direct naar inhoud van Regels
Plan: Veerseweg Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPVPTVWO-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Veerseweg Oost met identificatienummer NL.IMRO.0687.BPVPTVWO-VG01 van de gemeente Middelburg.

1.2 het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologische deskundige

De Walcherse Archeologische Dienst (WAD) of een daaraan gelijkgesteld KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) gecertificeerd onderzoeksbureau.

1.6 archeologisch onderzoek

Onderzoek dat uitgevoerd wordt conform de BRL 4000 en dat verricht wordt door een

onderzoeksbureau of instelling die beschikt over een geldig certificaat voor de gevraagde

KNA]protocollen.

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.10 bedrijf aan huis

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.11 beroep aan huis

een beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitzondering van detailhandel.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwwerk als bedoeld in lid 1.24, niet zijnde een gebouw.

1.26 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.27 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde van de constructie in één of beide dakvlak(ken) zijn geplaatst.

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps – of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

1.29 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in grootschalige goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.30 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, de bestemming ingevolge het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.31 erfafscheiding

bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst in of rondom een erf of terrein.

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 geluidgevoelige objecten

woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.34 geluidwerende voorziening

een geluidscherm of geluidwal die naast een weg of spoorlijn wordt geplaatst om de geluidhinder te beperken voor mensen die erachter wonen of verblijven.

1.35 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.36 hoveniersbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen alsmede op het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen dan wel de aanleg en het onderhoud van tuinen voor derden, met dien verstande dat afzonderlijke detailhandel niet is inbegrepen.

1.37 huishouden

de bewoning van een woning door één persoon, of door meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur, waarbij per woning ten hoogste twee kamers mogen worden verhuurd voor bewoning aan in totaal twee personen.

1.38 kap

constructie van een of meer hellende dakvlakken.

1.39 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.40 landschapsdeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van landschap.

1.41 lessenaarsdak

een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.42 maatvoeringsaanduiding

alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen.

1.43 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.44 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.45 opgraving

De ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een geldig certificaat voor de gevraagde KNAprotocollen.

1.46 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.47 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.48 straatmeubilair

Bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-) voorzieningen zoals:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  • b. abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame.
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen, brandkranen en afvalinzamelingssystemen.
1.49 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.50 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.51 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken

1.52 wonen

de huisvesting van personen die zelfstandig, of nagenoeg zelfstandig dan wel onder geringe en vrijblijvende begeleiding plaatsvindt.

1.53 woning aaneengebouwd

Een woning die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan twee zijden aan de op de aangrenzende bouwpercelen gelegen hoofdgebouwen is gebouwd, met uitzondering van hoekwoningen.

1.54 woning geschakeld

woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorend bouwwerken met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd met uitzondering van hoekwoningen.

1.55 woning twee aaneen

een woning die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw of het bijbehorend bouwwerk aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw of het bijbehorend bouwwerk is gebouwd.

1.56 woning vrijstaand

een woning die los staat van de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.

1.57 woning

een complex van ruimten, dat uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goot(- of boeibord)hoogte van een bouwwerk
  • a. Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen – voor zover deze minder dan 50% van de breedte van het dakvlak beslaan – en lift-opbouwen daar niet onder begrepen.
  • b. bij meerdere/ verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeibordhoogten wordt de goot- en/of boeibordhoogte gemeten bij het dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;
  • c. Bij toepassing van een lessenaarsdak wordt goothoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel: onder de gevel wordt tevens verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel.
2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduidingen 'tuincentrum' en 'hoveniersbedrijf': uitsluitend een tuincentrum annex hoveniersbedrijf;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwregels voor de bestemming

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zonder bedrijfswoning' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 meter;
  • d. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 3 meter;
  • e. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bestemming Verkeer voor de Veerseweg bedraagt ten minste 40 meter.

3.2.2 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
1   bedrijfsgebouwen en overkappingen   zie aanduiding   zie aanduiding   zie in de kolom bestaande oppervlakte in bijlage 2  
2   terreinafscheiding grenzend aan openbaar gebied     1 m    
3   overige terreinafscheidingen     2 m    
4   overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde  
  2 m    
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Vergroting gebouwen binnen het bestemmingsvlak

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, onder 3 voor het vergroten van de oppervlakte van gebouwen en overkappingen binnen het bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bebouwde oppervlak bedraagt ten hoogste het in bijlage 2, in de kolom maximale oppervlakte gebouwen/overkappingen, genoemde oppervlak;
  • b. afwijking wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing, voor het verlenen van de afwijking vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
  • c. afwijken leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. afwijking wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf, voor het verlenen van de afwijking vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • e. afwijking leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het toeneemt met 1.000 m² of meer, vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder voor het verlenen van de afwijking;
  • f. afwijking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.

3.3.2 Bouwen nabij de bestemming Verkeer

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder e voor het bouwen van een gebouw of overkapping binnen een afstand van 40 meter tot de bestemming Verkeer, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afwijking leidt niet tot een verkeersonveilige situatie;
  • b. afwijking leidt niet tot aantasting van de verkeersplanologische functie van de weg.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. per bestemmingsvlak mag de oppervlakte kantoor niet meer bedragen dan 50% van het totale vloeroppervlak zoals genoemd in bijlage 2 met een maximum van ten hoogste 400 m² per bedrijf;
  • c. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • d. lichtmasten en lichtreclame zijn niet toegestaan;
  • e. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan, met uitzondering van een tuincentrum als genoemd in lid 3.1.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. bermen;
  • c. bruggen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden worden uitsluitend gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
a.   nutsvoorzieningen   niet bepaald   3 m   15 m²  
b.   lichtmasten   niet van toepassing   9 m   niet van toepassing  
c.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   niet van toepassing   3 m   niet van toepassing  

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen behorende bij de woning op hetzelfde bouwperceel, nutsvoorzieningen en water
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, uitgezonderd overkappingen.

5.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
a.   erfafscheidingen   -   1 m   -  
b.   lichtmasten   -   9 m   -  
c.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3 m   -  

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste twee maal één doorgaande rijstrook.
  • b. beplanting;
  • c. bermen;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. parkeerplaatsen;
  • h. straatmeubilair;
  • i. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden worden uitsluitend gebouwd:

  • a. gebouwen voor nutsvoorzieningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
a.   nutsvoorzieningen   -   3 m   15 m²  
b.   lichtmasten   -   9 m   -  
c.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     9 m    

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wateraanvoer en -afvoer;
  • b. waterberging.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden worden gebouwd:

  • a. aanlegsteigers;
  • b. bruggen;
  • c. duikers;
  • d. keermuren voor de waterbeheersing;
  • e. oeverbeschoeiingen;
  • f. andere overige bouwwerken.

7.2.2 Maatvoering

De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde bedraagt ten hoogste 1 m.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning,
  • b. bijbehorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, parkeervoorzieningen en ontsluitingspaden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

8.2.2 Algemeen
  • a. Het aantal woningen in het plan bedraagt ten hoogste 23.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning op een perceel dat grenst aan het tuincentrum en hoveniersbedrijf dat is gevestigd op de kadastrale percelen Middelburg sectie N nummers 2130 en 2131 kan uitsluitend worden verleend indien de geprojecteerde geluidwerende voorzieningen zijn gerealiseerd en in stand gehouden die in de Toelichting zijn beschreven, dan wel nadat de activiteiten van het bedrijf definitief zijn beëindigd.
  • c. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning op een perceel dat grenst aan een of meer percelen Veerseweg 108 tot en met 124 kan uitsluitend worden verleend indien tussen de genoemde percelen en de nieuwe woningen die in dit het plan mogelijk worden gemaakt, een voorziening is aangelegd die eventueel hemelwater afkomstig van de nieuwe woonpercelen afvoert naar de sloot langs de Krooneveldweg.
  • d. Als woningtype is toegestaan: woning aaneengebouwd; woning geschakeld, woning twee aaneen; woning vrijstaand.
  • e. De naar de weg gekeerde gevels van woningen worden gebouwd in de voorste bouwgrens of binnen een afstand van ten hoogste 4 m daarachter, met in achtneming van het volgende:
  • f. Een gebouw wordt plat afgedekt dan wel met een lessenaarsdak of ander asymmetrische kap.

8.2.3 Maatvoering
  • a. Een bijgebouw wordt gebouwd in de voorste bouwgrens of binnen een afstand van ten hoogste 4 m daarachter.
  • b. De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte  
1.   bouwwerken; binnen een bouwvlak   niet geregeld   zie maatvoerings aanduiding   100% van het bouwvlak   
2.   bijbehorend bouwwerken, bijgebouwen en overkappingen; buiten een bouwvlak   3,3 m   4,5 m   - binnen een afstand tot en met 4,5 m achter de achterste grens van een bouwvlak: 100% van de betreffende gronden;
- op een afstand vanaf 4,5 m achter de achterste grens van een bouwvlak 50% van de betreffende gronden met een maximum van:
* 40 m² per bouwperceel 
* 100 m² per bouwperceel, in geval de oppervlakte daarvan ten minste 900 m² bedraagt.  
3   geprojecteerde geluidwerende voorzieningen als bedoeld in lid 8.2.2 onder b     3 m inclusief een eventuele grondwal daaronder    
4   tuinmuren die zijn aangeduid in bijlage 1 van deze regels     1,7 m    
5.   erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied   -   1 m
 
-  
6.   overige erfafscheidingen     2 m    
7.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   3 m   10 m²  

  • c. Van de woningen die in bijlage 1 van deze regels zijn aangeduid met de nummers 1 tot en met 11 en woning 23 bedraagt de minimum bouwhoogte van de gebouwen binnen het bouwvlak ten minste 2 bouwlagen. Deze regel is niet van toepassing indien op de voorgevel van de bouwlaag op de begane grond een geluidwerende voorziening wordt gebouwd met een hoogte van ten minste 1,5 meter wordt gebouwd.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Situering voorgevels van woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen omtrent de situering van voorgevels van woningen om een afwisselend bebouwingsbeeld met verspringende rooilijnen te bewerkstelligen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het in bijlage 1 van deze regels opgenomen ontwerp, wordt gehanteerd als referentiekader;
  • b. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad.

8.3.2 Bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogte van een bijgebouw, indien de afstand tot de bouwperceelgrens over een lengte van meer dan 2,5 m minder dan 1 m bedraagt, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad;
  • b. het stellen van nadere eisen leidt er niet toe dat de goothoogte van (delen van) gebouwen minder dan 2,5 m zou moeten bedragen.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Bouwhoogte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.3 sub c onder 2 om een hogere bouwhoogte van bijgebouwen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken brengt geen relevante veranderingen teweeg in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en / of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing;
  • c. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

8.4.2 Hogere erfafscheiding grenzend aan openbaar gebied

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.3. sub c ten einde een hogere erfafscheiding grenzend aan het openbaar gebied toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Beroepen aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
  • a. Uitoefening van een beroep aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 4. De uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;
    • 5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van deze andere activiteiten in gebruik zal zijn;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.
  • b. het bieden van logies en ontbijt is niet toegestaan.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3A

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3A aangewezen gronden - bij wijze van dubbelbestemming - bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1:
      • de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
      • de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder a genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat niet dieper wordt gebouwd dan 100 cm beneden het peil;
    • 4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 100 cm beneden het peil kan worden geplaatst;
    • 5. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
9.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en / of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 100 cm beneden het peil, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;
  • b. het ophogen van gronden met een hoogte van ten minste 2 m;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

9.3.2 Uitzonderingsregel

Het verbod van lid 9.3.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 9.2 in acht is genomen;
  • b. de werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan reeds in uitvoering zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
  • e. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een diepte van ten hoogste 100 cm onder het peil;
  • f. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.3.1 nodig is.

9.3.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.
9.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3A' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, bouwwerken te slopen.

9.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 9.4.1 is niet van toepassing indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 9.2 in acht is genomen;
  • b. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. de diepte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 100 cm beneden het peil bedraagt;
  • d. de oppervlakte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 500 m² bedraagt;
  • e. Burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het slopen als bedoeld in lid 9.4.1 nodig is.

9.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning, zoals in lid 9.4.1 bedoeld, kan slechts worden verleend indien:

  • a. de aanvrager van de vergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak met de in lid 9.2 genoemde bestemming verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

9.5.2 Wijzigen vorm bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak met de in lid 9.2 genoemde bestemming veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • b. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
  • c. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Geluidzone - Industrie

Binnen de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' geldt dat nieuwe geluidgevoelige objecten niet zijn toegestaan, behoudens voor zover hogere waarden zijn verleend op grond van de Wet geluidhinder.

12.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
12.2.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan:

  • a. tot een afstand van 270 meter van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen: zie maatvoeringsaanduiding;
  • b. vanaf een afstand van 270 m van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen: 1/75 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.

12.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 indien:

  • a. door het bouwplan geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen de waarde van de molen als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element niet onevenredig in gevaar brengt of kan brengen;
  • b. de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

  • a. Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
    • 1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
    • 2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen bedragen echter niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

15.2 Regels ten aanzien van het parkeren op eigen terrein
15.2.1 Voorwaardelijke verplichting - parkeren

Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor wonen is slechts toegestaan indien op het bouwperceel voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn die duurzaam in stand worden gehouden. Onder voldoende parkeerplaatsen wordt verstaan ten minste 1 opstelvak / parkeerplaats per woning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. inpandige parkeerplaatsen worden niet meegerekend;
  • b. parkeervoorzieningen mogen niet voor de voorste voorgevel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd.

15.2.2 Situering en maatvoering parkeervoorziening

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen omtrent de situering en maatvoering van een parkeervoorziening, ten behoeve van een samenhangend straatbeeld, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. nadere eisen mogen worden gesteld aan de plaats van uitritten, waarbij mag worden geëist dat de uitrit wordt afgestemd met de inrichting van het openbaar terrein;
  • b. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat daardoor de gebruikswaarde van de gronden onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsregels

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Veerseweg Oost'.