direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Mortiere fase 9C
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Om de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk in Middelburg mogelijk te maken, heeft de gemeente Middelburg op 7 juli 2003 het bestemmingsplan Mortiere vastgesteld.

Bestemmingsplannen dienen verplicht iedere 10 jaar te worden geactualiseerd. Op 25 juni 2013 is vervolgens bestemmingsplan 'Mortiere' vastgesteld en dit verving het bestemmingsplan Mortiere (2003) en alle vastgestelde uitwerkingsplannen.

In dit actualiseringsplan is de 'Wonen - Uit te werken bestemming' voor het oostelijk en noordoostelijk deel van het woongebied opgenomen, omdat de concrete invulling van dit deel van de wijk nog niet duidelijk was. Binnen deze uit te werken bestemming mogen de woningtypes, zoals die opgenomen zijn in de bestemming Wonen, worden gebouwd.

Voor de 'Wonen - Uit te werken bestemming' wordt voor de bouw- en gebruiksregels en de afwijkingsmogelijkheden en nadere eisen aangesloten op de bestemming Wonen.

In het bestemmingsplan is de hoofdontsluiting in de regels bepaald (lusvormig) en om te voorkomen dat er in de toekomst een parkeerproblematiek ontstaat, zijn in de uitwerkingsregels parkeernormen opgenomen.

Dit uitwerkingsplan heeft betrekking op het plangebied aangeduid in de afbeelding in paragraaf 1.2. Per deelgebied/fase van Mortiere wordt een apart uitwerkingsplan opgesteld. Voor de fase 9C is er nu sprake van een concreet bouwvoornemen. Daarom wordt er voor dit deelgebied apart een uitwerkingsplan opgesteld (overeenkomstig deelgebied 9A).

Middels dit plan wordt voldaan aan de plicht om het gebied nader uit te werken, conform het bepaalde in het bestemmingsplan 'Mortiere' (d.d. 25 juni 2013). De uitwerking maakt het mogelijk om binnen het plangebied grondgebonden woningen te realiseren.

1.2 Ligging uitwerkingsgebied

Het plangebied is gelegen binnen de wijk Mortiere in de gemeente Middelburg. Het plangebied ligt in de noordoost hoek van Mortiere en daarmee ten noorden van het centrale park. De locatie is gelegen nabij de Penitiaire inrichting Torentijd en de Torenweg.

Op onderstaande afbeelding is het plangebied van het bestemmingsplan 'Mortiere' aangegeven (in lichtrood) en de ligging van het uitwerkingsplan Mortiere fase 9C daarbinnen (in geel).

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02_0001.jpg"

Afbeelding; ligging plangebied

1.3 Vigerende regelingen

Het vigerende bestemmingsplan is getiteld 'Mortiere', en is vastgesteld op 25 juni 2013. Binnen dit bestemmingsplan heeft het plangebied de 'Wonen - Uit te werken bestemming'. Een toetsing aan de uitwerkingsregels vindt plaats in Hoofdstuk 6 Juridische planopzet.

1.4 Leeswijzer

Het uitwerkingsplan is opgesteld binnen de beleidskaders van het bestemmingsplan 'Mortiere'. Daarnaast is er voorzien in een korte beleidsverantwoording in Hoofdstuk 2 Beleidskader. Hoofdstuk 3 Ruimtelijke analyse plangebied geeft een analyse van de huidige situatie. In Hoofdstuk 4 Projectbeschrijving wordt een beschrijving gegeven van het stedenbouwkundig ontwerp. Vervolgens vindt in Hoofdstuk 5 Sectorale aspecten de toetsing aan de voor het plan relevante (milieu)aspecten plaats. Hoofdstuk 6 Juridische planopzet geeft een beschrijving van de juridische regeling zoals deze is opgenomen in de regels van dit uitwerkingsplan. Tenslotte wordt in Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Op 30 december 2011 (wijziging 1 oktober 2012) is het Barro in werking getreden. In de Structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  • 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. het verbeteren, in standhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.

Structuurvisies hebben op zichzelf geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen worden daarom geborgd in de Amvb Ruimte. Deze Amvb wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. In het Barro zijn verschillende bepalingen opgenomen, o.a. ten aanzien van Rijksvaarwegen, hoofdwegen en - spoorwegen. Er zijn geen bepalingen die direct betrekking hebben op het plangebied.

2.1.1.1 Conclusie

De onderhavige ontwikkeling betreft de ontwikkeling van 31 woningen binnen het uitwerkingsplan Mortiere fase 9C, in de gemeente Middelburg. Het plangebied heeft geen directe relatie met één van de thema's of bepalingen uit het Barro. Voor het plan zijn er ten aanzien van dit beleidsonderdeel geen knelpunten.

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de (bestaande) ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden waarbij een nieuwe Laddersystematiek is gaan gelden. De kernbepaling van de nieuwe Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, is als volgt komen te luiden:

De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd:

''ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen''.

De toetsing van de ladder is beschreven in paragraaf 2.3.3.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2012-2018
2.2.1.1 Hoofddoelstellingen

Op 28 september 2012 is het Omgevingsplan Zeeland voor de periode 2012-2018 vastgesteld. Het omgevingsplan is tussentijds twee maal herzien in 2016 en 2017. In 2016 betrof het een algemene wijziging en in 2017 zijn een drietal beperkte aanpassingen doorgevoerd. Deze wijzigingen hebben geen effecten op de wijk Mortiere. Bij de herziening in 2016 is de ruimtelijke functiekaart opnieuw vastgesteld. Deze kaart is gehanteerd voor de beschrijving van het provinciaal beleid.

De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheid drie deelgebieden:

  • Produceren op Land aan Zee;
  • Beleven van Land en Zee;
  • Bloeien op Land en in Zee.

Daarnaast vormt het Omgevingsplan op het gebied van de fysieke leefomgeving het provinciale beoordelingskader voor mede overheden, organisaties en burgers binnen de kaders en spelregels die wettelijk zijn vastgesteld. Het is van provinciaal belang dat de Zeeuwse steden de sociaaleconomische motor blijven van de Provincie.

2.2.1.2 Doelstelling wonen

Op de ruimtelijke functiekaart zijn onder andere de grenzen van het bestaand bebouwd gebied op basis van het provinciaal beleid bepaald. Voor begrenzing van het bestaand bebouwd gebied zijn de grenzen uit 2005 geactualiseerd, waarbij alle onherroepelijke bestemmingsplannen zijn meegenomen. De locatie Mortiere en daarmee ook het plangebied liggen binnen 'Bestaand bebouwd gebied' op de ruimtelijke functiekaart.

Voor het thema woningbouw is de doelstelling een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt met voldoende kwaliteit, differentiatie van de woningvoorraad. Ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop.


Toetsing

Met het voorliggende uitwerkingsplan worden 31 woningen gerealiseerd. Waarvan een belangrijk deel zal worden gebruikt voor de particuliere huurmarkt. In Middelburg is er ruimte om het aanbod van particuliere huur van grondgebonden woningen te vergroten. Dit komt de differentiatie van de woningvoorraad ten goed. Door deze woningen te realiseren in de wijk Mortiere wordt bovendien nadere invulling gegeven het criterium zorgvuldig ruimtegebruik. Mortiere is de omvangrijkste woningbouwlocatie in Middelburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02_0002.jpg"

Afbeelding; uitsnede Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02_0003.jpg"

Afbeelding; uitsnede Omgevingsplan, ligging plangebied binnen bestaand bebouwd gebied

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Herijking van de Kwaliteitsatlas

De kwaliteitsatlas is een belangrijk integraal beleidsdocument van de gemeente Middelburg. In deze kwaliteitsatlas wordt een richting uitgestippeld voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente.

In de "Kwaliteitsatlas Middelburg 2030" wordt een beeld geschetst van een bevolkingsgroei van circa 46.000 tot 56.000 inwoners in 2030. De gemeente heeft zich aangesloten bij het provinciaal beleid om 50% van de woningbouwproductie te laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling van Mortiere past hierbinnen.

Ondanks dat in de vastgestelde Herijking van de Kwaliteitsatlas in 2010 de ambitie is verlaten om te groeien naar 56.000 inwoners, blijft de bevolking van Middelburg de komende jaren wel groeien. Dit wordt aangetoond door de bevolkingsprognoses. Deze prognoses tonen ook aan dat de gemeente Middelburg geen 'krimpgemeente' is of zal worden. Verder neemt de gezinsverdunning toe en is de levensverwachting van de mensen hoger. Om dit op te vangen blijft extra nieuwbouw noodzakelijk, op zowel inbreidings- als uitbreidingslocaties.

Tevens wordt in de herijkte Kwaliteitsatlas gestreefd naar gemengde en stabiele wijken. Met het uitwerkingsplan Mortiere fase 9c (particuliere huurwoningen) wordt het gemengde karakter van de wijk Mortiere versterkt. Een integrale benadering van het woonmilieu is één van de belangrijkste voorwaarden voor een kwalitatief goede stad, waardoor mensen graag in Middelburg willen (blijven) wonen.

2.3.2 Woningbouwprogramma

Met de kwaliteitsatlas als onderlegger is in december 2015 de Woonvisie voor de gemeente Middelburg vastgesteld voor de periode 2016-2020.

Hierin is opgenomen dat Middelburg zich als woon- en vestigingsplaats moet onderscheiden door de ontwikkeling van aantrekkelijke en complete wijken en dorpen. Door woonmilieus aan te bieden voor alle leeftijdscategorieën in zowel stedelijke als landelijke omgeving. Middelburg wil graag een aantrekkelijk woongebied blijven voor haar huidige en toekomstige inwoners. Deze missie is vertaald in drie pijlers:

  • 1. Goede woningen,
  • 2. Voor iedereen,
  • 3. Op een goede locatie


In het kader van de woonvisie is er een woningmarkt- en locatieonderzoek uitgevoerd. Hierin wordt voor Mortiere geadviseerd om de principes van gefaseerde en flexibele ontwikkeling te hanteren, waarbij steeds wordt aangesloten op actuele marktkansen en consumenteninteresse. Verder wordt aanbevolen om actief op zoek te gaan naar partijen/partners die willen investeren in vrije sector huurwoningen voor middeninkomens, want aan dit segment (dat tevens de doorstroming bevordert) is de komende periode sprake van een groot tekort.

Prognose behoefte nieuwe woningen

De Provinciale bevolkings- en huishoudensprognose 2015 geeft aan waar de behoefte is en hoe groot deze is. Voor Middelburg laat deze prognose in de periode 2015 - 2025 een huishoudenstoename zien van 1739. Voor de daarop volgende periode 2025 - 2035 voorspelt de prognose een toename van circa 800 huishoudens.

Naast deze positieve huishoudensontwikkeling is tevens een positieve bevolkingsontwikkeling van Middelburg te zien in de prognose. In de periode tot 2024 zal de bevolking met ongeveer 2.100 inwoners groeien. In de periode van 2025 tot 2034 komen er naar verwachting nog 1.700 extra inwoners bij.

Daarnaast is in de periode tot 2030 in Middelburg eveneens sprake van een positieve natuurlijke aanwas (verschil geboorte - en sterftecijfer).

De huishoudensontwikkeling, de bevolkingsontwikkeling en de natuurlijke aanwas zijn positief voor de gemeente Middelburg. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat er een behoefte is aan nieuwe woningen in Middelburg.

SOK

In de SOK is een maximaal aantal woningen afgesproken voor Mortiere van in totaal 1380 woningen. Er zijn inmiddels circa 850 woningen gebouwd, daarmee is de resterende plancapaciteit vanaf 2018 voor Mortiere circa 530 woningen.

2.3.3 Toetsing ladder voor duurzame verstedelijking

Het voorgenomen bouwplan bestaat uit een initiatief (vraag) vanuit de markt. Voor elk ruimtelijk besluit moet de 'ladder voor duurzame verstedelijking' worden doorlopen. Voor de toetsing aan de ladder wordt de behoefte onderbouwd en toegelicht of deze behoefte binnen bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden.

Behoefte

In 2015 is een woningmarkt - en locatieonderzoek uitgevoerd in het kader van de nieuwe woonvisie. Hierin wordt geadviseerd om voor Mortiere de principes van gefaseerde en flexibele ontwikkeling te hanteren, waarbij steeds wordt aangesloten op actuele marktkansen en consumenteninteresse, om de ontwikkeling van Mortiere te continueren.

De provinciale bevolkingsontwikkeling Zeeland 2015 toont aan dat de huishoudensontwikkeling, de bevolkingsontwikkeling en de natuurlijke aanwas positief zijn waaruit geconcludeerd kan worden dat er behoefte is aan nieuwe woningen in Middelburg

Om in deze behoefte te voorzien worden een aantal projecten binnen de gemeente gerealiseerd. Eén daarvan is de verdere invulling van de wijk Mortiere. De plancapaciteit (d.d. 2016) voor de wijk, waarbinnen het uitwerkingsplan is gelegen, bedraagt 604 woningen.

Het gedane woningmarkt- en locatieonderzoek en de prognoses onderbouwen de behoefte voor woningbouw in Mortiere en voldoet daarmee aan de onderbouwing van die behoefte in het kader van de ladderonderbouwing. Het planologisch mogelijk maken van 31 woningen in dit uitwerkingsplan is daarmee verantwoord.

Bestaand stedelijk gebied

In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onder bestaand stedelijk gebied wordt verstaan het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. De wijk Mortiere kan worden aangemerkt als bestaand stedelijk gebied.

De woningbouwontwikkeling in fase 9c in de wijk Mortiere kan geheel binnen bestaand stedelijk gebied worden ontwikkeld en voldoet daarmee aan de onderbouwing of de behoefte binnen dit bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen in het kader van de ladderonderbouwing

2.3.3.1 Conclusie

De ontwikkeling voldoet met het positief beantwoorden van de behoefte voor woningbouw en ligging in bestaand stedelijk gebied aan de doelstellingen van de ladder voor duurzame verstedelijking.

2.3.4 Groenbeleidsplan 2006-2016

Het doel van het groenbeleidsplan is om een duurzame groenstructuur te behouden en te ontwikkelen en een kader te bieden voor de gewenste onderhoudskwaliteit van het openbaar groen. De uitgangspunten zijn vastgelegd in beleidsuitspraken over ruimtelijke opbouw, ecologie, spelen en veiligheid in het groen en beheer.


Voor belangrijke vraagstukken voor het groen geeft het groenbeleid richtlijnen. De gemeentelijke hoofdgroenstructuur en de ecologische structuur vormen het robuuste raamwerk voor het groen en dienen beschermd te worden. De waardevolle bomen verdienen bescherming.

Het groenbeleidsplan geeft richtlijnen voor de inrichting van nieuwe gebieden, zoals Mortiere, voor goed opgebouwde en duurzame groenvoorzieningen die efficiënt te beheren zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02_0004.jpg"

Afbeelding; groenstructuur (bron; groenbeleidsplan)

In het groenstructuurplan (zie afbeelding) wordt ingegaan op de groenstructuur Dauwendaele (inclusief Mortiere). Belangrijk onderdeel van de groenstructuur is het Ella Fitzgeraldpark centraal in de wijk Mortiere, dat een recreatieve functie vervult voor de wijk. Het nieuwe park met een oppervlakte van 7,3 hectare wordt niet nader besproken in het groenstructuurplan.

2.3.5 Mobiliteitsplan: Fietsvriendelijke gemeente

Gemeente Middelburg streeft ernaar een fietsvriendelijke stad te worden. Zo is in het Mobiliteitsplan opgenomen dat de fietser moet kunnen concurreren met de automobilist. Ook in de Kwaliteitsatlas krijgt de fietser voorrang. Dit kan o.a. door in nieuwe wijken 30km/u in te voeren, korte snelle verbindingen voor de fiets na te streven, extra doorsteekjes/ fietsverbindingen te maken en te zorgen voor voldoende fietsparkeermogelijkheden bij maatschappelijke voorzieningen.

2.3.6 Duurzaamheidsbeleid

De gemeenteraad heeft de Middelburgse Visie Milieu (MVM) 2013-2018 vastgesteld. In de MVM is het duurzaamheidsbeleid opgenomen. Het separaat vastgestelde klimaatbeleid 'Op weg naar een energieneutraal Middelburg in 2050' met bijhorende route kaart voor 2013-2018 is hier in opgenomen.

De MVM heeft betrekking op alle milieu thema's. In dit kader zijn met name de thema´s klimaat en energie, duurzaam bouwen en wonen, groen in de woonomgeving en ruimtelijke ordening relevant.

De belangrijkste ambities en doelstellingen die voor een plan relevant zijn en uitgangspunt moeten zijn worden hierna genoemd.

  • De gemeente Middelburg heeft als doel volledig energieneutraal te zijn. De streefdatum om dit te realiseren is 2050 en indien de (financiële) omstandigheden gunstig zijn zo mogelijk eerder, met als doel de toename van het broeikaseffect tegen te gaan, de economische positie te handhaven en de beschikbaarheid van energie te waarborgen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan een duurzame (economisch) gezonde samenleving.
  • Energieneutraal bouwen is het uitgangspunt bij nieuwbouw;
  • Middelburg streeft uiteindelijk naar een duurzaam gebouwde omgeving die voorziet in de huidige behoefte maar ook (economische) waarde heeft in de toekomst.
  • Duurzaam bouwen werkt door op verschillende momenten tijdens de levenscyclus van het gebouw:
    • 1. Ontwerp en uitvoering van de bouw of renovatie. Niet alleen ontwerpen en uitvoeren met korte termijn wensen (inhoudelijk en financieel) maar gericht op een waardevastheid voor de langere termijn.
    • 2. Benutting (eerste gebruik) van het gebouw. Hierbij spelen aspecten zoals comfort, energiegebruik, waterverbruik, woonlasten, mobiliteit.
    • 3. Gebruik van het gebouw op de langere termijn. Hierbij spelen naast de genoemde zaken tijdens het gebruik tevens aspecten zoals aanpasbaarheid aan andere woonwensen of andere gebruiksvormen.
    • 4. Beëindiging gebruik van het gebouw. Een volledig duurzame sloop betekent dat bouwdelen na gebruik weer terugkeren in de (biologische of technologische) kringloop. Daarnaast betekent duurzame beëindiging dat er geen belemmeringen achterblijven op het perceel zoals bijvoorbeeld verontreinigingen en ondergrondse infrastructuur.

Er wordt aangehaakt op het duurzaamheidsbeleid en woningen worden uitgevoerd met (hoogwaardige) isolatie en energiezuinige installaties.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke analyse plangebied

3.1 Historische beschrijving

De wijk Mortiere ligt op het voormalige eiland Walcheren. De opbouw van het gebied Walcheren is vooral bepaald door het van oudsher stijgen en dalen van de zeespiegel en de daarmee samenhangende overstromingen. In relatie daarmee heeft afwisselend veenvorming en zeeklei-afzetting plaatsgevonden. In de veen- en kleipakketten is door herhaaldelijke overstromingen een kreken- en geulenstelsel ontstaan. In de kreken is, als gevolg van de getijdenbeweging, zand afgezet. Door inklinking van het veen zijn de verzande kreken uiteindelijk hoger in het landschap komen te liggen (kreekruggen). Vanaf de 11e eeuw tot in de 19e eeuw heeft indijking van slikken en schorren plaatsgevonden.

De gemiddelde hoogteligging binnen de wijk Mortiere was voor de realisatie 0,5 m onder N.A.P. Het bodempatroon van Mortiere is cultuurhistorisch en landschappelijk te plaatsen onder de Oudlandgebieden. Het oude zeekleilandschap van het Oudland Mortiere vertaalt zich in een poelgebied omgeven door kreekruggen. Ter plaatse van de gedempte loop van de Oude Haven is het vlakke plaatgebied het kenmerkende bodempatroon. Deze is evenwijdig aan de N57 gelegen. Karakteristiek voor de zuidoostrand van Mortiere, ter plaatse van de Trekdijk, is de omslag van landschap en bodempatroon. Deze vormt de scheidslijn tussen de Oudlandse en Nieuwlandse gronden.

Voordat Mortiere werd gerealiseerd, werden de kreekruggen en kleiplaatgronden gekenmerkt door akkerbouw. In de laaggelegen gebieden waren de gronden veelal in gebruik bij rundveehouderijbedrijven.

3.2 Ruimtelijke structuur en opbouw

De opzet van het stedenbouwkundig plan voor het woongebied Mortiere is gebaseerd op een compositie van "zichtlijnen", "decors" en "coulissen". De grotere openbare ruimtes in het woongebied (het park, de plantsoenen en pleinen) worden ontworpen als formele ruimtes, zogenoemde "stedelijke kamers". Dit zijn omsloten ruimten met een zekere wandvorming (decors) en een interieur. De routes en zichtlijnen zijn voorzien van oriëntatiepunten door opvallende plaatsing en vormgeving van bebouwing. Aan het eind van een langgerekte stedelijke ruimte - een straat, een plein, een park of plantsoen - is het beeld verzorgd. Dit wordt gedaan door een evenwichtige, vaak symmetrische, opstelling van een woning of dubbele woning, en soms door een accent in het bouwvolume.

Aan het eind van een zichtlijn is er altijd een blikvanger. Dit wordt gevormd door hogere bebouwing of een hoger deel van de bebouwing, of opvallende bebouwing in een afwijkende vorm. In deze uitwerking Mortiere fase 9C zijn enkele accenten opgenomen. Deze liggen op de kop aan de Torenweg en bij de twee hoekwoningen tegenover de woonstraat die aansluit op de Poproute en eventueel de andere hoekwoning aan de parkeerkoffer.

3.3 Ruimtelijke kenmerken deelgebied

Het deelgebied, zoals uitgelicht in onderstaande afbeelding 'stedenbouwkundig plan', is uitgewerkt binnen de ruimtelijke kaders van het stedenbouwkundig plan van Mortiere. De stedenbouwkundige opzet sluit aan op de opzet van dit deel van de wijk met in dit deel van de wijk voornamelijk rijwoningen. Dit is verbeeld in onderstaande afbeelding 'stedenbouwkundige verkavelingsschets' en wordt in paragraaf 4.2 verder beschreven.



afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02_0005.jpg"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02_0006.jpg"  
Afbeelding; stedenbouwkundig plan (planlocatie omkaderd) en   stedenbouwkundige verkavelingsschets  

 

Hoofdstuk 4 Projectbeschrijving

De wijk Mortiere is functioneel behoorlijk homogeen. De meest voorkomende functie is wonen. Ook binnen het plangebied van Mortiere fase 9C worden alleen woningen mogelijk gemaakt. Ten behoeve van de inrichting zijn de bestemmingen groen, tuin, verkeer en wonen opgenomen.

4.1 Programma

In dit uitwerkingsplan worden 31 grondgebonden woningen mogelijk gemaakt. Dit is het maximaal aantal woningen dat binnen dit uitwerkingsplan gebouwd kan worden.

In de verkavelingsschets zijn deze 31 woningen opgenomen. In de verkaveling zijn alleen rijwoningen opgenomen met hiertussen parkeerkoffers. Met dit programma wordt aangesloten op het programma in dit deel van de wijk met voornamelijk rijwoningen met daarnaast tweekappers en een enkele vrijstaande woning.

De woningen zijn 2 lagen met kap, hier en daar voorzien van een accent. In het gebied worden geen gestapelde woonvormen toegestaan.

In de verbeelding is een bouwstrook aangegeven, in plaats van de specifieke woningen. De bouwstrook loopt over de parkeerkoffers heen. Door deze systematiek kan er afhankelijk van de marktomstandigheden bij de uitvoering van het plan nog geschoven worden met woningen (met behoud van voldoende parkeerplaatsen voor het geplande woningbouwprogramma, zie paragraaf 4.3.2).

4.2 Structuur

Het plangebied ligt aan de rand van de wijk Mortiere aan één van de belangrijkste ontsluitingswegen, de Poproute. De Poproute vormt samen met de Jazzroute en de Bluesroute de hoofdontsluiting van Mortiere. De route kenmerkt zich door afwisselende woningbouw met diepe voortuinen en verspringende rooilijnen. Het profiel van de hoofdontsluiting is ruim van opzet met ruimte voor groen met bomen en een wadi. In fase 9C wordt deze karakteristiek verder doorgezet.


De noordzijde van dit plangebied grenst aan de groenzone langs de Torenweg, dit betreft de noordwestelijke grens van de wijk Mortiere. Deze groenzone is in het bestemmingsplan Dauwendaele bestemd als 'Verkeer' en dit is in dit uitwerkingsplan overgenomen. In deze zone ligt ook de ontsluiting van de Penitiaire Inrichting Middelburg. Deze PI ligt ten noordoosten van het plangebied aan de overzijde van het water, afgeschermd door een groenstrook met opgaande beplanting.

4.3 Inrichting openbare ruimte

Het groen in het plan is compact uitgevoerd in het straatprofiel van de Poproute. De woonbuurt van fase 9C beschikt niet over een eigen groene plek of plantsoen. De groene ruimte voor ontmoeting en ontspanning kan worden gevonden in het nabijgelegen grote park centraal in de wijk of de kleine groene ruimte tussen fase 7 en 9B en in de toekomst in een kleine groene ruimte in fase 9D/E. De openbare ruimte in deze fase is ingericht volgens de standaardprofielen, waarmee in Mortiere wordt gewerkt.

De Poproute heeft een bijzonder profiel, voorzien van extra groen, in verband met de bijzondere betekenis van deze weg in het totale stedenbouwkundig plan. Langs de Poproute ligt aan de noordzijde een groene wadi en langs de zuidzijde een extra brede strook met groen, bomen en parkeren. Dit groen sluit aan op en maakt onderdeel uit van de grotere wijkstructuur.

4.3.1 Verkeer

Het plangebied is gelegen aan de Poproute, deze vormt samen met de Jazzroute en de Bluesroute de buurtontsluitingsweg. Langs deze straat zijn aan één zijde langsparkeerplaatsen opgenomen. Vanaf deze weg zullen inritten worden aangelegd voor de parkeerkoffers en incidenteel om het parkeren op eigen terrein mogelijk te maken bij hoekwoningen (parkeren in de voortuin bij tussenwoningen is niet toegestaan).

4.3.2 Parkeren

Voor de verkavelingsschets van fase 9C is een parkeerbalans opgesteld op basis van de parkeernormen die opgenomen zijn in het bestemmingsplan 'Mortiere'. Hier is uitgegaan van de parkeernormen uit de ASVV 2004, van het CROW. Hierin is de parkeervraag in het openbaar gebied vastgesteld voor de verschillende woningtypen. Het uitgangspunt hierbij is dat Middelburg een matig stedelijk gebied is en dat Mortiere tot de rest van de bebouwde kom behoort.

In het bestemmingsplan 'Mortiere' zijn de volgende regels opgenomen met betrekking tot de parkeernormen:

  • 1. woningen duur minimaal 1,9 en maximaal 2,1 parkeerplaatsen per woning;
  • 2. woningen middelduur minimaal 1,7 en maximaal 1,9 parkeerplaatsen per woning;
  • 3. woningen goedkoop minimaal 1,4 en maximaal 1,7 parkeerplaatsen per woning;


Deze normen uit het bestemmingsplan 'Mortiere' vormen het uitgangspunt voor de opgestelde parkeerbalans voor fase 9C. De normen zijn hiervoor gespecificeerd (geen bandbreedte). Voor fase 9C is uitgegaan van de volgende parkeernormen en berekeningsaantallen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02_0007.png"


Toegepaste parkeernormen en verrekening privéparkeerplaatsen

De parkeernormen uit bovenstaande berekeningstabel zijn uitgezet tegen de berekeningsaantallen van de verschillende parkeersituaties op eigen terrein (zoals een lange oprit met garage of garage zonder oprit). Omdat mensen geneigd zijn niet altijd alle auto's op de oprit te stallen is het theoretisch aantal parkeerplaatsen op eigen terrein altijd hoger dan het praktisch (berekenings-) aantal. Deze verrekening tussen de norm en de parkeerplaatsen op eigen terrein bepaalt uiteindelijk de parkeervraag van een woning in het openbaar gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02_0008.jpg"

Afbeelding; parkeerbalans


Parkeerzones

Ten behoeve van de parkeerbalans is het uitwerkingsgebied opgedeeld in 1 zone. In deze zone is volgens de parkeernorm de parkeervraag berekend (linker cijfer in zonebalans). Deze is afgezet tegen het daadwerkelijk gerealiseerde aantal parkeerplaatsen (rechter cijfer in zonebalans). Door deze twee cijfers met elkaar te vergelijken kan het parkeercijfer per parkeerzone worden bepaald. De tabel laat de vraag en het aanbod zien in de openbare ruimte, hier zijn de parkeerplaatsen op eigen terrein dus al in verwerkt.


In deze parkeerzone is een deel van de parkeerplaatsen aan de Poproute opgenomen. De andere parkeerplaatsen zijn gebruikt in de parkeerbalans voor de woningen aan de overzijde van de Poproute (deze is ook positief). Aangezien in deze straat aan één zijde wordt geparkeerd, worden deze parkeerplaatsen gebruikt door de woningen aan beide zijden van de straat. In totaal gaat het om 51 openbare parkeerplaatsen die in fase 9C gerealiseerd worden om te voldoen aan de toekomstige behoefte. Voor deze zones is het resultaat positief. Eventueel kunnen er langs de Torentijdweg een aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Als er in de uiteindelijke verkaveling meer of minder woningen worden gerealiseerd dan de 31 woningen in deze verkavelingsschets zal er opnieuw gekeken moeten worden naar het aantal benodigde openbare parkeerplaatsen. Bij een wijziging van de verkaveling zal er een nieuwe parkeerbalans moeten worden opgesteld.

4.3.3 Groen

Het groen in het plan is minimaal, er is alleen groen opgenomen in het straatprofiel van de Poproute. Het zijn stroken groen aan twee zijden, met aan de noordzijde een wadi en aan de zuidzijde deels langsparkeren.

Hoofdstuk 5 Sectorale aspecten

5.1 Toetsing aan mer-wetgeving

Per 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Hierin is een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden.

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het uitwerkingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag of de ruimtelijke procedure dient een aparte beslissing te worden genomen dat geen MER nodig is. Voor de initiatiefnemer geldt dat hij moet melden dat er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en dat hij hiervoor informatie moet aanleveren. Het bevoegd gezag moet vervolgens een formeel besluit nemen dat de initiatiefnemer bij zijn vergunningaanvraag moet voegen.


Onderzoek en conclusies

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied van 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de ontwikkeling van 31 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit uitwerkingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r..

De gemeente moet nog wel een m.e.r.- beoordelingsbesluit nemen dat deze procedure niet nodig is.

5.2 Geluid

5.2.1 Wettelijk kader

Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient, in verband met de relatie tussen de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet geluidhinder (Wgh), inzicht te worden geboden in de relevante geluidsaspecten.

De Wgh stelt eisen aan de maximaal toegestane geluidsbelasting ten gevolge van de aanleg van een nieuwe weg en de realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door onder meer industrie, wegverkeer en spoorwegverkeer. De wet richt zich vooral op de bescherming van de burger in zijn woonomgeving en bevat bijvoorbeeld normen voor de maximale geluidsbelasting op de gevel van een huis.


