direct naar inhoud van Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Plan: Buitengebied Giessenlanden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0689.BP8001-vast

Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravan terrein': een stacaravanterrein;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': een terrein voor recreatiewoningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping': een minicamping met ten hoogste 15 standplaatsen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen;
  • e. met dien verstande dat er geen dienstwoning is toegestaan, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravan terrein'.
15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravan terrein' zijn ten hoogste 9 stacaravans toegestaan;
  • b. voor de dienstwoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravan terrein' gelden de volgende regels:
    • 1. de inhoud van de dienstwoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mag ten hoogste 850 m³ bedragen;
    • 2. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij de woning bedraagt ten hoogste 75 m²;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gelden de volgende regels:
    • 1. met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aantal recreatiewoningen per terrein op de verbeelding aangeduid ;
    • 2. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 60 m² met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk ten hoogste 3 en 5 m;
    • 3. de oppervlakte van vrijstaande bergingen bedraagt ten hoogste 6 m² met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
    • 4. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen bedraagt minimaal 3 m;
  • d. op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' gelden de volgende regels:
    • 1. binnen het bouwvlak mogen gebouwen ten behoeve van de minicamping gebouwd worden, waaronder wordt verstaan de ontvangstruimte en sanitaire voorzieningen met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 25 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 m;
    • 2. buiten het bouwvlak mogen alleen kampeermiddelen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden geplaatst.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. overkappingen zijn niet toegestaan.
15.3 Specifieke gebruiksregels

Ten behoeve van het gebruik van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' gelden de volgende regels:

  • a. kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • b. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan.
15.4 Afwijken van de gebruiksregels
15.4.1 Ten behoeve van de minicamping

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 15.1 onder c, teneinde op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' meer dan 15 standplaatsen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. het aantal standplaatsen mag worden verruimd naar ten hoogste 25 stuks;
  • b. de kampeermiddelen dienen binnen het bestaande bestemmingsvlak geplaatst te worden;
  • c. de extra standplaatsen dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden in de directe omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • g. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
  • h. kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • i. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan.