 4.1 Toegestane nevenfuncties

nevenfunctie   max. m² aan bebouwing   max m² aan gronden  
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten   100   -  
inpandige opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag ten behoeve van eigen bedrijfsvoering)   500   -  
veearts/hoefsmederij/KI-station   200   -  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   200   -  
kano-, boot- of fietsenverhuur   100   -  
bed & breakfast/gastenverblijf   100   -  
kampeerboerderij, trekkershutten (met uitzondering van kleinschalig kamperen)   200   -  
kleinschalig kamperen tot maximaal 15 standplaatsen   100   3.000 m² binnen of aansluitend aan het bouwvlak  
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte)   100   gehele bedrijf  
inpandige statische volumineuze opslag en stalling van niet-agrarische producten/werktuigen/voertuigen in bestaande gebouwen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, geen detailhandel   500   -

 
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen;
  • b. bedrijfswoningen met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder tevens begrepen wordt kuilvoerplaten, sleuf-, mest- en voedersilo's en paardenbakken;

met dien verstande dat:

  • d. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan;
  • e. per bouwvlak uitsluitend gebouwen ten behoeve van één reëel agrarisch bedrijf mogen worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste 67% van het oppervlak van het gehele bouwvlak, tenzij met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven;
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 10 m;
  • d. de onderlinge afstand van gebouwen op het bouwvlak bedraagt ten minste2 m en ten hoogste 20 m;
  • e. de afstand tussen bedrijfsgebouwen en de as van de weg dient minimaal 20 m te bedragen.

4.2.2 Bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bouwvlak mag één bedrijfswoning gebouwd worden, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' of met de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' anders is weergegeven;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10 m, waarbij de goothoogte van aan- en uitbouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • c. de inhoud per bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mag ten hoogste 850 m³ bedragen;
  • d. het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 75 m² met een goothoogte van ten hoogste 3 m;
  • e. indien in de bestaande situatie al meerdere wooneenheden aanwezig zijn binnen een hoofdgebouw, geldt in het geval dat:
    • 1. het aantal woningen binnen het hoofdgebouw is of wordt verminderd dan wel;
    • 2. het hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk is of wordt gesloopt of anderszins tenietgaat;
    • 3. het niet is toegestaan om afzonderlijke woningen te bouwen overeenkomstig het aantal wooneenheden binnen het hoofdgebouw en bij herbouw van het hoofdgebouw dient overigens het gebouw door één aaneengesloten dak te worden afgedekt.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van voedersilo's mag ten hoogste 25 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van sleufsilo's mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • c. de inhoud, bouwhoogte en doorsnede van mestsilo's mag respectievelijk ten hoogste 2.500 m³, 5,5 m en 25 m bedragen;
  • d. ten behoeve van paardenbakken gelden de volgende bouwregels:
    • 1. per bouwvlak is ten hoogste één paardenbak toegestaan, hetzij binnen het bouwvlak of buiten het bouwvlak indien gebruik is gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid in lid 4.5.4;
    • 2. de afmeting van de paardenbak bedraagt maximaal 20 bij 40 m;
    • 3. de paardenbak dient achter de bebouwing gerealiseerd te worden;
    • 4. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
    • 5. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • f. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Ten behoeve van het bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.2.1 onder a ten behoeve van het maximum bebouwingspercentage, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bebouwingspercentage mag van 67% naar 100% worden vergroot;
  • b. vergroting van het bebouwingspercentage is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan in is ieder geval sprake, indien de vergroting vanwege milieuwetgeving of het dierwelzijn is vereist;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien sprake is van een reëel agrarisch bedrijf;
  • d. de initiatiefnemer dient met een schriftelijke advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder b en c wordt voldaan;
  • e. de vergroting van het bebouwingspercentage mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. de vergroting van het bebouwingspercentage mag niet leiden tot onevenredige aantasting van omliggende natuur- en landschapswaarden.