Op 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder in werking getreden. Hierin is de bevoegdheid voor het verlenen van een hogere waarde neergelegd bij Burgemeester en Wethouders. Dat betekent dat het 'hogere-waardebesluit' niet langer ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten hoeft te worden voorgelegd. Voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai stapt de wetgever nu over op de Europese dosismaat Lden (staat voor day- evening- night). In de wet wordt Lden aangegeven in decibel (dB).

Voor geluidgevoelige functies zoals woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeer en 55 dB voor spoorwegverkeer. Bij de bouw van de woning dient de gevelisolatie van de betrokken woning zodanig te worden ontworpen, dat voor de binnenwaarde kan worden voldaan aan de eisen uit het bouwbesluit. Hierin staat geregeld dat de binnenwaarde maximaal 33 dB mag bedragen. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarden wordt voldaan kan door bevoegd gezag (Burgemeester en wethouders) een hogere grenswaarde worden vastgesteld, voor woningen. in het buiten stedelijk gebied (buiten bebouwde kom) geld een maximum te verlenen ontheffingwaarde Lden van 53 dB(A) (wgh art. 83, lid 1).

De uiterste grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de N57 bedraagt 53 dB. Voor de overige (Schietbaan, Torenweg en de nieuwe toegangsweg Mortiere) bedraagt de uiterste grenswaarde 63 dB. De 30 km/uur-wegen hebben op basis van de Wgh geen geluidszone. De voorkeursgrenswaarde wordt als richtwaarde beschouwd en de uiterste grenswaarde geldt als maximaal aanvaardbare waarde.

5.2.2 Onderzoek wegverkeerslawaai

Adviesbureau Rho heeft het aspect wegverkeerslawaai onderzocht. Het onderzoek is als Bijlage 4 bijgevoegd. Bij het mogelijk maken van nieuwe woningen, nieuwe wegen en/of het wijzigen van bestaande infrastructuur moet voldaan worden aan de wettelijke normen uit de Wet geluidhinder (hierna Wgh). Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Torenweg en de Rijksinfrastructuur N57. Ook dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening het akoestisch klimaat ten opzichte van de relevante 30 km/u wegen beoordeeld te worden.

De geluidbelasting is berekend ten gevolge van het verkeer op de N57, Torenweg en de Poproute. In onderstaande afbeelding wordt de ligging van de bouwblokken weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02_0009.jpg"

Afbeelding; weergave bouwblokken*

*voor het onderzoek is een eerdere versie van het stedenbouwkundig plan gehanteerd. Daarmee wijkt de situering iets af van de stedenbouwkundige tekeningen in hoofdstuk 3.

Conclusie

Ten aanzien van de niet gezoneerde Poproute wordt de richtwaarde van 48 dB met 1 dB overschreden. De maximale aanvaardbare waarde van 63 dB wordt niet overschreden. Deze weg is in het kader van een goede ruimtelijke ordening getoetst, het akoestisch klimaat is aanvaardbaar.

Uit het onderzoek blijkt dat ten aanzien van de gezoneerde N57 en de Torenweg sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Deze is 50 dB t.o.v. de Torenweg en 49 dB t.o.v. de N57.Er wordt wel overal voldaan aan de maximale ontheffingswaarde. De gecumuleerde geluidbelasting exclusief aftrek artikel 110g van de Wgh bedraagt ten hoogste 57 dB, berekend op woonblok A aan de zijde van de Torenweg. De hoogste geluidbelasting van één enkele bron bedraagt 55 dB. De gecumuleerde geluidbelasting neemt met 2 dB toe, dit is berekend op één toetspunt. Aangezien de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden is er nog steeds sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Aanbevolen wordt om tijden van de berekeningen voor de binnenwaarde de gecumuleerde geluidbelasting te hanteren, om zodoende te voldoen aan de 33 dB binnenwaarde uit het Bouwbesluit.

Maatregelen ter reductie van de geluidbelasting zijn niet mogelijk/doelmatig of stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige en landschappelijke aard. Omdat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden, dient het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg een hogere waarde te verlenen conform onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02_0010.jpg"

Tabel; benodigde hogere waarden

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02_0011.jpg"

Afbeelding; overschrijdingen geluidbelastingen aan de gevels (aangegeven in het oranje)*

*voor het onderzoek is een eerdere versie van het stedenbouwkundig plan gehanteerd. Daarmee wijkt de situering iets af van de stedenbouwkundige tekeningen in hoofdstuk 3.

5.2.3 Onderzoek industrielawaai

In opdracht van de gemeente Middelburg heeft de RUD Zeeland heeft het industrielawaai ten gevolgde van industrieterrein Arnestein berekent. De geluidsberekeningen zijn uitgevoerd ten behoeve van het vaststellen van hogere waarden ter plaatse van het bouwvlak uitwerkingsplan 9c. Deze berekeningen vormen de basis voor de vast te stellen hogere waarden. De notitie is als Bijlage 5 bijgesloten.

Conclusie

Op het dichtstbijzijnde zonepunt (z08) is een niveau van 49 dB(A) etmaalwaarde berekend. Dat betekent dat er in deze richting nog 1 dB ruimte binnen de zone aanwezig is. Geadviseerd is om bij het vaststellen van de hogere waarden deze ruimte mee te nemen in de vast te stellen hogere waarde en een extra marge te hanteren van 1 dB, zodat niet direct bij de eerste beste uitbreiding van een bedrijf binnen de huidige vergunningen of beleidsregel een mogelijk nieuw knelpunt kan ontstaan. Inclusief de 1 dB extra ruimte en extra marge van 1 dB vallen alle waarden binnen de grenswaarde van 55 dB(A) etmaalwaarde. Hiermee wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder.

Voor alle woningen binnen dit uitwerkingsplan worden dezelfde hogere waarden aangevraagd, 51 dB(A) etmaalwaarde.

5.2.4 Conclusie

Voor zowel uit het oogpunt van wegverkeerslawaai als vanuit industrielawaai dienen hogere waarden voor de woningen te worden aangevraagd. Indien deze worden vastgesteld vormen de aspecten wegverkeerslawaai en industrielawaai geen belemmering voor de vaststelling van het uitwerkingsplan.

5.3 Luchtkwaliteit

De milieukwaliteitseisen omtrent luchtkwaliteit zijn verankerd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarde die voor een aantal verontreinigende stoffen in de wet is gesteld. Hierbij zijn twee sporen te onderscheiden: het creëren van bestemmingen die potentieel bijdragen aan de (verslechtering van de) luchtkwaliteit en het creëren van bestemmingen die gevoelig zijn voor (een slechte) luchtkwaliteit.

Als aannemelijk is dat aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormt luchtkwaliteit geen belemmering om een bestemmingsplan vast te stellen. Deze voorwaarden zijn:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
  • het project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Voor projecten waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. Dit is geregeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM). In de bij het NIBM behorende Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die ingeval van één ontsluitingsweg niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen uitbreidingslocaties niet meer dan 3.000 woningen bevatten. Voor kantoorlocaties gelegen aan één ontsluitingsweg geldt een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m².


Om inzicht te geven aan de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan kunnen de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij de NSL (Nationaal samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) worden gebruikt. Uit de monitoringstool blijkt dat de concentraties stikstofoxide en fijn stof PM10 in de gemeente gemeentenaam nergens hoger zijn dan 23 respectievelijk 20µg/m3 (2013).

De woningen in het plan zullen grotendeels worden ontsloten via de Poproute. Het is de verwachting dat door het schoner worden van de auto's de concentratie van met name stikstofoxide in de lucht in de toekomst nog lager is.


Voor fase 9c is voor het totale aantal gegenereerde ritten in de plansituatie uitgegaan van een gemiddelde verkeersgeneratie per woning van 7. Er is voor wat betreft de bij de invulling behorende verkeersgeneratie uitgegaan van het maximaal aantal woningen van 31 in het uitwerkingsplan. Dit resulteert in een totaal 31*7=217 extra ritten ten opzichte van de autonome situatie.

Met behulp van de NIBM-tool is op globale wijze beoordeeld of er hiermee sprake is van een al dan niet in betekenende mate bijdrage van het plan aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het resultaat van de berekening met de tool geeft aan dat het plan hiermee niet in betekenende mate bijdraagt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02_0012.jpg"

Afbeelding: berekening middels de NIBM tool


De extra bijdrage door het aan de woningen verbonden verkeer draagt niet in betekenende mate bij en is derhalve minder dan 1,2 µg/m3 (de NIBM-grens).

Hiermee wordt voldaan aan de ambities voor luchtkwaliteit uit het RBDS en de duurzaamheidsagenda.


Conclusie

De saneringstool bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in het plangebied tussen 2008 en 2020 onder de grenswaarden liggen.

Het project betreft de realisatie van 31 nieuwe woningen binnen het plangebied van dit uitwerkingsplan. Volgens bijlage 3B van de Regeling draagt het plan hierdoor "niet in betekenende mate" bij. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Er hoeft derhalve geen aanvullend onderzoek naar de blootstelling aan luchtverontreiniging plaats te vinden. Het resultaat van de berekening met de NIBM-tool geeft aan dat het plan niet zorgt voor een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het aspect luchtkwaliteit staat een vaststelling van het uitwerkingsplan niet in de weg.

5.4 Stikstof

5.4.1 Wettelijk kader

Sinds 1 juli 2015 is het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden. Dit programma heeft tot doel de effecten van stikstofdepositie op beschermde waarden weg te nemen en ruimte voor ontwikkeling te creëren.

AERIUS is ontwikkeld om de te verwachten depositie van stikstof (N) als gevolg van een project of plan te berekenen en te bepalen of er (voldoende) ontwikkelruimte in het betreffende Natura 2000-gebied beschikbaar is. Voor (bestemmings)plannen geldt echter geen vergunning- of meldingsplicht. Wel dient voor vaststelling van het plan het effect van het plan op beschermde natuur in beeld te zijn gebracht.

Het PAS gaat uit van drie grenswaarden, te weten: 0,05, 1 en 3 mol N/ha/jaar. Voor een ontwikkeling of activiteit die een toename van stikstofdepositie kleiner dan 0,05 mol N/ha/jaar tot gevolg heeft, zijn geen vervolgstappen nodig: de toename is verwaarloosbaar. Voor een toename van de depositie met meer dan 3 mol N/ha/jaar is geen ontwikkelruimte beschikbaar. Het project of de activiteit dient in dat geval te worden aangepast. Voor een toename van stikstofdepositie tussen 0,05 en 3 mol N/ha/jaar is ontwikkelruimte beschikbaar.

5.4.2 Onderzoek

Adviesbureau AGEL heeft het aspect stikstofdepositie beoordeeld. Het rapport is als Bijlage 1 toegevoegd. In deze berekening is uitgegaan van 32 woningen. In het uitwerkingsplan zijn maximaal 31 woningen toegestaan. Dit leidt niet tot andere onderzoeksresultaten.


De ontwikkeling bevindt zich binnen de mogelijke effectafstand van Natura 2000-gebieden waarbij sprake is van een stikstofgevoelige habitat. Als gevolg van de ontwikkeling zal buiten het plangebied extra verkeer worden gegenereerd. Tevens zullen er binnen het plangebied functies worden gerealiseerd waarbij sprake is van emissie van stikstof. Derhalve is een onderzoek naar stikstofdepositie noodzakelijk. Doel van het onderzoek is de stikstofdepositie als gevolg van de ontwikkeling in de beoogde situatie inzichtelijk te maken en te bepalen of er sprake is van melding of vergunningplicht Wet natuurbescherming.

5.4.3 Conclusie

De berekeningsresultaten van de maximale toename van de depositie in fase 9c is als volgt:

Er zijn geen natuurgebieden met rekenresultaten die hoger dan de drempelwaarde zijn. Voor de beoordeling van dit resultaat kan worden aangesloten bij de onderbouwing van de drempelwaarde van de PAS-regelgeving. Hierin wordt gemotiveerd dat een depositie tot 0,05 mol/ha/jaar als niet significant kan worden beschouwd. De berekende depositietoename kan dan ook als niet significant worden beschouwd. Dit houdt in dat het plan is uitgezonderd van de melding of vergunningplicht Wnb.

5.5 Bedrijven en milieuhinder

5.5.1 Wettelijk kader

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen milieuhinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de handreiking ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming is gelegen. De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes rustige woonwijk/rustig buitengebied of gemengd gebied.

Een rustige woonwijk/rustig buitengebied kan aangemerkt worden als een gebied zonder functiemenging, met minimale invloed vanuit wegverkeer. Bij een gemengd gebied is sprake van een functiemenging tussen wonen en milieubelastende activiteiten/functies en/of in de directe nabijheid van drukke gebiedsontsluitingswegen. Tevens is lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid als gemengd gebied aan te merken.

De aangegeven richtafstanden in de VNG-handreiking zijn gebaseerd op het omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied. Voor het omgevingstype gemengd gebied kunnen deze richtafstanden met één stap worden verlaagd. De lijst met richtafstanden biedt voor een scala aan typen bedrijvigheid de richtafstanden tot gevoelige bestemmingen vanwege geur, stof, geluid en gevaar.

5.5.2 Onderzoek

Adviesbureau AGEL heeft het aspect bedrijven- en milieuzonering beoordeeld.

Het plangebied is gelegen in een gebied waar voornamelijk woningbouw aanwezig is / wordt gerealiseerd, waardoor de omgeving van het plangebied is te beschouwen als een ‘rustige woonwijk’. In deze quickscan is dan ook getoetst aan de genoemde richtafstanden uit de VNG-handreiking.

Ten noorden van het plangebied zijn een tweetal milieuhinderlijke bestemmingen aanwezig, te weten een maatschappelijke bestemming met nadere functieaanduiding justitiële inrichting en een gemengde bestemming (waarin bedrijven met een maximale milieucategorie 2 zijn toegestaan).

Ter plaatse van de maatschappelijke bestemming met functieaanduiding justitiële inrichting is de PI Middelburg gevestigd. Dit betreft een gevangenis. Voor een gevangenis is in de VNG-handreiking geen milieucategorie opgenomen. In analogie van andere maatschappelijke functies, zoals een school, een religiegebouw of een verpleeghuis, is het aannemelijk dat een gevangenisfunctie is in te schalen in milieucategorie 2. In de gemengde bestemming ten zuidoosten van de maatschappelijke bestemming is een uitvaartcentrum gelegen. Volgens de VNG-handreiking betreft dit een inrichting met milieucategorie 1. In deze quickscan is uitgegaan van het juridisch-planologisch toelaatbare, oftewel milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter.

In onderstaande afbeelding zijn de richtafstanden vanaf de bestemmingsgrenzen weergegeven ten opzichte van de bouwvlakken waarbinnen de nieuwe woningen worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02_0013.jpg"

Afbeelding overzicht richtafstanden gemeten vanaf de bestemmingsgrenzen

De richtafstanden, gemeten vanaf de bestemmingsgrenzen is over het zuidelijke gedeelte van het bouwvlak gelegen. Daardoor is op voorhand niet zondermeer sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen.

Tussen de bestemmingsgrenzen en de perceelsgrenzen van de functies is een talud, een watergang en een groenstrook aanwezig, waardoor het aannemelijk is dat er geen geluidproducerende activiteiten plaatsvinden tussen de feitelijke perceelsgrenzen en de bouwvlakken van het uitwerkingsplan. Daarnaast is het niet aannemelijk dat er geluidproducerende activiteiten plaatsvinden buiten de muren van de gevangenis. De gevangenismuren zijn nagenoeg op de perceelsgrens van de inrichting gelegen. Voor het uitvaartcentrum is het eveneens niet aannemelijk dat er buiten de bebouwing geluidproducerende activiteiten plaatsvindt.


Gelet op het voorgaande is het aannemelijk om de richtafstanden vanaf de perceelsgrenzen te beschouwen in plaats van de bestemmingsgrenzen. Op de volgende figuur zijn de richtafstanden weergegeven, gemeten vanaf de perceelsgrenzen, ten opzichte van de bouwvlakken waarbinnen de nieuwe woningen worden gerealiseerd.

Uit onderstaande afbeelding blijkt dat de afstand tussen de bouwvlakken voor de nieuwe woningen en de twee milieuhinderlijke bestemmingen groter is dan de bijbehorende richtafstand van 30 meter. Zo doende wordt voldaan aan de richtafstanden, waardoor er vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02_0014.jpg"

Afbeelding overzicht richtafstanden gemeten vanaf de perceelsgrenzen

5.5.3 Conclusie

In de omgeving van het plangebied zijn een tweetal milieuhinderlijke bestemmingen/functies aanwezig. De bijbehorende richtafstand van 30 meter, gemeten vanaf de bestemmingsgrenzen is over een gedeelte van het bouwvlak gelegen. Aangezien het aannemelijk is dat er tussen de bestemmingsgrenzen en de perceelsgrenzen geen geluidproducerende activiteiten vanwege de functies plaatsvinden, ligt het voor de hand om de richtafstanden vanuit de perceelsgrenzen uit te zetten. De richtafstand voor de beide bestemmingen/functies, gemeten vanaf de perceelsgrens, is niet over het bouwvlak voor de nieuwe woningen gelegen. Om die reden levert het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen op en is ter plaatse van de nieuwe woningen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.6 Externe veiligheid

Binnen de gemeente Middelburg vindt er een uitwerking plaats, door middel van een uitwerkingsplan, van het bestemmingsplan Mortiere. De uitwerking betreft het realiseren van 31 woningen.

Voor bestemmingsplan Mortiere is een Kwantitatieve risicoanalyse (hierna: QRA) opgesteld door Cauberg-Huijgen.

5.6.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.

Onderstaand is de beoordeling van de volgende onderwerpen uitgewerkt:

  • bedrijven of inrichtingen waar opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.
5.6.2 Onderzoek

Uit de gegevens van de afdeling Vergunningverlening & Handhaving van gemeenten Middelburg, Vlissingen en Borsele is gebleken dat in de directe omgeving van het bestemmingsplan Mortiere de bedrijven Eastman Chemical Middelburg, Kloosterboer Vlissingen V.O.F. en Verbrugge Zeeland Terminals liggen. Deze inrichtingen zijn aangewezen als 'niet-categoriale inrichtingen', dat houdt in dat er een QRA opgesteld moet worden om de risico's ten aanzien van externe veiligheid te toetsen aan de normen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi). Verder ligt binnen het bestemmingsplan een LPG tankstation en de routering gevaarlijke stoffen ligt net buiten de grens van het bestemmingsplan Mortiere. Het LPG tankstation is een categoriale inrichting. Dit houdt in dat de in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: Revi) genoemde afstanden hier van toepassing zijn.

5.6.3 Externe veiligheid en bedrijven
5.6.3.1 Kloosterboer Vlissingen V.O.F.

Plaatsgebonden risico

Volgens de Revi is het invloedsgebied berekend door middel van een QRA. Uit de QRA blijkt dat bij de inrichting de PR 10-6 binnen of nabij de inrichtingsgrens ligt.


Groepsrisico

Over het deelplan 9C Mortiere ligt het invloedsgebied van de inrichting Kloosterboer, op- en overslag. Het invloedsgebied reikt tot 6.500 meter.

Het deelplan 9C valt binnen de laatste 900 meter van deze contour. Echter, is deze afstand berekend voor de worst case (meest giftige stof, maximale hoeveelheid aanwezig en het weertype F1,5). Aangenomen kan worden dat mogelijke wijzigingen in de rand van het invloedsgebied (op een grotere afstand dan 1.500 meter) geen noemenswaardige veranderingen in het groepsrisico veroorzaken. In de Nota van Toelichting bij de Beleidsvisie Externe Veiligheid*2 is aangesloten bij het beleid van de provincie Zuid-Holland. Hierin staat beschreven dat de populatie op grote afstand van de bron nauwelijks invloed heeft op de grootte van het groepsrisico. Het bevoegd gezag wordt geadviseerd om de Veiligheidsregio Zeeland in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over hulpverlening en zelfredzaamheid indien er sprake is van invloedsgebieden van risicobronnen die op een grotere afstand dan 1.500 meter aanwezig zijn en er binnen het plangebied nieuwe of bestaande objecten of functies van meer dan 250 personen bevinden. Het invloedsgebied is berekend door middel van een QRA.

5.6.3.2 Verbrugge Zeeland Terminals

Plaatsgebonden risico

Volgens de Revi is het invloedsgebied berekend door middel van een QRA. Uit de QRA blijkt dat bij de inrichting de PR 10-6 buiten de inrichtingsgrens ligt. De PR 10-6 reikt niet verder dan 600 meter.


Groepsrisico

Deelplan 9C ligt binnen het invloedsgebied van de inrichting Verbrugge Zeeland Terminals. Het invloedsgebied van Verbrugge Zeeland Terminals reikt tot 7.200 meter.