4.3.2 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.2 onder d ten behoeve van de overschrijding van het bouwvlak op gronden met de bestemming Agrarisch, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege milieuwetgeving of het dierwelzijn is vereist;
  • b. de initiatiefnemer dient met een schriftelijke advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder a wordt voldaan;
  • c. het bouwvlak mag eenmalig en aan een zijde worden overschreden met niet meer dan 25 m;
  • d. van de bevoegdheid mag alleen gebruik worden gemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • e. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij binnen of aansluitend aan het bouwvlak een groenstrook met gebiedseigen beplanting aangelegd dient te worden van minimaal 5 m breed.

4.3.3 Ten behoeve van het overschrijden bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.2.1 onder c ten behoeve van het toestaan van een hogere bouwhoogte, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte mag overschreden worden tot maximaal 12 m;
  • b. van de afwijking mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de overschrijding van de bouwhoogte voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien de overschrijding van de bouwhoogte op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;
  • c. de initiatiefnemer dient met een schriftelijke advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder b wordt voldaan.

4.3.4 Ten behoeve van 1e bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van reële agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a ten behoeve van de bouw van een 1e agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien sprake is van een reëel agrarisch bedrijf waar permanente toezicht vereist is;
  • b. de bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is;
  • c. de initiatiefnemer dient met een schriftelijke advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder a en b wordt voldaan;
  • d. het bedrijf mag niet eerder over een eerste agrarische bedrijfswoning beschikt hebben;
  • e. de initiatiefnemer dient met een schriftelijke advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder a en b wordt voldaan;
  • f. de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. een 2e agrarische bedrijfswoning is ten alle tijden niet toegestaan.

4.3.5 Ten behoeve van mestsilo's

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 onder c ten behoeve van het oprichten van mestsilo's met een grotere inhoud, hoogte en diameter dan is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de afmetingen van de mestsilo in overeenstemming zijn met de aard en omvang van het bedrijf;
  • b. de initiatiefnemer dient met een schriftelijke advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder a wordt voldaan.

4.3.6 Ten behoeve van de maximale inhoudsmaat

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.2.2 onder c ten behoeve van het toestaan van een grotere inhoudsmaat van de bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. de woning dient deel uit te maken van een pand voorzien van de aanduiding 'karakteristiek';
  • b. de bestaande afmetingen van het gebouw mogen niet worden uitgebreid;
  • c. het karakter van het gebouw dient in stand te blijven.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;
  • b. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • d. binnen het agrarische bouwvlak mag ten hoogste één toercaravan buiten gestald worden;
  • e. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen gelden de volgende regels:
    • 1. kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. er dient minimaal 1 ha grond beschikbaar te zijn aansluitend aan het betreffende bouwvlak;
    • 3. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
    • 4. het kleinschalige kampeerterrein mag niet gelegen zijn aansluitend aan of behorend bij een kampeerterrein waarvoor een (omgevingsvergunning)vergunning, vrijstelling, of ontheffing voor is verleend; de onderlinge afstand tussen kampeerterreinen dient minimaal 500 m hemelsbreed te zijn.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder i ten behoeve van het toestaan van de in tabel 4.2 genoemde niet-agrarische nevenfuncties binnen het bouwvlak, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • b. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden in de directe omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en/of natuur aan te tonen dat aan het gestelde onder b wordt voldaan;
  • d. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • e. bij het inpassen van een niet-agrarische nevenfunctie dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
  • f. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
  • g. uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende agrariër te worden uitgevoerd;
  • h. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • i. ten behoeve van de nevenfunctie biomassa- en mestvergistingsinstallaties geldt dat er geen maximaal oppervlak is weergegeven, maar dat uitgegaan wordt van een verwerkingscapaciteit van ten hoogste 25.000 ton per jaar;
  • j. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen gelden de volgende regels:
    • 1. kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan.