Deelplan 9C valt binnen de laatste 2.500 meter van deze contour. Echter is deze afstand berekend voor de worst case (meest giftige stof, maximale hoeveelheid aanwezig en het weertype F1,5). Aangenomen kan worden dat mogelijke wijzigingen in de rand van het invloedsgebied (op een grotere afstand dan 1.500 meter) geen noemenswaardige veranderingen in het groepsrisico veroorzaken. In de Nota van Toelichting bij de Beleidsvisie Externe Veiligheid*2 is aangesloten bij het beleid van de provincie Zuid-Holland. Hierin staat beschreven dat de populatie op grote afstand van de bron nauwelijks invloed heeft op de grootte van het groepsrisico. Het bevoegd gezag wordt geadviseerd om de Veiligheidsregio Zeeland in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over hulpverlening en zelfredzaamheid indien er sprake is van invloedsgebieden van risicobronnen die op een grotere afstand dan 1.500 meter aanwezig zijn en er binnen het plangebied nieuwe of bestaande objecten of functies van meer dan 250 personen bevinden. Het invloedsgebied is berekend door middel van een QRA.

5.6.4 Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water

Langs bestemmingsplan Mortiere lopen twee wegen waarover de Route gevaarlijke stoffen loopt. Dit zijn de A58 en de N57. Zowel de A58 als de N57 zijn ingericht voor het transport van gevaarlijke stoffen. Hierdoor neemt het risico op een ongeval af.

Voor de herziening van het bestemmingsplan Mortiere is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld.

5.6.4.1 N57

Plaatsgebonden risico

Met behulp van het rekenprogramma RBM II is het plaatsgebonden risico van de N57 bepaald.

Hieruit is gebleken dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar.


Groepsrisico

Het plangebied valt binnen het invloedsgebied van de N57.

Het invloedsgebied van de N57 wordt bepaald door het transport van toxische stoffen en bedraagt 730 meter (1%-letaliteit bij weersklasse F1,5).

Voor de N57 is het groepsrisico berekend voor de huidige en toekomstige situatie. Tevens is het groepsrisico bepaald met het in het Basisnet Weg vastgelegde plafond voor LPG-transporten. Het groepsrisico wordt per kilometer bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPUMORF9C-VG02_0015.jpg"

Uit bovenstaande tabel blijkt dat het groepsrisico niet wijzigt ten gevolge van de ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan Mortiere. Het maximale aantal slachtoffers neemt zelfs af. Wel valt een toename te constateren ten gevolge van de verwachte groei van het transport van gevaarlijke stoffen in de toekomst.

5.6.4.2 A58

Deelplan 9C Mortiere ligt buiten het invloedsgebied van de A58 (325 meter).

5.6.4.3 Toename woningen

De rapportage van Cauberg-Huygen is opgesteld op basis van een concept voorontwerpbestemmingsplan 2011. In het definitieve voorontwerpbestemmingsplan Mortiere is het aantal woningen in het woongebied van de wijk Mortiere ten opzichte van het eerdere concept toegenomen van 1329 naar 1380 woningen. Dit houdt een toename in van 51 woningen. Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (hierna: BTEV) in werking getreden. In artikel 8 van het BTEV staat dat voor een gebied welke geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute een verantwoording van het groepsrisico verplicht is. De extra woningen binnen het plangebied Mortiere zullen liggen op ruim 200 meter afstand van de N57 en de A58.

Verder is een toename van 1329 naar 1380 woningen marginaal. Zoals in de Nota van Toelichting bij de gemeentelijke beleidsvisie is aangegeven. Dit is een toename van 3,84%. In de Nota wordt aangegeven dat een toename tot en met 10% als marginaal wordt beschouwd.

Tot slot is gebleken uit de berekening welke Cauberg-Huygen heeft uitgevoerd dat het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde zit.

Deelplan 9C Mortiere ligt op ruim 200 meter afstand van de N57. De toename van 31 woningen van deelplan 9C Mortiere valt binnen de 1380 woningen.

Binnen het plangebied is het mogelijk om te vluchten van de diverse risicobronnen af. In het midden van het plangebied is een sirenepaal aanwezig waardoor de mensen welke zich binnen het plangebied bevinden zich snel in veiligheid kunnen brengen.

Gezien bovenstaande achten wij het niet nodig om het risico te kwantificeren. Er kan worden volstaan met risicocommunicatie.

5.6.5 Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
5.6.5.1 Eastman Chemical Middelburg, LPG tankstation, hogedruk aardgasleiding.

De woningen welke gerealiseerd worden in deelplan 9C Mortiere liggen op ruim 720 meter van Eastman Chemical Middelburg en op ruim 900 meter van het LPG tankstation. Deelplan 9C Mortiere valt buiten de invloedsgebieden van bovengenoemde bedrijven en transportroute. De hogedruk aardgasleiding heeft een invloedsgebied van 95 meter. De woningen uit deelplan 9C Mortiere liggen op ruim 420 meter van deze leiding.

5.6.6 Overig

Verder liggen in de nabijheid van deelplan 9C geen risicobronnen, zoals andere transportroutes gevaarlijke stoffen over het water of het spoor etc., welke van invloed zijn op het plan of waar het plan invloed op uitoefent. Voor wat betreft de kerncentrale valt het gebied binnen de schuilzone en de Jodiumprofylaxe-zone.

Kwetsbare objecten

De woningen welke gebouwd worden zijn in het Bevi aangemerkt als kwetsbare objecten.

5.6.7 Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor deelplan 9C Mortiere. Wel dient er zoveel mogelijk rekening gehouden te worden met de zelfredzaamheid en hulpverlening. De veiligheidsregio Zeeland is in de gelegenheid gesteld hun advies uit te brengen. Het ingewonnen advies wordt meegenomen in de verdere uitwerking van het plan.

5.7 Bodem

5.7.1 Wettelijk kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek en eventueel aangevuld met een bodemonderzoek bepaald. Als uit historisch onderzoek blijkt dat binnen de nieuwe bestemmingen sprake is geweest van een activiteit met een verhoogd risico op verontreiniging, dan is een volledig verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) staat dat een omgevingsvergunning, voor het bouwen op een
vermoeden van ernstig verontreinigde grond, pas in werking treedt nadat:

  • er is vastgesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging;
  • het bevoegd gezag heeft ingestemd met het saneringsplan;
  • er een melding is gedaan van een voornemen tot saneren.


Wet bodembescherming

Als er sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan gelden de regels van de Wet Bodembescherming (Wbb). In de Wbb is een saneringsdoelstelling bepaald (het saneren naar de functie) en een saneringscriterium (wanneer moet er gesaneerd worden (bij zogenaamde “spoed- of risicolocaties”)).


Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe bouwprojecten, zoals woningen en wegen. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijke intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het besluit staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie.

5.7.2 Onderzoek

Adviesbureau Mitec heeft in april een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 3 bijgesloten.

Doel van het verkennend bodemonderzoek is het verkrijgen van inzicht in de actuele bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie en op basis hiervan na te gaan of de bodemkwaliteit een belemmering kan opleveren voor de voorgenomen ontwikkeling van een nieuw gedeelte van bedrijventerrein Mortiere te Middelburg (fase 9c).

Op basis van de verkregen informatie van de gemeente Middelburg (tevens opdrachtgever) is de hypothese gesteld dat ter plaatse van de onderzoekslocatie geen bodemverontreiniging is te verwachten. De onderzoekslocatie is derhalve aangemerkt als een onverdachte locatie.

Ondanks dat 2 kleine gedeeltes van de onderzoekslocatie binnen een voormalig fruitteeltgebied (boomgaard 1936) zijn gelegen, is op verzoek van de opdrachtgever geen aanvullend onderzoek naar bestrijdingsmiddelen (OGB's) uitgevoerd. Dit omdat volgens de opdrachtgever sindsdien ter plaatse van de onderzoekslocatie waarschijnlijk al veel grondroering heeft plaatsgevonden


Op verzoek van de opdrachtgever is het gedeelte van de onderzoekslocatie waar een asfaltverharding en eventueel onderliggende funderingslaag aanwezig is, buiten beschouwing gelaten bij de uitvoering van het verkennend bodemonderzoek. Alle uit te voeren boringen zijn over de onverharde gedeeltes van de onderzoekslocatie verdeeld.

Er is gekozen voor de onderzoeksstrategie voor een grootschalige niet-lijnvormige locatie (NEN ONV-GR-NL). Het veldwerk is uitgevoerd in april 2018. Bij de uitgevoerde grondboringen zijn zintuiglijk afwijkingen waargenomen.

5.7.3 Conclusie

Uit het laboratoriumonderzoek blijkt dat;

  • in mengmonster 1 en 2 van de bovengrond voor geen van de onderzochte parameters een overschrijding van de achtergrondwaarde is aangetoond
  • in mengmonster 3 van de bovengrond voor de onderzochte parameter lood een overschrijding van de achtergrondwaarde is aangetoond
  • in monster 4 van de ondergrond voor de onderzochte parameters kwik en lood een overschrijding van de achtergrondwaarden is aangetoond.
  • in meng monster 5 van de ondergrond voor de onderzochte parameter kwik een overschrijding van de achtergrondwaarden is aangetoond
  • in mengmonster 6 van de ondergrond voor geen van de onderzochte parameters een overschrijding van de achtergrondwaarde is aangetoond
  • in het ondiepe grondwater uit peilbuis 3 voor de onderzochte parameters barium en som xylenen een overschrijding van de streefwaarde is aangetoond
  • in het ondiepe grondwater uit peilbuis 9 voor de onderzochte parameters barium, molybdeen en som xylenen een overschrijding van de streefwaarde is aangetoond.
  • in het ondiepe grondwater uit peilbuis 18 voor de onderzochte parameter barium een overschrijding van de streefwaarde is aangetoond


Gezien de verkregen resultaten van het onderzoek dient de gestelde hypothese "onverdachte locatie" voor de locatie te worden verworpen.


Op basis van historisch onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek kan geconcludeerd worden dat er geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de huidige en voorgenomen activiteiten op de onderzoekslocatie. De verkregen resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.

5.8 Water

In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand. In het uitwerkingsgebied wordt het waterbeheer gevoerd door Waterschap Scheldestromen.

5.8.1 Proces watertoets 1999-2015

Ten behoeve van het bestemmingsplan Mortiere (2003) is in overleg met het waterschap de watertoets doorlopen. In opdracht van de gemeente heeft bureau Tauw uitgangspunten en aanbevelingen geformuleerd voor de toepassing van duurzaam waterbeheer. Deze zijn later vertaald in een rapportage door Arcadis. Het waterschap is als klankbordgroep betrokken geweest bij de totstandkoming van het rapport en het hiermee samenhangende bestemmingsplan Mortiere. Over de verdere uitwerking van (onderdelen van) het plan is sindsdien overleg gevoerd met het waterschap. De uitgevoerde watertoets is te vinden in het bestemmingsplan.

In overleg met het Waterschap Scheldestromen zijn de uitgangspunten uit de rapportage van Arcadis uit 1999 bij actualisering van het bestemmingsplan Mortiere in 2012 opnieuw beoordeeld. Hieruit blijkt dat de verdichting van het programma binnen de beoogde waterhuishouding kan worden opgevangen. De verdichting van het woongebied heeft geen groter verhard oppervlak tot gevolg dan dat het gedeelte ten westen van de Mortiereboulevard was meegenomen. Hierdoor heeft de verdichting geen negatief effect op de waterhuishouding. Er wordt voldaan aan de waterdoelstellingen en er is geen noodzaak tot het treffen van aanvullende waterhuishoudkundige maatregelen anders dan de maatregelen die reeds zijn voorzien.

5.8.2 Onderzoek
5.8.2.1 Afwatering

Hoofdader in het watersysteem in Mortiere is de Mannezeesche Watergang die voor de ontwikkeling van Mortiere sterk is verbreed. Deze watergang heeft verschillende functies: berging, afvoer en doorvoer van water. Daarnaast heeft de watergang een belangrijke functie als natte ecologische verbindingszone en voor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.

5.8.2.2 Hydrologische situatie

Voor een beschrijving van de bestaande situatie zoals bodemopbouw, geohydrologie en waterhuishouding wordt verwezen naar het rapport van Royal Haskoning (Bijlage 6).

5.8.2.3 Watercompensatie

Uitgangspunt voor het watersysteem in de woongebieden van Mortiere is dat wordt getracht regenwater maximaal te bergen binnen de eigen gebiedgrenzen. Er wordt gestreefd naar maximale afkoppeling van de hemelwaterafvoer van het rioolwatersysteem, waarbij het streefbeeld van het waterschap (afkoppelingspercentage 60%) gehaald wordt. Hiermee ontstaat een volledig gescheiden systeem. Om de woonlocaties heen wordt daarom open water aangeboden dat een peilfluctuatie toestaat. Binnen het woongebied is rond de parkstructuur open water geprojecteerd. In het golfbaanontwerp is veel oppervlaktewater (vijvers) voorzien. Al deze open waterpartijen staan met elkaar in verbinding. Samen kunnen deze waterpartijen ook in pieksituaties de neerslag in de woonbuurt bergen. In extreme gevallen bestaat de mogelijkheid dat de waterpartijen overstorten op de Mannezeesche Watergang.

In de woonwijk is tussen de waterstructuur aan de buitenzijde en rond het park nog een wateropvang (wadi) aangelegd in de vorm van een (in)filtratie strook van 4 meter breed langs de hoofdontsluitingsweg. Omdat de infiltratiecapaciteit van de bestaande bodem in Mortiere beperkt is, dient deze zone bijna uitsluitend als filterinstrument om het water vervolgens middels een drain af te voeren naar het open watercircuit. Doordat de infiltratiestrook een lichte greppelvorm krijgt, is hieraan een zekere bergingscapaciteit toegerekend.

Het water van daken en kavelverharding wordt middels een open afvoer over het erf of middels een drain naar de straat gebracht. Daarvandaan wordt het, ofwel via molgoten onder afschot gevolgd door een zandvang met filter, ofwel via traditionele straatkolken of ontvangstputten en een ondergrondse pijpleiding naar het open water getransporteerd. Met de zichtbare afvoer over het erf wordt tegengegaan dat particuliere verontreinigingen verborgen en oncontroleerbaar in het open water van de buurt terechtkomen.

Informatie over waterberging op het eigen erf - de ouderwetse regenton of moderne varianten daarvan, particuliere vijvers met bergingscapaciteit en particuliere initiatieven voor hergebruik van water – zijn in de vorm van een algemene gebruiksaanwijzing aan de bewoners van de nieuwe buurt meegegeven.

De waterbergingsopgave wordt integraal voor geheel Mortiere gerealiseerd, waar fase 9c onderdeel vanuit maakt. Uit het rapport “Retentiecapaciteit Mortiere”, d.d. 22 maart 2002, blijkt dat er voldoende bergingscapaciteit beschikbaar is, als het volledige plan gerealiseerd is.

5.8.2.4 Geen gebruik van uitlogende materialen

Er is een rioleringssysteem aangelegd op basis van een 100% gescheiden stelsel. Bij de bouw en inrichting van de onbebouwde ruimte (openbaar en particulier) mag er geen gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen (koper, lood, zink) en geïmpregneerd hout. Dit zal worden beschreven in de voorschriften en contracten met de ontwikkelaars en bouwers.

5.8.2.5 Onderhoud

De watergangen rond het plangebied worden onderhouden door het waterschap, op grond van de in het verleden gemaakte afspraken tussen gemeente en waterschap.

5.8.3 Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundig systeem ter plaatse. In het kader van vooroverleg heeft het Waterschap aangegeven dat de watertoets is voltooid en dat het waterschap geen opmerkingen heeft bij het plan.

5.9 Ecologie

5.9.1 Wettelijk kader

Voor een beoordeling van de mogelijke effecten van de voorgenomen ontwikkelingen op de beschermde natuurwaarden in het plangebied en op effecten die instandhoudings-doelstellingen voor aangewezen natuurgebieden nadelig kunnen beïnvloeden is de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten van belang.

Vanaf 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in gegaan. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Met 1 wet en minder regels wordt het makkelijker om de wet toe te passen.

Bescherming van dieren en planten

Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige diersoorten zijn kwetsbaar, zoals vleermuizen en mussen. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Wanneer het goed gaat met de natuur, is er ook meer ruimte voor economische en andere maatschappelijke activiteiten.

5.9.2 Onderzoek

Adviesbureau Wieland heeft in april 2018 een quickscan natuurwetgeving uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 2 bijgesloten.

5.9.2.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet aangewezen als NB-wet gebied. Het dichtstbijzijnde gebied dat aangewezen is als Natura 2000 gebieden zijn het Veerse Meer en de Westerschelde. De afstand is enkele kilometers. De voorgenomen werkzaamheden hebben geen effect op de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden.


Natuurnetwerk Zeeland (NNZ)

Het plangebied is niet begrensd in het kader van de Natuurnetwerk Zeeland (NNZ, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), zie bijlage 1. De dichtstbijzijnde gebieden zijn gelegen op enkele kilometers. Dit betreft het Ter Hooge, Welzinge en een aantal dijken. Deze gebieden ondervinden geen nadelig effect van de voorgenomen werkzaamheden.

5.9.2.2 Soortenbescherming

De beoordeling beschrijft de gevolgen van het beoogde voornemen op te beschermen soorten door de Wet natuurbescherming en de gebiedsbescherming door Natuurbeschermingswet. De aanwezigheid van soorten is bepaald aan de hand van een veldverkenning. Er is een veldverkenning uitgevoerd op 23 februari 2018.

De beoordeling richt zich zowel op beschermde gebieden als op de te beschermen soorten.

Met betrekking tot de te beschermen planten- en diersoorten wordt onderscheid gemaakt in de Algemene soorten en beschermde soorten. Indien het reëel is te verwachten dat in het plangebied extra te beschermen soorten voorkomen die mogelijk hinder ondervinden van het voornemen, dan dient een op deze soort(en) gericht veldonderzoek te worden uitgevoerd om de aanwezigheid of afwezigheid van deze soorten aan te tonen.

Vogels vormen hierop een uitzondering: bij aanwezigheid van vogelsoorten mogen geen (verstorende) werkzaamheden worden gestart ten tijde van het broedseizoen (richtlijn broedseizoen 1 maart tot en met 15 juli). Indien echter sprake is van mogelijke aanwezigheid van vogelsoorten die extra bescherming genieten dient een gericht veldonderzoek te worden uitgevoerd.

5.9.3 Conclusie

In het plangebied komen beschermde natuurwaarden voor, die afhankelijk van de uitvoering wel of niet nadelige effecten zullen ondervinden.


Broedvogels: Het terrein wordt voor aanvang van het broedseizoen gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd. Indien de start van het werk plaats vindt in het broedseizoen dan dient er eerst gecontroleerd te worden of er vogels broeden in het plangebied.


Zoogdieren: diverse (grondgebonden) soorten komen voor in het gebied. Door mitigerende maatregelen uit te voeren wordt voorkomen dat deze dieren onnodig gedood worden (zorgplicht). Maaien van ruigte in een voor zoogdieren gunstigere periode (1 september – 1 maart). Het maaien uitvoeren met schijvenmaaier of maaibalk. Maaien in de richting van een biotoop dat nog gehandhaafd blijft (zo kunnen dieren vluchten). Maaisel afvoeren om te voorkomen dat zich hier dieren onder gaan vestigen..


Amfibieën: Rugstreeppadden komen voor buiten het plangebied maar kunnen het plangebied snel bevolken indien hier gunstige biotopen ontstaan. Daarom dient voorkomen te worden dat er ondiepe waterpartijen ontstaan tijdens de bouw. Daarnaast is het raadzaam om de aanwezigheid van de Rugstreeppad jaarlijks te inventariseren in de woonwijk Mortiere. Indien deze soort zich vestigt dienen er mitigerende maatregelen getroffen te worden om te voorkomen dat werkzaamheden vertraging oplopen.


Nabij het plangebied liggen geen gebieden die zijn aangewezen in het kader van Natura 2000 en het Natuurnetwerk Zeeland. De geplande werkzaamheden hebben geen negatief effect op de waarden waarop dit Natura 2000 gekwalificeerd is. De geplande werkzaamheden hebben ook geen nadelig effect op de overige natuurwaarden van de gebieden die aangewezen zijn in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland.

5.10 Archeologie en cultuurhistorie

In Europees verband is het zogenaamde "Verdrag van Malta" tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit meewegen te laten plaatsvinden wordt, naast de bestaande regelgeving en beleid, een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald.


De provincie Zeeland en gemeente Middelburg streven naar een versterking van de relatie tussen archeologie en ruimtelijke ordening. In de geest van het Verdrag van Malta is in 2007 een wijziging van de monumentenwet 1988 in de vorm van de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) van kracht geworden. Een belangrijk onderdeel van de WAMZ is dat de verantwoordelijkheid voor het cultureel erfgoed bij de gemeenten komt te liggen. In de WAMZ wordt geregeld dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Volgens de wet kan in het belang van de archeologische monumentenzorg bij een bestemmingsplan worden bepaald dat de aanvrager van een aanleg- en bouwvergunning een rapport dient over te leggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.


Vooruitlopend op de WAMZ hebben de Walcherse gemeenten een eigen archeologie beleid geformuleerd en vastgesteld in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren 2006, die in 2008 is geëvalueerd in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren evaluatie 2008. Deze laatste nota schrijft nu het vigerende archeologie beleid binnen de gemeente Middelburg voor, waardoor het provinciale archeologie beleid op de tweede plaats komt. Om ervoor te zorgen dat het Nederlandse archeologisch erfgoed wordt beschermd en er bij ruimtelijke afwegingen rekening wordt gehouden met archeologische waarden, is vanuit het Rijk een Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) opgemaakt, waarin alle bekende archeologische waarden zijn opgenomen. Terreinen van archeologisch belang of waarde zijn vastgelegd op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Om een indicatie te krijgen voor een archeologische verwachting is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld in de vorm van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Beide kaarten, naast enkele historische kaarten, liggen aan de basis van de Walcherse archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. De vrijstellingsregeling behorende bij het Walchers archeologie beleid gaat uit van deze laatste kaart.

5.10.1 Onderzoek

In het kader van het bestemmingsplan Mortiere heeft de Walcherse Archeologische Dienst een beperkte bureaustudie uitgevoerd naar de te verwachten archeologische waarden in het gebied en al eerder uitgevoerde onderzoeken.

Het grootste deel van het plangebied Mortiere ten oosten van de Schroeweg is onderwerp geweest van uitvoerig archeologisch onderzoek. Uit het verkennende onderzoek is gebleken dat binnen het plangebied fase 9c geen behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Er is geen archeologisch vervolgonderzoek meer nodig. Op de terreinen ligt dan ook geen archeologisch beperking meer. Er is dus geen sprake meer van een dubbelbestemming archeologie.

5.11 Eindconclusie

Op basis van de onderzochte informatie worden geen belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het uitwerkingsplan. Uit de voorgaande beschreven milieuaspecten (5.1 Toetsing aan mer-wetgeving, 5.2 Geluid, 5.3 Luchtkwaliteit, 5.4 Stikstof, 5.5 Bedrijven en milieuhinder, 5.6 Externe veiligheid, 5.7 Bodem) kan worden geconcludeerd dat er geen verslechtering optreedt op het woon- en leefklimaat van de (omliggende) woningen en dat er ten aanzien van de omgevingsaspecten (5.8 Water, 5.9 Ecologie, 4.3.2 Parkeren, 5.10 Archeologie en cultuurhistorie ) er geen belemmeringen optreden.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Inleiding

Het Mortiere fase 9C maakt, na inwerkingtreding, onderdeel uit van bestemmingsplan 'Mortiere'. De regels van het bestemmingsplan 'Mortiere' zijn dan ook van toepassing op dit uitwerkingsplan, naast de regels die zijn opgenomen in het voorliggend uitwerkingsplan.

6.1.1 Uitgangspunten

De beleidsuitgangspunten uit de voorafgaande hoofdstukken vormen de onderlegger voor bestemmingen en begrenzingen op de verbeelding en voor de planregels. Deze uitgangspunten voor de bestemmingsregeling (verbeelding en regels) kunnen als volgt worden samengevat.

  • a. Het uitgangspunt is op de eerste plaats de verkavelingsschets voor de fase 9C. Hiervoor zijn de kaders in dit uitwerkingsplan opgenomen.
  • b. In het uitwerkingsplan is gestreefd naar het toepassen van soepele / ruime bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de grenzen van de uit te werken bestemming uit het bestemmingsplan 'Mortiere';
  • c. De ruimtelijke kwaliteit van het plangebied noodzaakt een zorgvuldige afstemming van bouwmogelijkheden. Bij het leggen van bestemmingen, het bepalen van bouwgrenzen en opstellen van flexibiliteitbepalingen heeft steeds een zorgvuldige afweging plaatsgevonden van de aanwezige belangen en is rekening gehouden met hedendaagse eisen en gebruikerswensen. Binnen de marges van het beleid is gezocht naar versoepeling in de bestemmingsregeling als bedoeld onder a en b;
  • d. De bestemmingsregeling dient in ieder geval de ontwikkelingen van de nu aanwezige verkavelingsschets mogelijk te maken;
  • e. De regeling is zo uniform mogelijk ten einde een zo groot mogelijke rechtsgelijkheid te kunnen bieden. Dit neemt niet weg dat, gelet op de ruimtelijke karakteristiek van het plangebied en hedendaagse eisen, specifieke (beperkende) bepalingen gewenst zullen zijn.
  • f. Zoals vermeld onder a en d is voor de bestemmingsregeling in beginsel uitgegaan van de feitelijk geplande situatie. Als randvoorwaarde voor de nieuwe bestemmingsregeling is ook gehanteerd dat er flexibiliteit binnen het plan dient te zijn, om eventueel in te kunnen springen op een veranderende marktvraag.
6.1.2 Planvorm

Het bestemmingsplan 'Mortiere' bestaat uit deels een gedetailleerd bestemmingsplan en deels een globaal plandeel met een uitwerkingsplicht. Het uitwerkingsplan Mortiere fase 9C is een uitwerking van een deelgebied van het globale plandeel.

De planvorm van uitwerkingsplan Mortiere fase 9C is een tamelijk gedetailleerd uitwerkingsplan met bouwstroken. Dit betekent dat op basis van dit uitwerkingsplan omgevingsvergunning kan worden verleend, maar dat tevens enige flexibiliteit is aangehouden ten opzichte van de stedenbouwkundige verkavelingsschets.

6.1.3 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP)

Het voorliggende uitwerkingsplan is, overeenkomstig het bestemmingsplan 'Mortiere' opgebouwd en vormgegeven conform de bindende afspraken van de SVBP2012.

6.1.4 Opzet bestemmingsregeling

Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (verbeelding en planregels) in dit bestemmingsplan is het volgende van belang.

Voor het plan geldt dat wordt aangesloten bij de regels van het bestemmingsplan 'Mortiere', aangezien dit uitwerkingsplan hier onderdeel van uit gaat maken. Aanvullende regels zijn gesteld binnen de juridische kaders die in het bestemmingsplan 'Mortiere' zijn toegestaan.

6.1.4.1 Opzet verbeelding

Bestemmingen

Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. Binnen dit uitwerkingsplan komen 4 bestemmingen voor.

Middels een bouwvlak is op de verbeelding de locatie voor de bouw van hoofdgebouwen (woningen) aan- en uitbouwen en bijgebouwen aangegeven.

Aanduidingen

In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van bouwaanduidingen, waarmee specifieke bouwregels worden bepaald. Daarnaast worden maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goot- en bouwhoogte).

6.1.4.2 Opzet planregels

Overeenkomstig SVBP2012 kent de indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen de volgende vaste volgorde.

  • In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald.
  • In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden (indien nodig) alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de plankaart voorkomen nader worden omschreven.
  • Hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelregel, een procedureregel, dan wel regels die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene ontheffings- of wijzigingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels) ten slotte gaat in op het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en benoemt de titel van het plan.

6.2 Gehanteerde bestemmingen

Groen

Het structurele groen heeft de bestemming Groen gekregen. Door deze bestemming wordt het beeldbepalende groen vanuit het stedenbouwkundig plan gewaarborgd. Bij de groenstrook in de Poproute is de aanduiding voor een wadi opgenomen.


Tuin

Voortuinen en zijtuinen van hoekwoningen aan de openbare ruimte zijn bestemd als Tuin. Binnen deze bestemming mag slechts zeer beperkt gebouwd worden.

Om accenten mogelijk te maken op belangrijke plekken in het stedenbouwkundig plan is op specifieke plaatsen de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - accent" opgenomen.

Binnen deze bestemming zijn ook parkeervoorzieningen toegestaan, met uitzondering in voortuinen van tussenwoningen.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de wijziging van de bestemming Tuin in de bestemming Wonen om het mogelijk te maken de voorgevelrooilijn naar voren te plaatsen. Dit kan alleen na goedkeuring van de supervisor en als er geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de parkeerbalans, de architectonische en/of stedenbouwkundige kwaliteit van Mortiere en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.


Verkeer

De wegen, trottoirs en parkeerplaatsen hebben deze bestemming toegekend gekregen. Hiermee wordt de ontsluiting van deze fase gewaarborgd. Ook de groenstrook aan de Torenweg, heeft overeenkomstig het aangrenzende bestemmingsplan Dauwendaele de bestemming Verkeer gekregen. In deze strook ligt ook de ontsluiting van de Penitiaire Inrichting Middelburg.

Wonen

Deze bestemming omvat het grootste deel van het uitwerkingsplan. In de verbeelding is één doorlopende bouwstrook aangegeven, in plaats van de specifieke woningen. Afhankelijk van de marktomstandigheden kan daardoor bij de uitvoering van het plan nog geschoven worden met woningen. Binnen de bouwstrook zijn conform de bouwaanduidingen woningen toegestaan. De bouwhoogte en goothoogte zijn op de verbeelding gemaximeerd. Binnen deze bestemming zijn ook de achterpaden en parkeervoorzieningen opgenomen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van dit uitwerkingsplan is geregeld in de vorm van de grondexploitatieregeling zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro): zie onder 7.1.1.

7.1.1 Exploitatieplanplicht en verplichting tot kostenverhaal

In deze wet is verplicht kostenverhaal door de gemeente geregeld. Dat kan op publiekrechtelijke grondslag: via een exploitatieplan dat gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd dient te worden. Ook kan het gemeentelijke kostenverhaal geregeld worden via een anterieure overeenkomst over grondexploitatie met de initiatiefnemer / ontwikkelaar, zoals bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Wanneer de gemeente zelf eigenaar is van de gronden, dan is het (separaat) verhalen van kosten op anderen niet nodig. De kosten worden dan gedekt door de verkoop van bouwrijpe grond. De in dat kader gesloten overeenkomsten gelden ook als anterieure overeenkomsten over grondexploitatie.

Nieuwe ontwikkelingen

De gemeente heeft samen met het consortium volledig grondeigendom in het plangebied. Met het consortium is een anterieure overeenkomst gesloten over het kostenverhaal voor de gemeente. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is dan ook gewaarborgd.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van dit plan wordt de wettelijk voorgeschreven procedure doorlopen. Als het ontwerpplan is afgerond zal deze worden voorgelegd aan het college en daarna gedurende zes weken ter inzage worden gelegd.

Met de wettelijke overlegpartners is voorafgaand aan de ter inzagelegging afgestemd over het voorliggende uitwerkingsplan.

Gedurende de ter inzage termijn is één zienswijze ontvangen. Naar aanleiding daarvan is een regel aangaande hydrologische gevolgen toegevoegd aan de bouwregels van de bestemming 'Wonen'.

Nadat de ter inzage fase is afgerond zal het plan ter vaststelling worden aangeboden aan het college.