Tabel 4.2 Nevenfuncties toegestaan via afwijking

nevenfunctie   max. m² aan bebouwing   max m² aan gronden  
hoveniersbedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   400   100  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)/paardenpension/stalhouderij   200   800  
paardenafrichtingsbedrijf   200   800  
kleinschalige horecagelegenheid/dagrecreatie (theeschenkerij, boerderijcafé, wijnproeverij, speelboerderij, categorie 1a en 1b)   100   500  
agrarisch georiënteerde dagrecreatie (poldersport, boerengolf)   100   gehele boerenland  
kleinschalig kamperen tot ten hoogste 25 standplaatsen   100   3.000 m² binnen of aansluitend aan het bouwvlak  
agrarisch verwante sociale functies (resocialisatie, therapie, zorgboerderij)   100   niet van toepassing (gehele bedrijf)  
kleinschalige detailhandel (zoals verkoop antiek en curiosa)   100   -  
kinderdagopvang   200   100  
museum/tentoonstelling   200   500  
overige niet-agrarische bedrijven (categorie 1 en 2) met uitzondering van horecabedrijven   200   -  

4.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 4.1 en 4.2 teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolgde de tabellen 4.1 en 4.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 4.5.1.

4.5.3 Ten behoeve van groter oppervlak voor nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal aantal m² aan bebouwing dat in gebruik mag worden genomen voor de nevenfuncties in tabel 4.1 en 4.2, teneinde een groter aantal m² toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden in een bijgebouw dat een groter oppervlak betreft dan de maatvoering in tabel 4.1 en 4.2;
  • b. afwijking wordt uitsluitend toegepast indien het niet reëel is dat slechts een gedeelte van het bijgebouw gebruikt kan worden;
  • c. na verlening van afwijking mag het gehele bijgebouw voor de nevenfunctie in gebruik genomen worden;
  • d. nieuwbouw ten behoeve van de afwijking is niet toegestaan;
  • e. de uitbreiding van het toegestaan oppervlak mag geen nadelige effecten hebben op de ruimtelijke uitstraling van het perceel.

4.5.4 Ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.4 onder a ten behoeve van het realiseren van een paardenbak buiten het bouwvlak op gronden met de bestemming Agrarisch, met inachtneming van het volgende:

  • a. de paardenbak dient gesitueerd te worden direct grenzend aan het betreffende agrarische bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden;
  • b. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
  • c. de paardenbak mag niet voor commerciële doeleinden gebruikt worden;
  • d. de paardenbak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. de omvang van de paardenbak bedraagt ten hoogste 20 bij 40 m;
  • g. lichtmasten en afrastering/hekken zijn niet toegestaan;
  • h. overige bouwwerken zijn niet toegestaan.

4.5.5 Ten behoeve van een plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 4.2.2 van toepassing blijven;
  • e. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Niet-agrarische vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden zodanig te wijzigen dat - indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf - de in tabel 4.3 genoemde vervolgfuncties toegestaan zijn, met dien verstande dat:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • b. de initiatiefnemer dient met een schriftelijke advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder a wordt voldaan;
  • c. er na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder d geldt dat indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen niet geschikt zijn voor de vervolgfunctie, aanspraak gemaakt kan worden op de saneringsregeling waarbij de huidige bebouwing gesloopt wordt waarna 50% van het voormalige bebouwingsoppervlak met een maximum van 600 m² teruggebouwd mag worden;
  • e. na de bestemmingswijziging dient het bouwvlak zoveel mogelijk beperkt te worden tot de gronden waar bebouwing aanwezig is en wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijfscomplex' opgenomen;
  • f. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de bebouwing plaatsvinden, met uitzondering van de vervolgfunctie hoveniersbedrijf, waar ten hoogste 100 m² aan buitenopslag plaats mag vinden;
  • g. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijk waarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • h. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie en landschap aan te tonen dat aan het gestelde onder g wordt voldaan;
  • i. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;
  • j. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • k. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • l. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • m. het aantal woningen niet mag toenemen;
  • n. stapeling van vervolgfuncties is niet toegestaan.

Tabel 4.3 Toegestane vervolgfuncties

vervolgfuncties  
wonen/hobbyboer  
inpandige opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing  
paardenafrichtingsbedrijf  
veearts/hoefsmederij/KI-station  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)  
hoveniersbedrijf in categorie 1, 2 en 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
recreatief nachtverblijf/kampeerboerderij/trekkershutten (met uitzondering van kleinschalig kamperen)  
kleinschalige horecagelegenheid/dagrecreatie (theeschenkerij, wijnproeverij, speelboerderij), categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten  
sociale functie (resocialisatie, therapie, zorgboerderij)  
kinderdagopvang  
museum/tentoonstelling  
inpandige statische volumineuze opslag en stalling van niet agrarische producten/werktuigen/voertuigen in bestaande bebouwing, behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
overige niet-agrarische bedrijven (categorie 1 en 2) met uitzondering van garagebedrijven  

4.6.2 Uitbreiding van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het agrarische bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden te vergroten op gronden met de bestemming Agrarisch tot ten hoogste 2 ha, met inachtneming van het volgende:

  • a. uitbreiding is alleen toegestaan indien het een reëel agrarisch bedrijf betreft;
  • b. uitbreiding is niet toegestaan ten behoeve van een intensieve veehouderij, aangeduid met de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. de bedrijfseconomische noodzaak van de uitbreiding dient door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond te worden;
  • d. de uitbreiding van het agrarische bedrijf dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • e. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • f. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • g. de initiatiefnemer dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie en landschap aan te tonen dat aan het gestelde onder f wordt voldaan;
  • h. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, hetgeen door de initiatiefnemer met een inrichtingsplan aangetoond dient te worden;
  • i. aan het gehele bouwvlak wordt de bestemming Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden toegekend.

4.6.3 Wijziging naar Groen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch te wijzigen naar Groen ten dienste van nieuwe landschapselementen tussen de 0,5 en 5 ha grootte, met inachtneming van het volgende:

  • het gebied dient in eigendom te zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel, indien verwerving door een terreinbeherende instantie niet aan de orde is, dienen de afspraken met betrekking tot de inspanningsverplichtingen en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen, in een conceptnotariële akte te zijn vastgelegd.

4.6.4 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch te wijzigen naar Natuur ten dienste van de ontwikkeling van ecologische verbindingszones en nieuwe natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. aanwijzing or realisering van gronden tot reservaat- of natuurontwikkelingsgebied dient plaatsgevonden te hebben;
  • b. het gebied dient in eigendom te zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel, indien verwerving door een terreinbeherende instantie niet aan de orde is, dienen de afspraken met betrekking tot de inspanningsverplichtingen en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen, in een conceptnotariële akte te zijn vastgelegd;
  • c. het gebied dient een oppervlak van meer dan 5 ha te hebben;
  • d. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).

4.6.5 Ruimte-voor-Ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van de Ruimte-voor-Ruimteregeling de bestemming Agrarisch met waarden - Cultuurhistorische waarden te wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van de bouw van een extra woning in ruil voor de sloop van alle op het bouwvlak aanwezige bedrijfsbebouwing, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • b. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen, iedere 5.000 m² kassen of iedere 2,25 ha boom- en sierteelt, mag één compensatiewoning worden gebouwd, waarbij het niet toegestaan is om verspreid liggende bebouwing te 'sprokkelen';
  • c. het aantal compensatiewoningen bedraagt ten hoogste drie;
  • d. de inhoudsmaat van de compensatiewoning mag ten hoogste 850 m³ (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) bedragen;
  • e. indien 2 woningen in één groot boerderijvolume worden gebouwd, is vergroting van de maximale inhoudsmaat naar 1.000 m3 (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mogelijk;
  • f. in afwijking van het gestelde onder d mag de inhoud van de compensatiewoning groter zijn dan 850 m³, indien:
    • 1. bij 400 m² extra sloop mag de inhoud van de compensatiewoning 900 m³ (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) bedragen;
    • 2. bij nogmaals 400 m² sloop mag de inhoud van de compensatiewoning 1.000 m³ (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) bedragen;
  • g. de bouw van de compensatiewoning vindt plaats op het bouwvlak;
  • h. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2007;
  • i. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing mag niet worden gesloopt;
  • j. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt verbeterd;
  • k. de nieuwe woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • l. de initiatiefnemer dient door middel van een inrichtingsplan aan te tonen dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing.